i'i land van Heusden en Allena, de Langstraat en de ttoiomelerwaard.
Door eip scMli.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2551. Zaterdag 4 Augustus. 1906.
Verloop op retail en a contant.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Voor het congres van den Neder-
landscben Bond van Vereenigingen van
den Handeldrij venden en industriëelen
Middenstand heeft mr. E. J. Korthals
Altes te Amsterdam eene rede gehou
den, waaraan we het volgende ontleenen:
De verkoop op rekening is de ver
koop op crediet, een crediet, dat al
naar mate plaatselijke gebruiken on de
aard van het bedrijf dit medebrengen,
van een week tot een jaar loopt.
Ik kan, zei spreker, bij ervaring al
leen over de gewoonten in Amsterdam
oordeelen en kom dan tot de onder
vinding, dat in den regel tot voor wei
nige jaren de kleedermaker, boekhan
delaar, leverancier, apotheker, kortom
nagenoeg alle kleinhandelaren en werk
bazen een jaarrekening indienden.
Al deze kleinhandelaars wschtten
het einde van het jaar af om dan half
Januari vóór dien tijd stond 't niet
hunne rekening over het afgeloopen
jaar aan hunne klanten toe te zenden,
rekeningen, die door sommigen terstond
of althans in de eerste maanden van
het jaar werden voldaan, doch door
anderen maanden en maanden, ja zelfs
jaren nog onbetaald werden gelaten.
Dit systeem telt onder handelaars en
afnemers nog altijd vele aanhangers.
De vooiBtanders er van vindt men
onder de winkeliers en kleinhandelaars
die blijven vastho ;den aan het oude
begrip van „klant".
Ieder had zijn klanten die jaar in
jaar uit, op gezette tijden hunne bestel
lingen kwamen doen. Zulk een vaste
klant loopt niet spoedig naar een ander;
miste men hem eens in het seizoen,
waarin men zeker wai den klant bij
zich te zien, een bezoek word gebracht
of een briefje geschreven met beleefd
verzoek opheldering of raededeeling van
eventueele klachten.
En ook het publiek telde zijn voor
standers van dit systeem. Men ontving
zelf in de eerste maanden van het jaar
betaling van de uitgeschreven jaarre
keningen, kwam zelf ruimer in het geld
te zitten en kon dus op zijn beurt ge
makkelijker betalen, wat in den loop
van het jaar misschien zeer ongelegen
zou gekomen zijn.
In de laatste vijf en twintig jaren
nu is in dit systeem, hft verkoopen op
„Gij twijfelt aan mij," zeide zij, terwijl
de tranen haar langs de wangen vloeiden,
„en toch heb ik tot dusverre om uwentwil
niets geschuwd, maar mijn echtgenoot, mijn
kind verlaten, dat kan ik niet."
„Vaarwel dan!" herhaalde hij, „en ver
geet mij. Wat gaat u ook de verdere toe
komst van den kunstrijder aan, u, die vei
lig in den schoot der welvaart leeft! Ga,
mevrouw, maar als gij in 't vervolg weer
uit verveling beproeft een hart aan u te
boeien, bedenk dan, dat het onder zekere
omstandigheden een veel grooter zonde kan
zijn dan de ontrouw, waarvoor gij zoo be
vreesd zijt."
Hij had haar arm laten zakke en bracht
de hand aan zijn hoed.
Ilse zag tot hem op en greep zijn arm
weder vast. „Zoo moogt gij niet van mij
weggaan, zoo moogt gij niet tot mij spre
ken!" riep zij bijna woest. „Heb ik niet
reeds meer gedaan dan ik mocht, door uw
beeld in mijn hart te laten sluipen? en
nu krenkt ge mij, omdat ik eer en wet niet
met voeten wil treden en u volgen! Als
ik vrij was, Hugh, zou geen macht op
aarde mij van u kunnen rukken, maar
zoo
„Ja," sprak hij smadelijk, „er behoort
moed voor alles, voor het slechte zoowel
als voor het goede. Vaarwel!"
Zij antwoordde niet, maar deed wanke
lend, bijna duizelend, eenige schreden voor
uit; hij zag haar met op elkander gedrukte
lippen en gefronst voorhoofd na. Zou zijn
jaarrekening althans, geducht bres ge
schoten.
Volkomen terecht is men gaan inzien,
dat de voordeden die dit systeem op
levert in geenen deele opwegen tegen
de nadeelen en gevaren die aan dit
systeem kleven.
De nadeelen van den verkoop op
crediet zijn in hoofdzaak de volgende
In de eerste plaats het renteverlies.
Hoeveel rente derft de winkelier niet
door het uitstaan, gedurende jaar en
dag van zijne vorderingen?
In de tweede plaats het gevaar voor
kwade posten.
Geen gering euvel voorwaar! Hoe
veel geld laten de winkeliers en klein
handelaars niet zitten tengevolge van
wanbetaling? Dubbel hatelijk vooral is
het doen oploopen van jaarrekeningen
bij een aantal hooggeplaatste personen
die in alle deftigheid schulden makende,
niet willen gemaand worden, zelfs niet
op de meest bescheiden wijze.
In hoeveel gunstiger toestand, zouden
de winkeliers en kleinhandelaars niet
komen, indien de verkoop op rekening
als regel aanmerkelijk zou verminderen
Wat zou de Middenstand niet in koop
kracht winnen, m°t hoeveel meer wirst
zou hij niet handelenImmers, inkrim
ping van het door winkeliers en klein
handelaars gegeven crediet beteekent
ook, althans kan leiden tot inkrimping
van 't doov hen genoten crediet en 't
behoeft wel geen betoog dat in de prij
zen die zij den grossier betalen, reke
ning wordt gehouden met do betalings
termijnen. De grossier kent toch ook
rentevergoeding toe aan eigen of op
genomen kapitaal.
Onder de voordeelen, aan den con
tanten verkoop verbonden, valt ook te
rekenen, de veel geringere kans op
geschillen over de rekening en op re
clames.
De eigenaar van een bazar of verkoop
huis zal alleen en uitsluitend h contant
verkoopen. Geen week, geen dag, ja
geen uur crediet wordt gegeven.
De strikt contante verkoop is de hoek
steen van het gebouw. De eigenaar van
zulk soort zaken kan dan ook niet spre
ken van een clientèle, de groote massa,
het geheele publiek is clientèle.
Hoe anders nu oordeelt de groote
kleedermaker, de fijne modiste! Dtze
spreken van hun clientèle, noemen u
families in de stad, die zij bedienen.
Zullen dezulken zich sterke voorstanders
plan dan werkelijk schipbreuk lijden?
De bezorgdheid daarover bracht echt ge
voel, echte ongerustheid in zijn stem, toen
hij haar haastig inhaalde, zijn arm om haar
middel sloeg en smeekte:
„Ilse, ga niet van mij heen, dan verlaat
mijn goede engel mij. Voor wien zijt ge
hier noodig? Voor uw man, voor uw kind?
Neen, dat hebt ge mij zelf gezegd. Maar
ik heb u noodig, Ilse, ik ga te gronde zon
der u. Ga met mij mee
„Nooit!"
„Gij zult het," zeide hij op stelligen toon,
„want ge bemint mij in dezelfde mate als
ik u. Ik bezweer u, werp al het andere
van u, denk slechts aan dat eene, dat gij
in uw handen hebt, een mensch van de
folteringen der hel te redden, en dat dit
zeker een goede daad is, die duizendmaal
opweegt tegen het onrecht, dat gij misschien
begaat."
„Ik kan het niet Hugh! Liever wil ik
sterven, u nimmer wederzien, dan zulk een
stap doen."
Hij hoorde niet eens naar haar.
„Binnen twee uur moet ik de stad ver
laten; in zooverre zal dan mijn lot beslist
zijn, maar ik weet, dat gij mij niet aan
mijn lot zult overlaten. Om twaalf uur
verwacht ik u in het voorportaal der Lieve
Vrouwe-kerk; tot zoolang ga ik naar huis
en pak het noodige in. Overleg het nog
eens bij u zelf, hoewel ik gevoel, dat ge
mij zult volgen, dat ge mij volgen moet,
omdat het onze bestemming is te zamen
te leven, en gij niet meer kunt terugtreden.
Gij zijt de mijne Ilse, en de geheele wereld
zal u mij niet ontrukken."
Hij drukte haar hartstochtelijk in zijn
armen en kuste haar; het neen bestierf
haar op de lippen.
„Kom spoedig, ik verlang zoo naar u!"
fluisterde hij zacht.
Werktuigelijk vervolgde zij den beken-
van den verkoop k contant betonnen
Ik acht dit zeer te betwijfelen.
Zij miskennen daarmede niet de voor
deelen van den contanten verkoop; in
tegendeel, ook zij zouden wel gaarne
al ware 't slechts half jaarlijksch, ont
vangen, wat zij nu een vol jaar of
langer moeten laten uitstaan, doch zij
durven niet, uit vrees huDne clientèle
van zich te vervreemden.
Wat men de betere clientèle noemt,
d. w. z. de personen d;e, met grootere
inkomsten ook daaraan evenredige "er-
teringeu maken, trekken die inkomsten
vaak op bijzondere wijze. De officier
de ambtenaar, de onderwijzer, die uit
sluitend van zijn salaris leeft, leeft bij
de maand, gelijk de handwerksman leeft
bij de week, en bij hem is dus sprake
van een geregeld inkomen, dat hun aan
leiding geeft om hun uitgaven in ver
band daarmee te regelen.
Wat nu in dergelijke geval voor den
ambtenaar geldt, geldt nog in veel be
langrijker mate voor kooplieden en ren
teniers en zoo kan men zich de ont
stemming denken bij iemand met een
groot inkomen, indien hij zijn inkoo
pon met groote nauwkeurigheid zou
moeten regelen naar de wijze, waarop
zijn inkomen hem toevloeit.
Die ontstemming bij hunne clientèle
teweeg te brengen, op het gevaar af
van verlies der klandizie, ziedaar het
geen waarvoor een aantal winkeliers
en kleinhandelaars met reden terug
schrikken.
Ten slotte komt spreker tot de vol
gende conclusie:
Y)e verkoop k contant behoort, als
de meest voordeelige voor den klein
handelaar, met gepaste middelen te
worden aangemoedigd.
Do verkoop k contant, gepaaid met
het verstrekken van cadeaux en bons
behoort als oneerlijke concurrentie ver
oordeeld te worden.
Do indiening van een factuur van
het geleverde, bij elke levering, behoort
regel te worden, alsmede het toestaan
van een extra korting van een percent
boven de gebruikelijke korting van 1
pCt. bij betaling van het gefactureerde
bedrag, indien do betaling geschiedt
binnen een maand na de indiening der
rekening.
Ituitcnlaiiil.
Volgens een bericht uit Boekarest
den weg naar huis; daar moest zij het
met zichzelf eens worden.
Bij het begin van dit onderhoud, had
op het trottoir aan de andere zijde van
de straat een man met vrij snelle schre
den geloopen; maar het opgewonden paar
had hem niet opgemerkt. Toen hij in hun
nabijheid gekomen was en toevallig omzag
bleef hij staan, waarna hij, zijn tred ma
tigende, overstak en achter hen kwam. Hij
hield voornamelijk de jonge vrouw in 't oog
in wie hij zeer veel belang scheen te stel
len, en toen hij hen voorbijging, sloeg hij
den kraag van zijn jas op, om des te be
ter, ter sluiks, naar hen te kunnen zien.
Toen hij Ilse herkende, scheen hij te
schrikken; maar zij was veel te opgewon
den, om acht op hem te slaan, dus kon
hij haar ongestoord in het bleek gelaat
zien, terwijl hij langzaam zijn weg vervolg
de.
Het was Bernhard Wendenfeldt, die een
zieke bezocht had, en nu in zijn veront
waardiging regelrecht naar Arnolds woning
ging, om hem de ontdekking, die hij ge
daan had, mede te deelen.
Stom en strak als een steenen beeld, hoor
de Arnold hem aan. Alle kleur was uit
zijn gelaat geweken, en diep zuchtend woel
de hij met de handen door het haar.
„Dat heb je nu van je toegevendheid,"
zeide Bernhard, driftig de kamer op en
neer loopende. „Ik heb al lang zoo iets
vermoed. Arnold, Arnold, hoe is 't moge
lijk, dat je 't zoover hebt laten komen!
Je goede naam is aan de kaak gesteld, ge
schandvlekt door een vrouw, die je tegen
den zin van je moeder in je huis hebt ge
haald een samenkomst met een paard
rijder! Het haar rijst mij er van te berge!
O, mevrouw Schmidt wist wel wat zij deed,
toen zij zich tegen je huwelijk verzette!"
„En ben je er volkomen zeker van, dat
het Ilse was?" vroeg de ongelukkige man,
hadden Zondag op de petroleuingron-
den te Buschtenari ontploffingen plaats.
Twaalf werklieden verbrandden, elf wer
den zwaar gewond naar het ziekenhuis
vervoerd. De schade bedraagt een half
millioen. Men denkt dat nog meerdere
werklieden in de vlammen zijn omge
komen. De oorzaak van den brand is
onbekend.
Toestand in Ilusland.
Over het oproer te Sveaborg loopen
allerlei geruchten. Volgens een Exchan
ge-telegram is een kruitmagazijn ten
gevolge van een kanonschot in de lucht
gesprongen.
Reuter zendt bevestiging van het ge
rucht dat generaal Angejef, comman
dant der artillerie te Sveaborg, gewond
en gevangen is. De commandant van
de sappeurs is in zee geworpen, en men
bestookte hem met steenen tot hij zonk.
Ernstig luidt een Havas-bericht, mel
dende dat een brug in de lueht is ge
vlogen bij bet station Rihimaeki, en
dat de spoorweg tusschen de twee vol
gende stations vernield is. Maar over
al deze berichten heerscht nog onze
kerheid. Generaal Lankof, staatssecre
taris voor Finland, heeft echter aan
een redacteur van de Beurscourant ver
zekerd, dat het oproer nog niet gedempt
was.
De linieschepen Tsesarewitsj en Bo-
gatyr hebben een sterk vuur gericht
op de forten, die door de opstandelin
gen bezet zijn. Aanvankelijk schoten
deze terug, maar zij hielden er mee op,
toen de schoten tekort bleken te vallen.
Men heeft booten zien wegvaren van
de eilandforten die in handen der op
standelingen zijn.
Volgens het Telegraafagentschap heb
ben alle muiters van de vesting Svea
borg zich overgegeven. Op bevel van
den Czaar is een krijgsraad ingesteld
om de muiters te vonnissen.
Wat den geest onder de overige Rus
sische troepen in Finland betreft, daar
van is weinig geruststellends te zeggen.
Nauwelijks eenige weken geleden is het
garnizoen van Abö oproerig geweest
om het slechte voedsel, en men weet,
dat zich ook ernstige teekenen van op
roerigheid geopenbaard hebben in het
garnizoen van Wiborg. Ook is het be
kend, dat groote beroering heerscht
onder een aanzienlijk deel van het gar
nizoen te Petersburg, en er ligt niets
onmogelijks in, dat de revolutionairen,
dat wetende, binnen eenige dagen hun
grooten slag trachten te slaan.
De sociaal-democraten haasten zich
om de algemeene werkstaking te kuh-
in vertwijfeling. „Kan het niet zijn, dat
ge u bedrogen hebt?"
„Ik verpand er mijn hoofd onder. Ik
ben hen zoo dicht voorbijgegaan als ik nu
bij u ben; maar zij zag mij niet, want zij
weende."
Arnolds hart kromp van smart ineen.
„Ik ben altijd goed voor haar geweest,
Bernhard!" jammerde hij.
„Dat weet ik, helaas, maar al te zeer,
en daarin ligt grootendeels je schuld. Ik
kan ook niet anders dan je bittere ver wij
tingen doen. Je hebt haar te veel aan zich
zelf overgelaten, aan allerlei invloeden van
buitenaf en nu zie je waar het op uit-
geloopen is."
„Maar het behoeft immers juist niet iets
kwaads geweest te zijn; misschien was het
iemand van haar familie. Ik vraag daar
nooit naar."
„Iemand van haar familie? Neen, ik ge
loof, dat ik dat toch ook wel beter kan
zien, en al loochent zij het tegenover u,
tegenover mij zal zij het niet wagen, want
ik heb, Goddank, goede oogen. Maar hoor,
daar gaat de voordeur open: dat zal zij
zijn. Ik bezweer je, Arnold, toon je nu een
man
„Ach, dokter," zeide Rika, haar hoofd in
de kamer stekende, „wilt gij eens naar
Felix komen zien? De kleine is zoo onrus
tig."
„Ik kom dadelijk." En zich weder tot
zijn vriend wendende, zeide hij nog eens
nadrukkelijk: „Draal niet Arnold, en al
heb je je vrouw ook nog zoo lief, hier moet
krachtig gehandeld worden."
Bernhard had gelijk, en Arnold stond
op. Terwijl hij haar kamer binnentrad, had
hij misschien nog een heimelijke hoop, dat
alles wel opgehelderd zou zijn, zoodra hij
met Ilse gesproken had. Zij lag in haar
armstoel, met beide handen voor het ge
laat gedruktmaar toen zij de deur hoorde
nen afkondigen. Het vertrouwen van
Stolypin in het leger is zwaar geschokt.
Uit Petersburg meldt men, dat toen
te Desplagar in den Kaukazus de ont
binding van de Doema bekend werd,
het geheele garnizoen aan het muiten
sloeg. De bevelhebber en acht andere
officieren werden gedood. De muitelin
gen namen vervolgens bezit van de
stad en bewaarden er de orde.
Uit Petersburg wordt d.d. 2 dezer
gemeld:
Er is bericht ontvangen, dat de be
zetting van het fort Konstantijn te
Kroonstad in opstand is gekomen en
de overige forten onder kanonvuur
heeft genomen, dat ien slotte na een
artilleriestrijd tot zwijgen werd gebracht.
Reizigers uit Kroonstad melden, dat
de soldaten verscheidene officieren heb
ben gedood.
Volgens een ambtelijk bericht over
de onlusten in Kroonstad verlieten de
matrozen van de 4e vlootequipage giste-
ten over elven de kazernen en begaven
zich te zamen met een op straat op
hen wachtende volksmenigte naar het
huis van den havencommandant. Een
onmiddellijk ontboden afdeeling infan
terie verstrooide de menigte.
Tezelfder tijd begonnen er onlusten
uit te breken onder de andere vloot-
equipages, doch men slaagde er in de
matrozen tot terugkeer in de kazernes
te bewegen. Middelerwijl rukte een
bende, bestaande uit de matrozen van
de 4e vlootequipage en gepeupel, tegen
het arsenaal opzij wilden de deuren
laten springen, doch werden door in
fanterie en mitrailleurvuur opnieuw uit
elkaar gejaagd. Daarop bezetten de
muiters het fort Konstantijn, waar men
naar het scheen gemeene zaak met
hen maakte. Nadat het fort beschoten
was, gaven de muiters zich omstreeks
halfzes hedenmorgen over.
Gedurende het gevecht met de me
nigte werden gedood een vlagofficier,
twee kapitein-luitenants en een luite
nant ter zee le klasse, terwijl een schout
bij-nacht en twee kapitein luitenants
gewond werden. In Kroonstad is de
staat van oorlog afgekondigd. Telegram
men mogen niet verzonden worden.
Uit Re val, dd. 2 dezer: De beman
ning van den gepantserden kruiser
Pamjat Atsowa is aan het muiten ge
slagen. De commandant en vier officie
ren werden gedood. De muiters hebben
met het schip zee gekozen.
Een telegram uit Petersburg van
eergisteren zegt, dat alle revolutionaire
comité's in buitengewone vergadering
opengaan, liet zij ze zakken en staarde hem
bijna met ontzetting aan. Zij was doods
bleek haar oogen waren rood van het wee-
nen, en haar gelaatstrekken trilden als
onder een zwaren strijd. Een krampachtige
schok ging haar door de leden, toen zij
haar echtgenoot zag binnenkomenzij beet
zich op de lippen, en haar oogen flikker
den onrustig.
Ilse las op Arnolds gelaat, dat er iets
gebeurd moest zijn, wat haar ook betrof;
maar met dit bewustzijn ontwaakte in haar
iets anders, dat haar tot dusver vreemd
was geweestwoeste, plotseling opvlam
mende hartstocht, een gevoel van haat tegen
haar echtgenoot. Met de zelfzucht van het
hart zeide zij zichzelf, dat hij alleen tus
schen haar en haar geluk stond, dat het
bestaan van zijn persoon het was, wat haar
tot een zondares stempelde. Een chaos van
onzinnige gedachten woelden door haar
brein, terwijl zij hem langzaam te gemoet
trad.
„Ilse, waar ben je geweest?" In den toon
zijner stem lag meer diepe droefheid dan
toorn.
De hand, waarmede zij op tafel in haar
nabijheid leunde, beefde zoo hevig, dat de
armband kletterde, en haar oogen fonkelden
terwijl zij hem aanzag; maar zij zweeg.
„Ilse," hernam hij, je hebt me verraden,
mijn vertrouwen misbruikt."
Nu wierp zij het hoofd in den nek, en
antwoordde:
„Ja, Arnold, ik heb de heillooze dwaling
van mijn leven reeds lang ingezien reeds
lang heeft ze mij berouwd. Toen ik een
dwaas, onwetend kind was, heb je mijn
leven aan het uwe gekluisterd, zonder dat
ik eenig vermoeden had hoeveel er aan
mijn besluit vast was. Nu staan wij voor
het einde."
Uit het Duitsch.
39)
Wordt vervolgd.)