Hel Land van Hensden en Altena, de Lansstraat en de Bommeierwaard.
Kleine potjes.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2397, Zaterdag 12 Januari.
FEUILLETON.
n£T LAND VAN ALTÖtf-
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
19Q7.
Advertentiën van 16 regel» 50 et. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Als in een gezelschap, waarbij zich
ook een of meer kinderen bevinden,
een der volwassenen het noodig oor
deelt het gesprek af te leiden door het
bekende spreekwoord, waarin wordt
melding gemaakt van „potjes" en ooren,
dan is het meestal te laat.
Wie bij zoo'n gelegenheid de gelaats
trekken der jeugdige toehoorders be
spiedt en hunne houding gadt slaat, zal
in de meeste gevallen niet den minsten
twijfel behoeven te voeden, omtrent den
indruk, dien het geboorde op hen heeft
gemaakt en te gelijk het vermoeden in
zich voelen opkomen, dat juist dat
spreekwoord, tegen de bedoeling van
dengene, die het uitsprak, dien indruk
niet weinig heeft versterkt.
Men kan er zeker van zijn, althans
wanneer het betreft niet te jonge kin
deren, dat de goedbedoelde waarschu
wing dit gevolg beeft, dat zelfs die
kleinen, wier aandacht te voren niet
bijzonder door het onderwerp van 't
gesprek werd in beslag genomen, plot
seling opmerkzaaam worden en al hoo-
ren ze verder niets meer, ze zullen zich
den hoofdinhoud van het gesprokene
in den regel vrij goed kunnen te bin
nen brengen, vooral doordat ze, de be-
teekenis van het geheimzinnige spreek
woord als bij intuïtie gevoelende, zeer
goed begrijpen, dat zij zelve die kleine
potjes zijn, voor welker ooren het ge
zelschap wordt verzocht zich in acht
te nemen.
Zou het noodig zijn, volwassenen te
wijzen op het gevaar van gesprekken,
waaraan door het bovengenoemde spreek
woord een andere wending moet wor
den gegeven en ook vaak wordt gege
ven, als het te laat is?
De lezer, die dit opstel tot hier toe
heeft gevolgd, meent misschien dat we
op het oog hebben zekere mysteriën
des levens, die mettertijd voor den op-
groeienden mensch worden opgelost,
voor den een vroeger, voor den ander
wat later, opgelost om ook daar
na nog altijd mysteriën te blijven.
Maar tot hoeveel voorzichtigheid we
elkander bij het aanroeren van die ge
heimenissen ook moeten aanmanen, we
willen daarover niet sprekeniets an
ders vraagt onze opmerkzaamheid.
Om onze bedoeling begrijpelijk te
maken, zouden we naast het spreek
woord van de potjes, die ooren hebben
15)
„O, Gij Komt ge hier om om mijn
meisje mede te nemen vroeg de zangeres.
„O, neen, geachte Juffrouw," zeide hij
lachend, „ik kom met een geheel andere
boodschapAls 't U blieft, kijkt U me
eens goed aan."
„Maar mijnheer Heimbold zoo heet
U immers ik begrijp U niet
„Hebt U me reeds vroeger gezien Ik
wil zeggen, vroeger, zeer, zeer lang geleden
„U maakt me verbaasd 1 Maar waarom
dat! Laat ik rond uit spreken, mijn bin
nenste zegt, dat ik eens van mijn leven
met U in aanraking moet zijn geweest,
maar mijn geheugen laat mij in den steek,
en het moet in die jaren geweest zijn, toen
ik nog een kind was."
„En mag ik dan vragen, wat U zich nog
herinnerd
„Vooral het litteeken, links aan uw voor
hoofd."
„Nu, Juffrouw, misschien vergis je U
niet, het kan best zijn, dat we eens bij el
kander geleefd hebben, ook ik heb U meer
gezien. Kent ge Uwe ouders niet?"
„Mijn ouders zijn dood, ik heb ze nooit
gekendmaar God heeft me ouders ge
geven, mijn pleegouders. Ik heb niet te
klagen."
„En uit uwe kindsheid weet U me niets
te vertellen?"
„Neen, hiervan is alles uitgewischt."
„Niet geheel juffrouw, u scheen mij te
herkennen, laat ons op de kinderjaren terug
een ander willen plaatsen, dat niet zoo
gebruikelijk is, maar toch zeer goed
uitdrukt wat we meenen „Kleine naal
den hebben ook oogen."
Want, dit is zeker, volwassenen ver-
geten maar al te vaak, dat er in tegen
woordigheid van kinderen niet alleen
veel gezwegen, maar ook veel nagelaten
moet worden.
Er moet veel gezwegen worden.
Al wie kinderen moet grootbrengen,
zal met ons instemmen, als we voor
de opvoeding groote waarde hechten
aan ouderlijk gezag en kinderlijk ont
zag, beide berustende op wederzijdsche
liefde.
Maar niet alie ouders, die van deze
waarde overtuigd zijn, doen hun best
dat ontzag en dat gezag aan te kweeken
en te handhaven.
Op de onverstandigste wijze hoort
men soms ouders, in bijzijn hunner kin
deren, elkander bitterheden toevoegen,
elkanders fouten verwijten, elkander har
de, leelijke woorden naar het hoofd
slingeren. Zouden zij niet begrijpen,
hoeveel nadeel ze daarmede te weeg
brengen
In andere gezinnen spreken vader en
moeder zonder eenige terughouding over
buurman of buurvrouw, oom of taute
het duurt niet lang, of ook dejongens
mengen zich in 't gesprek. En wees er
zeker van, het zijn zeer zelden de deug
den of goede eigenschappen van buren
of verwanten, die zooveel stof tot con
versatie leveren.
't Gevolg kan niet uitblijven. Zijn
de ouders voor en na zoodanige be
spreking, schijnbaar heel wel met de
buren en de over den hekel gehaalde
familieleden, dan is er voor de kinderen
weinig scherpzinnigheid noodig, om het
onoprechte in de handelwijze van vader
ea moeder te ontdekken. Wat dunkt
u, zouden kinderen achting en ontzag
kunnen hebben voor ouders, die ze in
huu hart beschuldigen van onoprecht
heid
Waarlijk, de ouders mogen wel da
gelijks de oude bede herhalen:
„Heere, zet een wacht voor mijne
lippen
Er moet veel gezwegen worden.
Men klaagt wel eens over de ban
deloosheid der jeugd en dikwijls met
alle recht.
Maar vergeet men niet al te vaak,
dat men in vele gevallen zelf die ban
keeren. Geef uwe gedachten eens vrij spel.
Ik zie een groot, oud slot, met hooge muren,
aan het strand. Een groot park, met eeuwen
oude boomen, waarin veel bloemen groeien,
is er bijgelegen. In een verwijderden toren,
voeren steile trappen naar boven. Wanneer
men boven staat, kan men ver zien men
ziet de blauwe verre zee, kleine eilandjes,
de daken en de kerk met den toren van
het dorp
„Men kan daar boven zoo goed zien naar
vader, die al zoolang weg is en nog maar
niet terugkomt I"
Maria staarde Diet diep denkend aan;
geen enkele beweging van haar ontging
Heimbold. Het scheen, als had Diet zijn
doel bereikt. Allerlei beelden moesten in
haar geest weer opgekomen zijn, dat zag
hij aan hare oogen.
Diet vertelde verder en sprak van de
verre zee, van het spelevaren in den storm
en dan plaatste hij plotseling het beeld
voor haar van een vrouw, die het meisje
een hand gaf om het met zich mede te
voeren, dat het zich toen met geweld los
rukte en zich vast aan een man geklemd
hield, die zich ondanks haar geschrei van
haar afstootte, in een boot sprong en vlug
wegroeide.
Bij het hooren van deze woorden was
Maria opgesprongen, uitroepende:
„Ja, ja! nu weet ik het, nu zie ik alles
weer zoo duidelijk voor mij, als ware het
een uur geleden gebeurdDeze man
gij zijt het.... dat litteeken ken ik, dat
roode litteeken, waaraan ik nog zoo dik
wijls in mijn droomen en gebeden dacht
toen ge mij zoo toornig van u afstootte
„Het is zoo; ik wil niets verschoonen",
antwoordde Diet. „Misschien komt alles
nog goed. U zult misschien zacht over mij
oordeelen, wanneer u weet, dat ik strenge
orders had, u in zee te verdrinken. Ik kon
daar niet toe overgaan. De hemel scheen
deloosheid in de hand werkt
Hoe vaak toch worden, in tegen
woordigheid der kleinen, de eigenaar
digheden over de tong gehaald van die
personen, welke zijn aangesteld om op
straat of op school den kinderen ge
hoorzaamheid aan geschreven en onge
schreven wetten in te prenten; hoe dik
wijls worden de tekortkomingen lang
en breed uitgemeten van hen die in den
Staat de dragers cf de vertegenwoor
digers van het gezag zijn Heeft men
er wel eens over nagedacht, hoeveel
gemakkelijker het gaat en hoeveel gau
wer, een tempel af te breken, dan er
een op te bouwenen zou men dan
meenen, dat het met 't opbouwen en
afbreken van het gezag anders gescha
pen staat?
We spraken hierboven van het geval
waarbij kinderen gelegenheid krijgen
hun ouders van onoprechtheid te be
schuldigen in den omgang met buren
of vrienden.
Niet minder ernstig komt het ons
voor, als vader of moeder zich aan be
drog of oneerlijkheid schuldig maken.
Stel een eenvoudig geval. Moeder, of
een der kinderen, of de dienstbode, heeft
een „boodschap" gehaald uit den win
kei en bij het thuiskomen wordt ont
dekt, dat de wink dier een kwartje te
veel heeft teruggegeven bij het wisselen.
Natuurlijk vinden de jongens zoo iets
buitengewoon interessant, en al zeggen
ze er niet veel van, ze stellen zeer veel
belang in de eerstvolgende lotgevallen
van dat kwartje.
Behoeven we nog te zeggen, dat de
beslissing van vader of moeder, hoe er
mee te handelen, van zeer groot ge
wicht is, zoowel voor hen zelve als
voor de karaktervorming van hun kroost?
Uit het bovenstaande biijkt, dat niet
alleen het spreken en zwijgen, maar
ook het doen en laten der grooten da
gelijks zijn onderworpen aan het oor
deel der kleinen, m. a. w. dat men
zich behalve voor de kleine ooren, ook
voor de kleine oogen terdege moet in
acht nemen.
Kleine oogen zien dikwijls heel scherp
en wat achter die kleine oogen zit, het
kinderlijk deukvermogen, is onophoude
lijk bezig, het waargenomene in zich
op te nemen, te verwerken en met an
dere waarnemingen te combineeren.
Wat het kind hoort en ziet, daarover
gaat het denken en de gevormde ge
dachten zullen niet nalaten, vroeger of
later, zich om te zetten in daden.
Yoor ieder, die dit begrijpt, is 't
duidelijk, welk een ontzaglijke verant
woordelijkheid de omgang met, en de
tegenwoordigheid van kinderen laden
op de schouders der volwassenen.
Gelukkig, voor kleinen zoowel als
voor grooten, wanneer het besef van
dtfze verantwoordelijkheid meer en meer
ons richtsnoer moge worden bij spreken
en zwijgen, bij doen en laten.
Iftuite it fa t»<l.
Dindagavond tegen zes uur is de Sjah
van Perzië overleden.
Zijn oudste zoon,' Mohammed Ali
Mirza, geboren in 1872, zal vermoede
lijk zonder veel tegenkanting van mo
gelijke pretendenten den troon bestijgen;
hij heeft de regeering reeds aanvaard.
Behalve Mirza zijn er 5 zoons en 12
dochters.
Perzië, tot dusver het doelwit der
staatkunde van het Britsche rijk en
het Tsarenrijk, heeft de laatste jaren
de zeer actieve belangstelling getrokken
van Duitschland. Ware de Russisch-
Japansche oorlog, met al zijn naweeën
voor het Russische rijk, het spel niet
komen verstoren, de Russen zouden
allengs hun invloed steeds verder zui
delijk in Perzië hebben weten te doen
gevoelenmaar nu is de toekomst van
het rijk van den Sjah zoo onzeker mo
gelijk geworden. Engeland heeft de oud
ste rechtenhet verkondigde zelfs een
Monroe-leer ten opzichte van de Perzi
sche golf; Rusland bezit voorloopig nog
de beste machtspositie; maar aan de
Duitschers behoort misschien
de toekomst.
over mij gewaakt te hebben, om een ouden
diepbedroefden vader het is graaf James
O'Canor voor een uitersten wanhoop te
bewaren".
„Mijn vader? Hij leeft? Men zeide mij,
dat hij dood was!"
„Wel met goeden grond. Maar hij leeft!
Hij is op dit oogenblik dicht bij u. En
wanneer de stem des bloeds in u nog niet
tot zwijgen is gekomen en wanneer u
medelijden hebt met uwen zwaar beproef
den vader zoo hebt hem liefwant
hij heeft uw liefde zeer noodig".
Daarop verliet hij de kamer en inplaats
van Diet Heimbold, kwam de groote, eer
biedwaardige gestalte, van Graaf James
O'Canor binnen.
Nadat hij de deur achter zich gesloten
had, trad hij op het meisje toe, strekte
beide handen naar haar uit en zeide met
sidderende stem
„Zoo is het dan toch werkelijk waar?
God heeft mijn smeekbeden verhoord? Ik
heb mijn kind terug mijn kind
Zij legde hare handen in de zijne en
keek hem aan.
„Het moet wel zoo zijn," merkte ze op,
„het is zoo nieuw voor mij, ik zal me er
aan moeten gewennen U mijn Vader te
noemen."
„Ik heb je niet geleerd, me lief te hebben
zeide hij treurig. Zij boog zich, de hand van
den grijsaard kussende.
„Het noodlot was machtiger dan Uw
hart, mijn Vader. Maar dat voel ik, dat
ik U had moeten liefhebben, wanneer U
mij van kindsheid af hadt opgevoed. U
hebt veel geleden, mijn Vader Uw uiter
lijk getuigt van buitengewoon veel kommer
en verdriet, mijn liefde zal de rest van Uw
leven verzachten."
„O, mijn kind, zoudtge me lief kunnen
hebben
„Ja, mijn Vader 1 De stem des bloeds
spreekt in mijn binnensteU is mijn
Vader, ik voel het. Het zal niet lang meer
duren, of ik zal een gevoel in mij omdragen,
als waren wij altijd bij elkaar geweest."
„Maar ik ben eeneen slecht
mensch."
„Kan een kind zijn Vader veroordeelen?"
En wat U ook gedaan moogt hebben,
U heeft er zwaar voor geleden, en geboet.
„O, mijn kind, wanneer een vader zijn
verloren kind terug vindt, dan is hij na
tuurlijk vroolijk en vergenoegd. Maar mijne
zonden en misdaden zijn zoo groot en mijn
geweten zal me nooit met rust laten. Maar,
ik wil me overtuigen, of God me mijn
kind teruggegeven heeft, om door haar be
mind te worden, of dat ik weer verder
door de wereld zal moeten zonder kind,
zonder liefde en troost, als boeteling en
misdadiger".
„Mijn vader, spreek zoo niet! Ik zal u
liefhebben en vertroosten", riep de zangeres
uit.
„Ge moet naar me luisteren, Nora! Het
zal mijn ziel rust geven luister.smeekte
de graaf.
Zoo begon hij dan te vertellen, hoe hij
het kasteel verlaten had, hoe hij als een
dolzinnige de wereld had doorgereisd, hoe
hij veel, zeer veel schuld op zich had ge
laden, en hoe hij geleden had, gefolterd
door gewetenswroeging, hoe de priester op
den berg Athas hoop gegeven had, woorden
die hem als hemelsche muziek in de ooren
geklonken hadden. En zoo ging hij verder
met te vertellen, hoe een onbeschaamde
roover zich van zijn bezittingen en rang en
stand had meester gemaakt, dat hij den
naam O'Canor droeg en ook vertelde hij
zijne ontmoeting met Diet Heimbold.
Beiden zwegen geruimen tijd, toen Graaf
James zijn verhaal geëindigd had.
Maria was naar den ouden man toege
gaan, ze was bij de herinnering over zijn
Doch hoe dit zij, hoe ook de loop
der politieke gebeurtenissen in en om
Perzië moge zijn in ieder geval is
het zeker, dat het rijk in diep verval
i«. De nieuwe Sjah vindt een leege
schatkist, een onbetaald en muitziek
leger, een om godsdienstredenen in vij
andige kampen gescheiden bevolking,
welke totaal verarmd is, een onmondig
en onbekwaam parlement en mach
tige buitenlandsche vijanden, wier on
derlinge naijver mogelijk nog de eenige
kans op behoud voor Perzië zal zijn.
Met Turkije leeft Perzië in onmin over
de grensregeling; en reeds toonde de
Britsche regeering neiging, zich met
dit geschil te bemoeien.
De troonopvolger is Woensdagmor
gen ten paleize door den grootvizier,
de minister en de prinsen als Sjah er
kend. De troonsbestijging is op 2 Febr.
vastgesteld.
De Daily Mail verneemt uit Teheran
De derde zoon van den overleden sjah
maakt aanspraak op den troon. Hij heeft
10,000 man in Loerestan samengetrok
ken en wil daarmee op de hoofdstad
aanrukken.
Woensdagochtend om 9 uur is de
militaire opper-procureur luitenant-ge
neraal Pavlof te Petersburg door een
revolverschot gedood. De aanslag had
plaats op den hof van het gebouw van
liet Hoog Militair Gerechtshof, waar
zich 's generaals dienstwoning bevond.
De dader was verkleed als beambte van
de militaire intendance. Hij schoot drie
maal op den generaal, die, doodelijk
getroffen, spoedig den geest gaf. De moor
denaar vluchtte in de naaste straat en
doodde en verwondde achtervolgen» nog
twee politieagenten en eenige knapen
vóór men hem grijpen kon.
In de Andrejefstraat te Lodz is Don
derdagochtend kolonel Patkon, hoofd
der gendarmerie aldaar op den open
baren weg doodgeschoten.
In het Oosten van de Pyreneeën
heer»chen hevige sneeuwstormen. In
een dorp aan de Fransche grens is tij
dens een mis een kerk ingestort, waarbij
verscheidene menschen den dood heb
ben gevonden.
Uit Rome wordt geseind, dat er tus-
schen Zwitserland en Italië een geschil
gerezen is ten aanzien van de contróle
over den Simplontunnel.
Te Kristiania zijn Woensdagnacht
twee vrij sterke aardschokken waarge
nomen, die met een gerommel als van
donder gepaard gingen.
bitter lijden in haar binnenste gebroken
en lag haar arm op zijn schouder.
„Vader, arme Vader, wat moet U geleden
hebben Mijn liefde zal U genezen
neem mijn liefde aan, de liefde van Uw
kind, dat bereid is, het grootste offer te
brengen voor Uw vrede.
„Wat wilt ge doen, Nora?"
De oude hield de hand van zijn dochter
vastomklemd in de zijne en keek haar met
vragende blikken aan.
„Ja, Vader, ik zal U overal bijstaan. Maar
wat wilt U doen Wilt ge den roover van
uwe bezittingen verdrijven?"
De oude schudde het hoofd.
„Kan ik dat dan? Zou ik dan opnieuw
geweld moeten gebruiken?"
„Het gerecht, vader, het gerecht
„Het gaat niet. Hij, die op het oogenblik
mijn plaats inneemt, die Graaf O'Canor
werd, voelt zich zeker in zijn tegenwoor-
digen staat, hij vreest niemand. Hij kent
mijn schuld en mijn angst. Hij kan voor
de wereld ons geslacht en naam oneer
aanbrengen. Verborgen moet mijn schuld
voor de wereld blijven. Nu, nu ik jou ge
vonden heb, nu heb ik afgedaan. Wanneer
ik met geweld mijn vroegeren stand weer
in wou nemen, dan zou alles aan het licht
komen en jij zou er door lijden Nora, neen
dat wil ik niet".
„Maar wat wilt u dan doen?"
„Mij in eenzaamheid opsluiten en verder
boeten, goed doende, zooveel als in mijn
macht is".
„En ik, vader? Gij hadt uw hoop op
mij gevestigd!Wilt ge u dan opsluiten
„Ja, kind, men kan ook leven, zonder
Graaf O'Canor te zijn. Te zamen kunnen
wij veel goed doen, na ons afgezonderd te
hebben van de wereld.
Naar het Duiisch.
i De dood van den Sjah maakt een
einde aan een regeeringsperiode van
tien jaar, welke voor het Perzische rijk
een tijdvak is geweest van verarming
en vernedering. Verarming vooral door
de buitensporige spilzucht van Sjah en
hof; vernedering, wijl het geld voor
die brooddronken grootdoenerij steeds
door buitenlandsche leeningen moest
worden verkregen, en altijd op voor
waarden, welke de onafhankelijkheid
van den staat ondermijnen. Door het
beschikbaar stellen van geld op bezwa
rende voorwaarden, wist vooral Rusland
zijn positie te Teheran te versterken.
Het is altijd een groote grief geweest
van het Perzische vol i tegen den ge
storven heerscher, dat al dit geld niet
eens in Perzië zelf werd uitgegeven,
maar moest dienen voor het bekosti-
gen van de buitenlandsche reizen van
s den vorst.
Wordt vervolgd.)