liet Land van Heusden en 4ltena, de Langstraat en de Bommelerwaard. ONDERSCHEIDINGEN. Gedwaald. |§Sts|j jfta ,1^ land van alten/ voor Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2014. W oensdag 13 Haart. FEUILLETON. •jfcj I'-; Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO, franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 19Q7. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Het is wel vreemd dat de grondwet, waar zij bepaalt dat ridderorden door eene wet, op voorstel des konings wor den ingesteld, volkomen over den aard en de bedoeling dezer instelling zwijgt. Men zou kunnen zeggen dat het instel len van ridderorden eigenlijk niets nieuws was, en dit is ook volkomen juist. Toch staat het vast dat de be schouwingen over dit onderwerp nu en dan wijziging ondergaan en wij ons zeker niet meer bewegen op het stand punt van 1815. Er zijn, zooals wij weten, rijken waar de instelling van onderscheidingen van regeeringswege niet bestaat, even min als adeldom. Men verdedigt dit met de opmerking dat ieder burger gelijk is voor den Staatdat tegenover den Staat de een niet meer verdiensten kan hebben dan de ander; dat, wan neer iemand zich bijzonder onderschei den heeft, dit slechts een gevolg is van de bijzondere omstandigheden, waarin hij verkeerde. Zeer menschkundig komen die op merkingen ons niet voor. Dat iemand zich nooit zou kunnen onderscheiden wanneer de gelegenheid het hem niet toeliet, staat als een paal boven water; maar het gaat zóó ons geheele leven en in alle omstandigheden. Wij kunnen eigenlijk niets wanneer de omstandig heden niet meewerken dht kan geen reden zijn, waarom wij niet zouden trachten zooveel mogelijk goed te doen, en evenmin is het een reden waarom wij, als het ons gelukt, niet zouden worden aangemoedigd en beloond, ook tot aansporing van anderen. Natuurlijk zijn alle burgers gelijk voor den Staat; maar wanneer een bur ger zich bijzonder verdienstelijk maakt, dan doet hij het ook niet zoo zeer tegenover den Staat, als wel tegenover de maatschappijmaar deze wordt door den Staat vertegenwoordigd en deelt straf en belooning beiden uit. Waar de Staat onderscheidt heel wat anders dan onderscheid malcen I daar doet hij precies hetzelfde wat wij allen van tijd tot tijd doen. Wij kun nen ons geen gezin voorstellen, waar niet. nu en dan een belooning wordt uitgereikt, om het kind een aangenaam genot te verschaffen en andere kinderen aan te moedigen, zonder ze daarom achteruit te zetten. Ook op school wor- „Een brief aan mijn adresantwoord de Suzanne met iets als een trilling in hare stem. „Ken je de hand „Neen!" fluisterde de andere bijna on hoorbaar. Gertrude nam hare zuster bij den arm en trok haar schielijk in de kamer. „Maak gauw open, Suzverzocht ze. Suzanne verscheurde de enveloppe met bevende hand. „Lees hem eens hardop?" Suzanne begon te lezen. „Hoe heet die man?" vroeg Gertrude nieuwsgierig, haar in de rede vallend. „Hij noemt zich A. F. Meinderts!" ant woordde hare zuster. „Hoe? wat zeg je?" kreet Gertrude met verbleekende wangen, maar toen, zich dade lijk beheerschend „Ik meende dien naam meer gehoord te hebben VToeger!" Zij streek langzaam met de vlakke hand over het voorhoofd, alsof ze zich scheen te bedenken, maar Suzanna, zelf in spanning, zag niet den gloeienden blik, dien hare zuster op de onderteekening sloeg. Suzanne las den brief voor en Gertrude luisterde met saamgeperste lippen naar de beleefde uitgezochte woorden. Somwijlen kwam een bittere trek om hare lippen en stonden hare donkere oogen plotseling vol tranen, maar dan wischte zij ze tersluiks weg en met onverschilligen blik den prijzen uitgedeeld, ook om te be loonen en anderen aan te moedigen. Waaneer de onderscheidingen door den Staat verleend, niet een officieel karakter droegen, dan zouden wij er waarschijnlijk meer mee ingenomen zijn. Persoonlijke erkenning van verdiensten, heeft iets intiems, iets dat weldadig aandoet. Vandaar dat de instelling van huisorden iets aantrekkelijks heeft. Fei telijk kan ieder een huisorde instellen, zooals b.v. een particuliere instelling medailles of gedenkpenningen kan uit reiken. Het ligt echter in den aard der zaak, dat, indien algemeen op dergelijke wijze werd gehandeld, de waarde en beteekenis van zoodanige onderschei dingen er door verkleind zouden worden. Mogen wij gelukkig in de opvatting van vele dingen vooruitgang constatee- ren, ook hier is dit het geval. In vroe ger tijden was het verleenen van ridder orden weinig meer dan een beleefdheid van het Hoofd van den Staat en werd op ware verdiensten slechfs bij uitzon dering acht geslagen Ook behoorde het verleenen van onderscheidingen nog meer tot de zeldzaamheden, hetgeen misschien toejuiching zou verdiend heb ben, indien uitsluitend op verdienste ware gelet, want de ware verdienste is zeldzaam Later heeft de kring der uitverkorenen zich zeer verwijd en be gonnen de decoraties meer populair te worden. Het eigenlijke volk bleef niet langer uitgesloten en nog dezer dagen heeft het ons weldadig aangei tan, toen wij een werkelijke ridderorde zagen toekennen aan de wakkere zeelieden, wier namen zweven op aller lippen. Maar dit moet, dunkt ons, die wak kere mannen, die in hun eigen daad niet zooveel bijzonders zien en voor wie onderscheidingen geen ongewone dingen zijn, het meest goed hebben ge daan, toen zij, uit de handen van on zen Prins, die hun vriend en trouwe metgezel was in moeielijke oogenblikken de orde ontvingen, die eene persoon- lijko attentie van de Koningin was. Het moet voor hen oneindig grooter waarde gehad hebben, dan de vermel ding hunner namen van regeeringswege in de „Nederlandsche Staatscourant". Wij voor ons zouden niet weten waarom instellingen als waarvan hier sprake is, niet even goed als andere nuttig in den Staat konden zijn. Wan neer de gever der onderscheiding door drongen is van den ernst der zaak, dan zal hij bedenken dat elke gift, ge zag ze Suzanne aan, toen deze haar vroeg „Wat zeg je ervan? zou ik gaan?" Kalm haalde Gertrude de schouders op. „Je moet het zelf weten, Suzl" „Nu dan ga ikhernam Suzanne hier op, vastbesloten den brief dichtvouwende. Gertrude keerde opeens haar gelaat af en zag eenige oogenblikken stom van smart voor zich een stem in haar zeide „hij is het dien je ééns heeft toegeroepen „ver geet mij niet!" Enkele dagen later ging Suzanne op reis voor de samenkomst. Toen zij 's middags terugkwam, wachtte Gertr.ude haar in het station op. „Hoe ziet hij er uit? waa haar eerste vraag op aderuloozen toon. Nog hoopte zij, nóg hechtte zij zich met wanhopige kracht aan den laatsten stroohalm hij brak! „Hij is donker, breed en groot, eenigs- zins gebruind door de Indische zon want hij is lang in Indië geweest!" antwoordde Suzanne. Gertrude gaf geen antwoord. Sprakeloos, gebroken, maar zichzelf nog meester, liep ze naast hare zuster voort. Ook deze zweeg. Tevergeefs trachtte zij haar gelaat in een vroolijken plooi te brengen. „Hij is zes maanden geleden eigenaar eener machinefabriek geworden!" hervatte zij na eenige oogenblikken. Zijn kind, een meisje, is bijna twee jaar!" „Gelukkig voor je, dat 't geen jongen is!" viel Gertrude eenigszins ruw in. Verbaasd keek Suzanne haar aan. Zij was dien toon van Gertrude niet gewend; en nu zag ze ook diens bleeke gezicht. Ben je niet wel, Truce ^vroeg ze, „je ziet zoo bleek, eu bent zoo afgetrokken „Wanneer moet je weg vroeg Gertrude wederkeerig, als had ze Suzannes vraag niet gehoord. „Over enkele dagen. Eerst kom ik er ver en begiftigde beiden waardig moet zijn. Wanneer wij die koninklijke daad aanschouwen, dau gevoelen wy daar eerbied voor, omdat wij zoo gaarne gelooven dat wezenlijke verdienste de bron der onderscheiding is, dat wij met eerbied tot den begiftigde zullen kun nen opzien en deze als het ware tot voorbeeld voor allen is gesteld. Wij gelooven niet dat wij reeds volkomen op den goeden weg zijn; maar wel dat wij er komen zullen en het jongste geval, dat der redders aan den Hoek, heeft ons in dat vertrouwen versterkt. Wat in het groot geldt, dat geldt ook in het klein. Wij allen, we merk ten het reeds op, in het dagelijksch le ven en in verschillende omstandigheden ontvangen or derscheidingen en schen ken ze op onze beurt. Laten wij ook bedenken, welk een hemelsbreed ver schil er bestaat tusschen onderscheiden en onderscheid maken. Laten ook wij bedenken, dat elke onderscheiding ons slechts vereert als wij wezenlijk heb ben uitgeblonken en dat zij ons dub bele verplichtingen oplegt. Laat ook ons bedenken, dat nooit iets willekeu rigs, nooit iets krenkents voor anderen in ons gunstbetoon mag gelegen zijn, dat wij uitsluitend hebben te zoeken naar ware verdiensten en vooral niet naar het klatergoud van geboorte, rang of aanzien. Op het gebied van riddarorden, 't valt niet te ontkenuen, is voorheen veel ge zondigd en dat ook nu op dit gebied nog wel zondaren worden gevonden, zouden wij niet durven ontkennen. Iliiitenlaiul. Zondagavond is er te Parijs, in de wijk Montmartre, een gruwelijk misdrijf gepleegd. Een werkman kwam er om trent halfacht met een vrouw in een zoogenaamd hotel garni. Kort daarop hoorde men de vrouw om hulp roepen. Om haar tot iets te dwingen dreigde hij haar met een revolver. Een hotel bediende en de hoteleigenaar, die kwa men toesnellen, werden door den woeste ling neergeschoten, de bediende dood, de andere aan den arm gewond. Toen holde de moordenaar de straat op. Een paar politieagenten trachtten hem te pakken. Eén schoot hij dood. Een officier, die te hulp snelde, kreeg een schot in de volle borst. Toen eerst werd men den waanzinnige meester. De menigte wilde hem lynchen. Hij werd geschopt, gesla- een paar maanden als huishoudster en dandan Suzannes stem stokte. „Dan trouw je nietwaar riep Gertrude op luchtigen toon. „Ja 1" Beiden bewaarden nu het stilzwijgen tot zij aan hun huis gekomen waren. Dien nacht sliep Suzanne weinig. Telkens dacht zij aan het onbekende leven, dat zij tegemoet ging. Maar ook Gertrude had niet geslapen. Met groote oogen staarde ze in de donkere ruimte. Voor haar stond het beeld van een krachtigen, forschen man, met heldere oogen, den man, dien zij zoo gaarne ge volgd was in den vreemde, met wien zij zoo gaarne voor- en tegenspoed had ge deeld. Altijd nog had zij gehoopt, dat hij tot haar zou gekomen zijn om haar te vragen of zij hem niet vergeten haden dan zou ze met stralend gelaat ten ant woord gegeven hebben „Ik kon je nooit vergeten, want ik had je lief!" Nu was alles voorbij Hij was haar ver geten daar in den vreemde zocht en vond hij een andere. Zij was gestorven, maar hij bezat nog hun kind. Nu was de zuster van het jonge meisje, dat hij eens zijne opmerkzaamheid had geschonken, uit de velen gekozen, om het dierbaar aandenken zijner geliefde vrouw op te voeden. Het was wreeden nooit wilde zij hem weerzien, daar zou zij voor zorgen Den avond voor haar vertrek zat Suzanne voor het geopende raam te naaien. Zij was diep over haar werk gebogen. Een zachte koelte woei naar binnen en verfrischte haar gloeiende wangen. Plotseling wierp zij haar naaiwerk van zich en verborg haar gelaat in beide han den. „O! mijn God," snikte zij, was hij nog maar vriendelijk, maar die koude harde gen, en met moeite bracht de politie hem op het bureau. Daar zag een ver slaggever van de Matin hem liggen, met bebloed hoofd. Een journalist? riep nog de woesteling, had ik mijn revol ver nog maar. Hij zou er niets van na vertellen. Een schrikwekkende scène speelde zich Zaterdagavond af in een coupé van den voor Nederland bestemden trein, bij het station Welbergen, niet ver van Keulen. Uit de coupé klonk luid hulp geschrei en het bleek, dat een aantal passagiers hardnekkigen strijd voerden met twee krankzinnigen, die hun beide bewakers al weerloos hadden gemaakt en daarna in uiterste woede op de rei zigers aanvielen. Toen de trein tot stil staan werd gebracht, sprong een van de krankzinnigen uit de coupé en ver dween in het duister. De andere werd bijtijds gepakt. De landverhuizing neemt in Spanje groote afmetingen aan. Dagelijks sche pen zich honderden arbeidersgezinnen in alle havens in. Donderdag zijn te Malaga 700 gezinnen naar de Sandwich eilanden scheep gegaan, waar de regee ring hun voordeelige aanbiedingen heeft gedaan. Zij krijgen daar akkers om te bebouwen en woningen en de kans om na drie jaren werkens, eigenaar van den grond te worden. De Madrileensche kranten schrijven over de beweging als over een groot gevaar dat gekeerd dient te worden. Het is geen landverhuizing meer, roept de Imparcial uit, maar een vlucht. In Shiloh House te Zion City, de stad door Dowie zelf gesticht, is de „profeet" Zatermorgen ontslapen. Met Dowie is een van de zonderlingste figuren uit de aan vreemdsoortige verschijningen zoo rijke Vereenigde Staten heengegaan. John Alexander J )owie werd te Edin- burg geboren, maar op zijn dertiende jaar emigreerde hij naar Australië. Hij werd daar al spoedig predikant in Syd ney en vestigde door zijn vrijmoedige preekeu en zijn zonderlingheden de aandacht op zich. In 1878 bouwde hij zich te Melbourne een tabernakelook stichtte hij een vereeniging welke zich ten doel stelde zieken te genezen door handenoplegging. Eenigen tijd later be gaf Dowie zich naar Tasmania, waar hij al te lastig werd en men hem een tijd lang in de gevangenis sloot. Eindelijk, in 1890, dook uij op te Chicago, waar hij zich uitgaf voor een man met een speciale zending van bo ven, dag aan dag preeken ten beste gaf, en zieken genas door bij hen te bidden tegen een ferme belooning natuurliji. De inwoners van Chicago ontvingen Do- oogen, ik kan ze niet verdragen. En toch het moet Lang weende ze voort, want zij voelde opeens al 't gewicht van de scheiding, maar de tranen schonken haar verlichting. Schreden, moede en loom, bereikten Su zannes oor. Snel wischte zij hare tranen weg, raapte haar naaiwerk op. en dieper nog dan straks was haar hoofd daarover gebogen, toen hare moeder binnentrad. Het gelaat, zoo zielvol en treurig, scheen bleeker nog dan anders. Een lok hing klam op het met rimpels doorploegd voor hoofd. Zij trad op haar kind toe, en legde stil hare hand op het gebogen hoofd. „Suze, kind fluisterde de oude vrouw vol weemoed. Suzanne zag op. „U bent vroeg moedertjezei ze opge ruimd. „Jaik wilde, voor je ons verlaat, nog eens rustig met je praten, mijn kind Suzanna boog zwijgend het hoofd, maar mevrouw Daalfeld beurde het langzaam weer op. „Kind! lieveling! weet wel, wat je doet! Ik smeek je Suzanne, denk er nog eens rijpelijk over na. Nóg kan je terug, nog kan je hier blijven!" Maar Suzanne schudde het hoofd. „Moeder! ik heb nagedacht en mijn besluit is onherroepelijk genomen!" ant woordde zij met vaste stem. Even zweeg mevrouw Daalfeld, toen her nam ze: „Waarom kan je dan bij dien man niet als huishoudster blijven? Waarom spreekt hij beslist over een huwelijk? Daar zal hij toch wel een reden voor hebben? „Ja! en hij heeft mij die ook gezegd, moeder. Ik ben vergeten u dat te zeggen. Ik heb 't hem gevraagd en hij gaf ten ant woord: „Een huishoudster is en blijft een huishoudster, waarvoor mijn kind nooit ge- wie zeer weinig vriendelijk. Ook te Ham mond in Indiana, werd hij door de be volking vijandig ontvangen. Hij ging daarom maar weer naar Chicago terug en vroeg zijn volgelingen en medestan ders een kwart millioen, welke som hij kreeg ook. Daarmee kocht hij uit gestrekte terreinen aan het Michigan- meer, even ten nooden van Waukegan. En daar verrees Zion City, waar hij een bloeiende kantindustrie in het leven riep. Vijftig- a zestigduizend medestan ders van dezen zonderlingen prediker waren hem gevolgd, en als Dowie geld noodig had wekte hij zijn ge trouwen op om hem alle goud en zilver te brengen dat zij bezaten; wat dan ook onveranderlijk door hen gedaan werd. Ware Dowie slechts in zijn rol ge bleven, en had hij er zich bij bepaald te waken voor het stoffelijk en zieleheil van zijn eigen kudde, misschien ware de man nog in leven en ging het hem wèl. Maar, eilaas, op goeden dag be greep Dowie het als zijn plicht, de we reld te bekeeren en den duivel te gaan verdrijven uit steden als New York, Londen, Parijs, Melbourne enz. De onder neming slaagde in geenen deele Dowie werd overal bespot, gehoond en in fi guurlijken en letterlijken zin met vuil geworpen. In Engeland bedierf hij zijn zaak doo? in een openbare vergadering oneerbie dig te spreken over koning Eduard. Dowie, die zich inmiddels tot profeet had uitgeroepen en met kalme beslist heid volhield, nooit ziek le kunnen worden en niet te zullen sterven, gaf op zijn kruistochten tegen den duivel zoo schrikbarend veel geld uit, dat de bloeiende financiën van Zion City danig in de war raakten. Zoo schromelijk nam de geldverspilling toe, d it Dowie's aan hang en invloed onder de zionisten be gonnen te verminderen. Dit prikkelde hem zoozeer, dat hij allengs van ze nuwoverspanning verviel tot volslagen krankzinnigheid. De revolutie in Zion City nam toe; Dowie werd met een on gelooflijk tekort faillietverklaard. Zijn vrouw, vader en zoon verklaarden zich tegen hem, braken alle betrekkingen met hem af en hebben nu Zaterdag geweigerd aan zijn sterfbed te ver schijnen. In Zion City was hij door zijn vroegere volgelingen reeds als het ware onder curateele gesteld en naar bericht wordt is hij tenslotte in een uitbarsting van ijlende krankzinnigheid gebleven. Slechts 350 zionisten waren hem tot het laatst trouw gebleven. Te Dresden heeft zich een gruwelijk treurspel afgespeeld. Daar heeft zekere Wilsdorf een gepensioneerd opperhout vester, die zware broodzorgen had, zijn noeg ontzag kan hebben; zij moeteen moe der hebben, waaraan zij zich met hart en ziel kan hechten. De moedernaam trekt een kind altijd meer aan. Het is dan of een nauwer band hen bindt, al is die vrouw de eigen moeder ook niet. En dat is de reden, moeder, waarom hij getrouwd wil zij n 1" „Sprak hij u nog vrn zijne vrouw?" vroeg Gertrude, die juist binnengekomen was. „Slechts even. Ik geloof, dat hij haar innig heeft liefgehad, want toen hij van haar sprak, was het, of een huivering hem door de leden voer!" „En Suzanna is slechts figurante; de ellen deling!" mompelde Gertrude met een ge- smoorden kreet. Dat begreep ook de oude vrouw. Vol liefde sloot zij Suzanne in de armen en fluisterde haar toe: „Ik heb niets meer te zeggen, maar alleen o kind, als het je te bang wordt daar ginds, kom kan terug, Suzanne, kom dan terug; in je moeders armen is het veilig!" En Suzannne antwoordde niet meer. Zij rustte in die moederarmen en had voor één oogenblik alle wereldsche smart ver geten. De regel viel bij stroomen neer. Groote, donkere wolken bedekten den hemel. Zoo nu en dan kwam de zon even te voorschijn, maar om weer spoedig achter de dreigende wolkgevaarten te verdwijnen. 't Liep tegen den avond. Buiten het sta- tion van het dorp B. werd de bel geluid, die den reizigers waarschuwde, dat de trein in aantocht was Niet lang duurde het >L ook, of deze stoomde dreunend en hijgend binnen. "r*v Oorspronkelijke roman. 3.) Hoofdstuk 4. (Wordt vereoljd.j

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1907 | | pagina 1