let Land van Heusden en illena, de Bommeierwaard. u Uitgever: L. J. VEERMAN, Heugde,- No. 23G8. TV oensdag 3 October. Een strijd om vrede en reeht. FEUILLETON. net berenspoor. I Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. .Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1906. I <tiën van 16 regels 50 ct. Elke regel -de letters naar r^-^^uimte. n dinsdag- en Vrrjdag- Volgens de thans bestaande wetten en instellingen zijn allen, die als bur gers van den staat zich op het grond gebied van dien staat bevinden, ver plicht vrijwillig de wetten enz. van van het land na te komen. Die wetten en instellingen kunnen zeer licht in strijd zijn met ons per soonlijk gevoelen. Daarom mogen wij met alle wettige middelen trachten ver andering in het bestaande te verkrijgen, maar zoolang die verandering er niet is, moet de wet gehandhaafd worden. Hoe meer vervuld wij zijn van ware rechtsbegrippen, hoe meer recht er wer kelijk zal komen en geoefend worden. Dit geldt in het alledaagsche leven, hel geldv ook in het grooto wereld verkeer, waarin nog zooveel grof on recht bestaat. Zulk een grof onrecht is ook de oorlog. Het is niet mogelijk dat er in de burgermaatschappij geen geschillen voorkomen. De menschen en hunne in stellingen zijn onvolmaakt en zullen het blijven. Maar indien zulke geschil len niet langs den minnelijken weg worden uit den weg geruimd, dan gaan de twistende partijen niet vechten, om aldus uit te maken wie geacht wordt gelijk te hebben. Zij roepen elkander ?oor den daartoe aangestelden persoon >f het daarvoor bestaande lichaam, dat 'olgens vaste regelen de zaak onder- oekt en uitspraak doet; en wanneer dan die uitspraak door de verliezende partij niet wordt geëerbiedigd, treedt de aangewezen macht op om ook fei telijk de winnende partij recht te ver schaffen. In het volkerenverkeer is het anders. Ook daar is het niet mogelijk in on gestoorde harmonie te leven; de strijd van belangen is daartoe veel te groot. Indien dan geen minnelijke schikking mogelijk was, greep men, tot voor kor ten tijd, naar de wapenen, met al de ons bekende gevolgen, en de verliezende partij, onverschillig of hare zaak recht was of niet, moest zich aan de andere onderwerpen. Maar om te kunnen winnen, moest men de sterkste zijn en zóó werden langzamerhand de strijdkrachten der volken tot zulk een ontzettende hoogte opgevoerd, dat ondragelijke lasten op de schoudere dier volken drukten. Zelfs die volken, die in een mogelijken oor log geen de minste kans van slagen 1). De houtvester Berger stond hoofdschud dend stil op een stuk weiland in het bosch, waar een kleine beek met zandige oevers doorheen stroomde. Hij krabde zich peinzend het hoofd. Dat deed hij altijd, als hij in een lastig geval niet wist wat hij doen moest. Toen boog hij zich ver voorover en keek, met de handen op de krachtige dijen steunend, strak naar den grond. Eindelijk ging hij op de knieën liggen, om voorzichtig en nauwkeurig een dieren spoor, dat hem zonderling toescheen, te onderzoeken. Zorgvuldig nam hij hier een dor blad, daar een grashalm weg, om beter te kunnen zien. Ook woelde hij even met den vinger in den grond, om te zoeken of het merkwaardige wild ook misschien eenig haar had verloren, dat hem nadere aanduiding kon geven. „Eigenlijk is het ondenkbaar," mompelde hij. „Maar er valt haast niet aan te twij felen. Jonker Frits, die veel gejaagd heeft in Rusland en Hongarije heeft mij het spoor dikwijls genoeg beschreven en mij afbeeldingen laten zien. Het dier kan best uit een of ander spel losgebroken of van Zigeuners weggeloopen zijn. Dat zou de eerste keer niet wezen." Nogmaals onderzocht Berger aandachtig het spoor, stap voor stap, langs het beekje, tot op de frissche, groene weide. Hier kon men duidelijk zien, hoe de zware stappen het gras hadden neergetrapt. Eindelijk hadden, werden door die algemeene bewapening8koort8 aangetast. Treurigen toch is die koorts wellicht ten zegen geweest, kan zij wellicht zuiverend en reinigend werken. Zoodra een last te zwaar gaat drukken ontstaat er een natuurlijke aandrang om dien af te schudden. Men zag dat men zich op een hellend vlak bevond, dat mogelijk naar een afgrond zou voe ren en, zóó ontstond de overtuiging, dat het zóó niet langer kon. Aanvankelijk slechts het deel van enkelen, drong deze overtuiging zich spoedig bij velen op, in de parlementen deden zich alras stemmen hooren, die op meerdere bezuiniging aandrongen, en enkele vruchten waren van dit stre ven reeds een gevolg. Dat deze vruchten nog zoo gering zijn, zal wel in hoofdz tak daarvan het gevolg zijn, dat nog geen volkomen eenstemmigheid is verkregen. Wanneer er eene algemeene rechtsovertuiging be stond, dat ook in het internationale leven de geschillen uitsluitend door de daartoe aangewezen bevoegde macht mogen worden beslist, dan zou waarschijnlijk de regiering van eiken beschaafden staat gaarne de eigenlijk gezegde oorlogsin stellingen trapsgewijze verminderen en ten slotte geheel afschaffen. De interna tionale rechtspraak zou van iederen Staat slechts de bijdrage vorderen tot het onderhouden eener voldoende macht, politiemacht, of hoe men ze ook noemen wil, om de nakoming der genomen be slissingen te verzekeren. Tot zulk een toestand zullen wy on getwijfeld geraken, zoodra in eiken staat de groote meerderheid van het volk tot de overtuiging zijner noodzakelijkheid is gebracht, en elke poging om zoodanig rechtsovertuiging alom te vestigen, ver dient onze hartelijke sympathie. Zulk een poging, maar dan meer op groote schaal dan tot dusver, wordt thans voorbereid door eene stichting, nog van betrekkelijk jongen datum, in het voor jaar tot stand gekomen onderden Daam van „Internationale Vereeniging Vrede- tentoonstelling." Het is lichtverklaarbaar dat deze ver eeniging in ons land is opgericht en aanvankelijk ddór werkt, aangezien im mers Nederland, door de vestiging van het arbitrage-hof en de aanstaande daar- 8telling der Carnegie-stichting, aange wezen is om in de ontwikkeling van het toekomstig volkenrecht eene voor name rol te spelen. In 't vervolg even- ging het spoor op een open plek met kiezel verloren. Een oogenblik aarzelde Berger nog. Toen sloeg hij vastberaden den weg in naar het Heerenhuis van Bornheim. Een uur later stond hij voor den Baron, den gepensionneerden ritmeester Erich von Selden, verlegen met zijn hoed te draaien. „Nu, wat breng je voor nieuws vroeg de Baron vriendelijk. „Neem mij niet kwalijk, Baron, maar ik moet u iets vertellen, dat haast ongelooflijk klinkt. Von Selden zag zijn houtvester vragend aan. „Wij hebben een beer in ons bosch „Wat drommelBen je niet recht wijs riep de ritmeester, hardop lachend. „Het is toch werkelijk waar, Baron. Ik wilde het ook niet gelooven, toen Paul Stein, de oude jager, mij gisteren, hijgend van het harde loopeu, kwam vertellen, dat hij het spoor van een beer had ontdekt op de weide bij het beekje. Toen ik ging kijken, was het spoor door den zwaren regen weggespoeld. Maar vanmorgen heb ik het met eigen oogen gezien. Het spoor was zeer duidelijk zichtbaar langs de beek." „Maar kerel, het is bepaald ondenkbaar I" „Dat zei ik eerst ook. Maar er is geen vergissing mogelijk. Men kan duidelijk in het vochtige zand de indrukken van zijn zolen zien." „Wel verdekseldriep de Baron, door de zekerheid, waarmede zijn geloofwaardige houtvester sprak, half overtuigd. „Een berenjacht zou bij ons hier in de streek toch eigenlijk een prachtig ding zijn! Heb je mijn broeder al het merkwaardig geval laten weten „Neen, Baron. Ik wilde hier vandaan terstond naar hem toegaan." wel zal zij zich ook over de grenzen, in alle beschaafde staten bewegen en het om zoo te zeggen aan ieder ter wereld mogelijk maken, om door eene geringe bijdrage te toonen, dat hem de blijvende gelegenheid om internationale geschillen door een hof van arbitrage te doen be slechten, zeer sympathiek is. - Of de naam der vereeniging geluk kig gekozen is? Wij staan daaromtrent in twijfel en zijn niet geheel vrij van de vrees, dat velen door dien naam de bedoeling zal ontgaan. Wanneer het slechts om eene tentoonstelling te doen ware, dan zeker zou men met recht kunnen betwijfelen of de vereeniging wel geschikt zal zijn om eene blijvende kracht ten goede van zich te doen uitgaan. Het is echter niet zoozeer te doen om eene tentoonstelling, ter gelegenheid der inwijding van het vredespaleis te 's Hage de tentoonstelling zal slechts een brand- of middelpunt zijn. Dadr zullen de voor mannen van studie en praktijk samen komen om te beraadslagen over de ge meenschappelijke belangen der mensch- heid en van daar zal de propaganda uitgaan van het beginsel, dat vertegen woordigd wordt door het permanente hof van arbitrage. Zeker is het aan schouwen van de werken des vredes uitermate geschikt om de aanschouwer te doen zien, in welke mate de belangen der individuen van de verschillende staten in elkander grijpen; maar... er is meer te doen, en zoo zal, voorna melijk ook door het inrichten van in ternationale congressen, het doen hou den van voordrachten, het zoeken van samenwerking met vereenigingen die een gelijksoortig doel beoogen, het uit geven van geschriften en het uitschrijven van prijsvragen, naar verwezenlijking van het schoone doel der vereeniging: „Yrede-tentoonstelling" worden ge streefd. heer Ten Bosch, den secrt^ der vereeniging, eerst dhn mog\. k „wanneer het meerendeel der mensc^ waarmede men samenleven moet, een geschreven recht, geldig voor allen, er- r°h' kent en de overtuiging bestaat, dat die meerderheid alles in het werk zal stellen, om het recht ten allen tijde te handhaven". "•a czit geno- je afkondiging door mg. dai Buitenland. De strijd van vrede is een strijd om recht. Laat ons dit wel bedenken, wij, zonen en dochteren van het land, waar het recht immer een hooger standpunt dan elders innamwij zeiven vrienden en vriendinnen van het recht. Het bekende woord van baronesse Bertha von Suttner, eerelid van de vereeniging, „de wapens neer", klinkt nog altijd op zachten toon; het worde aller leuze, de leuze van allen, in wie het recht en de menschenmin leven. De wapens neerMaar dat kan, om te spreken met een woord van den In het gehucht Ten Brielen, eene Belgische gemeente op de Fransche grens, heeft eene 77-jarige vr«uw haar zoon met een geweerschot gedood. De zoon, Henri Braem, bewoonde met zijne vrouw en eene dochter, eene hoeve, die zijne moeder toebehoorde. Do moe der bewoonde een andere, kleinere hoeve, 50 meters van daar. Er was bestendig twist tusschen moeder en zoon. De eerste wilde Henri doen verhuizen, en de tweede weigerde, gesteund als hij was door een notarieel huurceel. Donderdag had men weer hevige ruzie gehad, en toen Henri des avonds te 8 ure aan de deur zijner woning stond, werd hij door een geweerschot in den buik getroffen. Zijne vrouw snelde toe en vond hem dood op den dorpel liggen. Deze laatste beweerde op den deurdoipel van moe der Bram eene menschelijke gedaante te hebben gezien, en men deed in hare woning een huiszoeking. Onder een hoop hout vond men een nieuw geweer, waarvan de loop nog naar kruit rook. De oude vrouw beweerde van niets te weten en zij toonde zich totaal on verschillig aan hetgeen gebeurd was. Toen men haar bij het lijk bracht zegde zij Ja hij is dood, goed dood. Men vernam toen dat moeder en zoon in den loop van den dag getwist had den, en dat zij hem met den doocf be dreigd had. Het parket heeft de moeder naar de gevangenis doen brengen. De Porte heeft thans van de vier groote mogendheden, welke zich met de bescherming van Kreta belast heb ben, officieel mededeeling ontvangen van de benoeming van den Griek Zaï- mis tot Gouverneur van dit eiland. order V zie van i nd in d uit- "t ver- anden ïerscht. WV/I\ tot Te Hamburg heeft zich een jongen van vijftien jaar van de Realschule, omdat hij niet overgegaan was, voor de klas doodgeschoten. Uit Havana wordt d.d. 29 September gemeld Het voorloopig bewind heeft vandaag „Doe dat en vraag hem, of hij zelf het spoor eens wil onderzoeken." „Ja, Baron." „En heb je al gedacht over de manier, waarop wij Bruintje te lijf zullen gaan?" „Een drijfjacht zou niet gaan op het uit gestrekte terrein," zei Berger, nadenkend. „Daarvoor is ons aantal jagers ook te klein. Maar hij schijnt geregeld bij de beek te komen. Het was dus, zou ik denken, het best, als wij daar morgenochtend vroeg post vatten. Het is lichte maan. Als wij er tegen 3uur bij elkander kwamen en ons doelmatig verdeelden, dan zouden wij 3tellig het dier onder schot kunnen krijgen." „Het is mij wel. Spreek alles maar af met mij n broeder. Hij zal het mij wel ver tellen. Maar verder je mond houden, hoor De dames mochten anders eens van het plan hooren en zich noodeloos ongerust maken. Tot weerziens dus, morgenochtend Twee uren later stond Frits von Selden met den houtvester en Paul Stein, den on derjager, aan de beek, om het geheimzin nig spoor opnieuw te onderzoeken. Jonker Frits stond met zijn rug naar de twee anderen toe, anders zouden die wel opgemerkt hebben, dat hij telkens lachte. Daar bukte von Selden opeens, raapte iets blinkends op, dat vlak bij een grooten steen in het mos lag en stak het ongemerkt in den zak. „Zeg aan mijn broeder, dat ik hem en mijn twee neven morgenochtend om 6 uur verwacht," zeide hij tot den houtvester. „Om 6 uur pas? waagde Berger te vragen. „Dan is het al drie uren dag en al het wild is reeds lang in het dichte hout." „Ons wild komt op zijn vroegst om 7 uur, daar kan je op aan," sprak Jonker Frits, en zonder zich nog eens om te wen den, stapte hij in zijn rijtuigen reed heen. Berger en Stein zagen elkander verbaasd roep klaart, heeft genom. met den nood toe. Hij belooft dat he*. handhaafd met het doei vre; rust en vertrouwen te her& '1 dat een vast bestuur gevestigd Gouverneur Taft is in een autonn. biel naar het paleis gereden, waar hij de noodige regelen trof om president Pal ma op te volgen. Palma is blij, dat hij van den last verlost is. Taft heeft Comez en anderen gevangen gehouden als samenzweerders, vrijgelaten en heeft hun verzoek ingewilligd een commissie te benoemen. Ofschoon de regeering der Vereenigde Staten geen ernstig verzet verwacht op Cuba, worden Noord-Amerika's krijgs toerustingen en onverwijlde afzending van troepen krachtig voortgezet. De openbare meening in Noord- Amerika blijft in de Cubaansche kwestie zoo onverschillig mogelijk en weinigen verwachten, dat Taft's staatsgreep te Havana een buitengewone zitting van het Congres der Ver. Staten na zich zal sleepen, daar alles immers zoo kalm en ordelijk is verloopen. Maar de voor standers van inlijving van het eiland bij de Unie zullen ongetwijfeld voor stellen er toe over te gaan, zoodra het Congres bijeen k<~r^t waartegen de Amerikaansche an alvast heftig verzet Ne Yorksche Tribune begeeren niet, dat de vurige speculan ten in Noord-Ameiifi.o, in lijving van Cuba doorzetten, hoewci Cuba misschien verdiende zijn onaf hankelijkheid te verliezen. Maar de Cubanen behooren een laatste kans te hebben alvorens te worden ingelijfd. Verleden week Woensdag is over een gedeelte van Noord-Amerika een orkaan losgebroken, welke 46 uur onafgebroken doorwoedde en aan de kust, van Florida tot Louisane, groote verwoestingen heeft aangericht. De stad Pensacola moet een grooten puinhoop gelijken. Alle huizen langs de kust, over een afstand van vijftien kilometers, zijn door den storm en den vloed vernield. IJzeren schepen werden op het strand geslingerd. Dertig visschers- booten zijn stukgeslagen. De meeste huizen zijn van het dak beroofd. Vijf tig kilometer spoor is verwoest op de Louisville en Nashville lijn, ook een trein is verwoest. In 't bijzonder heeft ook de marine- aan. Maar zij hadden te veel eerbied voor den broeder van den Baron om eenigen twijfel te kennen te geven en na een korten groet gingen zij ieder zijns weegs. Precies op den bepaalden tijd kwamen de rijtuigen op de afgesproken plaats aan. De Baron had aan zijne zoons, hoe zij hem ook er om plaagden, niets willen mede- deelen omtrent de voorgenomen jacht en zoo brandden de beide jongelieden van nieuwsgierigheid. Met een stouten sprong kwamen Hans en Kurt van hunne plaatsen in den jachtwagen af en op hun stil glim lachenden oom toe, dien zij met halfge- fluisterde vragen bestormden. „De houtvester en zijn mannen hebben hier in het bosch het spoor van een beer ontdekt," zei Frits von Selden eindelijk. „Een beerl" „Jawel. Maar ik vermoed, na een nauw keurig onderzoek, dat wij een ander soort van dier te zien zullen krijgen. Wij zullen ons verdekt opstellen achter de hoornen en i afwachten, of de jagers gelijk hadden dan wel of ik het bij het rechte eind heb. Maar ik moet allen dringend verzoeken, wat er ook gebeuren moge, zich niet te bewegen en het geweer niet te laden, vóórdat ik een teeken geef." De jachtgezellen hoorden hem hoofdschud dend aan. Van zulk eene regeling begre- pen zij niets. Maar de ervaren jager sprak j op een zoo stelligen toon, dat zij niet durfden tegenspreken. Toen echter Frits von Selden de deelne mers aan de jacht, zonder eenigszins op den wind te letten, aan beide oevers der beek liet post vatten 30 passen van elkan der en zóó, dat overal twee man bijna vlak tegenover elkander stonden, kon de hout vester zich niet meer bedwingen. „Maar Baron, zooals wii nn zitten, zal er volstrekt geen wild in onze nabijheid komen. En gesteld eens, dat het allen reuk geheel had verloren en tusschen ons door liep, dan zouden wij immers op deze ma nier elkander in het lijf schieten „Laat ons maar afwachten, waarde Ber ger. Is tot dusverre mijn voorspelling, wat den tijd betreft, niet bewaarheid?" „Maar dan De houtvester was stom van verbazing en meende, dat de Jonker niet wel bij het hoofd meer was. „Doe maar precies wat ik zeg," viel von Selden hem glimlachend in de rede. „Zie zoo. Dit zijn de laatste posten. Ga jij nu aan de voorzijde staan, achter dien ouden wilg. Ik blijf aan dezen kant. En nu allen stil „Zoo iets mals heb ik nog nooit beleefd M bromde de ritmeester, terwijl H;i mo gt makkelij zitten. De andere jagers dachten zeker wet hetzelfde j c hu* i d Er was zoo ongeveer een kwartier verloo pen, toen er aan den rand van het bosch, waar men den beer verwachtte, een vrou welijke gedaante te voorschijn kwam. Schuw keek zij rond, naar alle kanten, en einde lijk ging zij zitten op den grooten steen, waarbij Frits von Selden den vorigen dag het blinkende voorwerp vond. De kijkers van al de jagers weiden als op commando op haar gericht. „Wel verdekseldDat is Philippine, mijn dierbare, meest gehate nicht, die plaag van ons huis, die aan geen heengaan denkende logée 1" dacht de Baron, boos. „Is het niet genoeg, dat het onuitstaanbare men-ch mij acht weken lang het leven vergalt? Moet zij nu ook hier ons genoegen komen be derven Naar het Duitsch. Slot volgt.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1906 | | pagina 1