Het Land van Heusden en \ltena, de Langstraat en de ttommelerwaard. CONVERSATIE VADER Uitgever: L. J, VEERMAN, Heusden. No. 2570. ff oensdag ÏO October. FEUILLETON. lAm VAN ALTEN/ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7 Vs c^- Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Neen, het zijn niet enkel weemoe dige gedachten, die het vallen der bla deren bij ons opwekken De huiskamer herkrijgt weer deoude aantrekkelijkheid en gezelligheid. De vriendenkringen ope nen zich weer en, voor h n die er smaak in gevoelen, ook de meer openbare krin gen, waar letteren, muziek en zang worden beoefend. Aan die openbare kringen is voor heden onze aandacht niet gewijd, waar wij wenschen te spreken over conversatie. Zij toch bieden minder gelegenheid tot het voeren van geregelde gesprekken. Iets anders is daar het hoofddoel. In meer enge, gemeenzame kringen komt men meer bepaaldelijk bijeen om met elkander te spreken. Men spreekt eigenlijk den geheelen dag, wel eens meer zelfs dan noodig is; maar dan is het toch in hoofdzaak over de zaken, over de dagelijksche beslommeringen van het leven, en, daar de boog niet altijd gespannen kan wezen, daar de mensch aan afwisseling en verpoozing behoef te heeft, zoekt hij een onderhoudend gesprek met vrienden en kennissen. In onze conversatie zoeken wij dus in de eerste plaats het aangename, en dat is ongetwijfeld zeer geoorloofdToch mogen wij niet vergeten dat, wat aan genaam is, daarom nog niet altijd ge oorloofd is, en evenmin dat het steeds nuttig is te achten. Bedenken wij dat niet, dan komen wij er al heel gauw toe, de conversatie te gebruiken als middel om den tijd te dooden of door te komen, om ons niet te vervelen, en zeer zeker zal datnie- mand op den duur bevredigen; ook niet omdat het niet werkelijk onschul dig is. Wij hebben uitsluitend het oog op het gezellig onderhoud in beschaafde kringen, en daarom willen we nog niet eens spreken over de platheid, waartoe een gesprek, louter om den tijd te kor ten, waarbij elk onderwerp lief is en gretig wordt aangevat, zoo licht ver vallen kan in minder beschaafd gezel schap. De meer ontwikkelde moet hoo- gere eischen stellen dan het genoegen alleen. Hij moet hoogere eischen stellen aan zichzelf en anderen; hij moet ver langen, dat, met het aangename, steeds het nuttige gepaard ga, dat de conver satie altijd strekt om iets te leerenin opbouwenden geest wordt gevoerd en 3). i/e ouüe, tijk.) fabrikant Eïdm&na -was gestorven en zijne jonge, schoone weduwe had een geheel jaar lang diep over hem getreurd. Toen het jaar om was, had zij, met een zekere haast, de sombere rouwkleêren, die nooit recht gepast hadden bij hare vroolijke, heldere oogen, afgelegd en begon zij weer uit te gaan en vreugde te scheppen in het leven. Eigenlijk kwalijk genomen had niemand haar dat, en zij had er ook recht toe. De oude man had bijna haar grootvader kun nen zijn en hij was bijkans gedurende zijn geheele huwelijksleven ziek geweest. Nie mand had, toen zij met hem'trouwde, zich ook overgegeven aan de illusie, dat dit ge beurde uit hartstochtelijke liefde. Veeleer was zij een jong, arm meisje van goeden huize geweest, dat gebruik had gemaakt van de gelegenheid om zóó bezorgd te zijn, zonder eigenlijk zelf te weten wat zij deed. Wie weet dat op zijn achttiende jaar? Toen was zij tien jaar lang, voor den ouden man eene goede, trouwe vrouw geweest, bijna meer dochter en verpleegster dan echtge noot, en men kon wel nagaan, dat zij veel ontberen moest van het levensgenot, waar naar hare vroolijke, jonge ziDnen natuurlijk verlangden, al had ook de oude man, zoo veel hij kon, er rekening mee gehouden, dat de jeugd vroolijkheid behoeft. Maar toch hij was oud en ziek geweest en zijne vrouw had zeer dikwijls gesmacht naar de bonte wereld buiten het stille, don zuiver is van elementen, die er niet in tehuis behooren. Er is volstrekt niets tegen dat men aanvangt met de weersgesteldheid, om te vervolgen met den stand der gewassen en te eindigen met de jongste nieuwtjes. Maar zoo onschuldig onbeduidend blijft men niet. Vooral die jongste nieuw tjes vormen nog al eens de brug om te komen van het zakelijke in het per soonlijke, en letten wij daar nauwkeurig op, dan blijkt het telken3 weer dat per sonen bijna nimmer van de beste, in den regel van de minst goede zijde wor- beschouwd. Van dat punt tot den las ter, of zoo men wil, tot kwaad spreken, is maar een heel klein eindje. Nu weten we allen wel, dat laster gewoon weg leugen is, althans sterke overdrijving en in ieder geval onwaar heid. Maar we komen dan toch niet bij elkander om te liegen. Waarheid wordt wel eens het voornaamste be standdeel eener goede conversatie ge noemd. En waarom raakt de waarheid zoo dikwijls zoek? Omdat er steeds een streven is om altijd iets nieuws te zeg gen of te hooren. Maar dat is onmo gelijk, en dan moet men vanzelf zijn toevlucht nemen, eerst tot fantaseeren en overdrijven en vervolgens tot leu gen, die, als zo van persoonlijken aard is, vanzelf laster wordt. Een wezenlijk aangenaam en nuttig gesprek, meer over zaken dan over personen, en in dit laatste geval met belangstelling in anderen en hun lot, zal toch alleen dhn een wezenlijk goe den indruk achterlaten, wanneer het met veel tact gevoerd wordt. Het is zeer verkeerd en zelf 3 hoogst gevaarlijk, er altijd maar op los te redeneeren, zonder te bedenken, op welke plaats en in welke omgeving men zich bevindt, 't Staat vast dat wij in den regel een of meer personen om ons heen zullen zien, die iu algemeene denkwijze, op staatkundig terrein of op zedelijk ge bied b.v. van ons zullen verschillen. Dat hindert niets, als wy er ons maar aan kunnen gewennen om nooit iets te zeggen wat wij weten dat anderen niet dan ongaarne hooren, ook al hebben wy de bedoeling niet hen te kwetsen of te beleedigen. Volgen wij dien gul den regel niet, dan ontstemmen wij iemand noodeloos en gaan heen, onte vreden over ons zeiven. Wezenlijk beschaafde menschen maar dit eischt ontzaglijk veel oefening brengen het soms zoo ver, dat zij kere huis. Hij was een goed man geweest, met eenigs- zins vermoeide en droevige oogen, een der genen, die bijna onopgemerkt door het leven gaan. Toen hij eindelijk zachtjes heen ging, had de jonge vrouw hem oprecht beweend, omdat hij haar nooit iets dan vriendelijkheid had betoond: maar na eeni- gen tijd scheen het haar toch een verlich ting toe. Zij voelde hoe zij vleugelen scheen aan te schieten, om frisch en vroolijk door het leven te vliegen, en zij had recht om ze te gebruiken. Verder miste niemand den fabrikant Erdmann, behalve zijne arbeiders, voor wie hij altijd een vriend was geweest. Ja toch, nog één. Toen de jonge weduwe, niettegenstaande hare zwarte kleeren, met hare heldere stem reeds weder vroolijke liederen zong bij de piano, ja, zelfs toen al twee maanden lang lichte kleuren hare fijne, meisjesachtige schoonheid nog des te stralender deden uitkomen, was er nóg een menschenkind, dat eiken dag en elk uur met smachtend verlangen aan den gestor vene dacht. Een zwakke, bleeke knaap was het, noch schoon, noch bijzonder verstan dig, met den lichten lijdenstrek der zieke lijke kinderen op het onbeduidend gelaat de eenige zoon van den ouden man. Zij waren vrienden geweest, de oude, stille man en het kind, dat hem nog in zijn ouderdom geschonken was, vrienden, zooals vader en zoon het anders zelden zij n. Beiden hadden zij de schoone, levendige vrouw liefgehad, al3 iets te teer en te be koorlijk om het met ruwe handen aan te vattenmaar zich verwant gevoeld, dat hadden alleen de vader en de zoon. Tot den ouden man was het kind gegaan met al zijn verdriet en zijne wenschen, en alleen aan het kind had de grijsaard, in al hun volheid, de rijke schatten van teederheid met allen en over alle onderwerpen kun nen spreken, zonder ooit te kwetsen, zonder één minder welwillend woord. Het is heerlyk, zulke menschen te hoo ren converseeren en ze zijn er zelf het best aan toe, want ze verruimen* zeer hun kennis en vullen huune eigene er varingen aan die van anderenmaar zij verstaan dan ook niet alleen do kunst om het rechte woord te zeggen op den rechten tijd, maar vooral ook om altijd de wacht voor de lippen te hebben, die verhindert het verkeerde woord te laten komen op het oogen- blik, waarop men in de verleiding komt, om het uit te spreken. Zij bezitten de rechte verdraagzaam heid, die alleen het deel is van hen, die zelf iets zijn en iets bezitten. Zij willen ook anderen tot hun recht laten komen en iets van hen ontvangen. 't Is een vrij wat grooter genov dan Manusje Yanalles te hooren redeneeren. Manus is misschien wel een geestige vent. Hij houdt zichzelf stellig voor heel geestig; maar hij heeft een hekel aan luisteren en wil altijd spreken, ook als hij eigenlijk niets te zeggen heeft. Geestigheid, die zoo vaak in gemaakt heid verwatert, moet eigenlijk maar in de laatsta plaats komen. Geen onver- dragelijker menschen dan die onuitput telijk zijn in het „uien tappen". Met hun gezond verstaud moet het wel heel treurig gesteld wezen. Trouwens, hoe groot iemands geest in werkelijkheid zij, meer nog dan door den geest is men gezelliger en aange namer in den omgang door het hart. Hoe het zij, converseeren is een kunst, maar eene die waardig is be oefend te worden, een kunst, die voor al niet bestaat in veel te spreken, maar bovenal om, als men iets te zeggen heeft, het goede woord te spreken, in den best mogelijken vorm, te rechter tijd en op de juiste plaats. Het Handelsbl. van Antwerpen meldt onder het opschriftAlweer een bank- diefstal te Brussel: Ditmaal is de beurt aan de Caisse de Reports on de schuldige is een bediende, die ondanks het maandgeld van 225 fr. een prachtige villa bewoonde, een stal met drie paarden bezat en leefde als een groot mijnheer. De Vis zoo heet hij was voor anderhalf jaar thuis gekomen, zeggende dat hij gelukkig gespeculeerd en veel en goedheid geopenbaard, welke in hem verscholen waren. En nu de vader dood was, nu treurde de knaap om de gpedige blauwe oogen, die hem zoo liefdevol konden aanzien, om de zachte, oude hand, die hem over het dunne, blonde haar placht te strijken, om het hart, dat hem altijd ver staan had. De schoone moeder bemerkte weinig van die droefenis. Natuurlijk had zij haren jongen liefmaar zij wist niet recht hoe zij met hem moest omgaan en vond hem vervelend. En juist nu had zij geen tijd dit te leeren. Zij zelve begon nu eerst te leven. Duizenderlei nieuwe zaken schonk haar de wereld en zij had juist nu te veel met zichzelve te doen, om zich in baren negenjarigen knaap te verdiepen. Zoo ging hij rond in het huis, niet ver onachtzaamd, maar toch zonder dat men veel acht op hem sloeg en weinig begrepen zijn bleek, ziekelijk gezichtje paste niet bij het nieuwe leven, dat nu in huis heerschte. Toen zijn vader ongeveer anderhalf jaar dood was, gebeurde er iets, waaraan de knaap nooit gedacht had. Zijn moeder riep hem op zekeren dag in de huiskamer, leidde hem, terwijl zij den arm om zijn smalle schoudertjes legde, naar een jongen man, die bij het raam stond en zei blozend, half lachend, half ontroerd, dat deze in het vervolg zijn vadei zou zijn en hij hem liefhebben en gehoorzamen moest. De knaap hief zijn bleek gezichtje met de stille oogen langzaam tot den vreemde ling ophij was nog bleeker dan anders. Hij herinnerde zich nu hem soms gezien te hebben en hij was hem altijd zeer goed bevallen. Het was een knap man, zoo aan trekkelijk, dat zelfs kinderoogen dit zagen. Hij stak den knaap de hand toe, en de kinderhand met vasten druk omvattend, geld gewonnen had. Zijne jonge vrouw, moeder van twee kinderen, zegde hare betrekking op in een groot modemaga zijn en nu begon het goede leven. Doch dezer dagen verdween in genoemde bank een chéque van 8000 fr. Toen het parket verwittigd was en een onder zoek werd gedaan, werden al de bank bedienden met de noodige kieschheid ondervraagd, doch op niemand kon zich eenig vermoeden vestigen. Maar men merkte met verwondering de afwezig heid op van De Vis, en bij nader onder zoek vernam men dat hij, zijn bureel verlatende, naar huis was gegaan, een valies had genomen en gezegd dat hij voor een paar dagen op reis moest. Later vond men van zijne hand een briefje, meldend dat hij nooit meer terug kwam. De vrouw liep naar hare ouders, wier woning slechts door een tuintje van de hare gescheiden is. Maar deze lieden wisten nog niets van wat in de bank was voorgevallen. Doch toen daags nadien een bediende der bank kwam vragen, waarom De Vis niet naar het bureel gekomen was, kwam alles uit. Het gerecht nam dadelijk de noodige maatregelen, om te voorkomen dat De Vis naar het buitenland zou vluchten, zoo het niet reeds te laat was, en men deed in de bureelen opzoekingen naar andere onregelmatigheden. Hoe hoog het bedrag van het ontvreemde mag zijn, weet men nog niet; maar zeker schijnt het dat hij in de laatste 18 maan den minstens 2 tot 300,000 fr. verteerd heeft. Zondag moest in zijne villa een groot diner plaats hebben. Dit werd natuur lijk afbesteld. Al de ontvreemdingen moeten gepleegd zijn bij middel van een zeer ingewikkeld stelsel van valsche chèques, waarvan men het geheim nog moet ontdekken. De Vis is de zoon van eene zeer def tige burgerfamilie, die voor een dertig tal jaren een uitgebreiden handel dreef in meubelpapier. Zij lieten elk hunner 3 zonen 120,000 fr. na. De zoon Maurice, de thans ontvluchte bankbediende, studeerde in de school van Terkameren, die hij verliet niet den graad van onderluitenant. Het mili taire leven beviel hem niet en hij vroeg en kreeg een klerkenplaats in de Bank. Zijn persoonlijk fortuin gebruikte hij voornamelijk om zijne twee broeders te ondersteunen, die hun deel van de ouderlijke ^nalatenschap hadden ver kwist. Omtrent 8 jaar geleden huwde hij eene jonge modiste, dochter van een marmerbewerker. Hij heeft nu twee kin deren, dochtertjes, 6 en 4 jaar oud. Eiken dag vergezelde hij zijne vrouw zei hij „Mij dunkt, wij zullen het wel goed samen kunnen vindenik zal geen booze stiefvader voor je zijn, wees maar niet bang.'' Het kind huiverde even zonder te ant woorden. Zijn vader zou die vreemde man worden zijn vader Hoe zou dat kunnen Zijn vader had men toch begraven, die was oud geweest en zoo goed o zoo goed Hoe kon hij dan dien vreemden, jongen man liefhebben, die hem nog het eenige ontnam, dat hem gebleven waszijn moeder. Het kinderhart werd vervuld van angst en smart „Kan je dan geen enkel vriendelijk woordje zeggen, mijn jongen?" zei zijne moeder om hem aan te moedigen, terwijl zij hare teere, rooskleurige wang op zijn haar legde. En toen hij niet antwoordde, voegde zij er verontschuldigend tot haren verloofde bij „Neem het niet kwalijk, liefste, hij is alleen verlegen." „Dat is natuurlijk", antwoordde de heer Itichend; „mettertijd zal hij wel zien hoe goed ik het met hem meen." Toen sloeg hij den arm om het middel der jonge vrouw en kuste hare frissche, roode lippen. Binnen enkele weken werd er bruiloft gehouden er was geen reden om het geluk buiten de deur te sluiten, nu het vroeg om binnengelaten te worden. De jonge vrouw, nu weder de bruid, was, zelfs op haren eersten trouwdag, nooit zoo liefelijk om te aanschouwen geweest, als nu hare schoonheid zich tot vollen bloei had ont wikkeld. De krachtige jonge man wendde geen oog van haar af. Het was ten zeer vroolijke bruiloft en bij niemand kwam het op veel acht te slaan op het kind, dat verlegen en bedrukt in een hoekje stond, naar zijn schoone, bewonderde moeder keek nn aan den dooden vader dacht. naar 't modemagazijn, waar zij nog altijd werkzaam was, tot in April 1905 het geluk zoogezegd uit de lucht kwam vallen. Hij was hoofdzakelijk belast met den dienst der chèques en beweerde een eigen brandkast te bezitten, met welker inhoud hij naar welgevallen voor eigen rekening mocht speculeeren. In die brandkast heeft men bij onderzoek nog 20,000 fr. gevonden. Hoeveel de ontvreemde som bedraagt, weet men niet. Men spreekt echter van 400,000 fr. Een wervelstorm die Vrijdag over Nieuw-Orleans heengetrokken is de tweede binnen een maand, in die streek heeft o. a. een nieuw marktgebouw en vijf huizen vernield, het dak van het Elizabethsklooster en van twee fa brieken afgerukt en op andere punten groote schade aangericht. Er zijn veel menschen gekwetst, zeven ernstig, maar niemand is gedood. Uit de kolenmijn te Pocahontas, in Virginië, waar een ontploffing heeft plaats gehad, zijn 19 lijken naar boven gebracht. De overige opgesloten mijn werkers zijn waarschijnlijk niet meer te redden. De Napelsche Pungolo deelt mee, dat op Ischia drie aardschokken zijn ge voeld, te weten om 8.31 's morgens, 10.40 en 12.5. De bevolking is haar huizen ontvlucht. Talrijke personen wil len er nog niet weer in terug, maar hebben een toevlucht gezocht in de bij de jongste aardbevingen opgerichte ba rakken. De inbreker Otto Preuss is te Ber lijn ongelukkig aan zijn einde gekomen. Hij was bezig om een brandkast in een mantelfabriek in de Jiigerstrasse te openendaartoe had hij het sleutelgat met kruit gevuld en er een brandende lont bij gebracht. De deur vloog echter gauwer open dan hij verwacht had en verpletterde hem den schedel. Men vond hem 's ochtends dood naast de brand kast liggen. Te Sewastopol is een bomaanslag op generaal majoor Doembadhe, chef van het garnizoen gepleegd, toen hij in zijn rijtuig naar de kazerne van het regi ment van Brest reed. De generaal werd licht gewond en schoot op den weg loopenden dader. Tusschen dezen en dp soldaten die bij de kazerne stonden, kwam het tot een gevecht. Hij slaagde er echter in te ontkomen. De gebouwen, die aan de kazerne grenzen, zijn door de troepen oiqsin* geld en er worden daar huiszoekingen gehouden. Men denkt dat verscheidene Toen ging het jonge paar voor korten tijd op reis en daarna begon het nieuwe leven met hun drieën. De jonge echtgenoot, die voorzichtig en met bekwaamheid de leiding der fabriek op zich nam, bracht in de eenigszins ver waarloosde toestanden aldaar spoedig weder de oude orde en won door zijne frissche en hartelijke persoonlijkheid het vertrou wen der arbeiders. Gelijk hij in de zaken een gelukkige hand en een zeker oog meêbracht, zoo vergezelde hem in zijne huiselijke omgeving een goed hartige vroolijkheid, die als een frissche luchtstroom door het huis voer. Dat er zooveel geluk in de wereld mogelijk was, als haar nu ten deel viel, dat vervulde de jonge vrouw steeds opnieuw met verbazing. Zij, die öijna geen eerste jeugd gekend had, genoot nu de tweede, als telde zij eerst nu achttien jaar in plaats van toen, eq er werd in het oude huis zooveel gelachen en ge zongen, als had er nooit een stille, zieke lijke oude man door de hooge vertrekken geloopen. En toch dacht er iemand eiken dag en elk uur aan dezen ouden man, toch lag ei telkens en telkens weer, 's nachts iemand met open oogen, in plaats van te slapen, en dacht met innig medelijden aan den dooden vader, die, buitengesloten van al deze vroolijkheid, ver weg lag op een be- sneeuwden doodenakker. Bijna even eenzaam gevoelde de knaap zelf zich in dit huis des geluks. Niet dat de ouders hem verwaarloosden, integendeel. De moeder was, dankbaar voor haar eigen groot geluk, teederder jegens hem dan vroe ger en de stiefvader was onvermoeid in het bedenken van kleine genoegens voor den ongen. NIEUWSBLAD 1906. Naar het Duitsch. Buitenland. (Slot volgt.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1906 | | pagina 1