jogy. et Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard R O E T. Zijn eer gered. Uitgever: L. J* VEERMAN, Heusden. No. 2011, Zaterdag 2 Haart. FEUILLETON. V l£SSv? Uuo VAN alien#-- VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 19Q7. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Dat roet zwart is, weten de meeste menschendat het een bittere smaak heeft weten slechts weinigen bij erva ring. Dank zij onze goed gemetselde schoor- steenen, gebeurt het tegenwoordig zel den, dat onze soep er door wordt be dorven of onze pap er door wordt on eetbaar gemaakt. Roet is dus een rariteit geworden, althans in zeker opzicht. Figuurlijk ge sproken echter, hebben velen en meer dan eens den bitteren 3maak van ge proefd, ja, zoo nu en dan wel eens aan anderen te proeven gegeven. Want zooals er een aantal menschen wordt gevonden, wier grootste liefheb berij het schijnt met den stiooppot door de wereld te gaan, treft men een minstens evengroot aantal aan, die mee- nen het meeste nut te stichten wanneer ze door een vlijtig gebruik van den roetkwastoveral, waar ze zich ver- toonen, een zichtbaar en proef baar be wijs van hunne tegenwoordigheid ge ven. Die roetsmeerders zijn, hoe nuttig en onmisbaar zij zich zelve ook wanen de onaangenaamste menschen, die ik ken. Ze bederve niet je soep, ma r ze maken je het leven bitter. Toch zijn niet allen, wat men noemt: slechte menschen. Ik kan er zelfs, wien ik een tintje braafheid niet kan ontzeggenja, som migen staan, wat oprechtheid aangaat op een zeer hooge trap. Eigenlijk zijn ze te oprecht. En juist in dat te-veel van die overi gens zeer lofwaardige eigenschap, schuilt de oorzaak van al het onaangename al het bittere, dat huune woorden ver gezelt of dat van huune daden over blijft. Of ze, behalve oprechtheid nog een andere kenmerkende eigenschap bezitten Soms zou ik meenen, dat zij in hoo ge mate laboreeren aan de kwaal, die men onmisbaar noemtdat zou den bitteren smaak van hetgeen ze zeggen en doen niet wegnemen, maar toch eenigszins als verschooning of als ver zachtendeomstandigheid kunnen worden bijgebracht bij het vellen van een oor deel over hen. Laatst had ik de twijfelachtige eer tegelijk met zoo'n roetsmeerder bij de zelfde familie een beleefdheidsbezoek af te leggen. 2.) Langzamerhand kwamen de verwonderde gemoederen tot rust en ten laatste was men het er over eens, dat de nietswaardige Michael Terge dood was en slechts de flinke, talentvolle was achtergebleven, die het nog tot alles kon brengen. Men sprak er zelfs over, dat hij bij de volgende vaca ture stoelrechter zou worden. Verstand bezat hij, zooals iedereen moest erkennen, en nog wel eens zooveel, als daarvoor noodig was. Zekeren Zondagochten 1 vroeg, toen Terge juist wilde uitgaan, werd de deur plotseling opengerukt en stormde zijn buurman, de oude Lazar, de kamer in. „Genadige Heer," schreeuwde de oude man geheel buiten adem, „ik ben een bede laar gewordenMen heeft mij vannacht beroofd, uitgeplunderd 1 De huishoudster, mijn dochter, ik, de kommies, de koejon- gen, allen zijn door de Betyaren gebonden. Daarna hebben zij den kelder opengebroken en mijn dukaten gestolen, genadige heer. Allemaal goede keizerlijke dukaten; een ton vol, genadige Heer." „Dukaten?" vroeg Terge met gefronst voorhoofd. Het viel hem in, dat er reeds eens met hem daarover was gesproken. „Ja, genadige HeerEen ton, zooals ik ze van mijn vader heb geërfd." „Wacht eens, Lazarverdenk je iemand „Niemand en iedereen. Hoe kan ik het Mijnheer en Mevrouw ontvingen ons allervriendelijkst en ook de tweejarige stamhouder was blijkbaar in een on gewoon goede luim hij was, tegen zijn gewoonte, gezeggelijk en kalm. Mevrouw, op dat punt door haar zoontje niet verwend, was natuurlijk in de wolken, en nam dankbaar nota van mijne welgemeende loftuiting, te- recht begrijpende, dat het ventje zelf deze toch nog niet naar waarde kon schatten. Wellicht verwachtte ze van den an- deren bezoeker eveneens een goed woordje. Maar dat bleef weg. Eindelijk, het wachten moede, had ze de verschoonbare onvoorzichtigheid naar een compliment te gaan „hangelen" door rechtstreeks te vragen: „Vindt u niet, mijnheer, dat Janneman gegroeid is, sinds u hem 't laatst zag?" „Nu, mevrouw, ik houd niet van stroopsmeren en daarom moet ik u ronduit zeggen, dat hij, mijns inziens niet in zijn voordeel veranderd is. Ver- leden jaar, vond ik, had hij nogal een aardig rond bakkesje". Ik zag, dat het gelaat van de moe der van kleur veranderde, en om zijn averechtsche loftuiting af te breken, ver zon ik een zeer alledaagsch middelik raakte voorzichtig met mijn rechter schoen zijn linkerlaars aan. Maar o wee, nauwelijks bemerkte hij iets van die aanraking, of hij schoof zijn stoel een hal ven meter van mij af met de woorden „Hoor eens, amice, als je op mijn laarzen wil trappen, zou ik graag willen, dat je zoo lang wachtte, tot ik mijn voeten er uit ge haald heb; anders zijn mijn teenen er ook mee gemoeid". De lezer zal begrijpen, dat het be zoek niet lang heeft geduurd, maar dat de bittere i asmaak niet zoo gauw was weg te spoeleD. Toch moet ik eerlijk bekennen, dat deze roetkwasthanteerder overigens een zeer ernstig en achtenswaardig man is als er hulp te bieden is, blijft hij nooit van verre staan, en wanneer er moei lijkheden zijn op te lossen, is hij er doorgaans het eerste bij, om zijn door zicht en zaakkennis ten beste te geven. Dat kan evenwel niet van allen ge zegd worden, die tot dat ras behooren. Bij sommigen is het geen al te ver gedreven oprechtheid, maar werkelijk een soort plaagzucht of, in ernstige ge vallen, een aanvechting van kwaad aardigheid. Ook die plaagzucht kan, zonder zoo kwaad bedoeld te zijn, een gevoelig mensch eensklaps een prettige illusie benemen. Dat ondervond ik zelf bij zekere gelegenheid. Ik had voor het eerst in mijn leven een confectie pak aan: ik meende, dat ik nog nooit zoo goedkoop netjes ge kleed was geweest en schaam me niet er voor uit te komen, dat ik er echt mede in mijn schik was. Daar ontmoet ik een kennis. We wandelen samen wat op. Na de gewone plichtplegingen en een praatje over het weer, heb ik 't ongeluk hem in mijn geheim te betrekken. En wat denkt ge, dat ik moet hooren „Och vriend, je behoeft me er niets van te vertellen, want ik heb het al lang geroken: het ruikt naar de „goed koopte". Op dat oogenblik kwam er een leelijk woord op mijn tong, een bitter woord; gelukkig wist ik mijn lippen stijf op elkander te houden, maar als ik zeide, dat het me geen moeite kostte, zou ik me zelve beter voordoen, dan ik ben. Hebt gij, evenals ik, van die roet smeerders onder uwe kennissen, waaide lezer Wees dan op uw hoede. Het gaat zoo gemakkelijk, eens anders hebbelyk- heden ongemerkt over te nemen. Men begint met afkeer te gevoelen van en zijn afkeuring te openbaren over het tegengesteldehet zoogenaam de „met den strooppot loopen". Blijft het daarbij, dan kan er niets dan goeds van gezegd worden. Maar heel vaak gaat men verder. In zijn afschuw van alles, wat op stroopsmeerderij gelijkt, meent men het menschdom geen grooteren dienst te kunnen bewijzen, dan door zoo nu en dan den roetkwast ter hand te nemen eerst bij uitzondering, later als uit ge woonte, En op die wijze doet men zeer veel kwaad. Laten we op onze hoede zijn Er is toch al zooveel in het leven, dat, wrang en zuur, 's menschen ge laat harde en onaangename trekken kan geven er is toch al zooveel, dat, scherp en bijtend, de tranen perst uit ouze oogen. Laten we ons best doen, voor elkan der en met elkander, om het roet verre te houden, om bitterheid in woord en daad, zooveel we kunnen, uit ons leven te weren weten? Zij waren met hun vijven of zessen, in bonte doeken vermomd. Ik kon hen niet herkennen. Ik ben een bedelaar I" Terge bedacht zich een oogenblik. Een j zeer zonderlinge gedachte kwam in zijn hoofd op. „Kunt u mij driehonderd gulden leenen, Lazar De Rumaniër zette een verbijsterd gezicht. „Drieduizend ook," zei hij toen snel. „Goddank, er bleef mij nog genoeg over om de stad te kunnen koopen. Ik weet, dat de genadige Heer een man van eer is. Maar als u eens wist, wat ik heb hooren .zeggen „Dat ik u uitgeplunderd heb?" vroeg Terge kalm. „Jadie ezels, die domkoppenAls ik in uwe plaats was „Zwijg daarover," antwoordde Terge som ber. „De menschen meenen, dat een ploert tot alles in staat isen een ploert was ik, dat is zeker „Om het verledene geef ik nietsIk weet, dat de genadige Heer een man van eer is. Hier zijn de driehonderd gulden 1" De oude Lazar, die nog geen vij f minuten geleden zichzelf voor een bedelaar had ver klaard, haalde thans uit eene zijner wel voorziene portefeuilles driehonderd gulden in banknoten en legde ze op de tafel. „Ik.zal u een schuldbewijs geven, Lazar. Elke maand geef ik tien gulden terug." Nadat de Rumaniër zich verwijderd had, begaf Terge zich naar het politiebureau, waar hij twee uren met den commissaris onderhandelde. Voor het eerst na drie jaren ging hij dien avond naar de heiberg en zette zich op zijne oude plaats. Hij liet zich wijn brengen en de Zigeuners moesten zijne lievelingsliederen voor hem spelen. Na negen uur kwam Perci Lokay binnen, liklos, hoe kom jij hier?" «Zeg, „Ik heb geërfd, vriendje, 't Zijn slechts een paar duizend gulden, maar ik laat toch een vaatje opensteken." „Vooruit, dat is verstandig!" Tot middernacht dronken zij samen. Terge klaagde er over, dat hij niets meer kon verdragen. „Die verduivelde wijn maakt mij ziek. Het zal beter zijn, dat ik naar huis ga." Perci, die den geheelen avond onrustig en nu en dan bijzonder afgetrokken was geweest, haalde hem echter weer over om te blijven. Perci was ook lang zoo vroolijk niet als anders. Hij keek somber voor zich uit en klaagde er telkens over hoe moeilijk het was om aan geld te komen. „Ik heb niets meer, kameraadTot over mijne ooren steek ik in de schulden en de eischers worden hoe langer hoe onbeschaam der." Terge glimlachte en gaf Perci, volgens gewoonte van dronkaards, vertrouwelijk een duw in de zijde. „Houd je toch niet zoo, oude doordraaier. Denk je misschien, dat ik niet wist wat ik weet „Wat weet je dan?" vroeg Perci onrustig. „Datje mij vóór zijt geweest, ouwe jon gen." „Ik? Waar, waarmede?" „Denk je, dat ik zoo'n ezel ben, spits boef? Wat hebben die dukaten gedaan, omdat je ze hebt ingepakt? Ha, ha!" „Welke dukaten?" vroeg Perci met ge dwongen kalmte. „Ik weet niet eens hoe dukaten er uitzien." „O jij schurk! Die van den ouden man meen ik. Drie jaren lang heb ik mij daarop verheugd en nu kaap jij ze mij voor den neus Weg. Ik zeg je, Perci, mooi was het niet van je! Al had je een bonten doek Kuiten land. (Jit Brussel wordt geschreven: In een artikel, de kwestie van de Belgisch-Nederlandsche entente bespre kende, zegt de Temps, dat in theorie een door de onzijdigheidsverklaring be schermd miliiair samengaan, dat steunt op een beide landen actief verdedigend leger van 500,000 man, ook voor Fran krijk gunstig is. Maar zou deze veran dering geen verwikkelingen tengevolge kunnen hebben? vraagt de Temps. Toen de beruchte Kroesiewan, de aan legger der Jodenvervolgingen in Kis- jenef van zijn kiezers afscheid nam zei hij o. m.„In uw naam zal ik in de Doema verklaren, dat het geduld van het Russische volk is uitgeput, dat het zijn beleedigers zal wegvegen en stroomen bloeds vergieten, zoodat de geheele wereld voor het volksgericht verschrikt zal staan." Men meent, dat Kroesjewan overtuigd is van de ongeldig verklaring zijner ver kiezing door de Doema en een nieuwe jodenmoord op touw zet. In een Poolsch dorpje liet een vrouw, bij 't voeren der varkens, de lantaarn in 't stroo vallen, waardoor dit natuur lijk vlam vatte. De pogingen, om het vuur te blusschen, veroorzaakten haar ernstige brandwonden, en slechts met de uiterste moeite gelukte het haar zien in veiligheid te brengen. Een dertigjarige arbeidster drong toen den stal binnen om het vee te redden. Door den vreeselijken ïook viel ze be wusteloos neer. Haar vader snelde het brandende gebouw binnen, om zijn doch ter aan de vlammen te ontrukken ook hij kwam niet weer te voorschijn. De verkoolde lijken werden later onder de puinhoopen gevondeu. De geheele stal brandde af. Verscheidene varkens en veel pluimgedierte zijn in de vlammen omgekomen. De scheepsbouwers Harland en Wolff te Belfast hebben, volgens de Daily Express, van de Hamburgsch-Ameri- kaansche lijn opdracht gekregen om een schip te bouwen, dat het grootste van alle schepen ter wereld moet wor den. Het zal de George Washington heeten. Een van de nieuwigheden aan boord zal een zwembad wezen. Te Völklingen, in de Rijnproviucie, is een groot schandaal aan het licht gekomen. Er zijn 30 jonge meisjes en vrouwen in hechtenis genomen, die een misdadige operatie hadden laten ver richtten. Er zijn nog meer inhechtenis nemingen te verwachten, en verschei dene vrouwen die tot de eersten in het dorp behoorden, zijn bij de zaak betrok- orn, heb ik je van uit mijn venster toch wel herkend. O, spitsboef! Hij lachte, totdat hij zich verslikte, en moest hoesten. Daarna begon hij zich met luider stem te beklagen. „Je bent een mooie kameraad, Perci, om mij er niet eens in te kennen Maar je moet er mij wat van geven! Ik heb je gezien, ik heb je geziendaar ging je „Het is niet waar," stamelde Perci. „Wat, je durft zeggen, dat ik lieg?" schreeuwde Terge. „Ik, ik liegen „Zwijg dan toch 1" „Maar ik wil niet zwijgen! Geef je mij van de dukaten of niet!" „Ja, ja. Ik zal geven." „Hoeveel?" „Tweehonderd." Terge reikte hem de hand. „In orde, kameraad!" Nadat Perci had toegealagen, richtte Terge zich plotseling in volle lengte op. Alle dron kenschap was verdwenen. „Perci," zei hij met vaste, rustige stem, „ik wil je ook wat voor je dukaten geven. Neem het geweer terug, dat je mij drie jaren geleden hebt gegeven. Het is met kogels geladen!" „Wat zou dat?" vroeg de oude schurk, van schrik ineenkrimpend. „Haast je wat!" drong Terge aan. „De politie is in het voorvertrek. Veel tijd heb je niet!" Hij haalde het geweer uit den hoek, waar hij het bij het binnenkomen had neergezet, alsof hij van de jacht kwam, en bood het zijn vroegeren drinkbroeder aan. Maar deze had niet den moed om het aan te nemen. „Ook goed," zei Terge. Hij zette zijn strooien hoed op en opende de deur. Begeleid door vier politieagenten, trad de wachtmeester binnen. ken. De man die zich tot de praktijken leende, is een gezien koopman. Volgens een telegram uit Buenos Aires is de stad Rafaela in Santa Fé door een wervelstorm bezocht. Het gast huis, de kerk, een school en de meeste huizen zijn verwoest. Te Esch in Luxemburg, werd een Italiaansch werkman, Stoky geheeten, door een landgenoot mishandeld. Stoky's vrouw snelde toe om haar man te hel pen en stak diens tegenstander een lange haarspeld in den rug. De long werd doorboord, en de man was dade lijk dood. Zeventien personen die door den krijgsraad te Riga waren ter dood ver oordeeld wegens oproerigheden te Tuk- kum zijn te Riga doodgeschoten. In een school te Montreal heeft een vreeselijke brand gewoed, waarbij een onderwijzeres en een groot getal kin deren omkwamen. De onderwijzeres had zich kunnen redden, maar wilde haar scholieren niet in den steek laten en liet het leven bij een poging om ze te redden. Er zijn 23 lijken gevonden, maar men vreest, dat er nog meer kinderen verbrand of gestikt zijn. Het blusschings- werk mislukte te eenenmale door een ge brek aan de brandspuiten. Volgens het Nowoje Wremja merkte Dinsdagavond de conducteur aan het station te Petersburg, kort voor de Irein, waarmede grootvorst Nikolai Ni- kolajewitsj uit Tsarskoj-Selo terugver wacht werd, binnenreed, dat iemand op de sporen een kist plaatste. Men maakte jacht op hem, maar hij ontkwam in een slede. De kist bleek een bom te bevatten, welke met 3 pond dynamiet en 28 slaghoedjes geladen was. Bij ont ploffing zou de bom in staat geweest zijn een geheelen trein te vernielen. Men vermoedt dat voormalige spoor wegbeambten de boosdoeners zijn. De Duitsche Afrika-reizigers Seiner beeft van uit Windhoek naar Berlijn getelegrafeerd, dat hij de reis dwars door Zuid-Afrika, van de Victoria-water vallen naar Duitsch Zuidwest-Afrika, heeft volbracht. Seiner had van de Duitsche Koloniale Vereeniging opdracht gekregen een verbindingsweg van Zuidoost- naar Zuidwest-Afrika te gaan zoeken. Naar het schijnt, is hij er in geslaagd, die opdracht uit te voeren. De Daily Telegraph verneemt uit Petersburg: Er schijnt een nieuwe Fin- sche crisis ophanden. Naar men zegt, heeft de Russische regeering de draden in handen van een komplot, dat Fin land samen met vijanden van Rusland „In naam van de wet Vóór het aanbreken van den dag waren al de dukaten tot op den laatsten te voor schijn gekomen. Terge ging naar den Rumaniër en bracht hem de aangename tijding „De dukaten zijn op het komitaatshuis. Van de geleende driehonderd gulden zijn er hier tweehonderd terug. De overige moest ik uitgeven. Wij zullen een nieuwe schuld bekentenis maken." „De genadige Heer wil het toch niet be talen vroeg de oude Lazar, tot tranen bewogen. „Ja, waarom nietIk wil geen vreemd geld." „Maar hoe zal ik u dat vergelden „Door een glaasje likeur schertste Terge. „Olga," riep de oude Rumaniër in de zijkamer, „breng me een glaasje likeur voor den genadigen Heer Terge." „Een slank, zwartoogig meisje trad binnen. Zij droeg een blad met het verlangde. „Als het u belieft, genadige Heer." „Op uwe gezondheid, Mejuffrouw." Het mooie meisje bloosde tot aan de ooren. De oude Lazar zag Terge en zijn dochter een oogenblik scherp aan. „Maar trouw dan ten minste met mijn dochter, genadige Heer I" zeide hij opeens in volle onschuld. Niet lang daarna vervulde Terge den wensch van den ouden Lazarechter niet ter wille van den ouden man, maar omdat zijn hart hem er toe dreef. En nu moest hij er ten laatste toch in berusten, dat hij de dukaten kreeg. Een Hongaarsche geschiedenis. (Slot).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1907 | | pagina 1