ei Land van Hensden en Ailena, de Langstraat en de Boraraelerwaard.
M.
Getrouwd zijn.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2380. Woensdag 14 November.
FEUILLETON.
UlKB VAM Atf^
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO,
ranco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1906.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege
meer 7l/9 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Er bestaat een bekend woord van
Swift, die als reden opgaf dat zoo weinig
huwelijken gelukkig zijn, dat de jonge
dames hun tijd besteden om netten te
maken, niet om kooien te vervaardigen.
Wij zouden niet willen beweren dat
hierin geen grond van waarheid gelegen
is; maar de uitspraak komt ons toch
een weinig eenszijdig voor. Waarom had
de schrijver alleen het oog op de vrouw?
Het wil ons voorkomen dat, waar schuld
bestaat, die schuld aan beide zijden
moet worden gezocht.
Dat er betrekkelijk weinig gelukkige
huwelijken zijn, hiervan ziju wij ook
wel overtuigd. Veel zal daarbij afhan
gen van de mato van ontwikkeling, die
men bereikt heeft. Het is een geluk
een zorgvuldige opvoeding te hebben
genoten, maar het is ook waar dat de
zorgvuldig opgevoede menschen fijner
gevoelen en allerlei eigenschappen ont
wikkelen, die het moeilijker maken, op
den duur tot een ander in innige ver
houding te staan. Vandaar dan ook dat
het voor personen uit de volksklasse ge
makkelijker is, gelukkig getrouwd te
zijn, omdat dakr, uit den aard der ziak
tusschen man en vrouw weinig verschil
zal bestaan.
Ook zij die, met ons, de oorzaak niet
bij één, maar, als regel althans, bij beide
partijen zoeken, tasten toch nogal eens
mis. Velen denken dat het noodzake
lijk is, dat man en vrouw elkaar vóór
het huwelijk in alle opzichten leeren
kennen en het huwelijk op die kennis
van elkaar moet gngrond zijn.
Als het waar was, dat slechts zij
gelukkig kunnen zijn, die elkander vol
ledig hebben gekend, dan zouden er
naar onze meening geene gelukkige
huwelijken zijnwant die volledige
kennis schijnt ons vrij wel onmogelijk
toe. Bovendien wordt de meening door
de feiten weersproken.
Het is zeer vaak voorgekomen, al
komt het gelukkig minder voor dan
vroeger, dat kinderen van der jeugd af
voor elkander bestemd werden. Het is
onzes inziens een der grootste misstap
pen, waaraan ouders zich kunnen schul
dig maken, maar 't is toch een mis
stap die vaak begaan wordt. De jongelui
worden als 't ware reeds in de prilste
jeugd verloofd; ze gaan jaren lang
2).
Wat was Constance kalm en mooi in
haar groot leedWat sierde het zwarte
sleepgewaad de slanke blonde vrouw
De eenige zuster dacht: Weet ze wel wat
ze mist Heeft ze ooit haren man begrepen
Was haar liefde diep n innig Minde ze
den knappen man met goede positie niet
meer dan het reine hart en het groote
verstand
Dikwijls had ze gemeend te bemerken,
dat het huwelijk van haren broeder iets
aan innigheid miste, dat hij gezocht had
in het vriendelijke, mooie meisje wat hij
niet gevonden had in de gehuwde vrouw.
Oppervlakkigheid in liefde, in opvatting
van hare plichten tegenover de kinderen,
iets hoogmoedigs, dat hij verafschuwde,
een zucht om te schitteren en menschen
te zien, maakten hem het huiselijk leven
niet wat hij had gehoopt.
Dolf was zijn lieveling geweest. De
heerlijke oprechte, helderdenkende jongen
was hem eei kostbaar bezit.
Dolf zit opgeslotende drift is bekoeld,
doch een begin van haat is gewekt tegen
zijn moeder.
Constance heeft intusschen den mooien
krans uit de doos genomen.
,,Wat heeft de bloemist toch veel smaak.
Hoe sierlijk sluit die groote zwarte strik
de bloemen, met fijn groen als besprenkeld
Daar ligt het nieuwe toilet gereedze
zal, zooals ze op eiken gedenkdag doet,
zelve de bloemen naar het graf brengen
doch ze kan zich niet eerst kleeden, dat
gaat niet.
heel veel met elkander omze kennen
elkanders karakter en neigingen, elkan
ders sympathiën en antipathiën, wen-
schen en verlangens, deugden en gebre
ken, nagenoeg geheel. Dat s ch ij n t
een voorrecht; maar het kan op den
duur niet uitblijven, dat zij bij elkan
der eigenschappen opmerken, waartegen
de hunne lijnrecht over staandat zij
nu en dan met elkander in gevoelen
verschillen eu dat de genegenheid, die
zij nfer uit gewoonte dan uit natuur
lijken aandrang voor elkander gevoe
len, nu en dan een schok krijgt; zoo
er van werkelijke liefde tusschen die
jonge menschen ooit sprake is geweest,
dan is het zeer waarschijnlijk, dat die
eer zal afnemen dan grooter worden
en wanneer zij, ondanks de ontdekking
daarvan, zoogenaamd door eer en plicht
gebonden, de ouderlijke illusies toch
tot werkelijkheid maken, dan is het
duizend tegen een dat zij als man en
vrouw zeer ongelukkig zullen zijn.
Onze hooggevierde schrijfsters Wolff
en Deken hebben eens naar waarheid
gezegd da+, nadat het huwelijk geslo
ten is, men niet meer angstvallig naar
gebreken moet zoeken. Toegeeflijkheid
moet dan de plaats van onderzoek ver
vullen.
Wij achten, in gewone gevallen, eene
grondige k mnis van elkander, vóór het
huwelijk, niet alleen vrij onmogelijk,
maar ook niet noodig en zelfs niet ge-
wenscht. Oppervlakkig moge dit vreemd
schijnenmaar het is niets dan schijn.
Menschen die niet gewoon ziju om vóór
het huwelijk zoo angstvallig i aar ge
breken te zoeken, loopen ook min
der gevaar dat nè, het huwelyk te doen.
Dat zal tengevolge hebben, dat zij wel
eens fouten vinden, die zij niet hadden
verwachtmaar het omgekeerde is ook
waarzij zullen deugden vinden die
zij niet hadden vermoed, en dan zullen
zij die deugden wel degelijk opmerken
en er gemakkelijker toe kunnen komen
om het eene tegenover het andere te
stellen. Dkt is de ware bron van toe
geeflijkheid.
Het huwelijk kan meer geven, dan
waartoe eenige andere instelling in staat
is maar en dit wordt vaak vergeten
dit is de wezenlijke bron van ongeluk
kige of althans minder gelukkige huwe
lijken het is evenmin eene volmaakte
verhouding tusschen menschen als eenige
andere. De menschen zeiven zijn niet
volmaakt; hunne verbintenissen en de
gevolgen die er uit voortvloeien, kunnen
het dus ook niet zijn. Die dit uit het
oog verliest, die dus te veel ver
wacht, dien moet noodzakelijk teleur
stelling wachten.
Ook, en wij zouden bijna zeggen
vooral bij het huwelijk, juist o m-
d a t het huwelijk de innigste, de meest
beteekenisvolle verhouding tusschen
menschen is, mag men geen oogenblik
uit het oog verliezen, dat er geen vol
maakte toestanden bestaan dat de echt-
genooten elkander niet kunnen geven
wat zij zelf niet bezittendat de meu-
schen vermoedelijk niet eens het ware
geluk zouden kennen, wanneer vol
strekt niets meer te veranderen of te
verbeteren viel.
Veel aannemelijker is de verklaring
van het huwelijk, die man en vrouw
voorstelt als wezens, die wel, op grond
van wederzijdsche sympathie en gene
genheid, den levensweg saam wenschen
te bewandelen, maar toch zeer goed
weten en ook willen weten, dat zij
gansch niet volmaakt zijn en hunne
verbintenis het ook nimmer wezen zal.
In die beteekenis van het huwelijk zijn
man en vrouw wezens, die het zich
tot plicht stellen, matig te zijn in
eischen en verwachtingen en elkander
gaarne niet alleen gelukkiger, maar ook
beter zou wülen makenmens chen
die niet beweren dat ze elkaar volledig
kennen, maar er juist een groot ge
noegen in vinden elkaar te leeren ken
nen. Zulke menschen zullen bij dat
leeren kennen" vanzelf veel meer de
lichtzijden dan de schaduwzijden op
merken, zich naar elkander leeren voe
gen en schikken en ten slotte in elkaar
opgaan.
Btuiteiiland.
Vrijdagavond is in Duitschland in
een coupé tweede klas van den spoor
trein tusschen Flottbeck en Bahrenfeld
de tandarts Claussen uit Altona met
bijlslagen vermoord. Het lijk was uit
geplunderd. Aangaande den dader heeft
men geen aanwijzingen.
De bijzonderheden over deze gruwe
lijke misdaad toonen aan dat de moord
op het gebied van aanrandingen in
spoortreinen zijn wedergade niet heeft.
De misdadiger moet het gruwelstuk
op den kleinen afstand tusschen de
stationsGross-Flottbek en Klein-Flottbek
Lize wordt gescheld en om een coupéetje
getelephoneerd. Een bescheiden zwarte
japon zal dienst doen bij den tocht naar
het kerkhof.
„Lize, ik ga uit; zorg als ik terug kom
gereed te zijn om mij dadelijk te helpen
verkleeden. Te halfvier komt het rijtuig
van Mijnheer Verwolde me afhalen.
Het coupéetje houdt stil bij de portiers
woning aan het kerkhof.^
De voorjaarszon koestert de kille steenen
kruisen en graftombende vogels zingen
in koor een lentelied, een malsche regen
had kort te voren bladeren en bloesems
de windselen uitgetikt. Alles spreekt van
nieuw jong leven op den doodenakker met
zijn vele graven.
De portier weet wie daar komthij kent
de trouwe weduwe, die uitstapt. Diep neemt
hij den hoed af. Met eerbied staart hij
Constance na.
Langzaam loopt ze het pad opden
rein witten krans draagt ze aan den arm.
Bij het graf gekomen, ziet ze een bosje
violen aan den voet van den steen. De
oude zuster had die des morgens in allen
eenvoud gebracht. De kostbare hulde der
weduwe overschaduwt thans de nederige
bloemen.
De grafsteen, drie jaar geleden door
eenige vrienden geschonken, is goed onder
houden. Constance leest het hartelijk op
schrift, in marmer gehouwen.
Langzaam wandelt ze verder; een ge
parfumeerd zakdoekje vangt een paar wel
gemeende tranen op.
Plotseling staat ze voor de oude huis
naaister, die haar blij maakte met menige
kinderjurk door haar vervaardigd. Mieka
was in haar ouders huis een geliefde per
soonlijkheid. Ze is laat gehuwd en heeft
een dochter van twaalf jaar.
Mieka, de weduwe van den knappen
schrijn werkersbaas, richt haar weg naar
het graf van haar man. Geen steen wijst
de plek aandoch eenige altijd groene
heesters staan binnen een ijzeren hekje.
Vijf jaar is Mika weduwe. Elk jaar is
op den verjaardag van baas Lutges een
J spaarpotje geledigd en elk jaar was het
wekelijksche dubbeltje, dat werd weggelegd,
omgezet in een boompje, dat de moeder
bracht, en wat bloemen van het dochtertje.
Thans is Mieka alleenze heeft een pot
lelietjes-van-dalen in den arm.
„Zoo, Juffrouw," roept de doodgraver
haar toe, „ik dacht wel, dat je komen
zoudt. Moet ik geen kuiltje graven voor
een boompje
„Neen," antwoordt Mieka.
„Je bent zuinig van 't jaar."
„Niet zonder reden," is het droeve ant
woord.
„En waar is je dochtertje?"
„Dat is ziek, heel ziek."
„Och, och 1" is de medelijdeode uitroep.
„Dat mooie deerntje! Wat scheelt 'r
„Vaders kwaaltering."
Constance nadert, groet Mieka vriendelijk
en verneemt, wat juffrouw Lutges den
doodgraver reeds vertelde.
„Ja, Mevrouw," zegt ze, met tranen in
de oogen, „de dokter zei vanmorgen bij
het heengaan: „Je dochtertje moet ver
sterkt, Juffrouw; niet zien op eieren en
melk." Vijf gulden en twintig cent lagen
klaar voor een boompje en bloemen
o Mevrouw, het ging me zoo aan het hart
minder te brengen dan andere jaren, maar
ik dacht, zou m'n man niet zeggen, als ie
het wist: Neen, moeder, houd me in eere
in gedachte, maar besteedt dat geld voor
je zieke."
Constance luistert aandachtig als de een
voudige, trouwe vrouw vervolgt:
„Beter dan bloemen te brengen op de
graven der dooden is het bloemen te bren-
jgen in het leven van die ons omringen,"
bedreven hebben en heeft er maar 3
tot 4 minuten tijd voor gehad. Toen
een conducteur in Blankenese het por
tier opende vond hij Claussen met
verbrijzelde hersenpan, nog zwakke
teekenen van leven gevende, in een
hoek van de coupé liggen. De kussens
waren van boven tot onder met bloed
bespat. Kort voor het slachtoffer den
geest gaf, kwam hij nog eenige oogen-
blikken tot bewustzijn en kon hij me-
dedeelen dat even voor Gross-Flottbek
een goedgekleed jong man in zijn coupé
gekomen, dadelijk op hem aangevallen
was en hem een doodelijken slag toe
gebracht had.
De zakken van het beklagenswaardige
slachtoffer waren leeggehaald en zijn
kleeren verscheurd. Een ring, het gou
den horloge en de beurs van den tand
arts waren verdwenen. Het is nog niet
bewezen dat de dader het juist op den
persoon van Claussen gemunt had, wel
echter is het zeer waarschijnlijk dat
hij in elk geval een alleenzittend rei
ziger heeft willen overrompelen. Men
heeft uitgemaakt dat de moordenaar te
Altona een kaartje tweede klas naar
Gross-Flottbek genomen had, dus oor
spronkelijk het plan moet gehad hebben
zijn misdaad voor dat station te vol
voeren en te Gross-Flottbek uit te
stappen. Door de een of andere om
standigheid kreeg de booswicht pas
na Gross-Flottbek de gelegenheid voor
de uitvoering van zijn plan. Toen de
trein daarna op het volgende station
(Klein-Flottbek) binnenliep, sprong de
moordenaar nog voor de trein stilhield,
op het perron, sloeg het portier achter
zich dicht en trachtte met zijn kaartje
door den uitgang te komen. Hij onder
vond toen echter een vertraging bij
zijn vlucht die licht noodlottig voor
hem had kunnen worden. Hij moest
voor den tusschen Gross- en Klein-
Flottbek afgelegden afstand bijbetalen.
Daar de ambtenaar bij wien hij zich
daartoe had te vervoegen, in den regel
de reizigers niet dadelijk kan helpen,
had het licht kunnen gebeuren dat de
misdaad op de slechts drie minuten
verder gelegen halte Hochkamp ont
dekt en van daar langs de geheele lijn
telegrafisch gewaarschuwd was. Maar
nu gebeurde het dat men de coupé
waarin de ongelukkige tandarts lag,
pas op het eindstation Blankenese open
de en er 10 minuten waren verloopen,
toen het eerste telegrafische bericht
aankwam.
De beambte bij den uitgang had de
bloedspatten op de kleeren van den
moordenaar wel gezien. Maar toen hij
naar de oorzaak ervan vroeg, antwoord-
heb ik eens ergens gelezen.
En zoo zal Mevrouw er ook wel over
denken."
De woorden van Mieka zijn onder het
terugrijden Constance aanhoudend in de
gedachte. Ze voelt zich niet op haar gemak.
Wat hindert haar? Ze denkt aan Dolf, aan
het kinderverdriet, hem aangedaan
Schaamte kleurt de wangen bij het her
denken van wat de kinderjuffrouw gezegd
had. Neen, bedrogen had ze haar vriendin
niet, en toch, was de verhouding tusschen
haar en Verwolde wel zuiver vriendschap
pelijk meer?
Thuis komende, haast ze zich naar boven
ze heeft nog een halfuur tijd om te wisse
len van kleeding.
Lize staat gereed; vol bewondering heeft
ze het lila kostuum bekeken. Wat heeft
Mevrouw toch veel smaak! Ze ontneemt
Constance den hoed en mantel.
„Wat is Dolf boos en bedroefd," zegt ze.
Moet hij boven eten, Mevrouw, en ik be
neden met Amy?"
Weer knaagt daar iets van binnen bij
Constance, weer hindert haar datzelfde on
bestemde gevoel.
Wat is de lust tot uitgaan verminderd!
Ze denkt aan den grafsteen, aan Mieka
de contrasten zijn te groot.
„Lize, ik heb hoofdpijn. Telephoneer vlug
aan Mevrouw Verwolde, dat ik onmogelijk
mee kan gaan rijden en evenmin daar ko
men eten. Ik voel me niet prettig."
„Dat is Mevrouw best aan te zien; 't is
of u koorts hebt, zoo gloeit u."
Het oude zwarte japonnetje blijft aan,
Constance zoekt afleiding. Beneden gekomen
neemt ze den roman van Paul Bourgetop,
waar ze halverwege in is. De lectuur vlot
niet, ze leest de regels zonder die in zich
op te nemen.
Ze slaat de piano open; de handen glij
den over de toetsen; de muziek dwarrelt
de de schelm, dat hij een neusbloeding
gehad had. Na dit antwoord dacht de
beambte aan niets kwaads.
Claussen laat een weduwe met drie
jonge kinderen achter en behoorde tot
de bekendste tandartsen van Hamburg
en Altona.
Dinsdag is de moordenaar gevat. Hij
heet Thomas Rückner, is Oostenrijker
van geboorte, tuinier van zijn beroep,
maar zonder werk, achttien jaar oud,
en woont te Altona. De politie kreeg
een aantal aangiften, dat de beschrij
ving van den moordenaar op Rückner
paste. Zij ging hem heel in de vroegte
bij hem thuis gevangen nemen. Eerst
ontkende, maar ten slotte bekende hij.
Hij had aan 't station zijn slachtoffer
uitgekozen, was hem in den trein ge
volgd en had hem met zijn bijl dood
geslagen, zoodra de trein uit Gross-
Flottbek vertrokken was. Na den moord
was hij naar huis gegaan, had zich van
't bloed schoongewasschen en toen een
wandeling gedaan. In de geroofde beurs
zat honderd mark.
De luchtbol Milano, met een inhoud
van duizend kubieke meters, is Zon
dagochtend om elf uur op het tentoon
stellingsterrein te Milaan opgelaten en
om twee uur 's namiddags te Aix-les-
Bains neergekomen, na den Mont Blanc
overgedreven te zijn. De Milano die
door Murillo en Cresti bestuurd werd,
bereikte een hoogte van meer dan 6000
meters toen zij over de bergen dreef.
De thermometer wees op die hoogte
39 grad n Fahrenheit onder nul aan.
De Munchensche bladen bevatten een
bericht dat levendig aan Köpenick her
innert. In Augustus jl. dongen een aan
tal gewezen soldaten naar de betrekking
van kazernewachter en moesten zich
daarom aan een geneeskundig onderzoek
onderwerpen. Een hospitaalsoldaat, ge
naamd Schulz maakte hun diets dat
ook hunne vrouwen, verloofden en zus
ters onderzocht moesten worden. Dezen
kwamen werkelijk, werden in een voor
kamer geheel ontkleed en vervolgens
door Schulz, die de uniform van een
officier van gezondheid aan had getrok
ken, onderzocht. Een van de gewezen
soldaten die gehuwd was, vond de zaak
wat verdacht en vroeg inlichtingen aan
eöïi officier, die Schulz dadelijk in hech
tenis liet nemen.
Zijn zaak zal dezer dagen voor deu
krijgsraad komen.
Naar de Tagliche Rundschau uit
Munchen verneemt, gelooft men daar
dat Schulz aan hoogmoedswaanzin lijdt
en dat hij daarom de uniform van een
officier van gezondheid had aangetrok-
haar voor de oogen.
Ze staat op en ziet naar het levensgroot
portret van haren echtgenoot, na den dood
vervaardigd, een waar kunststuk, sprekend
gelijkend. Wat fiere houding, wat manne
lijk, mooi gelaat! Vol liefde en deelneming
staarden die blauwe oogen haar zoo menig
maal aan en nu het is of er verwijt
schuilt in dien teeren blikZe brengt
de handen voor het gelaat. Ze peinst.
Onwillekeurig overziet ze haar gansche
leven, de vroolijke kindsheid, de gelukkige
jeugd, de jaren van haar huwelijk
Ze herdenkt haar m
was van de ouderlijk vooing er
wordt ze gekweld door het knagen van bin
nen.
Amy verschijnt allee- aan tafel°it
door haar aan Dolf laten neten, nat hij ue-
neden mocht komen, als hij excuus vroeg.
Maar Dolf weigerde.
Constance ziet dien avond haar kind niet
meer.
De nacht brengt geen aangenamen slaap
vroeg reeds is ze beneden.
Het is Paaschzondag.
Zelden gaat ze meer ter kerk, doch eerste
Paasch, eerste Kerstdag en Oudejaarsavond
zijn drie beurten, die bezocht worden als
1 bij overlevering. De klokken wekken op om
j het feest der Opstanding te vieren. Heden
is de kerkgang voor haar een gewenschte
afleiding.
Met meer belangstelling dan anders luis
tert Constance naar de gloedvolle, bezielende
taal van den leeraar.
Na in welgekozen woorden zijn vele ge
dachten te hebben ontplooid, eindigt hij met
de vraag:
„Wat weerhoudt velen daartoe?
Dat is de valsche schaamte.
De mensch in het algemeen ducht het
oordeel der wereld.
De man of vrouw, die verkeerd deed,
schaamt zich het ongelijk te erkennen.
NIEUWSBLAD