liet Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Boinnielerwaard. Zakgeld voor onze kinderen. Uitgever: L. J. VEERMAN, fleusden. No. 2572. Woensdag 17 October. FEUILLETON. Een greep uit velen. LANB VAM ALTtH^ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijsverbooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 19Q6. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. La de eerste levensjaren kent het kind geen geld en behoort het dit niet te kennen. Een jong kind en een geldstuk zijn contrastenhet pas ont luikende jonge leven vraagt bloemen en kleuren en schittering, geen munt stukken, tenzij om ze te zien blinken en van zich te werpen. Het kind vraagt lekkers en voedsel, en kiest een appel boven een geldstuk. De spaarpot moge in vervlogen tijd reeds bij de wieg een rol vervuld hebben als groot ouders of peetoom of peetmoei hun pot stukken kwamen offeren, tot grondslag van het aan te leggen kapitaal van den jongen wereldburger, de bewelda- digde in luiers of kinderstoel had er geen weet vande spaarpot bleef een geheimzinnigheid, die zich eerst later en langzamerhand ah iets van betee- kenis aan het kinderlijk begrip kwam opdringen. In elk geval, hij stond in de kast achter slot en kreeg geen plaats tusschen de poppen, rammelaars, ballen en andere kinderschatten. En al was het voorgeslacht er ook nog zoo op bedacht, door menige spreuk en door meer dan één spreekwoord de jeugd spaarzaamheid en zorg voor de toekomst aan te prijzen, hei liet den vlingervangenden krullebol of vlaskop volkomen koud, dat „alle dagen een draadje een hemdsmouw in het jaar maakte" of zuinigheid met vlijt toen ter tijde nog „kasteelen deed verrijzen". Het jonge kind is als de vogelen des hemels, levende bij het oogenblik. Maar deze periode eindigt en spelen en genieten is niet langer eenig en voornaamste levensdoel; bij de ontzag lijke ommekeer die het kind nu onder vindt verdwijnen heel wat fantasiën en maken deze plaats voor de werkelijk heidhet leven doet zijn eischen gel den, en dikwijls reeds vroeg leert het kind den harden kant van het leven kennen, daarom dient 't gewapend te zijn tegen den levensstrijd, daarom vooral moet 't de waarde vau het geld Naar het leven verteld door A. Andrea. 1). „Het is voor hulp bij een kraamvrouw," zoo besloot de Moeder van het Diaconessen- huis hare aanwijzingen aan Zuster Klara, een van de jongste en beste Zusters van het Huis. Onder het spreken bladerde Moeder in de lijst van Armenzorg. „KK Kratschja, juist. Een arbeider. Hij heeft vroeger onze hulp ook al eens gehad. Zijne vrouw is hier in het Huis gestorven, aan longtering, als ik mij niet vergis. Dus hertrouwd! Kijk maar eens goed rond bij die luihet was indertijd een treurig, ver waarloosd huishouden." Van over het plantsoen woei de Noord oostenwind nog wel scherp en koud, maar Zuster Klara meende er toch al het komende voorjaar in te voelen. Zij kreeg kleur op de wangen, zooals zij daar flink doorstapte, altijd tegen den wind in, die haar het mooie blonde haar van onder de kap opjoeg. Zij streek het telkens weer glad, maar had er toch schik in. Het was immers het voor jaar, dat die Maartsche wind meebracht Den ganschen winter niets dan ziek bedden - armoede en ellende in benauwde, kleine vuile kamers Eenige Zusters waren er zoo door overstuur geraakt, dat zij naar buiten gezonden moesten worden. Zij niet. Zij had zenuwen van staal en een ijzeren gezondheid. Bovendien meende zij de onder vinding te hebben opgedaan, dat men zijn hart moest wapenen tegen het lijden van zijn medemenschen om weerstand te kunnen blijven bieden men moest zich niet door zijn medelijden laten overmeesterenwie in haren moeilijken werkkring wilde vol harden en goeds tot stand brengen, moest voor alles zich weten te beheerschen en onder alle omstandigheden met kalme hand en helder oog de eens aanvaarde taak verriehten. leeren kennen. Maar hoe? Hef geld is een snydend wapen, dat kwetst bij onhandig aanraken en dat toch gehanteerd moet worden straks. Ja, hoe zal het dien omgang leeren Uit de periode van volmaakte on bezorgdheid, gaat het kind over in die andere, waar met nadruk en ernst ge predikt wordt: „In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten Daar moet het doorheen, over keistee- nen en door stof de steilten op, om straks langs effener paden zich op de hoogvlakte te leeren vermeien, als op het toppunt van het menschelpk geluk, dat in den arbeid den hoogsten zegen ziet; dat niet enkel sloven om stoffe lijk bezit, maar in den arbeid de bron vinden van het hoogste genot, waarbij de ernst weer verkeert in spel, de geestkracht van den mensch zich mees ter weet over de natuur. Daar moet het heen. Geen, die aan den weg blijft zittendoor strijd tot zegepraal, door arbeid tot rust. Het is de plicht der ouders met hun gerijpte ervaring het kind bij te staan in den omgang met dezen gevaarlijk sten vijand en vriend en het te helpen de juiste verhouding te vatten tot en de heerschappij te voeren over den god Mammon. Een hoofdregel is: Geld is geronnen arbeid. Daarmee speelt men niet; 't is hetzelfde wie dezen arbeid verrichtte, vader, moeder, een ander, het kind zelf, om het evenhet geld viel nooit uit de lucht, het werd door arbeid en in spanning verkregen, er kleeft zweet aan en 't mag nooit ontwijd worden als speeltuig. Dit moet reeds het opgroeiend kind leeren verstaan, dan zal 't begrijpen wat zakgeld is, het kan 't in handen krijgen om zich daarvoor aan te schaf fen wat goed en noodig is, zoo voor zich als voor anderen. Dus beschikking er over zonder op zettelijk oppertoezicht van en verant woordelijkheid aan de ouders. Als het kind ieder oogenblik om geld moet vragen en daarbij telkens moet ver klaren wat het er mee doen wil, tel- Eene der muffe, overbevolkte straten. Nummer zeventien. Een huis, hoog, kaal en grauw als al de andere, vol armeluis- woningen. Een binnenplaats zoo nauw, dat de zon zich klein moest maken, wilde ze daar binnen schijnen. Een achterkamer, drie hoog. Zuster Klara trof dat alles niet meer zij kende het wel. Zij stond alleen maar even stil op de glibberige trap om adem te halen. Gestommel boven. Een jongen met een grooten emmer vuilnis kwam de trap af als een lastdier sleepte hij dien voort, hijgend en blazend. Toen hij de Zuster zag, zette hij den emmer neer en wreef zich den rug. „Woont de familie Kratsch hier?" „Bij wie hoor je thuis, kleine man „Bij Kratsch, ik ben de oudste. U kent mij toch wel?" Zuster Klara herinnerde zich niet het ongelukkig schepseltje ooit gezien te hebben „U is toch bij mijn andere moeder ook geweest. Ik ken u best. U had toen ook zoo'n kap op uw hoofd." „Het zal een andere Zuster geweest zijn, mijn jongen." „Dat kan; maar het kan ook wel van niet. Maar u ken ik toch. U wil zeker naar moeder. Het is niet best met haar en de kleine is ook niet veel." Hij spuwde zich in de handen en nam zijn emmer weer op. „Vol hé! Maar ik kan hem wel dragen Probeer u 't eens." De Zuster tilde den emmer op. „Maar kind," riep ze verschrikt, „dat is veel te zwaar voor je! En zeg eens, hoe komt 't, dat je niet naar school bent?" „Ik kan niet, ik heb 't in mijn rug. Als ik pijn heb o jerum! Maar ik durf het nooit zeggen, dan wordt vader kwaad." Van uit de kamer klonk zacht kinder geschrei. De jongen luisterde. „Dat is het kleintje. Ik moet haar altijd kens nauwkeurig rekening en verant woording moet doen, maakt men van heel die actie noodeloozen en nutteloozen omslag, nietswaardig komediespel: dan liever geen zakgeld. Zoo de middelen dit toelaten, geve men naar leeftijd en behoefte een vaste liefst eerst een wekelijksehe, later een maaodelijksche toelage, doch altijd op vasten termijn, zonder daarvan ooit af te wijken, ergo: geen voorschotten. Het kind moet leeren uitkomen en zich gewennen aan regelmatig en ge lijkmatig uitgeven over den duur van den termijn. Dit is één der grootste fouten van beginnende financiert j es dat ze tekort komen in het laatste deel van den termijn, omdat ze in het be gin er van, kort na de beuring, te royaal waren. Dit moet dus anders aangeleerd worden. Daarbij gewenne men aan een eenvou dige maar nauwkeurige „boekhouding". De posten moeten in beurs en kas aan het eind van den termijn kloppen strenge voorwaarde tot het verleenen van verdere subsidie. Posten, die het licht niet of minder goed kunnen velen, moeten geboekt wor den onder een of andere voor den be trokkene wel pijnlijke maar niet ver nederende rubriek bijv. als „noodeloos". Een voorzichtige vraag: „Mag moeder, mag vader nu ook weten, wat dit „noode loos" dan wel geweest iszal vrij wat heilzamer werken dan een formeel standje, dat verbittert en iu dergelijke gevallen vrij overbodig is ook. Tien tegen één, of de dwaasheid is al noteerende reeds betreurd en geboet. Zoo leert het kind zijn eigen huishou dentje beheeren en regelen. De knaap koopt zelf zijn schrijfbehoeften iü, en wat er valt onder de rubriek liefheb berij werk. Hij bestrijdt zelf zijn uitga ven op wandel- en fietstochten, tracteert bij gelegenheid op eigen en niet op pa's kosten, en leert de tering naar de ne ring zetten. Ook het meisje doet zoo en oefent zich in beperking en zuinig beheer bij het aanschaffen en aanvul len van de eeuwig zoek geraakte hand schoenen, lintjes, kousebanden enz., die dan eerst waarde krijgen als ze zelf moeten worden gekocht en betaald. Zelfbeheer en eigen verantwoorde lijkheid moeten als hoofddoel op den voorgrond treden. Buitenland. Op de wedrennen van Lonchamps l bij Parijs is Zondag groote herrie ge- weest. Het publiek meende, dat het vertrek bij een van de rennen niet eer lijk in zijn werk was gegaan, en dat het paard, dat eerst aankwam, gewon nen had omdat het een onrechtmatigen voorsprong gekregen had. Toen de uit slag van den ren werd afgekondigd ont- I stond er heftige verontwaardiging bij de menschen die gewed hadden op het paard dat het had moeten winnen als alles eerlijk in zijn werk was gegaan. En het bleef niet bij schreeuwen. De partij, die verloren had, wilde den inzet i terug hebben en drong het kantoor van den totalisator binnen. Het paviljoen van het hippodroom werd in brand ge stoken de vlammen sloegen weldra op de andere gebouwen van het terrein 1 over, en van de verwarring maakten i de menschen, die op het paard gewed hadden, dat het had moeten winnen als alles eerlijk in zijn werk gegaan was, gebruik om de kas van den totalisator te plunderen. Recht is recht. De on rechtmatig benadeelde wedders stelden zich schadeloos. Driehonderd duizend franks zijn uit de kas van den totali sator meegenomen door rechthebben den. Er schijnt geducht op het paard j dat het eerst had moeten aankomen, indien enz., gewed te zijn. Politie en brandweer hebben het ellen dig gehad. Men had er niet op gerekend, dat de booze hartstochten zoo los zou den breken en er was op het renterrein politie voor een gezeggelijk publiek. De beschikbare agenten konden niet tegen de wilde benden op. Er zijn verschei- den agenten gewond. Toen de eerste brandspuit kwam vielen de in bun recht gekrenkte wedders er op aan. Zij sneden de trekriemen door en sloegen op de paarden, zoodat die er van door vlogen zonder wagen, dwars door de menschen heen. Een jamboel! Er zijn 60 personen in hechtenis ge nomen. Op 't laatst werd de politie dragenen verdrogen kan ik haar ook al." Hij scheen recht tevreden, dat hij al zijne bekwaamheden eens aan eene tweede kon vertellenhij probeerde zelfs te fluiten, toen hij den emmer verder droeg, maar dat ging toch niet. Eene kleine kamer met vunzig bedompte lucht en weinig licht. Eene door lijden en ontbering verzwakte vrouw en een zuige ling met blauw gerimpeld kopje, hoe dik wijls had Zuster Klara dat al gezien! En altijd dezelfde klacht: slechte verdiensten, de man vaak zonder werk, hooge huur, veel kinderen. „Hoeveel heb je er dan?" vroeg de diaco nes, terwijl zij het venster opende om frissche j lucht in te laten. De vrouw pruttelde tegen het open ven ster dat kon ze niet verdragen en het j kleintje had enkel een omslagdoek over zich heen. Toen zij echter zag, dat haar protest niet hielp, beantwoordde zij Zuster Klara's vraag. „Dit is het tweede van mijmaar er zijn nog drie van de eerste vrouw en dan de jongen, dien Zuster op de trap heeft ge sproken. Dat is de oudste." Zuster Klara luisterde maar met een half oor. Zij ruimde de kamer wat op en zocht uit een hoop vodden in den hoek het een en ander, dat nog bruikbaar was. De vrouw had de kleêren vroeger in hare werkhuizen gekregenwat paste, was zóó gedragen, maar voor vermaken of verstellen had zij tijd noch lust gehad. Zoo lag de boel maar in een hoek gegooid. „Je hadt je wel eens mogen bedenken, vrouw Kratsch, voordat je een weduwnaar met vier kinderen naamt, die nauwelijks zijn brood had," zei de diacones. „Ja, Zuster heeft mooi praten. Wat heb ben wij anders aan ons leven? Altijd je afjakkeren bij vreemden, waar je om de veertien dagen een hal ven dag vrijaf hebt, of in de fabriek, wat ook niet veel geeft, dan denkt een meisje allicht: beter een eigen huishouding, dan behoef je je ten minste niet zoo te laten commandeeren. 't Is waar, een man valt óók niet mee en je hebt moeite genoeg om Hier begon het kind zóó erbarmelijk te schreeuwen, dat Zuster Klara een eind aan het gesprek maakte. De jongen kwam terug met zijn emmer. Hij deed heel gewichtig voor de Zuster, kwam met veel drukte binnen, stootte overal tegen aan en zette den emmer met een slag op den grond. „Wil je wel eens niet zoo'n lawaai maken riep de vrouw van uit haar bed, „En je neemt dadelijk het kleintje, anders zeg ik het aan je vader, die moet je zeker de bee- nen stuk slaan, hé?" De Zuster had vuur aangemaakt in de keuken. Zij had warm water noodig om het kind te waeschen en wilde ook een soepje koken. De jongen keek toe hoe zij het deed, terwijl hij haar knipoogend aan zag, als wilde hij zeggen „Ja, ja, zoo gaan ze met mij om. Maar ik stoor er mij geen zier aan, ik ben al groot." Hij tastte nog eens naar zijn rug en sloop toen op de teenen naar de kamer om het kind te ha len. Hij ging op den omgekeerden emmer zitten en wiegde het op zijne knieën, zacht tusschen de tanden neuriënd om het stil te krijgen. Dien avond kon Zuster Klara den slaap niet vatten, ofschoon zij zeer moe was. Die jongen van Kratsch vervolgde haar met zijn halfverstompt oudemannetjesgezicht en zijne mooie sprekende oogen lag daarin niet een groot, stil verlangen?" Den volgenden morgen was de jongen bezig een groot blok hout in kleine stukjes te hakken, toen Zuster Klara op het plaatsje kwam. Hij hijgde en zuchtte en het zweet liep hem van het gezichtje. „Moet jij dat altijd doen?" „Ja, alles. U denkt zeker, dat vader dat doet? Niets er van, hoor! Die slaat alleen maar en raak ook." Hij was kli t,r en ging vlak voor de dia cones staan. Ondanks zijn inspannend werk en zoo verhit hij ook was, toch zag hij vaal geel en stonden zijn oogen dof. „Heb je vanmorgen slaag gehad?" „Toch niet, vader gaat vroeg naar zijn werk. Maar gisteravond zat het er weer aan Ik kreeg een schoen naar mijn hoofd; Zus ter dacht zeker dat ik mij gestooten hal? Neen hoor, dat is van vaders schoen." Hij wees haar eene dikke, blauwe en gele buil op zijn voorhoofd ouder het ongekamde baas, toen er troepen uit Parijs kwa men opzetten. Toen de brandweer be hoorlijk water kon geven, viel er van de gebouwen van het terrein niet veel meer te redden. De Fransche regeering zal, volgens een bericht uit Parijs, na de bijeenkomst van de Kamera een wetsontwerp indie nen dat voor geheel Frankrijk alle soop- ten van weddenschappen op voet van wederkeerigheid verbiedt, en het voor stel doen, om dit ontwerp spoedeischend te behandelen. Het haastig besluit tot indiening van dit wetsontwerp zal wel in verband staan met het gebeurde te Longchamp. Volgens de laatste schatting, is daar in het geheel een schade van 350,000 fra. aangericht. De bewoners van de rue Botzaris te Parijs ontdekten Vrijdagmorgen, toen zij wakker werden, dat hun straat bezig was in te zakken. Onder de rue Botzaris wordt een lijn aangelegd van de onder- grondsche spoor. De tunnel is al gemaakt maar moest nog beter worden bevestigd. In de laatste dagen begonnen de werk lieden onder den grond onrustbarende verschijnselen waar te nemen. Zij waren bang voor een instorting. Het gewelf begon te scheuren en ook boven den grond kwamen er barsten in de straat. Donderdagavond verklaarden de werk lui, dat het beneden niet meer vertrouwd was en zij weigerden onder den grond te blijven. Vrijdagmorgen om zes uur be gon de instorting in den tunnel en de straat ging tergelijkertijd in het midden aan het zakken, knapte bij de trottoir af om zoo te zeggen. Terstond is de straat afgezet. Eenige huizen, die zonder ondergrondsche fun damenten opgetrokken zijn, loopen ge vaar van omvallen, de bewoners moes ten er dadelijk uit. In den loop van den dag is de toestand wel gunstiger geworden. Er is hard ge werkt onder den grond om de beweging van modder tot staan te krijgen. De vrees is natuurlijk, dat de heele modder laag boven den tunnel inden tunnel zak ken zal. Dan zou de straat heeleraaal verzinken. De ingenieurs hopen dat dit nog voorkomen zal kunnen worden. Te Epernon, tusschen Parijs en Char- tres, heeft een spoorwegongeluk plaats bruine haar. Zij streek, om de buil beter- te kunnen zien, het haar achterover en het viel haar op hoe zacht en fijn het was. „Waarom slaat je vader je zoo vaak Hij haalde de schouders op. „Dat weet ik niet. 's Zondags is het 't ergst, dan behoeft hij niet naar zijn werk. Ja, 's Zondags krijg ik er van langs. En nooit mag ik in het plantsoen spelen, nooit I" Een glans van verlangen schitterde op in zijne oogen, maar zijn gezichtje bleef strak en bleek, het deed denken aan een halfuitgehongerden, afgeranselden hond. „De andere jongens mogen eiken dag in het platsoen, zooals Frits van Uhlmann en Hugo van Meier. Ik zou er ook graag in willen spelen, Zuster, maar ik mag nooit." Nu wist Zuster Klara, waarnaar dat hon gerend verlangen in zijne oogen was: naar buiten, naar het plantsoen! Het zag er in de kamer boven werkelijk knapper uit. De Zuster gaf er hare ver bazing over te kennen. „Wel, dat heeft de jongen gedaan, onze Hannes," zei de vrouw, „als hij de bokke- pruik niet op heeft, komt hij mij al aardig in de hand. Hans!" riep zij, „veeg den keukenvloer eens gauw wat aan. Ik heb je niet in huis om te staan luieren. Als het gedaan is, kan je een boterham krijgen." Zij wilde aan de Zuster toonen, dat zij ook wel van netheid in huis hield en dat zij niet slecht voor de kinderen was. „Er is geen brood meer 1" riep Hans al in het keukentje met schorre stem terug. De anderen hebben alles opgegeten In de kamer kropen de twee jongsten over den grond. „Rekels! dreigde de vrouw. De bengels giegelden. Het was altijd de mooiste grap, als ze Hannes konden plagen. Deze veegde ondertusschen den keuken vloer aan, hijgend en blazend, met veel lawaai. Opeens echter werd het daar stil, ook het hijgen hield ophet werd heel stil, alleen af en toe een kreunend geluid. Dat bewoog de Zuster om eens te gaan kijken. Zij vond het kind ineengehurkt in een hoek, de knieën hoogopgetrokken, het gezichtje verwrongen van pijn. NIEUWSBLAD Uit het Duitsch. „.Ja. De eerste deur links. U is de Zuster Het was een jammerlijk klein ventje tusschen tien en twaalf jaar, niet bepaald misvormd, maar toch met krommen rug, neerhangende schouders en een onevenredig breed lijf. Zijn gezichtje was geel en rim pelig, maar hij had heldere, verstandige, oogen, welke de diacones scherp opnamen. (iSlot volgt.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1906 | | pagina 1