Hel Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommeierwaard, Door eigen seint Onze Miliciens. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2527. Zaterdag 12 Jflei. FEUILLETON. 1906. Hierste Blad. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7l/2 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Zoolang de neiging door de natuur zelf in hem gelegd, niet verandert, zal de menach in zijn beslaan trachten te volharden. Wij willen in het leven blijven. Zie daar eene begeerte, ons allen eigen; een begeerte, niet van buiten in ons gekomen, maar van onzen eersten adem- t cht in ons aanwezig eigenschap van ons wezen, ja, ons wezen zelf. Om aan dien trek onzer natuur te voldoen, hebben wy tweeërlei te be hartigen. Wij hebben tot ons te nemen wat ons bestaan onderhoudt, wij hebben van ons te weren wat ons bestaan be dreigt. En wat van den individu geldt, geldt evenzeer van een volk, een staat. Ook eeD volk, is het gezond, tracht in zijn bestaan te volharden. Ook een volk heeft daartoe zorg te dragen *oor wat zijn bestaan onderhoudt, en van zich te weren wat zijn bestaan zou kunnen aantasten. Het heeft bedacht te zijn op steeds voldoende bestaans- bronnen het heeft bedacht te zijn op steeds voldoende middelen van ver weer. Vredebonden zijn prijzenswaardige instellingen. Kleuren noch woorden zijn in staat de helsche afschuwelijkheden te schilderen van den oorlo*geen psalm is kostelijk genoeg voor het be zingen van de zegeningen des vredes. Maar daarmede komt noch de nood zakelijkheid te vervallen, noch de plicht, om zorg te dragen voor voldoende weer kracht. Dat het verdedigen van den geboortegrond ieders plicht is, staat niet alleen in de Grondwet van onzen Staat, het is tevens geschreven in de grondwet van ons wezen zelf. Thans zijn en komen de miliciens onder de wapenen. Zonder onderscheidt van rang oi stand, van belijdenis of aanleg, komen de zonen van gansch het volk op, om te worden geoefend en gehard, om te worden geschikt ge maakt voor, komt de nood, de verde diging van het vaderland. Het besef, dat de dienst als milicien een plicht is, en wel een verheven plicht, wordt al levendiger en d ingt in telkens dieper lagen van de samenleving door. De theorie der weerloosheid is, met de beste bedoelingen voorzeker, verdedigd. De verdediging dier theorie heeft het vraag stuk algemeen ter sprake gebracht, en 15) „Waarom ben je zoo schuchter, kindlief?" vroeg Goldstein, zich dichter naar haar toe buigende; „de meisjes van het ballet zijn dat gewoonlijk nogal niet, en ik kan je verzekeren dat je er allerliefst uitziet. Dit zeggende, schonk hij den zw; ren rooden wijn in de glinsterende kelk, die voor haar stond. „Drink eens, en doe mij bescheid. Op het welzijn van de kleine, blonde schoone Ik weet niet waar ik tot nu toe mijn oogen gehad heb, dat ik je op het tooneel niet heb opgemerkt, maar nu zal ik geen avond verzuimen, en u een bouquet zoo groot als een wagenwiel toewerpen. Begrepen, klei ne nimf? Daarvoor hoop ik dat wij met tertijd goede vrienden zullen worden, niet waar, kleine?" Hij greep met zijn dikke vingers naar de hand van het meisje en streelde die. Ilse wierp Ina een zóó wanhopigen blik toe, dat die half lachend, half boos zeide: „Houd je aardigheden maar voor je, Gold stein. Zie je dan niet, dat je Ilse heelemaal verlegen maakt? Zij is die malligheid niet gewoon." „Ei, ei, mijn duifje, is dat waar? Ver legenheid is anders nogal niet het zwak van de dames van het ballet. t Ilse voelde den warmen, naar wijn rie- kenden adem tegen haar wang. en een ont zettende afkeer maakte zich van haar mees ter. Zulk een leven leiden? Neen, duizend maal neen, liever dood, en overal meende heeft juist de argumenten voor en tegen doen bepleiten, overdenken, overwegen. En zoo is men gekomen tot de stelling, tot welke men bij ieder vraagstuk moet komen, de stelling, die door de natuur der zaak zelf aan de hand wordt, ge daan. De eisch der weerbaarheid staat in den merisch zelf geschreven. Neem alle verweer weg, en de mensch wordt vernietigd. En tegen zelfvernietiging komt 's menschen natuur zelf in op stand. Is het getrouw vervullen van den dienst als milicien niets anders dan het vervullen van een duren plicht aan het vaderland, het vaderland heeft daar tegenover een duren plicht ten opzichte van den milicien. Hij moet het in dienst zoo goed hebben als met de belangen van dien dienst is overeen te brengen. En, met vreugde wordt het hier uit gesproken, wanneer wij de toestanden van nu vergelijken met die van vijftig jaren geleden, dan is er te gewagen van grooten vooruitgang. Wie ook smale op „den geest des tijds," ontkend kan niet worden dat aan dien geest groote verbeteringen te danken zijn, waaronder die in het lot van wie opgeroepen wor den om het vaderland te dienen. Zijn wij nog niet waar wij wezen moeten, zijn wij dat ooit? wij zijn in ieder geval in de beweging naar beter, niet in die naar slimmer. En hoe meer wij vooruitgaan, hoe meer in de kazer nes wordt gearbeid aan de waarachtige vorming van lichaams- eu geestkracht, van verstand en gemoed, van inzicht in het heilzame, aan tucht en orde ver bonden; hoe meer in die weinige maan den van oefening aan de menschwor- ding onzer jongelingschap wordt gear beid, hoe meer onder de miliciens de ware geest zal wakker worden, Het dienen van het vaderland moet een zaak zijn, niet van afgedwongen plichtsvervulling, maar een zaak van opgewekte, vreugdevolle toewijding. En dat wordt het al meer en meer. Het is niet moeilijk te hooren gewagen van aangename herinneringen, uit den dienst medegebracht. Eéne zaak is er echter, waaraan tot voor drie jaren in het geheel niet werd gedacht en waarmede thans eerst een begin is gemaakt. Telken jare zijn er vele jongelingen, die wel met trouwe plichtsbe trachting hun dienst volbren gen, die zich den tijd in de kazerne ook niet beklagen, die ook wel dienen men haar zoo te kunnen bejegenen, omdat zij aan het ballet was. Maar waarom kwam zij eigenlijk hier? Was er nog overweging noodig of zij dat gehate beroep vaarwel zou zeggen of niet? Arnolds blik kwam haar voor den geest; zij vergat, dat hij leelijk was, zij vergat haar twijfel, alles, alles, ja, zij zag in hem slechts den redder uit dit walgelijk bestaan. Hoe kon Ina zich daarin thuis gevoelen, Ina, die daar in een achtelooze houding op de sofa zat te schertsen, met fonkelende oogen en glim lachende lippen maar 't is waar, zij be1 minde Alldorff, en hij was bij haar. En daar Ninette, Agnes en Thérèse? Neen, hier paste zij voorzeker niet. In haar poging om haar buurman aan haar linkerhand te ontwijken, was zoo dicht naar Honeff geschoven, dat zij hem tegen den elleboog stiet; verbaasd wendde hij zich om, én zag haar met zijn koele, grij ze oogen in het bevreesd gelaat. „O, als ik u verzoeken mag," fluisterde Ilse, „schuif nog wat verder op." De geblaseerde aristocraat begreep met één oogopslag den staat van zaken, en een flauwe glimlach speelde om zijn lippen. „Kind," zeide hij, op gedempten toon, „hoe kom je hier? In zoo'n omgeving? Het schijnt me toe dat je daarin niet behoort." Zij zag hem een weinig bemoedigd aan. „Ik wist niet dat Ina bezoek had, mijn heer, en moest haar noodzakelijk spreken. Ik ik och, wilt u nog wat voor mij opschikken „Zie je niet, Goldstein," riep Honeff, zich een weinig vooroverbuigende, „datje't dat juffertje lastig maakt? Schuif weer op naar je eigenlijke buurvrouw, en jij, juffrouw Agnes, houd den afvallige aan zijn vaan del getrouw." Onder algemeen gelach schoof de bankier zijn stoel weder op de oude plaats, om doo zouden in die vreugdevolle stemming, welke de eenig ware is maar wier vreugdevolle stemming wordt verstoord door het benauwde vooruitzicht, dat zij bij het einde van hun diensttijd zon Ier betrekking, dat iszonder brood zullen zijn. Dat mag niet. Het gevolg van welvervulden plicht jegens het vader land mag niet bestaan in het verlies van een eerlijke broodwinning. Toch zijn er telken jare honderden miliciens, wier patroons hunne plaats niet kun nen open houden. Nu is, twee jaren geleden, om daarin te voorzien de „Nationale Vereeniging tot steun a n Miliciens" opgericht Yoor een enkelen gulden 's jaars kan ieder van die vereeriging lid worden. Die vereeniging heeft, om iets te noe men, in het vor'gejaar meer dan twee honderd miliciens, die met verlot naar huis werden gezonden, te huis kwamen en zonder betrekking stonden, aan werk geholpen. Die vereeniging verdient de sympa thie, de hulp, de medewerking van geheel het vaderland. Die vereeniging verdient den steun van ieder, die een gulden 's jaars te missen heeft. Die vereeniging verdient den steun van ieder, die behoefte heeft aan werk krachten. Die vereeniging verdient de belang stelling van ieder, zonder onderscheid van politieke of god dienstige belijdenis. Want die vereeniging helpt iederen jongeling, die wel trouw zijn dienst plicht vervulde, rnaar om die trouwe dienstvervulling te betalen met het ver- li' s van zijn broodwinning, aan nieuw werk, zonder te vragen naar zijn over tuiging op welk gebied dan ook. Al teen naar de trouw van zijn plichts vervulling vraagt zij, en is die geble ken, dan reikt zij hem de helpende hand. Ruim tweehonderd hielp zij in 1905. In 1906 komen er nieuwe honderd ;n. Zal Nederland de „Vereeniging tot steun van Miliciens" alleen laten staan in haar arbeid? Haar alleen laten sfaan in haar pogen, om de opgewekte stem ming onder de miliciens te bevorderen door weg te nemen het benauwend vooruitzicht van honderden, dat zij broodeloos zullen zijn nk den dienst? Nv. d. D.) Een briefkaart aan den heer F. J. Beekman, Amsterdam, le Spaarndammer- straat 26, is daartoe voldoende. juffrouw Agnes pruilend behandeld te wor den, terwijl Honeff zich weder tot Ilse wendde. „Nu hebt ge uw vrijheid terug," zeide hij glimlachend, „maar tot dusverre hebt ge nog geen druppeltje gedronken; is dat van schrik voor uw buurman?" „Ik ben niet gewoon wijn te drinken, en ik zou het liefst naar huis willen gaan." „Hoe komt ge eigenlijk zoo bekend met juffrouw Ina?" vroeg hij. „O, zij is altijd zoo goed voor mij ge weest, van het eerste uur af dat ik het tooneel heb betreden en vreemd, links en verlegen onder al de danseressen stondzij nam mij tegen alle plagerijen, zelfs tegen den balletmeester, in bescherming, en duldde niet dat iemand mij onheusch be jegende. Maar dat is alles nog niet. Eens had ik mijn voet verstuikt en moest lang liggentoen had ik niemand dan Ina, die mij verzorgde. Zij kwam dagelijks bij mij, zat aan mijn bed en las mij voor, hoewel zij allerlei pretjes daarvoor opofferde. Dat zal ik nooit vergeten, en daarom heb ik haar van harte lief." „Zooals iedereen onder de bestaande om standigheden zou hebbendankbaar te kunnen zijn is het schoonste wat er op de wereld is; want wien wij dankbaarheid betoonen, die heeft ons getoond dat hij belang in ons stelt." Hij zag haar met een lachende uitdruk king aan. „Honeff, riep Alldorff, wat bezielt je toch? Jij, de steenen gast, wordt spraak zaam Dat is werkelijk een groot compli ment voor u, juffrouw Ilse!" De andere meisjes wierpen Ilse onvrien delijke blikken toe, des te meer omdat zij wel bespeurden dat haar eigen cavaliers met de levendigste belangstelling en vol bewondering njiar het teere wezentje zagen, Ituitcnland. Het Handelsblad van Antwerpen meldt Een onweer, zooals men er zich geen herinnert, heeft Woensdagnamiddag van 4 tot 6 ure boven Charleroi gewoed. Schade werd aangericht door den bliksem en den regen en heel de elec- trische tramdienst was in de war. Stroomen water stortten neer en tal rijke kelders werden onderstroomd. Overal waar nieuwe huizen in aan bouw zijn, stonden de grondvesten on der water. In de steenbakkerijen is alles vernield. Droevige berichten komen ook uit Marchiennes, Montigny, Marcineltes enz. Ook het zuiden van Luxemburg, na melijk de streek tusschen Virton en Athus heeft zijn deel van het onweer gehad. De hagel lag op sommige plaatsen zoo dik, dat men de velden onderge sneeuwd zou hebben gewaand. In ons vorig Zaterdagsno. maakten wij melding van twee studenten waar van er een wegens eene ontpToflfing van een bom welke hij in zijn zak droeg, in het bosch van Vincennes bij Parijs, het leven verloor. Er begint thans wat licht in deze duistere zaak te komen. Het doel, waarmee de aanslag werd voorgenomen, schijnt nu opgehelderd. De bom was bestemd voor de Russische grootvorsten, die in groote getale te Parijs wonen. Deze zijn uit Rusland ontvlucht en achten zich veilig in Pa rijs, waar ze zich zonder vrees overal in het openbaar vertoonen, hetgeen den anarchisten de overtuiging heeft gege ven, dat de keizerlijke prinsen in Parijs zeer gemakkelijk te treffen zijn. In de eerste plaats hadden de anar chisten grootvorst Alexis op het oog, den broeder van tsaar Alexander III. Dan woont ook diens broeder, groot vorst Paul, in Parijs. Voorts de leden der familie van grootvorst Wladimir: grootvorstin Maria Pawlowna en haar zoons, Boris, Cyril en anderen. Eergisteren is in een huis in de Rue des Plantes, te Parijs, een bom ontploft, die een der anarchisten, welke haar juist vervaardigd hadden, zwaar verwondde. Het bewuste huis werd bewoond door een zekeren Jaen Habert, een meub 1- maker, die daar van tijd tot tijd zijn broeder Albert en enkele vrienden ont ving. Tengevolge van de laatste stakingen was de man zonder werk, en knutsel de zooveel en zoo geheimzinnig op zijn kamertje, dat de portier van 't huis zijn gedrag vreemd begon te vinden. dat zoo onverwacht in het gezelschap ge komen was. „Je ziet alweer dat de mannen altijd wat nieuws willen hebben," zeide Ninette wrevelig. „Zij nemen bijna geen notitie meer van ons, nadat die zottin hier is komen invallen." „Zij heeft er den slag van, zij speelt de heilige; dat is wat nieuws!" zeide Agnes. De tranen schoten Ilse in de oogen zij zou het liefst weggeloopen zijn, maar Honeff vatte haar hand en zeide zeer vrien delijk „Stoor u daar niet aan, lieve juffrouw 't is niet anders dan afgunst wat ze zoo doet spreken, omdat zij gevoelen dat gij beter zijt dan zij. En dat is moeilijk te vergeven. Eindelijk verzocht Ina haar gasten van tafel op te staan en vond daarna gelegen heid om naar haar vriendin toe te treden en met haar in de kleine, flauw verlichte huiskamer te gaan. „Spreek nu maar op, kind," zeide zij. „O, Ina!" begon Ilse. „Mijnheer Schmidt wil met me trouwen, en morgen moet ik hem mijn antwoord geven; daar moest ik je toch eerst eens over spreken." „Trouwen Wil hij met je trouwen De schoone danseres zag haar met de grootste verbazing in het lief onschuldig gezichtje. „Dat komt me haast niet moge lijk voor, Ilse ,/t Is toch zoomaar dat is het eenige niet. Ik gevoel volstrekt geen liefde voor hemhij was een vriend voor mij, maar als man kan ik mij hem niet voorstellen, en als ik hem neem iDa, je moet niet boos worden, dat ik het zeg is het alleen maar om van het tooneel te komen, waar iedereen meent dat het noodig is licht zinnig te wezen, en ik gevoel dat ik het daar nooit toe zal kunnen brengen." Terwyl Ilse dit zeide, zag Rosina met I)at er reden voor was, blijkt uit het thans voorgevallene. Zoodra de hevige ontploffing bene den op straat gehoord werd, liep een agent van politie naar boven en vond daar den oudsten der broeders vrij zwaar gewond aan gezicht en armen. De gansche kamer lag overhoop. Mu ren, plafond en me ubelen waren als be zaaid met spijkers en stukken ijzer. In den loop van een onmiddellijk ingesteld onderzoek werden door de politie nog twee andere bommen ge vonden, zoo goed als afgewerkt. De twee broeders zijn onmiddellijk in verzekerde bewaring gebracht. Op ruwe wijze heeft de Portugeesche regeering te Lissabon een einde ge maakt aan de betoogingen der repu blikeinen op straat. Aan de populariteit der regeering en die van het koninklijke huis heeft dit geen goed gedaan. Toen de Koningin dezer dagen te Lissabon in de arena kwam, om een stierenge vecht bij te wonen, werd zij door het publiek uitgefloten. De Koning was niet op het feest gekomen, juist omdat hij vreesde, zegt men, dat hem zou over komen, wat de Koningin daar onder vonden heeft. In hoeverre deze betooging tegen de koningin te rechtvaardigen'is, willen wij hier niet uitmaken, maar dat de politie tegenover de republikeinsche be weging ergerniswekkend optreedt, staat vast. Het eenige republikeinsche kamer lid van Portugal is Bernardino Machado. Machado kwam Zater lagavond met den trein aan te Lissabon. Dat wist de po litie. Er waren vele partijgenooten aan het station om hem af te halen. Nu was voor deze gelegenheid in het sta tion en op het stationsplein een ge wapende macht bijeengetrokken, of er een heele opstand verwacht werd. Nog voordat do vrienden van Machado hoera hadden kunnen roepen, trok de politie met de blanke sabel op de menschen in. De commissaris van politie was niet in staat, de agenten tegen te hou den. Zij sloegen als dollen op de me nigte in en namen links en rechts vol komen onschuldige personen gevangen. Er zijn 80 menschen zoo gewond, dat zij naar ziekenhuizen moesten worden gebracht. Terwijl de Portugeesche regeering te genover oproerige matrozen soms be denkelijk slap aangedraaid is, vertoont ze tegenover de geheel ongevaarlijke, weinig talrijke republikeinen een onbe zonnen woede, die stellig meer geschikt is, verklaarde aanhangers van de repu bliek te kweeken, dan de bestaande republikeinen het zwijgen op te leggen. Een telegram uit Valparaiso, in Chili, haar vurige, dónkere oogen over haar heen in de aangrenzende kamer, die zich door de opengeslagen portière grootendeels aan haar blik vertoonde en wat zij daar zag, waren teruggeschoven stoelen, halfgeledigde champagneflesschen in ijsbakken, fijne vruchten en gebak op de verlaten tafel verstrooid, de servetten op den grond en stroomen rooden wijn over het tafellaken. De paren stonden in de vensternissen met elkaar te praten, uitgezonderd de bankier, die, in een armstoel leunende, een regalia rookte en er verhit uitzag. Een schaduw zweefde over Ina's gelaat. „Wees blij, Ilse," zeide zij, „dat je zoo'n keus aangeboden is. Je hebt gelijk, kind, zoo'n leven als het onze is niet mooi, en ik heb oogen blikken dat ik er van gruw maar wat helpt het? Het noodlot wijst ons de een of andere loopbaan aan, en het eenige, wat wij doen kunnen, is ons daarin maar te schikken. Ja, neem hem, kind, trouw en wees gelukkig in een vreedzaam huiselijk leven, 'tls een groot voorrecht dat je het zijn kuntik Haar blik werd nog donkerder, toen zij juist in een hoek van de andere kamer Alldorff met Thérèse zag stoeien, en zij beet zich op de lippen. „Maar ik gevoel geen liefde voor hem, Ina, en toch „Spreek zoo dwa s niet," viel deze haar in de rede, terwijl zij haar hand greep „wat is heelemaal liefde Weet ik of ik Alldorff daar liefheb of haat? Soms geloof ik het laatste, en denk je dat zoo'n toe stand gelukkig maakt? Neem wat je wordt aangeboden, Ilse, rijkdom, liefde, maar bovenal een echtelijk leven. Misschien ben je beter dan wij, dat het lot jou juist ge kozen heeft, om je al die goede dingen in den schoot te werpen, maar ik gun het je oprecht." (Wordt vervolgd.) Uit het Duttsch.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1906 | | pagina 1