Hel Land van flensden an Allena, de Langstraal en de Borameierwaard
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2501. Woensdag 14 Haart.
Onze kleeding.
FEUILLETON.
Een dapper meisje.
lAMff van alten/'
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1906.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77s ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Naast Koningin Mode ia doelmatig
heid ^en goede hygiënische werking de
eerstê eigenschap voor onze kleeding.
Gaarne zouden wy, en terecht, willen
aanvoeren, dat de mode feitelijk het al
lerlaatst aan het woord moest komen
de grootste helft der menschen, dat zijn
namelijk de vrouwen, laten u in zoo'n
geval gewoonlijk maar pratenvinden
doelmatigheid en hygiëne zeer fraaie
zaken, doch overtuigen zich in de aller
eerste plaats van de laatste mode.
Onze kleeding moet ons niet alleen
beschermen tegen den directen invloed
van atmosferische toestanden, veront
reinigingen en voor zooveel mogelijk
ook tegen verwondingen (men denke
slechts aan ons schoeisel) maar hij moet
ook de warmte van het lichaam gelijk
matig onderhouden.
Daarenboven moet zij de door de
huid afgescheiden gasvormige stoffen de
gelegenheid geven te verdwijnen en
tevens behoort zy de drupvorrnige af
scheidingen op te slorpen om deze daarna
weder te laten verdampen.
Het verlies aan warmte, dat het
lichaam voortdurend door uitstraling,
verdamping enz, ondergaat, wordt tot
op zekere hoogte door het lichaam zelf
geregeld. Dit geschiedt o.a. door de
prikkeling der zenuwen van de huid
onder den invloed van de temperatuurs
veranderingen. Verlaging van de om
gevende temperatuur heeft tengevolge,
dat genoemde zenuwen de kleine bloed
vaten van de huid doen samentrekken,
waardoor de toevloed van bloed in die
vaten vermindert en de zweetuitschei-
ding geringer wordt ol geheel ophoudt
en dus minder warmte verloren gaat.
Stijgt de omgevende temperatuur, dan
heeft natuurlijk het omgekeerde plaats.
Ofschoon nu het lichaam ten deze zelf
als regulator optreedt, is dit op den duur
niet voldoende en is het noodig zich
door kleediag tegen warmteverlies te
dekken, want de kleeding belet de
directe uitstraling en zorgt er voor, dat
de warmte eenigen tijd bij het lichaam
behouden blijft.
Hoe lang dit duurt hangt in de eer
ste plaats af van het geleidingsver-
mogen van de kleeding zelve en van
de massa gebezigde kleeding.
Het uitstrahngsvermogen van klee-
Commandant Berger hief zich op in de
stijgbeugels en, om zich heen ziende, trachtte
hij met den blik den hollen weg te door
dringen, waardoor het Boeren-detachement
tevergeefs zich een weg trachtte te banen,
om zich weer te voegen bij de hoofdmacht
die onder bevel van generaal Joubert bij
Spits-kop stond.
De avond viel. Er was den ganschen dag
gevochten en de Boeren trokken met moeite
voorwaarts. Nadat zij teruggetrokken waren,
toen de Engelschen onder generaal Colley
hen van de hoogten van Spits-kop verjaagd
hadden, waren zij in dit begroeide hoog
land afgesneden van hunne makkers en
sedert hadden zij doelloos rondgedwaald
de slag moest nu geëindigd zijn, de ge
weerschoten, waarnaar zij zich gericht had
den, waren opgehouden en de snel vallende
nacht der tropen had het verschiet in scha
duwen gehuld.
Toen tegen acht uur commandant Berger
en zijne dertig metgezellen een hollen weg
waren doorgetrokken, bevonden zij zich
eensklaps aan den rand eener uitgestrekte
vlakte. Achter hen waren de bergtoppen
gehuld in de donkerheid van een onstui-
migen hemellinks en rechts strekten
zich dichte wouden uit rondom schoone
weilanden, tot aan de oevers eener rivier.
Eensklaps bewogen zich de reusachtige
rietpluimen van het moeras en enorme
vleeschmassa's kwamen met groot geraas
uit de modderige wateren opduiken.
De soldaten stonden stil en zetten zich
hier en daar neer; gestoord in hun bad,
dingsstoffen is een factor, waarmede
eveneens rekening behoort gehouden te
worden. Volgens de onderzoekingen van
den bekenden hygiënist professor Von
Pettenkofer verhoudt het uitstralings
vermogen van wol zich tot katoen en
linnen als 100 101 102, waaruit
men, al zijn de verschillen gering, kan
afleiden, dat linnen en katoen een koeler
dracht is dan wol. Geappreteerde katoen
en gladde zijde bezitten het geringste
uitstralingsvermogen.
Ook de kleur van de stof is van be
paalden invloed en wel voornamelijk
ten opzichte van het warmte-opslor-
pingsvermogen. Neemt men dit voor
wit, aan als 100, dan krijgt men voor
lichtgeel 102; donkergeel 140; licht
groen 155 turksch rood 155donker
groen 168; lichtblauw 198 en voor
zwart 208. Voor een klimaat als het
onze is dus zwarte kleeding doorgaans
het best voor bovenkleeding, wat be
treft kleur, uitstralings- en opslorpend
vermogen. Daarom verkiezen wij dan
ook in de weinige warme dagen5 welk
ons klimaat ons scheukt, kleeding van
lichte kleur. Voor de hondsdagen is
dus wit als ideaal-dracht aanbevolen.
Ten opzichte van onze onderkleeren
hebben wij nog verder rekening te
houden met het vocht opslorpings-ver-
mogen van de stof. Doelmatige onder-
kleeding is een onderwerp, dat altijd
de aandacht van hygiënisten en fabri
kanten heeft beziggehouden en waar
omtrent het laatste woord nog lang
niet gesproken is.
Het vochtinzuigings- of opslorpings
vermogen is grooter bij dierlijke stoffen,
zooals wol en zijde, dan bij plantaar
dige zooals linnen en katoen.
De verdamping van de opgenomen
vochten geschiedt bij de dierlijke stoffen
zeer gelijkmatig; bij de plantaardige
stoffen daarentegen gaat de verdamping
in het begin zeer snel, waardoor veel
warmte aan het lichaam onttrokken
wordt.
Deze aanvankelijk snelle verdamping
heeft bij katoen ook nog vlugger plaats
dan bi) linnen; vandaar dat vochtig
linnen killer aanvoelt dan katoen. Wol
en katoen zijn daarom als stof voor
onderkleeding te verkiezen boven linnen.
Wol blijft bovendien als zij vochtig
wordt elastisch, terwijl de wolvezels het
natte kleedingstuk van het lijf houden,
waardoor de afkoeling ook mmder ge-
keerden de olifanten met loggen trek naar
het woud terug. Eensklaps stond een der
mannen op en zei
„Ik zie een licht."
„Ik hoor kanonvuurzei een ander.
Allen keken en luisterden. Door de
duisternis verscheen een lichtpunt, dat zich
weerspiegelde in het water. Het troepje
mannen marcheerde op het signaalvuur af
en weldra teekende zich de zwarte massa
van een groot laag huis voor hen tegen
den hemel af. De commandant dreef zijn
paard tot aan de deur en klopte. Eensklaps
werd het licht, dat door een der ruiten
scheen, uitgedoofder werd een luik ge
opend en de loop van een geweer strekte
zich langs den muur uit.
„Wie daar?" vroeg een ruwe stem in 't
Hollandsch.
„Goed vriend," antwoordde de comman
dant.
Het geweer verdween. Het slot knarste,
de deur draaide op hare hengsels en voor
de blikken der soldaten vertoonden zich
drie personeneen oud man, leunend op
een zwaar geweer, een vrouw, eveneens
heel oud, met een lamp in de bevende
handen, die zij in de hoogte hieldachter
deze twee een jong meisje een echte
Hollandsche, fier en recht van houding.
Zij ontvingen de soldaten vol vreugde.
„Vrouw," zei de Boer, „dek de tafel en
jij, Katharina, ga eten en drinken halen."
Zij haastten zich om te gehoorzamen. De
oude sloot de deur weder en ging den
Boeren voor naar het reusachtig vertrek,
en eenigen tijd hoorde men niets anders
dan net geluid van messen en borden.
De pachter keek vol welwillendheid Daar
zijne gasten, de groote, knoestige handen
plat op de knieën. Hij vroeg
„En hoe is de slag geweest? Men kon
hier het vuren even goed hooren, alsof
men midden in den strijd was."
De commandant haalde de schouders op.
„Ik weet er niets van," zei hij, „wij zijn
voeld wordt, terwijl het vocht weer
langzaam wordt afgegeven. Bij niet
elastische stoffen, zooals l;nnen, sluiten
zich bij nat worden de openingen, ont
wijkt de ingesloten lucht en plakt de
stof aan het lijf. Het verlies aan warmte
door verdamping wordt daardoor direct
gevoeld.
Een groote rol in de onderkleeding
spelen tegenwoordig de tricot weefsels,
van welken grondstof ook vervaardigd,
blijven zij zelfs na sterke bevochtiging
rijk aan lucht; 50 tot 62 pet. van het
geheele weefsel blijft vrij voor circu
latie, waardoor een behagelijk gevoel
in het dragen ntstaat.
Het woltricot heeft één nadeel, het
welk men ondanks alle proefnemingen
nog niet heeft kunnen ondervangen;
het is toch bekend, dat dierlijke vezels
door invloed van warmte, vocht en
mechanische wrijving, hard worden en
aaneenplakken. Op dit beginsel berust
onder anderen de viltfabricatie Bij het
dragen van wol doet zich hetzelfde
verschijnsel voor; door opname van
vocht, warmte van het lichaam en door
de voortdurende wrijving van de klee-
ding tegen het lichaam moet nood
wendig op den duur een viltla g wor
den gevormd. Hierdoor wordt woltricot
dik en de ventilatie zeer gebrekkig.
Zeer dunne wol weefsels, zooals zij
in den handel te verkrijgen zijn, komen
aan dit bezwaar wel eenigszins, alhoe
wel nimmer geheel, tegemoet, maar
zulke dunne artikelen moeten, om toch
nog sterk te zijn, een te groote dicht
heid krijgen, waardoor dan weer een
deel van de voordeelen komt te ver
vallenzij zuigen zich gemakkelijk vol
met de door de huid afgescheiden voch
ten, kleven dan aan de huid en missen
daardoor die behagelijkheid in den
dracht, welke juist eeu der groote voor
deelen van wol is.
Wollen ondergoed eischt een zeer
zorgvuldige behandeling bij de wasch.
Hierboven merkten wij reeds op, dat
wol onder invloed van vocht, warmte
en wrijving vervilt. Menig soepel fla
nelletje verandert dan ook door sterke
wrijving in heet of te warm zeepsop
op den duur in een hard, stug artikel.
Hard water, waarbij de zeep neerslaat
en in de poriën van de stof terecht
komt, ia evenzeer af te keuren. Aan
beveling verdient het wasschen in lauw
water waarbij nrmn oleïne en ammonia
van de hoofdmacht afgeraakt en in de
duisternis van den nacht hebben wij den
weg niet kunnen vinden."
„Wel zei de oude. "gij moet de rivier
maar volgen en voor ge tien mijlen ver
zijt, zult gij de onzen gevonden hebben."
„Of de Engelschen," zei een der mannen.
Iedereen zweeg. Als generaal Joubert over
wonnen had, zou men onbevreesd verder
kunnen marcheeren, maar als hij integen
deel geslagen was, zou de vijand waar
schijnlijk alle doorgangen bezet houden.
Een frissche stem deed zich hooren
„Als gij wilt, kan ik voor u op ver
kenning uitgaan."
Aller oogen wen dden zich naar Katharina.
Een weinig bleek, maar zeer vastberaden,
hernam zij
„Waar men een man zou aanhouden, zal
men eene vrouw doorlaten; mij zal men
niet verdenken."
Zij vouwde de handen in haar vurig ver
langen. Berger keek den ouden man aan
verbaasd over zijn stilzwijgen, maar de
groote oogen op zijne dochter vestigend,
verscheen er een vreemde glimlach om den,
mond van den ouden Boer, en hij zeide
vol trots:
„Goed, Katharina, goed, mijn kind, dat
is dapper gesproken."
„Maar gij denkt er toch niet aan," zei
de commandant; „de leeuwen, de vijand,
de nacht
Een donderslag, die het huis deed da
veren, belette hem voort te gaan.
En het onweer!" voegde hij er
bij.
„Het vaderland heeft al zijne kinderen
noodig," antwoordde de pachter bedaard.
Katharina was verdwenen. Op het voor
plein hoorde men den hoefslag van een
paard. Zij kwam weer binnen met stralend
gelaat.
„God zij geloofd," riep zij uit, „het on
weert. Nu zal ik zeker myn doel kunnen
liquida heeft gevoegdgebruik vau zeep
is dan overbodig.
Zaterdag heeft in de mijnen van
Courrières, in het Noorden van Frank
rijk, vlak bij de Belgische grens, een
vreeselijke ramp plaats gehad, waarbij
ruim 1200 mijnwerkers om het leven
zijn gekomen, en bovendien eenige hon
derden gekwetst.
Mijnbouwingenieurs, die thuis zijn in
de geschiedenis van mijnrampen, ver
klaren, dat deze ramp alles overtreft
wat tot dusverre is voorgekomen.
Wat de oorzaak is geweest van de
ontploffing van Zaterdag, is nog niet
na te gaan en zal misschien nooit ge
vonden worden.
Er was eenige dagen geleden brand
uitgebroken in een galerij van schacht
3 op 280 meter diepte. Men had het
gebied van den brand met metselwerk
afgesloten. Dat werk was juist afgeloo-
pen toen de ontploffing plaats had. Is
het vuur daarbinnen ondanks de af
sluiting van metselwerk toch nog in
aanraking gekomen met het mijngas
elders in de mijn?
's Morgens om half zeven waren alle
1800 mijnwerkers van de dagploegen
afgedaald en alles was in volle werking.
Plotseling hooren de werklieden boven
den grond een dof gerommel heel diep
in den grond en meteen komt er een
heftige luchtstroom uit de schachten
2, 3 en 4, zoo heftig, dat de daken, die
over de schachten zijn gebouwd, worden
weggeslingerd. Een man, die op 15
meter afstand van een mijnschacht een
wagentje voortduwde, werd doodge
slagen door een stuk ijzer.
Enkele minuten later komen een
half dozijn mijnwerkers naar boven
stormen langs de ladders van schacht
11, die dicht bij schacht 4 ligt. Zij zijn
dol van schrik.
Wat is er gebeurd
Brand, zeide een, mijngas, zeide de
ander. In een oogenblik wist men over
het heele gebied der concessie, dat er
iets verschrikkelijks gebeurd moest zijn.
Redden wat er te redden valt.
De schacht 3 is het middelpunt van
het gebied, waar de ontploffing heeft
plaats gehad. Van schacht 3 is de brand
geloopen naar schacht 2 en schacht 4.
Maar schacht 3 is verstopt, daar kan
men niet door neerdalen. Men probeert
de schachten 2 en 4. Vreeselijke ont
dekking. Ook door schacht 2 en 4 kan
men niet naar beneden komen, omdat
schacht 3 verstopt is. Immers de schach
ten 2 en 4 worden geventileerd door
een luchtstroom, die door 3 wordt toe
gevoerd. In 2 en 4 kan men niet ademen.
Het is 12 uur geworden voordat de
eerste gekwetsten bovengehaald zijn.
Men is er toch in geslaagd op den
bodem van schacht 4 te komen. Zes
gewonden werden opgehaald, gebrand,
gehavend en stom van angst. Dan ko
men de redders ook met de eerste lijken
terug, onherkenbare halfverkoolde over
blijfselen van menschen.
Den heelen Zondag is men bezig ge
weest met het ophalen van lijken, maar
het ging heel langzaam. De menschen
uit de street, de vrouwen, de kinderen,
de ouders, de vrienden van die daar
beneden moesten zijn kwamen lang
zamerhand opzetten. Eerst was die me
nigte ongelukkigen vrij kalm, maar
langzamerhand maakte zich een toe
stand van wanhoop van hen meester.
De lijken die herkenbaar waren, wer
den bij de familie thuisgebracht. Er
zijn wel lijken, die bijna niet geschon
den zijn. De oorzaak van den dood is
niet bij allen dezelfde geweest. Som
migen zijn gestikt in het mijngas, an
deren verpletterd door de instortende
mijngangen, anderen zijn door de vlam
men gegrepen en in 't vuur omgekomen.
Het ergste is de gedachte, dat er mo
gelijk troepjes mijnwerkers zijn inge
sloten in een ruimte, waar zij nog
eenigen tijd kunnen leven voor zij
stikken bij gebrek aan versche lucht.
Mogelijk zijn er nog in leven vele
honderden meters onder den grond en
bereiden die zich voor op den honger
dood.
Zooals de laatste telegrammen be
richten, konden, niettegenstaande on
middellijk alle kracht tot redding werd
aangewend, slechts 501 mannen naar
boven gehaald worden.
De verwoesting is verschrikkelijk.
De geheele streek is in diepen rouw
gedompeld.
In elk gezin is een doode te betreu
ren. Eén vrouw verliest haren man en
zes jongens.
De ontploffingen van mijngas zijn
vreeselijk. De hevigheid van de ont
ploffing is zoo groot, dat de mannen
tegen den grond of de muren gegooid
worden. Alles wat op den weg is wordt
omvergeworpen.
Ook hier werden de stutten der ga-
larijen vernield, deze stortten in en de
mijnwerkers zaten geheel afgesloten,
wat 't reddingswerk bemoeilijkte.
De tooneelen, die zich bij de mijnen-
gangen hebben afgespeeld, waren on
beschrijflijk tragisch.
Duizenden stonden bij de schacht,
bereiken."
„Ben je gewapend?" vroeg haar vader.
Zij strekte de hand uit naar het groote
geweer. Maar de commandant stond op.
„Voor zulk een expeditie is dat wapen
niet heel gemakkelijk. Neem dit, mejuf
frouw."
Hij trok zijn revolver uit den gordel en
bood haar die aan. Zij stak haar bij zich.
„Ik zal haar u terugbrengen," zei zij,
„met het bericht van de overwinning."
„Moge God u verhooren," zeiden allen.
Zij omhelsde hare ouders en ging heen.
De hoefslag van het paard weerklonk op
de steenen en stierf toen weg. De comman
dant haalde zijn horloge uit en legde het
op tafel.
„Tegen zonsopgang kan zij er weer wezen"
zei hij.
Sedert dat oogenblik werd er geen woord
gewisseld.
In haar hoekje verscholen, haar boeze
laar over het hoofd, zat de moeder zacht
jes te schreien.
Het begon te dagen. En met het eerste
vogelgekweel weerklonk reeds het gedon
der van den veldslag.
De dertig manschappen van comman
dant Berger hadden de hoeve in der haast
versterkt; zij wachtten op Katbarina's te
rugkomst om te hooren of de doorgangen
vrij waren; de tijd verliep en het jonge
meisje keerde niet weer. Was zij door den
vijand gevangen genomen of gedood? Was
zij door de wilde dieren verscheurd gewor
den Het bleef alles een geheim. Eensklaps
knalde er een schot, heel dichtbij. Met de
karabijn in de vuist, wilden de Boeren er
heen snellen. Hun commandant hield hen
tegen.
„Halt! Niet meer dan vier man!"
De oude pachter verscheen, met zijn reus
achtig musket in de hand;
„Ik aan het hoofd!" zei hij met schorre
stem.
Onder de gefronste wenkbrauwen glin
sterden zijne oogen. Hij hield zich fier recht
op, vol trots en vastberadenheid.
Met eene handbeweging gal de officier
zijne toestemming.
De vijf mannen verwijderden zicb.
Er verliep een kwartier. Men hoorde in
de verte niets dan het voortdurend knet
teren der geweer-salvo's dat zich meer scheen
te verwijderen.
„Daar zijn zij!" riep er een.
Bij eene kromming van den weg versche
nen de vijf verkenners, een last dragende.
De moeder stiet een scherpen gil uit en
wierp zich op hen.
„Dood!" riep Bergen.
„Levend," antwoordde de vader. „Kom,
oudje, houd je kalm; het is niets."
Met oneindig veel voorzorgen werd Katha
rina in den grooten, rieten leunstoel van
den vader geplaatst. Zij was met modder
overdekt, met gescheurde kleeren, bleek
en uitgeput, maar hare oogen schitterden
van vreugd en zij glimlachte.
„Welnu?" fluisterde de commandant
angstig.
„Ovorwinnaars!" antwoordde zij.
En de revolver uit haren gordel trekkend,
bood zij haar Berger aan.
„Ik heb mijn belofte gehouden, niet
waar?" hernam zij na een oogenblik rust.
„En ik zou eerder teruggekomen zijn, als
mijn paard, dat geschrikt was, niet op hol
met mij was gegaan in het bosch en mij
eindelijk had afgeworpen. Ik viel in zwijm
en toen ik weer bijkwam, heb ik mij naar
huis gesleept; eindelijk, uitgeput, heb ik
de revolver afgeschoten, waardoor gij bij
mij gekomen zijt."
De commandant kuste haar de hand, en
de revolver, die Katharina hem toestak,
zachtjes wegduwend, fluisterde hij
„Behoud haar ter gedachtenis aan dezen
vreeselijken nacht."
EDWÜBMD
Een episode uit den Transvaalschen oorlog
van 1881.
Buitenland.