liet Land van Heusden en iltena, de Langstraat en de Bommelerwaard Door oip schuil HUISARBEID EN IUMTOM). Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2505. W oensdag 28 Maart FEUILLETON. 1906. ÜND van alten/ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, ranco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7l/t ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. De Staatssecretaris Posadowsky heeft onlangs in den Rijksdag te Berlijn ge sproken over de sociale politiek der regeering. Daarbij heeft hij gesproken over de wettelijke bescherming der huis arbeiders, met welke de Minister groote deelneming bleek te hebben. Hij zeide o.m. dat het streven naar betere be scherming van hen ook veelvuldig een verzet ontmoet van een zijde, waar van men dat niet zou verwachten, om dat men meent, dat zij een inmenging in het huiselijk leven zou meebrengen. Hij stond niet op dat standpunt, maar blijft op grond van de ondervinding volhouden, dat hoe strenger de wetge ving opkomt voor het leven, de ge zondheid en de zedelijkheid der arbei ders in de fabrieken, hoe grooter in sommige bedrijven de neiging wordt om het werk aan de huisnijverheid op te dragen. En wanneer de huisarbeid niets is dan werk voor een fabriek, dan heeft hi] met het begrip arbeid" in het gezin en gezinsleven niets meer te maken. Die huisnijverheid is iets ge heel anders dan de vroegere huisarbeid en de eerste levert wel degelijk gevaar op voor de gezondheid ook der ver bruikers. Waar de huisnijverheid het karakter van fabriekswerk heett aan genomen, is tusschenkom8t van den wetgever noodzakelijk, omdat anders de wet op de kinderbescherming alleen op het papier bestaat. Zeer terecht wordt daar in die rede onderscheid gemaakt tusschen arbeid in huis verricht en het maken van het huis tot een deel van het grootbedrijf. Toen in vroeger jaren in Twente in bijna elk boerenhuis een weefstoel stond, waarop in vrijen tijd de man des huizes linnen weefde, waarvoor de vrouw en dochter sponnen, of ook wel de garens gekocht werden, en dan het doek 61 ter markt werd gebracht op de z.g. linnen- of snij markten, 6f aan de rei lende linnenkoopers werd verkocht, was dit huisarbeid, die een bijverdienste ver schatte in tijd van minder werk of aan hen die wegens lichaams gebreken min der geschikt waren voor den zwaarderen veldarbeid. Later werd ook hier en daar katoenweverij gevonden. De wevers kochten van den baas de garens en verkochten het doek waar ze konden, maar ze konden het ook afleveren aan den b ias. Zoo werd het langzamerhand gewoonte, dat zij ketting en spoelen haalden, die op hun eigen getouw af weefden en dan afleverden aan de fa- Eindelijk was de dans uit, de eerste danseres verscheen, en nam aller oogen in beslag. Alleen voor Arnold was zij te ver geefs gekomen. Dicht bij zijn loge stond hijgend het lieve schepseltje, dat hem zoo geboeid had. Het donkerrood, dat inspan ning op haar wangen te voorschijn had geroepen, scheen bijna door het blanketsel heen en kleurde haar kleine ooren, terwijl zij op den staf, dien zij in de hand hield, leunde. Even sloeg zij de oogen op, en blikte vlak in Arnolds tooneelkijker, zoodat hij de kleur er van zien kon als die van het uitspansel op een helderen zomerdag. Toen schudde zij, met een snelle beweging, het lange haar naar achteren. De krans van roode rozen, die het blonde kopje om sloot, stond haar allerliefst, en hoe langer Arnold haar beschouwde, des te meer schoonheid ontdekte hij ip haar. „Een aardig deerntje, dat daar rechts staat, niet waar, Schmidt?" vroeg in de pauze Graaf Alldorff, die in de loge naast die van Arnold zat, „of heb je niet op haar gelet? Nog zoo links als een jong veulen, maar een waar Madonnagezichtje. Zij durft de oogen nog niet opslaan nu, dat zal wel spoedig veranderen. Ik moet toch te weten zien te komen, wie die kleine fee is." Arnold zeide nietshet viel hem moeilijk te bekennen, dat hij ook juist in die dan- briek. Zoo werd de huisarbeid van liever lede huisnijverheid, gelijk het heette, maar feitelijk fabriekswerk, waarbij de fabrikant niet had te zorgen voor werk plaats ot werktuigdie leverde de arbei ders er bij. Daarvoor had hij dan de vrijheid van zijn eigen tijdverdaeling en mocht hij de grondstof en het afge werkte product van en naar zijn soms verafgelegen woning vervoeren. Yan lieverlede is dat weefgetouw verdwenen uit de huizen. Al bevatten vele oude huizen nog een „weefkamer", het weef getouw is verdwenen en, waar 't nog als antiquiteit bewaard bleef, buiten gebruik. Een dergelijk verloopen van huis arbeid en huisnijverheid ot liever in te huis uitgeoefende fabrieksnijver heid, levert de vioolfabricage in het Mittelwald in Beijoren. Daar in dat van de wereld afgezonderde landje, ver borgen achter reusachtige bergen, wor den de violen gemaakt voor bijna de geheele wereld. Men noemt als stichter dier industrie een zekeren Mattheas Klotz in 't midden der 17e eeuw, die deze kunst te Cremona leerde en haar der waart overbracht, waar men te zijner gedachtenis zijn beeld op het kerkplein heeft gezet. Daar werd welhaast elk huis een werkplaats en de makers gin gen er mede den boer op en op ker missen en jaarmarkten zag men Mittel- walders, die daar vroolijke wijsjes speel den om de koopers van hun waar te lokken. Ook in de kloosters werden er vele gesleten en de menschen hadden er een bestaan van. Maar dat is alles veranderd sedert het grootbedrijf zich heeft meester gemaakt van dezen tak van bedrijf. Er is eene vereeniging opgericht, die zich noemt de Koninklijke hofleveran ciers deze heeft zich meester gemaakt van den voorraad hout, dat zij in eigen zagerijen laat zagen en opstapelt om te droogen. Er is niet veel hout dat geschikt is voor een goede viool, het moet zoogenaamd resonanthout zijn of klankhout, met zeer gelijkmatige, effen jaarringen. Daar de leden dier vereeni ging het beschikbare hout in handen hebben, kunnen zij het zelfstandig op treden dier huisarbeiders beletten. Komt het nog eeDS voor, dat aan zoo iemand een g( ed instrument wordt besteld, dan moet hij bij de vereeniging komen om het hout, dat hem dan wel zoo duur wordt geleverd, dat het leeuwendeel van den verkoopsprijs aan den hout leverancier en niet aan den werkman komt. seres zoo levendig belang stelde, en hoe gaarne hij insgelijks iets naders van haar had willen weten, schroomde hij toch haar tot het onderwerp van gesprek met zijn vrienden te maken. In plaats daarvan nam hij zich voor aan den uitgang op haar te wachten, en haar misschien toe te spreken, als zijn bedeesdheid het hem vergunde. Het was een afschuwelijk weer, en Arnold, die eenige minuten voor het uitgaan van den schouwburg zijn loge verlaten had, stond aan al de ruwheid van den storm blootgesteld tegenover het donkere poortje aan de zijde van het schouwburggebouw, waar de danseressen uitkwamen. Allengs sloop de eene omhulde gedaante na de andere, uit het deurtje, dat Arnold in 't oog hield, en telkens als het op zijn scharnieren knarste, ging hem een trilling door het hart; maar allen kwamen hem in het twijfelachtig licht der ganglantaarns te groot voor, om haar, die hij zocht, te kunnen zijn. Zou hij haar gemist hebben Dit denkbeeld vuurde hem aan, en zonder zijn gelakte laarzen te ontzien, stapte hij over half gesmolten sneeawhoopen en ijzel heen, tot dicht bij de deur zelve, om nauw keuriger te kunnen opletten. Op het oogenblik toen hij daar kwam, werd het deurtje weder van binnen geopend, en bij het flauwe licht der ganglantaarn bespeurde Arnold een kleine, bevallige ge daante in een donkere paletot, en met een zwarten doek over het hoofd geslagen, naast een andere, veel grooter en elegant in hou ding en bewegingen, die zooeven de deur geopend had, en tot wie zij opzag. „Kom, Ilse," zeide deze, met merkbaar ongeduld in den toon harer stem, „wees Maar de hofleveranciers hebben zich meester gemaakt van den geheelen han del in violen en daardoor zijn nü de Mittenwalders eenvoudig hun werk lieden geworden, die thuis voor hen arbeiden met zeer primitieve gereed schappen en dan nog onder zeer be zwarende voorwaarden, daar er ge dwongen winkelnering bestaat; en de werklieden onder welke bepaald kunstenaars in hun vak gevonden wor den moeten spiritus, lak, lijm en wat zij meer behoeven, koopen in de winkels der vereeniging. En terwijl zeer enkelen, die voor eigen rekening op bestelling werken, het tot een loon van 3 Mark daags kunnen brengen, is voor hen, die voor de „Koninklijke hofleveranciers" moeten werken, dat loon voor een werkdag van 's morgens 5 tot 's avonds 9 of 10 uur, afwisse lend 42 cent tot f 1 daags. Nu is het harde eschdoornhout zeer zwaar te bewerken en het komt aan op volkomen zuive.heid van afwerken, om van de viool een goeden toon te verkrijgen. De vioolwanden moeten een •dikte van 4 tot 5 millimeter hebben, over de geheele oppervlakte volkomen gelijk. Over een gewone viool werken ze 18 tot 22 uur en krijgen er voor be taald 75 tot 95 cent, dat is ongeveer 41/, cent per uur Een goede viool maker kan in 10 dagen 6 violen maken zonder de halzen en krijgt dan daarvoor f 5.76 betaald, waarvan hij zelf nog de lijm enz. moet betalen. De halzen, die uit hard ahornhout moeten worden gesneden, woiden betaald met 18 tot 36 cent per stuk. Voor een contrabas, waaraan van 6 tot 11 dagen moet worden gewerkt, dagen van 12 en meer uren, wordt betaald aan loon 8 tot 18 gulden, terwijl de verkoop prijs bedraagt f 45 tot f 65, bij zeer vollen toon f 75 tot f 85. De geïsoleerdheid der streek werkt deze schandelijke toestanden in de hand, en 't is dan ook te begrijpen, dat de pogingen om de streek in het spoorweg verkeer op te nemen, door de belang hebbende „hofleveranciers" werden tegengewerkt. Zoo wordt in de macht van het groot-kapitaal de huisindustrie in plaats van een zigen een vloek. In Tbüringen bestaat de glasblazerij als huisnijverheid. Daar is echter niet overal het product in handen van het groot-kapitaal. Zoo te Steinthal, een doodarm dorpje, dat het halve jaar onder de sneeuw zit en waar in 't andere half jaar de menschen leven van houthakken en houtvervoer in de bo8schen. Daar was vroeger als huis industrie het maken van spanen doozen, de bekende waarin in vroeger jaren speelgoed werd verkocht. Die industrie is geheel te gronde gegaan door de goedkoopere papieren (cartonnen) doo zen en de fabriekmatig aangemaakte blikverpakking. Toen heeft de predikant aldaar zich aan 't hoofd gesteld eener vereeniging tot bevordering van betere toestanden, eenigen uitgezonden om de glasblazerij te leeren en deze nij verhei 1 aldaar ge vestigd op coöperatieven grondslag. Hij riep de hulp in van ambtgenooten om afzet van zijn producten te vinden en het gelukte. Ook in ons land werd zijn streven bekend en tal van Zondag scholen betrekken rechtstreeks van pas tor Langguth te Steinthal hun kerst boomversierselen en verkrijgen ze dan heel wat goedkooper dan door ze in den win!<el te koopen. Al is het een pover loontje, dat er aan verdiend wordt, doordat de tusschen hand niet hare winst behoeft is deze coöperatieve huisnijverheid voor die arme streek een uitkomst. (Slot volgt). Kuiten land. Te Plauen, in Saksen, heeft zekere Thoss, een opperman, vijf kwartier lang de stad in rep en roer gebracht. Thoss begon met, toen hij thuis kwam zijne schoonmoeder neer te schieten daarna schoot hij op zijn vrouw en maakte haar af met bijlhouwen. Zijn schoonzuster vluchtte in haren angst op het kozijn, om den sprong uit de tweede verdieping te wagen. Menschen die beneden stonden, spraken haar moed in en vingen haar ook op, zoodat zij met een verstuiking van den voet vrij kwam. Thoss had intusschen het huis raad met petroleum begoten en in brand gestoken en daarna zijn kindje van een jaar in zijn hempje buiten het venster gehouden, om het te laten vallen. Maar eerst bond hij het nog aan een touw vast, dat hij los liet. Het kind werd gelukkig ook op een laken opgevangen. De brandweer trachtte de vlammen in de woning te blusschen door een gat in het plafond heen, maar de woe dende kerel wilde dit verhinderen door uit vijf revolvers te schieten. Hij schoot vele ruiten aan den overkant van de straat stuk en de electrische tram moest den dienst staken. Een man op straat kreeg een gevaarlijk schot in de borst, een ander een schampschot aan het achterhoofd, vier menschen kogels in niet kinderachtig, en ga maar mee. Ik had je wel beloofd je naar huis te brengen, maar nu Graaf Alldorff mij een uitnoodi- ging heeft gezonden om met hem te sou- peeren, zou ik wel gek zijn, als ik dat af sloeg. Zijn rijtuig wacht mij aan den hoek. Wees dus verstandig en stap maar mee in." „Dat kan ik niet, Rosine, en bovendien heeft hij mij niet genoodigd. maar alleen uwat zou hij wel van mij denken, als ik zoo maar meekwam?" „Laat dat maar aan mij over; ik weet, dat hij er mij voor zal danken. We zijn ook niet alleenLaura en Thérèse komen, en de bankier Goldstein en de rijke Hol lander: er zal voor jou ook nog wel een heer overschieten, kleine." „Om 's Hemelswil, wat denk je wel van me, Ina? Ik zou in een wildvreemd gezel schap komen? Neen, dan zou ik mij dood schamen!" Dringend hernam Ina: „Men wil juist jou aan het souper hebben. Je bent hier nog geheel onbekend; dat prikkelt. Speel dus maar niet langer de preutsche en ga mee. Wat zou je overkomen? ik ben er immers bij." Ilse trok met haar kleine hand den doek vaster onder haar kin. „Ik kan niet meegaan, Inamoeder zou het mij nooit vergund hebben, en wat zou juffrouw Falkenberg wel zeggen, als ik zoo laat thuis kwam? Ik ben ook zoo vermoeid, en wil liever alleen dat eind loopen dan nog uren lang in gezelschap zitten. Ik zou mij onder al die vreemde menschen ver schrikkelijk verlegen gevoelen." „De champagne verdrijft de vermoeidheid en maakt spoedig familiaar, kind," zeide de andere lachend. „Je moet mee, Ilse, houd mij dus niet langer op. Zie, daar is Alldorff al." Werkelijk kwam deze, in een mantel ge huld, aan de deur en zag naar binnen. „Waar blijf je zoo lang, Ina? Ha, daar hebben we je vriendinnetje ook, dat is aardig! Vooruit nu maar, dames." „Ilse wil niet mee," zeide lachend de Bchoone brunette, „zij is bang." „Ei zoo, juffertje f" Alltroff trad nader en sloeg zijn arm om haar middel, „dan zullen we je moeten schaken." Verschrikt rukte Ilse zich los en sprong de deur uit. „Neen, ik dank u," riep zij, „ik ik moet naar huis. Adieu, Ina. Morgen kom ik je bezoeken." En met snelle schreden was zij den hoek om. „Die is nog zoo schuw als een wilde kat," zeide Alldorff, zich tot de andere danseres wendende; „hoe kun je dat dulden? Je moet haar wat opvoeden, Rosina, dat ben je haar als vriendin verschuldigd. Wat een dom klein ding!" „Ja, het was dwaas van haar dat zij niet meeging," antwoordde deze dame, haar voile neertrekkende en den arm van haar begeleider nemende; „maar Alldorff, als je I denkt, dat ik zal toelaten, dat Ilse bedor ven wordt, dan heb je 't mis. Ik wil in tegendeel over haar waken als een moeder. Lach niet, Koenraad," ging de danseres voort, in vuur gerakende, „en houd het er niet voor, dat ik het maar zeg om een an dere door den schijn van malle preutsch- heid schuil te houdenik spreek in vollen ernst, want wij vrouwen weten alleen welk een bescherming wij in een onschuldig ge moed bezitten, en dat wil ik Ilse laten be houden, zoolang het gaatl Dat arme klei de beenen. Eindelijk, toen Thoss weer aan het raam was verschenen om het schieten voort te zetten, troffen hem een paar goed gemikte schoten van een politieagent uit een tegenovergelegen huis. Later vond men in het huis het verkoolde lijk van zijn vrouw en Thoss en zijn schoonmoeder zwaar gewond. Thoss was een tijd lang werkloos ge weest, was thuis gekomen om geld te vragen en toen dit hem geweigerd was, de moordpartij begonnen. Uit de Altmark wordt aan het Ber liner Tageblatt geschrevon dat daar een boer is, Riek geheeten, die nog veel gladder is dan Hennig. Deze Riek is een jaar geleden toen hij te Chüttlitz wegens een diefstal van veldvruchten terechtstond, terwijl de rechtbank in raadkamer was om vonnis te vellen, van de bank der beschuldigden uit de rechtzaal verdwenen en sedertdien niet meer gevat. De officier van justitie her innert zich dat een man hem op zijn gemak voorbij is gekomen, toen hij in de gang van het rechtsgebouw stond te praten. Die man was Riek. De recht bank kan het vonnis niet afkondigen, omdat de beklaagde niet tegenwoordig was. Ofschoon het station door politie bezet werd en het gebouw en de straten van het stadje werden afgezocht, is Riek tot op den dag van heden zoek gebleven. Vlak bij Salzwedel ligt zijn hoeve, welke het middelpunt is van alle ver volgingen, hinderlagen en huiszoekin gen door middel waarvan men den ouden boer in handen heeft ti achten te krijgen. De burgemeester van Chütt litz met een commando burgers, een aantal anders zeer flinke en omzichtige gendarmes en een afdeeling soldaten hebben hem daar dikwijls vergeefs ge zocht. Op zekeren nacht is tijdens een wolkbreuk zelfs de brandweer zoo ge heimzinnig mogelijk uitgerukt om hem te pakken. Zij omsingelde het huis, hield er tot 's ochtends de wacht, maar Riek was onvindbaar, hoewel hij kort te voren in het huis was gezien. Wat op de hoeve aanwezig is, is al dozijnen malen ondersteboven gehaald. Men weet dat Riek telkens op zijn hoeve is, maar zoodra een vreemde er een voet zet, verzinkt hij als 't ware in den grond. Toen men hem op zekeren dag in zijn huis zocht, keek hij niet ver vandaar uit het venster van een ander huis toe. Sommigen beweren dat zij hem in vrou- wekleeren gezien hebben, de gendar mes zoeken nu eens hier, dan weer daar naar hem. Riek is overal en ner gens. Toen de burgemeester dezer dagen weer eens huiszoeking op de hoeve deed, vond hij in een stal onder een bos stroo een bed, dat pas kort tevoren door iemand verlaten moest zijn. Het leed ne ding! Je moest eens weten welk een overwinning het haar gekost heeft, alleen naar huis te gaan! Zij is zoo vreesachtig! We hadden haar eerst thuis moeten bren gen, Alldorff." „Gekheid antwoordde hij. „Je Ilse is een dom, klein ding, maar dat zal wel over gaan, schoone vriendin." „Helaas!" zuchtte Rosina, in het dichte rijtuig stappende„en wie het meeste ge luk hebben, verdienen het 't minst." Gretig elk woord opvangende, was Arnold Schmidt achter die twee langs de huizen geslopen, gedurig in angst öf door Alldorff gezien te worden, öf Ilse uit het oog te verliezen. Hij kon het paar niet voorbij- loopen, zonder herkend te worden, dus moest hij maar wachten een eeuwigheid wachten. Nauwelijks was het portier dicht geslagen, of pijlsnel liep Arnold den hoek om en de straat in. Juist, daar ging zij. Zij moest wel zeer vermoeid zijn, want dikwijls stond zij stil, om adem te scheppen en schuw rond te zien, en dan zette zij op nieuw den strijd tegen wind en weer voort. Door dit oponthoud was Arnold reeds lang in haar nabijheid gekomen, zonder dat hij tot dusverre moed had gegrepen om haar aan te sprekenmet zeer kleine stappen sloop hij haar achterna. Weder stond zij stil, zoo onverwacht, dat hij zich daardoor onopzettelijk naast haar bevond, en nu nam hij, met een snel besluit, zijn hoed af, want Ilse zag hem verschrikt aan. „Wilt ge mij niet veroorloven u te be geleiden, juffrouw?" stamelde hij, „wij schijnen denzelfden weg op te moeten, en om dezen tijd is het voor een dame toch beter ouder bescherming op straat te zijn." NIEUWSBLAD Uit het Duitsch. 2) (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1906 | | pagina 1