cl Land va» Ucusde» e» Allena, de Langstraat en de Bomraelcrwaard,
BORGEN.
Baten nmcktDjL
81
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2SQ4. Woensdag 21 Februari
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1906.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7l/2 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Wie wil borgen,
Die kome morgen,
't Is vandaag een dag,
Dat ik niet borgen mag.
't Is reeds jaren geleden, dat wij
bovenstaand rijmpje in een onzer krui
denierswinkels vonden aangeplakt, 't
Doel, 't welk onze eerwaarde kruidenier
hiermede beoogde, was goed. De goede
man wenschte het koopen op crediet
uit de wereld te helpen en ieder het
zijne te geven.
Of zijn wensch na al die jaren in
vervulling is gekomen? Helaas, neen.
Het koopen op de „pof" is zoo vast
ingeworteld, dat er jaren van eendrach
tig samenwerken toe noodig zullen zijn
om dit kwaad zoo veel mogelijk uit de
wereld te helpen. Want dat het een
groot kwaad is, zal niemand ontkennen.
Leeft niet een groot gedeelte van den
burgerstand boven zijn inkomsten De
een wil zich al grooter voordoen dan
de ander, waarmede gepaard gaan groo-
tere uitgaven, die door de inkomsten
niet kunnen gedekt worden, en de slot
som is koopen op crediet.
En wie eenmaal aan dit euvel mank
gaat, raakt al dieper en dieper in de
schulden, waaraan op 't laatst geen
redding mogelijk is.
Zouden zy niet pleizieriger en geluk
kiger door het leven zijn gegaan als
zij hun inkoopen direct hadden moeten
voldoen
Niet alleen de kleine burger, doch
ook zij die het goed kunnen betalen,
de meergegoeden, laten veelal alles op
rekening halen. De een doet dit uit
onachtzaamheid, de ander uit gemak
Al die kleine postjes die uit onacht
zaamheid op rekening worden genomen,
vertegenwoordigen voor den leverancier
een groote som en deze postjes berok
kenen hem veel schade. Hij heeft ge
regeld een som uitstaan, geheel rente
loos op niets kan hij dit vei lies terug
halen. Verhooging van den prijs zijner
goederen verjaagt zijn klanten. Vandaar
dat in sommige vakken geen ander mid
del bestaat om de zaak staande te houden,
dan om zoo veel mogelijk op de loonen
te bezuinigen. Welk hongerloon wordt
vaak uitbetaald aan modisten, die in of
voor modewinkels werken. In veel vak
ken zou de werkman meer verdienen,
Het werd een gevaarlijke worstel tocht en
snel spreidde het vale duister zich uit over
het tafereel van den heldhaftigen strijd.
Eene opkomende bui, die een onuitputte-
lijken voorraad natte sneeuw in zee scheen
te willen uitstorten, maakte het bijna on
mogelijk om van den logger de boot lan
ger te zien.
Eensklaps slaakte Klaas, de oude matroos,
een kreet en deelde hij aan zijne ontstelde
maats mede, dat het drietal met de sloep,
niet ver van het schip, door eene hooge
golf beloopen en ondersteboven was gesme
ten. Nog een makker had het ook opgemerkt.
Van den logger was noch sloep noch schip
meer te zien en de sneeuwbui scheen in
hevigheid toe te nemen.
Schipper Ron «Iers stond met de lippen
op elkaar geklemd.
,,'t Was te bar, al te bar," voegde hij
den naastbij zij nden man toe; „wij hadden
de jongens niet moeten laten gaan."
„Klaar om te wenden!" riep hij daarna
met krachtige stem.
De logger, anders zoo tiouw naar het
roer luisterende, werd juist door eene ge
weldige zee beloopen en weigerde overstag
te gaan.
„Dan maar voor den wind om!" riep
de schipper weer. „Wij moeten zien wat
er van ons volk geworden is."
De gevaarlijke manoeuvre werd volbracht;
het grootzeil sloeg over, doch te gelijk werd
een luid gekraak vernomen: de zeilsboom
was gebroken.
Aanstonds werd het onheil zooveel mo
gelijk verholpen, doch met den logger kon
als er bij de rijkeren niet een zucht
bestond om alles zoo goedkoop mogelijk
te koopen en dan nog bovendien con
tant betalen onnoodig te achten. Hier
uit v lgt dat een groot maatschappelijk
belang betrokken is bij deze aangele
genheid. Men moet dus een einde maken
aan dezen toestand. „Deze kanker van
trage betaling", alzoo zegt Mr. N. G.
Pierson in zijn werk „Grondbeginselen
der Staathuishoudkunde", schaadt niet
alleen de belangen der verkoopers, maar
ook die der koopers; want achteloos
heid in het nakomen van geldelijke ver
plichtingen is een ondeugd, die steeds
haar eigen straf medebrengt. Deze kan
ker zal voortwoekeren, zoolang degenen,
die het eerst en er het meest door be
nadeeld worden, niet met de noodige
geestkracht daartegen strijden". De win
keliers moeten dus te zamen en niet
ieder afzonderlijk optreden om aan die
trage betaling een einde te maken.
Van algemeen belang is het, dat ieder
zijn volle medewerking verleent. Men
moet inzien, dat het een plicht is, als
men vandaag betalen kan, dit niet tot
morgen te verdagen.
Vooral in een kleine plaats is het
gemakkelijk zich te vereenigen. Men
kan gemeenschappelijk besluiten niet
anders te leveren dan óf contant óf op
één maand crediet, en niet verder te
verkoopen, als de rekeningen der vorige
maand niet voldaan zijn. Vooral in een
kleine siad zal dit gemakkelijk gaan,
omdat de trage betalers aan de ver-
eeniging spoedig bekend zullen zijn. In
een kleinen kring kan de noodige drang
worden uitgeoefend, dat allen mede
werken tot deze regeling. Ofschoon de
voordeelen voor kooper en verkooper
misschien niet dadelijk treffend op den
voorgrond zullen treden, kan de goede
invloed niet lang uitblijven. Meer leven
digheid in den omzet zal er door ont
staan. Hoe meer het geld, het ruilmiddel,
wordt verwisseld, meer rouleert, hoe
beter. Minder verlies wordt geleden,
omdat een maandrekening niet zoo hoog
loopt als de jaarrekening. Hoe kleiner
bedryfs-kapitaal men behoeft, hoe groo
ter winst. Iedereen geeft tegenwoordig
het voorbeeld om zich bij vereenigin-
gen aan te sluiten; waarom zouden de
winkeliers en werkgevers ook in dit
opzicht dit voorbeeld niet volgen? Menig
gezin is door 't geven en door 't ge-
voorloopig niet zoo goed gewerkt worden
als anders.
Inmiddels was het geheel donker gewor
den, en terwijl het sneeuwen nog aanhield,
kon men nauwelijks eene scheepslengte van
zich af zien.
In de vreeselijkste ongerustheid werd den
ganschen nacht in weerwil van het nood
weer op en neer gekruist, doch geen spoor
was van de drie visschers te ontdekken.
Aan boord van de „Anna Maria" heerschte
eene treurige en zeer gedrukte stemming.
In den nanacht hield het sneeuwen op
en ruimde de wind naar het Noordwesten.
Bij het krieken van den dag was het zóó
handzaam geworden, dat de reven uit de
zeilen konden worden genomen.
De zee was evenwel nog woest en ver
toonde de duidelijkste sporen, dat de De
cemberstorm haar met forschen adem had
aangeraakt.
Geen der mannen aan boord van den
logger had den geheelen nacht aan slapen
gedacht.
Schipper Ronders had aldoor aan het
roer gestaan en wilde er niets van hooren,
als iemand aanbood hem eens af telossen.
Toen het daglicht het uitzicht over den
omtrek toeliet, liep een der vlugste visschers
in het want op, om verkenning te houden.
Lang tuurde hij daar in alle richtingen
den horizon lang3, maar nergens werd hij
iets anders gewaar dan lucht en water.
Toen hij beneden kwam en zijne bevin
ding mededeelde, keek schipper Ronders
somber voor zich en zei niets, doch zijne
mondhoeken waren zonderling bezig met
trekken en langs zijn verweerd gelaat zochten
heete tranen een uitweg door de groeven
van dat kloeke zeemansgezicht.
Ook het volk zag er zeer betrokken uit,
want allen begrepen, dat verder zoeken
tevergeefs zou zijn, opidat het tamelijk
vast stond, dat zoowel de drie makkers als
de schepelingen van den in nood verkee-
nieten van te lang crediet ten gronde
gericht.
Uit onm Parlement.
xvn.
De Tweede Kamer is hare werkzaam
heden weer begonnen en heeft allereerst
den toestand van het Post- en Telegraaf
personeel onder handen genomen. Er
waren er maar weinigen onder die
sprekers, die daarop niets hadden aan
te merken en zelfs de minister Kraus
vond niet alles in den haak. Het was
de heer Ketelaar, die met een lange
rede het debat opende en daarbij zoo
volledig de verschillende grieven en
wenschen te berde bracht, dat de vol
gende sprekers er maar weinig nieuws
hadden bij te voegen. In 't algemeen
vond men het bestuur van dezen tak
van dienst te weinig stabiel, ging het
te weinig uit van een vast plan en
werd het daardoor ook feitelijk min of
meer aan het toezicht der Kamer ont
trokken. Zoo was 't geval met de
emolumenten en examens der klerken,
met de aanstelling van tijdelijke hulp
telegrafisten en jongelingen bij de tele
grafie en veel andere zaken. Bovendien
bespraken de heeren Ketelaar en Tak
de bepaling, dat de tijd van ziekte bij
ambtenaren niet meetelt voor de bere
kening van het pensioen en die andere,
dat vrouwen, zoodra zij trouwen, uit
den dienst moeten treden, de heer De
Klerk de openstelling van de zevende
klasse-kantoren voor klerken, waarover
ook de heer Ketelaar het woord had
gevoerd, namen de heeren Ter Laan
en Van der Zwaag het hoofdzakelijk
op voor de postboden ten platten lande
en de heer Tak voor het schoon van
Amsterdam, waarmee hij den minister
verzocht rekening te houden bij den
bouw van een nieuw postkantoor in
die stad, wat wel noodig scheen.
Maar de zaak, die een meer uitvoe
rige discussie uitlokte, was die van de
vakvereenigingen der postbambtenaren
en beambten, niet zoozeer in hun kwa
liteit van post-personeel als wel in die
van ambtenaren. Immers dit werd van
alle zijden erkend, dat ambtenaren in
een andere verhouding tegenover de
Staat staan als arbeiders tegenover hun
patroon. Maar het was vooral de heer
Lohman die dat verschil ter sprake
bracht. Door verschillende heeren was
reeds ingenomenheid betuigd met de
intrekking van den dienstorder no. 248,
die het vakverenigingsleven onder
post- en telegraafpersoneel belemmerde.
Maar tevens werd door sommigen een
renden schoener een plaatsje hadden ge
vonden op den bodem van het groote zee
manskerkhof.
Met zachten drang poogde Klaas den
schipper het roer te ontnemen en voegde
hem toe
„Ga jij je nu toch eerst verdrogen,
schipper, en gebruik een kom koffie; ik
zal 't roer wel zoo lang houden."
„Ga jij maar eerst," was het antwoord
„we zullen nog tot donker blijven zoeken."
De „Anna Maria" kruiste derhalve nog
den geheelen dag in den omtrek rond. waar
vermoedelijk de zeeramp had plaats gehad.
Alle moeite was vruchteloos en toen weer
de schemering inviel en nog niets was
ontdekt, dat eenige aanwijzing omtrent de
vermisten had kunnen geven, werd voor
goed koers gezet naar de vaderlandsche
kust.
Mismoedig, en verslagen nam de beman
ning van den logger, verminderd met drie
van de kloekste opvarenden, den terugtocht
aan naar het vaderland.
Onophoudelijk verweet zich schipper
Ronders, dat hij de wakkere gasten niet
weerhouden had.
Het waagstuk toch was al te vermetel
geweest, om met zulk een notedop tegen
den nacht een woedende zee te gaan trot-
seeren.
En wat zal hij straks zeggen tegen
Klaartje, zijn dochter?
O, als de vader daaraan denkt, wordt
het hem zoo akelig te moede, dan vindt
hij geen uitweg meer en voelt zich beurte
lings koud en warm worden.
Wat had zich het lieve meisje veel voor
gesteld van de aanstaande bruidsdagen en
van haar huwelijk tegen Kerstmis
Zij hield er zich minstens van overtuigd,
dat het heerlijke feest nu dubbel zoo schoon
moest zijn.
Helaas welk een droevige ontgoocheling
was der visschersbruid bereid, wanneer zy
wettelijke vertegenwoordiging van amb-
tenaarsgroepen, de groepsvertegenwoor-
diging gewenscht, om inde plaats van
de vakvereenigingen te treden. De
heer Lohman nu was ook van dat
gevoelen, omdat hij een vakvereeniging
een dwaasheid acht in het ambtenaars
wezen. De Staat toch heeft geen eigen
belang vijandig aan dat van den amb
tenaar, zooals dat bij patroons het ge
val is, maar dient het gemeenschappe
lijk belang. Daarom moeten ook hier
de belangen van den dienst voorgaan.
De heeren Ketelaar en Troelstra
bestreden deze redeneering en achtten
'n wettelijke groepsvertegenwoordiging
te weinig vrij om in de plaats van
een vakvereeniging ie kunnen treden.
De Minister was het hierover vrij
goed met den heer Lohman eens. Op
de meeste andere punten verschilde
echter de opinie van Z.Exc. van die
der meeste heeren. Alleen enkele op
merkingen als die omtrent examens
der klerken enz. vond hij gegrond.
Meerdere eenstemmigheid bleek er bij
slot van rekening te heerschen tusschen
regeering en Kamer over het onder
werp, dat nu aan de orde kwam,
n.l. het wetsontwerp betreffende een
voetbrug over het Noordzeekanaal, de
Veiserpont, enz. Oorspronkelijk waren
echter de heeren ook over die Velser-
pont niet best te spreken. Men vond,
dat die pont fiasco had gemaakt en
eischte nu een beter communicatie
middel, aannemende, dat de voetbrug
een belemmering is voor de scheepvaart
en dus weg moet. Er werden hierover
heel wat harde woorden gezegd en de
geheele geschiedenis van het pontveer
werd nog eens opgehaald. Maar het slot
was toch, dat men het eens werd. De
Minister beloofde naar een ander mid
del te zullen omzien als de proefne
mingen met de pont na afbraak van
de brug faalden en een rapport om
trent den stand dier onderzoekingen
bij de begrooting in September. En de
Kamer keurde zijn wetsontwerp goed.
Hierna begon zij de bespreking van
den toestand van het Spoorwegperso
neel, die naar veler meening ook al
niet rooskeurig bleek. De heer Janssen
begon met er aan te herinneren, dat
de zoogenaamde Stakingswetten waren
aangenomen, onder de voorwaarde, dat
in den toestand van het spoorweg
personeel verbetering zou worden ge
bracht. Aan deze belofte is voldaan
wat de rechtspositie van het personeel,
maar niet wat de arbeidsvoorwaarden
betreft. De spreker vond bijzonder de
regeling van werk- en rusttijden onvol-
straks, uit den mond des vaders misschien,
de ontzettende werkelijkheid zou moeten
vernemen
De ongelukkige schipper benijdde bij
deze overpeinzingen zijn vrouw, die reeds
vijf jaren geleden, na een lang en geduldig
lijden, ontslapen was.
Zij althans zou onbewust blijven van
zulk een ijselijke familieramp, die haar
arm kind zoo diep ongelukkig zou maken.
Ronders had gehoopt tegen den avond
te kunnen binnenloopen, opdat zijn dochter
althans niets van de aankomst der „Anna
Maria" zou kunnen gewaar worden.
Ook die hoop van den visscher bleef ij del.
Drie dagen voor Kerstmis, tegen het
krieken van den dag, rapporteerde een der
matrozen, dat hij het licht van den vuur
toren had gezien.
Er woei thans een matige bries uit het
Noorden, zoodat het wel klaar dag zou zijn,
als de logger in behouden haven binnen
zeilde.
Omdat het vlak bij de kust en ook op
het land nog heviger gestormd had dan
ter plaatse, waar de „Anna Maria" had
gevischt, hadden de betrekkingen der ge
heele bemanning al een paar dagen in
groote spanning doorgebracht en vertoefden
het grootste deel van den tijd aan het eind
der kade, om de blikken te laten weiden
over de onafzienbare plas, waar hunne
liefsten den strijd hadden aangebonden ter
wille van een sober stukje brood.
Men had al spoedig in het naderende
vaartuig de „Anna Maria" herkend, doch
toen zij, naar gewoonte, bij het naderen
der haven geen vlag toonde, verkeerde de
dankbare vreugde, die aanvankelijk in aller
gemoed woonde, welhaast in bange zorg.
Er moest iets ernstigs gebeurd zijn daar
van hield weldra ieder zich overtuigd.
Wie zou de beklagenswaardige zijn?
Niemand aan wal kon het weten en dus
hoopte ieder voor zich natuurlijk het niet
doende en eveneens de loonregeling
van velen.
De heer Van der Zwaag scheen van
de rede van dezen Katholieken afge
vaardigde pleizier te hebben, omdat zij
de erkentenis inhield van een tekort
koming van het vorig Ministerie.
Zelf hesprak hij meer in 't bijzonder
den toestand van het trampersoneel,
waarin hij wat loonen, diensttijden,
enz. betreft, verandering wenschte. Na
hem kwam de heer Talma op tegen
de beweringen als zou het vorig minis
terie in veel te kort geschoten zijn en
betoogde, dat de toestand sinds 1903
veel verbeterd was. De regeling van
rusttijden en Zondagsrust vond hij ech
ter ook lang niet goed. Ook de heer
Schaper had velerlei bezwaren. Maar
allereerst verdedigde hij zich tegen de
beweringen als zouden hij en z'n mede
standers allen particuliere belangen
verdedigen.
■Buitenland.
Volgens berichten uit St. Vincent,
in West-Indië, dd. 16 dezer, is er dien
dag om 1.40 de ergste en langdurigste
aardbeving geweest sedert 1902. De hui
zen gingen heen en weer. De verschrik
te bevolking vloog naar buiten. Op
het heele eiland is de beving gevoeld.
De schade is niet ernstig; wel zijn er
scheuren in muren gekomen. De kabel
naar Georgetown is gebroken tusschen
St. Vincent en St. Lucia, waardoor er
oponthoud is in de telegrammen naar
Ameiika en elders.
De Russische ministerraad heeft in
overleg met de voornaamste deskundi
gen op onderwijsgebied besloten, dat
algemeen lager onderwijs in Rusland
ingevoerd zal worden. Het ministerie
van onderwijs zal een desbetreffend ont
werp opstellen en het aan de Rijksdoema
voorleggen ter bekrachtiging. Leerplicht
zal echter niet ingevoerd worden, het
doel is enkel, tegemoet te komen aan
het verlangen der bevolking naar ont
wikkeling.
In de plaats van graaf Woranzow
Daschkow, die het ambt van gouver
neur van den Kaukasus neerlegt, is
Trepow, de vroegere gouverneur van
Potersburg, die nu commandant van
het paleis van den tsaar is, tot stad
houder van den Kaukasus, met buiten
gewone volmacht, benoemd.
Het is de post, waarvoor prins Louis
Napoleon, die nu in Italië vertoeft, en
te zijn.
Heel aan 't eind der kade siond de
visschersbruid en tuurde het naderend
vaartuig met angstig kloppend hart te ge-
moet.
Zij ontwaarde de bekende gestalte niet
in het want, vroolijk zwaaiende met den
zuidwester, en een onuitsprekelijk wee ge
voel deed haar 't harte ineenkrimpen van
vertwijfeling, terwijl haar een waas voor
de oogen kwam.
Moest dan zoo haar Kerstfeest zijn en
was zij misschien de bruid van een doode
Onder de velen, die aan de kade stonden
en het vastmeren van den logger afwacht
ten, ging al spoedig van mond tot mond
„Arie Stormberg, Piet van Doorn en Dirk
Stuil zijn niet aan boord; er is vast iets
bijzonders; er moet wat met hen gebeurd
zijn."
In angstige spanning bleef men nadere
opheldering afwachten, maar zoodra de
„Anna Maria" aan de kade werd vastge-
meerd, stortte Klaartje Ronders zich op
het dek, ijlde naar haren vader, zag hem
met ernstige, betraande oogen aan, greep
zijD arm vast tusschen hare beide handen
en vroeg dan:
„Vader, wat is er met Arie?"
„Ik weet 't niet, kind," hernam hij met
onvaste stem, en weêr trilden zenuwachtig
de mondhoeken van den sterken visscher.
Nog hield Klaartje vaders arm omklemd
en vroeg toen, bijna toonloos:
„Is Arie verdronken?"
Ronders haalde de schouders op, legde
zijne breede hand op Klaartjes hoofd, en
een paar dikke tranen biggelden langs zijn
mannelijk gelaat.
„O God, verdronken 1" steunde nu de
ongelukkige bruid en stortte, overstelpt
door smart, op het dek neêr.
(Slot volgt.)
(2-