el Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard, Zijn offer. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2578. W oensdag 7 November. 1900. Wal moet mijn doctor worden FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijs verbooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/8 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Dat is, meenen wij, de titel van een boekje Zoo heel zeker zijn wij er niet vanmaar het zou dan toch stellig de titel van een boek kunnen zijn. Immers, de vraag, hierboven gesteld, wordt in onzen tijd, in den eenen of anderen vorm, zeer vaak gedaan en er is een tijd geweest hy ligt nog niet zoo heel lang achter ons waarin het anders was. Of die tijd beter was dan de tegen woordige? Een onpraktische vraag eigen lijk, want naar den ouden toestand kunnen we toch niet terug. Eerlijk ge zegd zouden we het ook niet gaarne willen. Tusschen de ouderwetsche be schouwing en de nieuwerwetsche eman cipatie, ligt zulk een groote kloveIn den ouden tijd bestond er voor de vrouw die niet in ondergeschikte betrekking was en daarin bleef, slechts één keus een eigen gezin op te richten óf thuis te blijven. Dat had wel eens ten gevol ge dat de vrouw te veel naar het huwe lijk uitzag, als de hoop en het doel van haar leven, zonder al te nauwlettend toe te zien op eischen, die men in rede lijkheid aan zulk een gewichtige ver bintenis stellen mag. Onder de velen, die het doel toch niet bereikten, waren er een groot aantal die een ongelukkig en in ieder geval een leven zonder be paald doel leidden, een leven van ge heele of gedeeltelijke afhankelijkheid. Vooral voor een vrouw bestaat er geen grooter ongeluk dan een doelloos, vreug deloos bestaan. Zij gevoelt het nog dieper dan de man, heeft minder hulpbronnen om zich op de eene of andere wijze schadeloos te stellen en minder uitzicht om eene andere wending aan haar lot te geven. Hierbij kwam nog een tweede kwaad. Omdat men het niet noodig achtte, stel den ouders zich zelden de vraag: wat moet onze dochter worden? Uit sleur liet men die quaestie in 't midden en men besefte niet, dat het geluk en de toekomst zijner kinderen te verboogen en te verzekeren, geen zaak is van on dergeschikt belaDg, maar wel eene die zeer ernstige overweging verdient. Verschillende omstandigheden hebben tengevolge gehad, dat men wel ver plicht werd, over deze aangelegenheid na te denken. Het meer spoedig uit eengaan van het gezin, het stellen van 2). Het was een pijnlijke gang voor hem, toen hij na Paschen voor 't eerst weder op school kwam. Hij had Rudolf, met wien hij in de vacantie op den gewonen voet had verkeerd, wel met een slag kun nen neervellen, toen deze op de Primus- plaats ging zitten. Hij meende, dat aller oogen vol spot of medelijden op hem waren gevestigd. Als hij maar van dien tweestrijd tusschen de genegenheid voor zijn vriend en den haat tegen den Primus af was! Het zou toch natuurlijk ook maar voor één jaar zijn. Hij zou zijn uiterste best doen en het volgend jaar Paschen zou hij Primus van de hoogste afdeeling der 2e klasse zijn. Rudolfs argeloos gemoed twijfelt volstrekt miet aan Kurts onveranderlijke vriendschap. Dat Kurt hem soms met grievende spot behandelt, verwondert hem wel, maar hij laat het zich welgevallen. Hij heeft al zoo veel van zijn drifiigen vriend over zijn kant laten gaan. Maar hoezeer Kurt zich ook inspant, het gelukt hem niet Rudolf weder in te halen. Rudolf blijft in alles de eerste en Kurt de tweede. Juist nu het er op aankomt buitengewoon goed te werken, begeeft Kurt de kracht. En toen het weder Paschen werd, bleef Rudolf Primus. Nu vindt de Rector het niet noodig het feit nog in het by zonder te vermelden. hoogere levenseischen, het doordringen van andere denkbeelden en andere ver schijnselen, deden vanzelf de aandacht op de zaak vestigen en al zijn die ver verschijnselen volstrekt niet alle zonder bedenking, het is voldoende dat zij er zijn en dat wij er rekening mee te houden hebben. Wij zijn volstrekt geen voorstanders van de vrouwen-emancipatie. De vol komen gelijkstelling van beide geslach ten achten wij in strijd met de natuur der dingen. De emancipatie is een uiter ste, maar de vroegere beschouwing was ook een uiterste, en juist dat wij ons voor uitersten kunnen behoeden is een van de beste gevolgen, die de nieuwere denkbeelden met zich brachten. Onze beschouwing van de maatschap pij is eene andere geworden, eene mil dere. Wij willen dat man en vrouw beiden, zooveel mogelijk, een nuttigeu werkkring hebbendat beiden leven, in de wezenlijke beteekenis van het woordiets bijdragen tot een bepaald doel, en dat zij beiden, in hun ver schillende maatschappelijke verhoudin gen, zich zoo gelukkig mogelijk ge voelen en een betamelijk levensgenot hebben. Er is een tijd geweest waarin het leven van de vrouw als het ware een plantenleven was, vastgelegd in ver steende vormen, die nooit veranderden. Tegenwoordig is dat gelukkig anders. Wij beschouwen nog altijd de zorg voor het eigen gezin de ware taak der vrouw, om verschillende redeuen, die wij hier nu niet behoeven uiteen te zetten. Toch worden niet allen tot die taak geroepen en daarom vinden wij een vrouw, die minder 3ympathie voor het huwelijk gevoelt of om een andere reden een ander levensdoel najaagt, volstrekt geen belachelijk wezen. Haar streven verdient geen geringschatting. Evenmin verdient het geringschatting, wanneer eene vrouw liever het eigen brood verdient dan te leven in een voortdurenden staat van afhankelijkheid. Hoe meer weleaart er heerscht, hoe beier de toestanden in de maatschappij zullen worden. De vrouw, die voor zichzelve zorgen wil of zorgen moet, behoort daartoe te worden in staat ge steldanders zal zij zich ongelukkig gevoelen en dat is niet het doel van de samenleving. Maar daarom is het volstrekt niet onverschillig, welke opleiding wij onze Natuurlijk niet, denkt Kurt, met bitterheid. Rudolf is een voorbeeldig leerlingEn het zal zoo blijven. Hij, Kurt, kan nooit weder Primus worden, zoolang RudolfJa, als die er niet meer was, dan zouja, dan was er in de geheele klasse niemand, die Primus zou kunnen zijn dan hij, Kurt Als Rudolf er niet meer wasKurt schrikt zelf van die leelijke gedachte. Is het al zoo ver met hem gekomen, dat hij zijn besten vriend dood wenscht, alleen opdat die hem niet meer in den weg zal staan Neen, neen, dat niet. Tot zulk een prijs niet. En bovendien is er ook geen denken aan. Rudolf is een gezonde stevige jongen. Kurt ziet er slecht. De voortdurende strijd mat hem af. Eens, midden in den zomer, had Rudolf, anders een goed zwemmer, zich bij het baden wat te ver gewaagd, zoodat hij bijna door den stroom werd medegesleept. Kurt, die reeds weder geheel gekleed was, stond in ademlooze spanning aan den oever te zien naar de reddingspogingen van den zwemmeester en een paar anderen. Na verloop van een paar seconden had men Rudolf uit het gevaar geholpen. Maar die seconden schenen Kurt een eeuwigheid toe. Hij gruwt van zichzelf. Heeft hij wer kelijk ge wenscht, dat de Primus zou ver drinken, of heeft hij gebeden voor de red ding van zijn vriend? En had hij niet eigenlijk zelf, ondanks zijn belemmerende kleederen, in het water moeten springen om mee te helpen? Na die zwemles dwaalde Kurt urenlang door het bosch. Nu eens verwenschte hij zichzelf en zijn geheele leven. Dan weder dankte hij God, dat Rudolf was gered. Het is al na Kerstmis. Kurt is, ondanks alle inspanning, zyn doel om als Primus dochters geven, in welke richting wij hun aanleg en ontwikkeling leiden. Bij de opvoeding onzer zonen moeten wij ons wel de vraag stellenwat moet mijn zoon worden? Maar laat ons ook vragen: wat moet mijn dochter worden En dat beteekent eigenlijk het volgen de laat ons vroegtijdig en zorgvuldig nagaan, of het meisje eenige bijzonde ren aanleg, vooral ook eenige bijzon dere voorliefde voor het een of ander toont. Zoo niet, dan zullen wij er ook haar op moeten wijzen, dat niets wis selvalliger is dan de menschelijke om standigheden en daarom niets gevaar lijker dan zorgeloosheid voor de toe komst dat niets meer het menschelijk g-duk in de maatschappij verhoogt, dan onafhankelijkheid en zelfstandigheid. Zóó zullen wy er toe kunnen komen, ook de toekomst van het meisje beter te verzorgen ze minder van het toe val afhankelijk te doen zijn en ze een bostemming te doen bereiken meer over- komstig hare wenschen en hoedanig heden. Het is een dwaalbegrip, dat een meisje door een verstandige voor bereiding tot een zelfstandigen werk kring, afkeerig zou worden van hetgeen wij nog altijd als hare voornaamste maatschappelijke bestemming beschou wen. Wanneer de ouders slechts bij de opvoeding hunner dochters en de op leiding, die zij ze doen geven, steeds in het oog houden, dat het meerendeel nog steeds die natuurlijke bestemming bereikt en het meisje dus ook altijd gereed moet wezen voor de vervulling der plichten, die alsdan op haar zullen rusten, dón bestaat er geen het minste gevaar. HiiitcnSa.it «1. Zooals wij in ons vorig no. meldden, bestond er wegens het heerschen van mond- en klauwzeer in 't noorden van Frankrijk veel kans, dat de Belgische grenzen gesloten werden voor den in voer van Fransch vee. Inderdaad is met ingang van 3 Nov. de invoer van Fransche melk- en kalf- koeien langs al de grenskantoren ver boden. De invoer van slachtvee blijft voorloopig toegelaten doch de inge voerde runderen moeten in geplom beerde wagens naar de slachthuizen vervoerd en daar binnen 48 uren ge slacht worden. In den cirsus van Schumann te Ber lijn is Zondagavond een vreeselijk too- in de le klasse over te gaan nog niets nader gekomen. Waaraan het ligt, dat hij altijd iets of wat bij Rudolf ten achter blijft, dat kan hij zich niet verklaren. Met een gevoel van bitterheid ziet hij Paschen tegemoet. Primus omnium, de eerste van het ge heele gymnasium, eene positie, die leeraren en leerlingen achting afdwingt. En hem zou die eereplaats toekomen, als niet Rudolf In Maart werd Rudolf ziek. Hij had rood vonk en dyphtheritis. De stoere knaap was in de laatste jaren geen enkele maal thuis gebleven. Nu zat Kurt weder op de eerste plaats. Het was eene kwelling voor hem. Hij had zich óók wel ziek willen melden. Het was nu toch maar voor een korten tijd, als plaatsvervanger. Het zou hem des te harder vallen, weder plaats te maken voor den ander, als die weer beter is. Maar als hij niet herstelt? Roodvonk en dyphtheritis zijn leelijke ziekten. Dan, ja dan Kurt verkeert in die dagen in een vree- selijken tweestrijd. Kon hij toch die af schuwelijke gedachte van zich afzetten: „Als Rudolf sterft, dan is de baan vrij voor mij." En ondertusschen was hij voortdurend in angst voor het leven van zijn vriend. Kurt sliep haast niet en kon bijna geen stuk eten. „De arme jongen is ongerust over zijn vriend", dachten zijne ouders, als zij opmerkten hoe slecht hij er uitzag en hoe gejaagd hij was. Het gaat slecht met Rudolf. Driemaal op een dag schelt Kurt bij de Keilers aan om te vragen, hoe het met den zieke is, en altijd krijgt hij hetzelfde treurige ant woord slecht. Eindelijk hoort hij„Er is geen hoop meer." In den vroegen morgen gluurt Kurt door het gordijn naar het venster aan de over zijde, waarachter een jong leven worstelt neel te aanschouwen geweest. De dieren temmer Peters was de kooi binnenge gaan, om met veertien leeuwen en tij gers zijn kunsten te vertoonen. Op een oogenblik kwamen al die dieren op hem aangevlogen. Het publiek werd door een paniek bevangen en liep schreeuwende naar de uitgangen. Mevrouw Peters en verscheidene be dienden gingen dadelijk de kooi met gloeiende ijzers binnen en konden de woedende dieren na een wanhopig ge vecht verdrijven. Peters was erg ge havend en verloor veel bloed. Toen hij uit de kooi was, viel hij flauw. Mevrouw Peters heeft, toen zij haren man te hulp kwam, ook een paar lee lijke knauwen opgeloopen. De onderofficier Linsemann te Trier heeft onder buitengewone omstandig heid zelfmoord gepleegd. Linsemann had twee jaar geleden een twist gehad waarbij hij de grens van wet tige zelfverdediging overschreed en van zijn revolver gebruik maakte. De krijgs raad veroordeelde hem daarom tot een lichte gevangenisstraf. Het tegen dit vonnis aangeteekende beroep werd door het Oberkriegsgericht, de aangevraagde cassatie door het rijks-militair-gerechts hof verworpen. Donderdag kreeg hij van deze laatstebeslissingbericht. Linsemann was bekend als een flink soldaat, maar met een hooge mate van eerzucht. Vrij dagochtend voerde hij bevel over een afdeeling van vijf man. Hij liet de ge weren aan rotten zetten en de soldaten weggaan. Toen zij uit het gezicht waren deed hij in elk geweer een scherpe pa troon. Daarna liet hij zijne manschap pen weer aantreden en hun geweren op zijn borst richten. Den rechter vleugel man wees hij nog hoe hij het geweer moest aanleggen. Vervolgens gaf hij be vel den trekker over te halen en viel, door vijf kogels getroffen, neer. In een brief dien hij naliet, schreef hij dat hij altijd een eerlijk man was geweest en daarom den „heldendood" boven de schande van de gevangenis ver koos. Storm en springvloed hebben 1 No vember duchtig huisgehouden aan de kust van de Middel landsche Zee. Te Nice drong het water tot in de straten de parken aan de kust, daar en te Cannes, zijn verwoest. De spoordijk bij Cannes is stukgespoeld, zoodat het trein verkeer verbroken werd. Te Salins d'Hyères heeft de springvloed 12 hui zen omgegooid, de bewoners waren ge vlucht. Tal van schepen zijn tegen de kust geworpen en tegen de kaaimuren gekraakt. met den dood. Hij weet: zoodra daar, on danks het gure jaargetijde, het venster wijd openstaat, is alles uit. Dan wordt hij met Paschen Primus omnium. En dan is zijn vriend dood. Het laatste bericht 's avonds was hope loos geweest en Kurt had den nacht on rustig, in een half wakenden toestand, door gebracht. Langzaam stond hij op, en toen hij in de huiskamer kwam, waar men hem wachtte met het ontbijt, viel hij flauw. Hij kwam spoedig weer tot bewustzijn; maar nu rilde hij van koorts. Men bracht hem naar bed en hij begon te ijlen. Dagenlang wist hij van niets. Hij lag in hevige zenuwkoortsen. Toen hij eindelijk weer helder kon denken, waagde hij het niet te vragen: Hoe gaat het met Rudolf? Maar ondanks zijne innerlijke onrust, sterkte hij lichamelijk snel weder aan de jeugd helpt zoo krachtig mede bij her stellen en nu zeide zijne moeder hem, dat Rudolf dood was. Nu is de plaats van primus voor hem open. Maar de plaats van zijn vriend is ledig Zijne moeder verwondert zich in stilte, dat het doodsbericht Kurt niet meer heeft ontroerd. De Rector van het gymnasium komt hem na het sluiten van de lessen bezoeken en hem zijn rapport brengen. „Gij gaat als Primus naar de le klasse over," zegt hij. „De arme Keller is dood. Wij hebben allen veel in hem verloren." Kurt knikt zwijgend. Den eersten schooldag na Paschen gaat hij voor het eerst weder naar het gymna sium. Hij is vroeg van huis gegaan, want hij wil vóór het begin van de lessen nog den Rector spreken. De pedel dient hem aan en daar staat De storm beeft ten deele ook zijn weg genomen naar de Adriatische Zee. In Venetië hebben zware slagregens, gepaard met hevige windvlagen de halve stad onder water gezet, zoodat de gondels op het Marcusplein rond voeren. Aan den tegenover liggenden Oosten rij kschen oever is het niet min der erg geweest; te Abbazia is een groot deel van het landhoofd wegge slagen, waardoor de scheepvaart zeer belemmerd wordt. Volgens berichten uit Londen van Maandag woedt er een hevigen storm in het Kanaal. Zondagavond sloegen de golven hoog over de Admiraliteitskaden. De zee stond zoo hol dat de dienst op Calais moest gestaakt worden, wat sedert jaren niet meer is gebeurd. De reizigers, met de nachttreinen te Dover aangekomen, hebben in hotels moeten overnachten. Ook van den Oceaan komen berich ten over een verwoeden storm. Uit Havre werd Zondag gemeld Sedert dezen morgen woedt een storm, kie om 4 uur vanmiddag ontaardde in een waren orkaan uit het Westen. De zee staat verschrikkelijk hol. Op de reede en in de dokken hebben de schepen maatregelen genomen. Bij Saint-Malo is eene sloep op de kust geslagen; de vijf opvarenden zijn omgekomen. De vrouw die Zaterdag 27 October na den bomaanslag te Petersburg met den buit wegreed, is gevat. Zij is een jodin uit Simferopol, genaamd Thaisia Bogojaflinskaja, en woonde samen met den man Rosenburg, die na den roof als haar koetsier dienst deed en al eenige dagen geleden ter dood is ge bracht. De politie kwam haar op het spoor door papieren en portretten die in het bezit van de gevangen genomen leden der bende waren. Het geld is niet te recht en vermoedelijk al over de grens in veiligheid gebracht. De politie denkt dat het over Finland naar Stockholm is gezonden. Intusschen heeft de „maximalistische" groep van de revolutionnair-socialisti- sche partij, die zich van de „minima listen" heeft afgescheiden, bekend laten maken dat de „verbeurdverklaring" van het staatsgeld, zooals zij den roof noemt, uitgevoerd is door een afdeeling van hare strijdende vereeniging, met een revolutionnair oogmerk. De Times verneemt uit Petersbuig dat Gersjuni, een van de stichters en de voornaamste hoofdman van de „strij- Kurt voor den algemeen vereerden man. „Zoo, Niemann, ben je weer geheel beter Wat heb je mij te zeggen?" „Mijnheer, ik wilde u verzoeken de Pri musplaats aan Schlegel te geven. Ik kan geen Primus zijn." „Maar, beste Niemann, ik begrijp niet „Ach, mijnheer, ik wilde het zoo graag weer zijn en toen toen heb ik dikwijls in slechte oogenblikken Rudolf Kaller, mijn besten vriend, dood gewenscht! Het is verschrikkelijk! Ik hield toch ook zoo veel van hem! Het waren twee vreesslijke jaren 1" De Rector ziet Kurt onderzoekend aan en zijn stem klinkt wat ontroerd als hij na eenige oogenblikken zegt: „Ik zal de noodige maatregalen nemen. Maar heb je wel bedacht, dat het nogal opzien zal wekken, als Schlegel in jouw plaats Primus omnium wordt, en dat men het misschien in je nadeel zal uitleggen?" „Dat weet ik wel, Mijnheer. Maar ik kan mij daar niet om bekommeren, waarlijk niet!" De Rector grijpt de hand van den leerling, die hem nu jaren ouder toeschijnt. „Goed, Niemann. Maar nu moet je ook niet meer terugzien. Als ik je juist beoor deel, dan breng je door dit afstand doen een offer, wuarmee de zonde, die je door je gedachten hebt gepleegd, wordt geboet. Misschien heb je in je later leven nog nut van de ondervinding, in deze twee jaren opgedaan. Dus nu, moedig voorwaarts, Niemann In de avondschemering van dien dag staat Kurt met een verruimd hart aan het graf van zijn vriend en roept hem met tra nen in de oogen een vaarwel toe. Naar het Duitsch. (Slot.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1906 | | pagina 1