Hel Land van Hensden en iltena, de Langstraat en de Bommeierwaard.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2584 Woensdag 28 November1QOG.
ONZE KINDEREN.
FEUILLETON.
LAm VAN ALTEN*
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO,
ranco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
i.
De verslagen lezend van bet groote
strafproces tegen le Fèvre de Montigny
en jhr. de Geer, de oneerlijke bankdi
recteuren, dacht ik aan dien 5den Oc
tober van het vorig jaar te Bussum.
Op dien dag opende de „Vereeniging
tot opvoeding van halfverweesde, ver
waarloosde en verlaten kinderen in het
Huisgezin" een doorgangshuis in die
plaats.
De plechtigheid werd bijgewoond door
een groot aantal mannen van aanzien;
door mr. G. van Tienhoven, Commis
saris der Koningin in de provincie Noord-
Holland het lid van Gedep. Staten jhr.
mr. C. J. den Tex; door jhr. mr. Ret-
haan Macaré, advocaat-generaal van den
Hoogen Raad, als voorzitter van den
Bond van Kinderbescherming, en vele
anderende openingsrede werd gehou
den doorFèvre de Montigny.
„Wij willen" aldus toen de man
die welhaast als misdadiger zal gevon-
nisd worden wij willen kinderen
maken tot goede m'nichen."
„Wij willen het doen, omdat wij
overtuigd zijn dat daardoor meer nut
wordt gesticht voor het individu en voor
de maatschappij dan door eiken anderen
vorm van armenzorg, hoe noodzakelijk
die ook wezen moge.
„Wij willen het kind niet gewennen
aan het denkbeeld „bedeeld" te worden
maar het leeren, dat het door vlijt, arbeid
zaamheid, ernstige zorg voor eigen wel
zijn, zonder hulp van anderen door de
wereld kan komen.
„Wij willen het hulpbehoevende kind
maken tot een mertsch, dat in staat is
in eigen onderhoud te voorzien, en zelfs
in staat om voor den minderbedeelde
nog iets af te staan. Daarom stichtten
wij eeüe vereeniging, die geen gestichts-
verpleging wenscht, maar die gezinsver
pleging voorstaat.
„In het eenvoudige, maar hartelijke
liefhebbende gezin willen wij onze be
schermelingen brengenhet gezin, dat
zij wellicht nooit hebben gekend voor
dat zij tot ons gebracht werden, het ge
zin, waarin zij orde, netheid, arbeidzaam
heid leeren, doch waarin ook levens
vreugde en vroolijkheid heerscht, gulle,
hartelijke blijdschap, meeleven van de
ouders met de kindoren en omgekeerd
„Wij willen het kind brengen in
een gezin, waar het wordt opgevoed in
de godsdienstige gezindte zijner ouders
ot bloedverwantenwant wij hechten
waarde aan de godsdienstige gevoelens,
die opgewekt worden in het kinderhart.
„Wij willen eene neutrale vereeni
ging zijndat wil absoluut niet zeg
gen een „godsdienstlooze", maar eene,
die ieder kind opvoedt volgens de leer
en do gebruiken der kerk, waartoe het
door afkomst en geboorte behoort.
Daarom zoeken wij naar gezinnen van
dezelfde godsdienstige overtuiging, als
waarin het kind in het ouderhuis zou
zijn opgevoed geworden en waarin het
terugvindt wat het door de omstandig
heden of de schuld der ouders heeft
moeten missen.
Zulk een gezin is voor een kind
een weldaad en e?n zegen
Tot zoover le Fèvre de Montigny!
Welk een menschenkenner bleek de
man te zijn, die zich zelf en zijne
zwakheden zoo slecht kende
Want inderdaad, het huisgezin blijft
de kern der maatschappij. Vandaar
gaat de zegen uit, die ons volgend
levenspad verlicht, of het kwaad dat
dien weg naar de toekomst zal ver
duisteren.
Het welslagen van opvoeding hangt
van duizenderlei bijzonderheden af: ze
moet zich aan de kleinste kleinigheden
wijden, maar mag toch niet angstval
lig zijn; ze brengt bij onverstandige
inrichting schade toe, waar voordeel
verwacht wordt. Haar te definieeren
is eeüe onmogelijkheid. Zij moet haast
instinctmatig, intuïtief geschieden, maar
altijd van dit principe uitgaan dat het
kind van heden de man van morgen
is. Ieder ouder heeft een deel van de
toekomst van zijn volk in handen
en het succes eener natie op het we-
reldtooneel hangt af van de opvoeding
die de kinder m in het huisgezin krij
gen. Zij zijn onze aanstaande „steun
pilaren der maatschappij" de een meer,
de ander minder, ze zullen ieder op
hun beurt door het leven, het groote
menschelijke leven, in dienst der ge
meenschap benut worden. De arbeid
zal hen stalen en vormen, maar de
eerste plooi die een mensch ontvangt
kan nooit meer weggestreken worden
de eerste opvoeding die hg in het
huisgezin genoot, nooit meer ongedaan
worden gemaakt. Dat is de basis van
ons bestaan; in de vroegste jaren wordt
vooral voor de minder krachtige indi
viduen voor goed de richting bepaald
die zij als mensch zullen hebben te
gaan.
Zou bij le Fèvre de Montigny ook
niet de oorzaak van zijn val in het
verleden gezocht moeten worden?
Te zeggen dat men dat vroeger nooit
zoo heeft ingezien zou onwaar en on
dankbaar zijn. Maar niet te ontkennen
valt dat de ontwaking van ons sociaal
verantwoordelijkheidsgevoel het goede
principe van alle tijden meer algemeen
vruchtbaar heeft gemaakt. Wij bepalen
ons niet langer tot individueel naar
het goede trachten en daarnaast tot
arbeiden in eigen kring. Neen. Nu met
wetenschappelijke zekerheid vaststaat
hoezeer de mensch het product kan
worden van de omstandigheden waar
onder hij het levenslicht aanschouwt
en leeft, nu stellen wij ons ook niet
langer tevreden met het aanwijzen
van de oorzaak van zooveler mislukking,
maar trachten wij de bron zelve te
zuiveren.
In de kern tasten wij het euvel aan.
Het mislukken van veler leven begint
in de jeugd
(Slot volgt.)
ISuitenland.
Ten einde de landverhuizing naar
Canada aan te moedigen, heeft het Ca-
nadeesche immigratie-bureau in de Ver-
eenigde Staten en Engeland bekend ge
maakt, dat zij aan immigratie-agenten
een pond sterling zal betalen voor eiken
volwassen immigrant boven de 18 jaar
uit de volgende groepenboeren, veld-
arbeiders, hoveniers, stalknechts, koet
siers, grondwerkers, mijnwerkers, pol
derjongens en vrouwelijke dienstboden.
Voor immigranten van een tot 18 jaar
wordt 10 shilling gegeven.
In Chili heeft men volgens Reu
ter ook gebrek aan werkvolk, in het
bouwvak, bij den aanleg van sporen,
in de mijnen enz. De regeering wil
f 375,000 aan de immigratie voor over
tocht enz. besteden.
Te Belgrado is Zondag een vergade
ring van wel 10,000 menschen gehou
den om verzet aan te teekenen tegen
den toestand in Bosnië en Herzegowino.
Na de vergadering werd een anti-Oos-
tenrijksche betooging gehouden. Men
riepLeve de zelfstandigheid van Bosnië
en Herzegowina! Leve de vereenigde
Zuid-Slaven
Er waren afgevaardigden uit heel
Servië, uit Bosnië en Herzegowina en
Hongarije gekomen, om de vergadering
bij te wonen.
Het Prager Abendblatt bevat een op
zienbarend verhaal over een samenzwe
ring tegen de dynastie Karageorgievits
2)
Een glimlach schiet over het gezicht van
den vreemdeling.
„Zooals U 't wilt noemen. Zijn beste
vriend en ergste vijand. O, tweemaal dub
belzinnig woord," sist hij tusschen de tanden.
Daarna, als had hij zich op een onvoor
zichtigheid betrapt, gaat hij verder en vraagt
„Zoo schijnt dus de graaf niet erg gezien
te zijn?"
Ze knikt van neen.
„Gezien of niet mijnheer, men kan U
hiervoor niet gemakkelijk opheldering
igeven. Wij kennen hem nauwelijks. Hij
komt zelden hier en wanneer hij hierkomt,
is hij voor ons onzichtbaar. Ik heb gehoord,
dat hij te Dublin een groot slot bewoont
en het grootste gedeelte van het jaar op
reis is."
„Zoo, de graaf is dus nog jong?"
De gezette waardin werpt een verwon
derden blik op haren gast.
„Ik dacht dat U hem kon."
Een kleine verlegenheid was in den
vreemdeling te bespeuren.
„O neen, luister evenDat heb ik niet
"bevestigd. Ik heb hem om zoo te zeggen,
op een afstand leeren kennen."
„Zoo, zoo. Neen, jong is hij niet meer.
Hij zal zoo ongeveer uw ouderdom bereikt
hebben. Maar weet, hij is iemand, die bij
zijn medemenschen niet veel sympathie
heeft opgewekt. Men beweert ook dat hij
nietin orde is en het zelden gebeurt dat
j hij een goeden dag heeft.
De waardin werd van lieverlede opge-
wondener. „God weet het," ging zij na een
korte wijle voort, „wat daarachter steekt."
Hij is niet altijd zoo geweest. O, lieve
hemel, een beetje dol is hij altijd geweest.
Weet U, hoe men hem vroeger in zijn
jeugd noemde? Den dollen graaf! Geen
avontuur scheen hem te gewaagd, geen
streek was hem te dwaas. Lichtzinnig tot in
de grootste onzinnigheden toe, maar iedereen
mocht hem leiden. In den grond van zijn
hart was hij toch een flink en goedaardig
mensch. Waarlijk, zijn jonge vrouw, met
I haar lieve weemoedige oogen, was te be
nijden, toen zij haar eerste intrede deed op
het slot. Hij dreef het soms te ver. Ik ge
loof, dat zij 's nachts veel tranen om hem
gestort heeft. Zeker moet er eens iets ver
schrikkelijks zijn voorgevallen, want op
een zekeren dag, pakte de graaf zijn koffers
in en ging er vandoor, slechts één bediende
nam hij mede. Allerlei praatjes gingen van
hem rond. De gravin Gisela werd nog
treuriger en bleeker en haar vroolijkheid
kwam niet terug, ook niet toen zij ongeveer
drie maanden na het verdwijnen van den
graaf, aan een meisje het leven gaf, hetwelk
zij Nora liet doopen."
„Noraviel de vreemdeling haar in de
rede. Hij keek de waardin verbijsterd aan
en trachtte de woorden uit haar mond te
halen.
„Het was een lief klein schepseltje,"
ging de vrouw verder voort". „Ach, de
graaf had het kleine ding moeten zien
hij had zeker een trouwe echtgenoot en
een goed vader geworden."
„Dus U heeft het kind gezien kwam
het haastig van zijn lippen.
1 „Nog meer I Gedragen heb ik het lieve
wicht in mijn armen en toen zij grooter
werd gingen wij te zamen naar het park
om bloemen te plukken en ik moest voor
haar kranzen en halskettingen van bloemen
maken. O, het kind was om te stelen
Zij nam de punten van haar voorschoot
en veegde hare oogen af.
De vreemdeling hield zijn hoofd in de
handen, zoodat zijn gezicht niet te zien
was en zeide toen met onzekere stem
„Gaat verder! Gaat verder!"
„Och, wat blijft er dan nog te vertellen
over?" De vrouw werd nog steeds ellendi
ger, en graaf O' Canor liet niets van zich
hooren. „Het kind werd grooter en toen
het praten kon moest ik eiken dag met
haar in een der torens klimmen om te
kijken of haar Papa niet kwam."
Een groote aandoening moest den vreem
deling aangegrepen hebben. Hij haalde diep
adem en scheen aHes om zich te vergeten.
„Toen, als Nora vier jaren oud was,/werd
haar lieve moeder doodziek. Nog was ze
geen vier en twintig uur overleden, of de
Graaf met zijn dienaar verscheen. Bij nacht
en ontij d waren zij gezien geworden.
Graaf James was geheel veranderd. Hij
liet zich aan niemand meer zien en liet
het kind ook niet bij zich komen; de eigen
lijke heer was dienaar. Men zeide: de graaf
heeft zich bij het lijk van de gravin inge
sloten ik geloof het echter niet. Doch eens
heb ik hem slechts vluchtig gezien. Zijn
baard was grijs geworden, maar of zijn
uiterlijk donker en mager was van kommer
en verdriet, dat kon ik er niet uit opma
ken.
Toen het lijk van de gravin ter aarde
was besteld, vertrok de graaf weer. Alleen
zijn dienaar bleef hier en deze heerschte
oppermachtig op het slot. Men zeide, dat
de graaf vertrokken was om een gouver-
in Servië. Het komt uit Semlin en ver
telt het volgende:
„Zonder dat er bepaald een naar de
regelen der kunst in elkaar gezet kom-
plot tegen de dynastie bestaat, hebben
zich toch een aantal gezaghebbende po
litieke en militaire persoonlijkheden
aaneengesloten, die meermalen te Bel
grado bijeen zijn gekomen om een uit
weg te zoeken uit den troostloozen toe
stand. Zooveel kan heden slechts over
het resultaat van deze beweging worden
gezegd, dat na verwerping van de re-
publikeinsche voorstellen de grondge
dachte van het „reddingswerk" zich
richt op afzetting van de dynastie Ka
rageorgievits men wil dan een regent
schap instellen en naar Bulgaarsch en
Roemeensch voorbeeld een candidaat
voor den Servischen koningstroon uit
een Europeesch vorstenhuis opzoe
ken. De menschen, die aan het hoofd
dezer plannen staan, staan van militair
en politiek standpunt te hoog dan dat
men aan een klein kabaal in engeren
kring kan denken."
De Times verneemt uit Peking: De
ambtelijke voorschriften tegen het am-
fioenschuiven worden hel meesterlijkste
staatsstuk genoemd dat in lange jaren
in China is verschenen.
De Chineesche regeering heeft den
tekt van het stuk aan den Engelschen
gezant meegedeeld. De regeering zal
later aan hem ook een voorstel mee-
deelen, strekkende om Engelsch-Indië
mot de Chineesche regeering te laten
samenwerken, overeenkomstig de door
Morley gedane toezegging, door den
uitvoer van amfioen uit Engelsch-Indië
zwaarder te belasten. Dit is ook billijk,
omdat de Engelsch-Indische vergiftiger
is dan de Chineesche. De Chineesche
regeering zal later de mogendheden die
nederzettingen in China hebben, ver
zoeken met haar mede te werken door
de opiumkitten in hun gebied te sluiten.
Engelsche rechters kunnen vonnissen
strijken, waarover de buitenwacht zich
verbaast, maar toch ook zooals men zou
willen dat ze meer voorkwamen. Te
Londen stonden dezer dagen twee oude
zondaars terecht. Zij hadden samen in
braak gepleegd. Zij hadden niets tot
hun verontschuldiging te zeggen. De
een, een man van 54, had reeds een
groot aantal vonnissen achter den rug:
het zwaarste een van zes jaar. Het ge
val van den tweede leek niet veel beter;
in 1884 kreeg hij negen maanden voor
het stelen van een paard, het volgende
jaar dubbel zooveel voor een inbraak,
twee jaar daarna vijf jaar voor een der
gelijk misdrijf, en nauwelijks uit de ge
vangenis, in 1892, weer vijf jaar voor
het stelen van een zakuurwerk. Toen
hij dien tijd had uitgezeten, begon hij
nan te voor Nora te zoeken. Deze zou hij,
volgens een dienaar, in Dublin gevonden
hebben.
Zijn dienaar ging ondertusschen met de
gouvernante boottochten ondernemen en
op zekeren dag zou ook het kind meegaan
om haar vader te gemoet te varen, die
met zijn jacht van Dublin zou komen. Er
kwam een storm opzetten eü volgens mij
zouden de bedienden dit vooruit moeten
gezien hebben. Hij keert terug, doch zon
der 't kindHet zou verdronken zijn, heette
het. Eenige uren daaarna kwam het grafe
lijk jacht. De Graaf was woedend, toen hij
van 't ongeluk hoorde. De dienaar moest
aan boord komen en allen moesten terug
om tusschen eilanden en klippen naar het
lijkje te zoeken. Alles te vergeefs, nergens
werd het kleine lijkje gevonden, ook later
niet, toen de graaf een belooning uitgeloofd
had aan hem, die het verdronken gravin
netje zou vinden."
Een diepe zucht welde op uit de borst
van den man, zoodat de vrouw hem ver
baasd aankeek.
„Wat scheelt U, Mijnheer? Kende U dat
gravinnetje?"
De vreemdeling wenkt met de hand.
„Vertelt u verder, lieve vrouwLet niet
op mijHet herinnert mij aan een voorval
met een eigen dochtertje.
„Ook verdronken?" vraagt de vrouw op
medelijdenden toon.
De man knikt.
„O, God, hoe treurig, dat ik U daaraan
moet herinneren!"
„Als 't u blieft, Juffrouw, vertelt U
verder."
„Nu, eigenlijk ben ik klaar. Rechtstreeks
kon men de schuld niet op den bediende
werpen, maar de graaf heeft hem wegge
jaagd en men heeft hem hier soms gezien,
een ander leren. Hij stal niet en leefde
met zijn gezin een fatsoenlijk leven, al
bleef het gebrek lijden. Hij verkeerde
in bittere armoede, toen hij den ande
ren beklaagde ontmoette, en deze haalde
hem over om weer in te breken. Dat
waren de inlichtingen van de politie
zelf. En wat deed nu de rechter? Hij
veroordeelde den man, van wien de
politie geen gunstige getuigen had ge
geven, tot vijf jaar gevangenisstraf, en
tot de andere zeide hij: Gij zij t bezwe
ken, terwijl gij in de diepste armoede
waart. Gij wordt niet gestraft. Maar
kom hier niet terug, want dan zal de
straf zwaar wezen. Gij hebt de laatste
jaren als eerlijk man geleefd, ik hoop
dat ge dat nu zult blijven doen. Iemand
van de zending zal u daarbij helpen.
Verrukt en niet wetende hoe hij 't had,
verliet de inbreker met den zendeling
de rechtzaal.
De Times verneemt uit Tandzjer dat
verscheidene Europeanen wegens de
dreigende houding van de inboorlingen
hun landhuizen buiten die stad hebben
moeten verlaten. Hoewel er geen drei
gend gevaar voor een inlandschen op
stand bestaat, heerscht te Tandzjer een
groote paniek.
De correspondent zegt: Het oogen-
blik is gekomen om een einde te ma
ken aan de aanrandingen en beleedi-
gingen waaraan de Europeanen al te
lang hebben blootgestaan. Indien Rai-
soeli's vijandigheid een gewapende tus-
schenkomst van de mogendheden ver-
eischt, moeten zij aanstalten maken,
om haar in ernst uit te voeren. Zooals
de toestand nu is, kan hij niet blij vén.
Anders zou de taak om de orde te her
stellen, later ook veel moeielijker blij
ken.
Intusschen hebben de vertegenwoor-
digers der mogendheden in een Zater
dag gehouden bijeenkomst, besloten,
aan den Marokkaanschen minister van
buitenlandsche Zaken te Fes een nota
te richten om in krachtige bewoordingen
verzet aan te teekenen tegen de maat
regelen die Raisoeli genomen heeft,
en, te vragen, aan den tegenwoordigen
toestand te Tandzjer een einde te ma
ken. Tezelfdertijd zullen de vreemde
consuls te Fes dit beklag mondeling
herhalen.
De monarchistische partijen in Rus
land dreigen met Jodenmoorden als de
regeering concessies aan de Joden doet.
Als men dezen toestaat zich in het Don-
gebied te vestigen dan zal de regeering
moeten kiezen tusschen de Joden en
de kozakken.
Het regent nog steeds telegrammen
aan den Tsaar en aan Stolypin, waarin
wordt gevraagd de boeren te redden
van de „Joodsche slavernij".
en wel bedelende."
„En de graaf?"
yDe graaf? Men ziet hem zelden. Men
zegt, dat hij wil hertrouwen."
De vreemdeling stond op.
„Wanneer U nog het een en ander wenscht
te weten
„Juffrouw, wijs mij mijn kamer. Ik moet
me verwijderen."
„Zooals U wilt, mijnheer. Mag ik Uw
naam weten?"
„Mijn naam o, ja ik heet
Sergei Ilitsch."
„Sergei Ilitsch? Ik dank U."
De vrouw had een lamp aangestoken en
verzocht Sergei Ilitsch haar te volgen naar
zijn slaapvertrek.
Een jaar is na dit voorgaande verloopen.
Een verschrikkelijke gebeurtenis houdt
de tongen van de bewoners van Ierlands
hoofdstad in beweging. Een alleenwonend,
rijk en bejaard vrijgezel, die in een der
buitenwijken van de stad woont, werd ver
moord in zijn kamer gevonden. Deze ver
moorde heet Sergei Ilitsch.
De meeningen omtrent den moordenaar
loopen zeer uiteen. Algemeen wordt een
jong, zeer schoon meisje, dat sedert kort
in dienst trad, voor de schuldige gehouden.
En inderdaad wanneer men zich niet
door haar flinke verschijning laat innemen,
kan men aan hare manieren zien, dat aan
haar schuld niet de minste twijfel is. Zoo
werd Erika Waldon gevangen genomen en
een aanklacht tegen hrar ingediend.
NIEUWSBLAD
Naar het Duiisch.
Hoofdstuk II.
Als moordenares veroordeeld.
Wordt vervolgd.)