el Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Gedwaald.
De dienstweigeraar.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2618. U oensdag 27 Haart
FEUILLETON.
IAU3 VAM ALTEN/
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
19Q7.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Het is nu reeds drie jaar geleden,
sedert de geruchtmakende zaak van Jan
Terweij, dm dienstweigeraar, ons een
hoofdartikel in de pen gaf.
Na dien tijd is nu en dan nog wel
eens een dergelijk geval op kleinere
schaal voorgekomen, doch thans schijnt
het voorbeeld van Terweij op bedenke
lijke wijze navolging te hebben gevon
den in den persoon van den milicien
Gorter, die, na eerst wegens dienst
weigering negen maanden in de gevan
genis te hebben doorgebracht, bleef
weigeren en opnieuw voor denzelfden
tijd werd veroordeeld.
En, wat te duchten was, is geschied.
Gorter wordt een held en martelaar en
reeds troffen wij, in meer dan één blad
vertoogen aan, waarin zijn handelwijze
hemelhoog wordt geprezen op eene ma
nier, die zeer geschikt is, tot navolging
op te wekken. Die vertoogen blijven
niet onweersproken; maar toch kunnen
zij niet nalaten indruk te maken. D*
stelling dat de wetten, wettig best einde,
zoo lang ze er zijn, moeten worden na
gekomen, wordt reeds openlijk weer
sproken en daarmede is naar onze mee
ning de eerste schreden gezet op den
weg van Staatsontbinding, die wij ge
woon zijn anarchie te noemen.
Een geluk is het, dat de bewonde
raars der dienstweigering zich bedienen
van stellingen, waarvan het onhoudbare
voor onbevooroordeelden gemakkelijk is
aan te toonen; maar toch wil het ons
voorkomen dat hier een gevaar voor
den Staat dreigt, waarop met alle klem
moet worden gewezen.
Evenmin als de weigeraars zeiven,
achten wij het een misdaad, wanneer
iemand de nieuwere denkbeelden over
oorlog, wereldvrede en wereldburger
schap in zich opneemt. Integendeel
gaan wij tot op zekere hoogte met deze
denkbeelden mede. Oprechter vrienden
van den wereldvrede dan wij zijn, kun
nen er bezwaarlijk worden gevonden.
Wij deelen zelts de overtuiging, dat de
nieuwere denkbeelden langzamerhand
de wereld van hunne juistheid zullen
overtuigen. Wij willen echter alleen
verandering l«ngs ordeliiken en gelei
delijken weg; zonder schokkende over
gangen; zonder alles op losse schroe
ven te zetten, waardoor, terwijl het ge
vaar voor verwikkelingen nog volstrekt
niet weggenomen is, nieuwe gevaren
daarnevens ontstaan. Het ieen onwaar-
7)
D&ar op den drempel, stond een in het
wit gekleed klein meisje. Een schat van
krullen golfde om het lieve, eengszins ge
bruind gezichtje, waaruit een paar groote
donkere kinderoogen vol verlangen haar
aanstaarden.
„Maatje! maatje!" riep het kind, terwijl
zij met de voetjes trappelde.
Suzanne breidde de armen wijd uit en
de kleine wierp zich met een kreet van
verrukking aan haar borst.
„Maatje! lieve maatje!" juichtte het, en
't bood de frissche lipjes voor een morgen
kus.
Hartstochtelijk, plotseling zich bewust
dat ze hier liefde vond, kustte Suzanna
haar: zijn kind Nannie.
„Ach!" prevelde ze ontroerd, Ja, 't zijn
zijn oogen, maar hier is leven en bezieling,
déér niets dan koude onverschilligheid."
„Nonnie verlangde erg naar haar nieuwe
maatje!" zeide opeens een kindermeisje,
dat Suzanne tot nog toe niet had opge
merkt.
Zij stond op den drempel en een fijn
lachje vergezelde die woorden.
Bijna verschrikt keek Suzanne op, maar
een gloed steeg naar haar gelaat en dieper
boog zij zich over het kind.
„Maatje meegaan, maatje meegaan 1 drong
Nonnie.
„Ja, lieveling ik ga meel"
heid dat de dienstweigeraars gestraft
worden om hunne denkbeelden.
Gewetensdwang bestaat bij ons, gelukkig
niet meer. Zij worden eenig en alleen ge
straft, omdat zij weigeren, de wettig
bestaande voorschriften, waaraan wij
allen onderworpen zijn, na te komen
en uit te voeren Dat zij daardoor den
grond leggen tot eene algemeene on
gehoorzaamheid aan de wetten en in-
stellii gen van Staat en Maatschappij,
dit wordt, helaas, licht geteld, ja ten
dmle zelfs ontkend. Beweerd wordt, dat
alleen d i e wetten buiten werking zullen
komen, die strijden met des menschen
allerbeste weten en gevoelen. Alsof alle
menschen daarin overeenstemden Maar,
om 't even, wij achten de openlijk ge
dane bewering, dat het p 1 i c h t is, de
nakoming der wet te weigeren op grond
van gemoedsbezwaren, een daad van
revolutie.
En dan, al ware het geoorloofd,
zichzelf een privilege boven anderen te
verschaffen, op grond van gemoedsbe
zwaren, wat dan aan te vangen met
hen, die sDchts gemoedsbezwaren hui-
ch'i n? Kenners der harten zijn wij
nu eenmaal niet en wjj zullen dus de
menschen eenvoudig op nun woord
moeten gelooven. Wel een gemakkelijk
middel om van do vervulling zijner
plichten af te komen! Geen nood,
zegt menzij die maar huichelen en
zich op hun geweten beroepen als he*
niet spreekt, zij vallen spoedig door de
ben. Jawel, als men blijft voortgaan
met alle plichtverzakers te veroordelen
en te straffen, dan zullen die huiche
laars het zeker niet zoolang uithouden
als Gorter. Maar juist dat is het, wat
men veranderen wil. Die zich op zijn
geweten beroept, moet vrijgesteld wor
den van de nakoming van zijn plichten.
Maar dan kan van een „door de ben
vallen" ook geaa sprake meer wezen.
Welk een heerlijke vrijbrief dan, voor
alle luien en onverschilligen, voor aile
kwaadwilligen en slechtgezinden
lieden, die zich als dienstplichtig aan
melden en zich in gemoede bezwaard
achten om als soldaat wellicht genood
zaakt te worden het zwaard te trekken,
op een lijst zullen worden geplaatst en
bij een afzonderlijke o n g e wa pe n d e
brigade ingedeeld, waarbij zij, voor
zoover mogelijk, naar hun aanleg en
lust, worden in dienst gesteld als koks
of hulpkoks, karaerwachts, stalwachts,
1 ziekenverplegers, corvéemannen of bij de
spoorwegbrigade, die altyd nog komen
moet.
Wij vermelden het idéé, omdat het
goed gemeend is en elk denkbeeld ver
dient overwogen te worden maar wij
vreezen, dat het gemoedsbezwaar er
niet door vervallen zou, omdat de dienst
weigeraars dan toch feitelijk helpen
den oorlog, of althans, het militairisme,
in stand te houden.
lftiiitoiilaii «1.
Gelukkig ontbreekt het ook niet aan
hen, die de daad van Gorter en ande
ren afkeuren. Hun oordeel is natuurlijk
verschillend. De een houdt hem voor
een soort van zieke, een overspannen
dweper; anderen noemen net gebrek
aan nadenken. Nog meer anderen meenen
dat er een weg moet gevonden worden,
om den weigeraar te laten dienen
zonder dat bij zijn beginselen behoi ft
op te offeren. Men wil dat de jonge-
Zij nam het kind bij de hand, wenkte
het kindermeisje, dat met een onbeschaamd
gelaat was blijven staan, om heen te gaan
en trad langzaam den breeden met een
dikken looper belegden trap af.
Ze opende de deur der woonkamer, waar
de heer Meinderts haar reeds wachtte. In
lichtblauw katoenen morgenjapon, waarover
een eenvoudigen grijslinnen boezelaar, zag
Suzanne er lief uit; en bijna verrast keek
de fabrikant op, toen zij met Nonnie bin
nentrad.
„Zoo! is de kennis reeds gemaakt?" riep
hij vroolijk, maar schijnbaar meer tot Non
nie dan tot Suzanne.
Het kind liep op haar vader toe en deze
sloot haar in de armen. Toen trok hij haar
op zijne knie en kuste haar op de wangen.
„Dag mijn klein meisje, dag mijn kindje!"
zeide hij teeder, en daarna tot Suzanne met
een merkbare verkoeling, bijna beleedigend
onverschillig
„Morgen, juffrouw!"
Éven keek Nonnie verbaasd op, toen
sprong ze van zijne knie, trok hem aan de
mouw van zijne jas en riep:
„Papa, maatje óók een kusje geven!"
Met de grootste moeite alleen kon Suzan
ne zich goed houden. Met geweld dwong
ze haar gelaat ernstig. Snel wendde ze zich
naar buiten, van het tweetal af.
Met eene zenuwachtige beweging nam de
heer Meinderts de courant van de tafel,
scheen even te lezen toevallig hield hij
't blad onderstboven en legde het weer
neer, toen zei hij op ruwen toon:
„Nonnie moet niet lastig zijn. Komaan,
gauw aan 't ontbijt!" en hij wilde haar
weder op zijne knie zetten, maar het kleine
meisje scheen dien toon niet gewend, al
thans zij rukte zich uit haars vaders armen
los en drong zich dicht tegen hem aan;
Een zestienjarig meisje, door de Ko-
ninginnelaan te Brussel komend, werd
eensklaps aangevallen door twee man
nen, gekleed als automobielrijders, na
melijk berenvellen en groote brillen.
Zij grepen haar vast en wierpen haar
in een daar staande automobiel. Het
meisje, dat eerst van schrik geen ge
luid kon geven, liet gelukkig een paar
snijdende hulpkreten hooren en in een
oogenblik was de auto door eene me
nigte menschen omringd: De autorij
ders lieten het meisje er uitspringen,
terwijl zij zelf zoo snel mogelijk weg
reden. De gemeene streek was voor
bereid, want het voertuig droeg zelfs
geene nummerplaten.
Het „Handelsblad" van Antwerpen
schrijft
Een jongeling van Ledeberg was van
plan in het huwelijk te treden. De jon
gen ging naar het gemeentehuis om
zijne papieren en vernam daar, niet
zonder verwondering, dat hij dood
was sedert 1886!!
En de jongen heeft in 1903 te Lede
berg geloot en is sedert twee jaar bij
de Ledeberg&che burgerwacht ingelijfd
Dus om te trouwen is hij dood en
om te loten en het land te verdedigen,
leeft hij!
Het huwelijk moet uitgesteld worden
tot wannetr de rechtbank M. Veeck-
man in de boeken weer onder de le\ en
den rangschikt, wat hem wel een heel
sommetje zal kosten.
De Fransche dokter Mauchamp, hoofd
van de kliniek te Marrakesj (Marokko)
is door inboorlingen vermoord. De
Frarrsche gezant heeft deze zaak voor
het diplomatieke korps gebracht.
In verband met dezen moord is er
onmiddellijk een kruiser naar Marokko
gezonden.
De Fransche ministerraad besloot op
voorstel van den minister van buiten-
landsche zaken om tot de voorloopige
bezetting van Oedzja over te gaan tot
dat de Marokkaansche regeering aan de
eiscken van genoegdoening, waarmede
zij onmiddellijk in kennis zal worden
gesteld naar aanleiding van den moord
op dr. Mauchamp, zal hebben voldaan.
Onder de te eischen genoegdoening
wtfrdt genoemdbestraffing van dege
nen, die schuldig zijn aan den moord
het uitbetalen van een schadeloosstel
ling aan de nabestaanden van het slacht
offer; het ter beschikking stellen van
een belangrijke som gelds ter stichting
van een Franschb instelling van lief
dadigheid in Marokko.
Volgens een telegram aan de „Petit
Parisien" doet te Weenen het gerucht
1 de rondte als zou keizer Franz Joseph
afstand willen doen van den troon en
zijn opvolger tot keizei lij k-koninklijk
regent benoemen.
Een telegram uit New York meldt
dat graaf Podhovsky, een zoon van
prinses Radziwill, in een restauratie te
Goldfields (Nevada) door kapitein Hines,
van het Engelsche leger, is doodgescho
ten. Jaloerschheid zou de drijfveer voor
het misdrijf zijn. De officier moet zijn
slachtoffer over een afstand van 700
mijlen nagereisd zijn.
De correspondent van de Daily Chro
nicle te San Francisco zegt dat het
slachtoffer de vrouw van den moorde
naar geschaakt zou 1 lebben, nadat de
twee mannen zich verbonden hadden
om zilvermijnen in Alaska te ontginnen.
j Gebrek aan regen heeft in het dis
trict Kassirondo (Oost-Afrika) hongers
nood veroorzaakt. Men vreest dat ook
de oogst aan den Duitschen kant van
het Victoria Nyanza onder het gebrek
aan regen zal lijden.
De gemeenteraad van Fort Dodge
(Indiana) heeft met algemeene stemmen
een besluit genomen, volgens hetwelk
alle eenloopende mannen en vrouwen,
van 25 tot 40 jaar, binnen twee maan
den moeten trouwen of een boete van
10 tot 100 dollars zullen moeten be-
i talen.
I In Hessen en Thuringen woeden weer
hevige sneeuwstormen. Bij het dorp
i Schnett is een jonge arbeider bevroren
langs den weg gevonden.
De Roemeensche boeren in de Oos-
tenrijksche grens-districten Sereth en
Suczawa beginnen volgens een telegram
toen met het mollige handje over zijn wang
streelend klonk het zacht, op onbeschrijfe
lijk droeven toon: „Paatje boos?"
Hij hief haar met een snelle beweging
op en drukte haar vast aan zijn borst.
„Neen! neen! paatje is niet boos, mijn
lieveling; paatje is niet boos op zijn lieve
kindje!" fluisterde hij haar toe, toen drukte
hij zijne lippen op de gouden krullen, die
overvloedig op de tengere schoudertjes
nedervielen.
Zwijgend gebruikte de heer Meinderts
het ontbijt, met Nonnie naast zich. Suzanna
zat aan den anderen kant van het kind.
Eindelijk stond de fabrikant op en eene
sigaar aanstekend, zeide hij
„Ik moet vanmorgen naar 't kantoor,
maar kom om elf uur koffie drinken, 't
Is hier niet de gewoonte om om vier uren
te dineeren, daar zulks niet goed uitkomt
met mijne werkzaamheden op de fabriek.
Truida zal met u het verdere van de huis
houding bespreken en overigens geef ik u
vrije beschikking over alles. Tot straks dan I"
en met een handgroet ging hij heen.
Bij de deur echter keerde hij zich nog
eenmaal om.
„Als Nonnie lastig is, dan zegt u het
mij wel. Het kind is wel niet verwend,
maar Truida geeft in den laatsten tijd toch
wel wat te veel toe, en misschien, als u
dat niet doet, zal zij dwingen. Als zj dus
lastig is, zegt u het mij, dan zal ik trach
ten dat kopje te buigen!"
Die laatste woorden had Suzanna niet
eens gehoord. Waarom kwam zulk een
spotlach om zijn mond, toen hij zeide,
dat zijn kind niet verwend was. Waarom
dien ironischen toon?
Suzanne wist het niet, maar, toen de
deur gesloten was, trok zij Nonnie aan haar
borst en, terwijl zij de vragende kinder
oogen met kussen bedekte, fluisterde zij
met gesmoorde stem
„Waarom boeien die oogen mij, waarom
trekt die stem mij aan!"
Het eerste werk van Suzanne was, om,
na het ontbijt, de kamer een gezellig aan
zien te geven. Vele kostbare, overbodige
meubelstukken, die de kamer zoo vol maak-
ten, nam ze weg, en gaf ze Truida om
weg te bergen.
Langzamerhand kreeg de kamer door
verzetten en verschikken een heel ander aan
zien. Een bloemenmand, waarin een prach
tige vogelkooi met een goudgele kanarie,
omringd door de schoonste bloemen, stond
nu voor het eene raam.
De eene canapé liet ze wegbrengen; de
andere bleef in den hoek staan.
Vriendelijk scheen de zon naar binnen.
Het kanarievogeltje zong zijn schoonste
lied, alsof 't zich verheugde over die ver
andering. En geen wonder, want hij kwam
van boven, van een kamer waar het niets
zag dan een stukje van de blauwe lucht
en waar het nog nooit van harte gezongen
had. Maar nu, in het verwarmend licht
der zon, in de onmiddellijke nabijheid van
menschen, soms luisterend naar een' vroo-
lijken kinderlach, soms ook dicht bij een
mollig klein vingertje, dat een blozend
kind door de tralies stak, nu zong het zijn
dankbaar lied met de mooiste trillers, die
het kon.
Toen Suzanna gereed was met haar werk,
ging ze op den drempel staan, en aan
schouwde de kamer.
Nonnie, keek met een lieven lach op het
ronde gezichtje, tot haar op. „Maatje Nonnie
een kusje geven; Nonnie houdt veel van
maatje!" en ter bevestiging harer woorden
uit Czernowitz ook al roerig te worden
en zich aan zware uitspattingen schul
dig te maken op Roemeensch gebied,
waar zij gewoonweg strooptochten gaan
houden. Zoodra deze heeren echtei in
het Oostenrijksche vaderland terugkeer
den met hun buit werden zij opgepakt
en aan den rechter te Suczawa over
geleverd. De te Czernowitz in garnizoen
liggende troepen hebben bevel zich
marschvaardig te houden, omdat men
vrees heeft, dat de grensgendarmerie
niet sterk genoeg zal zijn om eventueele
onlusten te dt mpen en het overtrek
ken der grens te beletten.
Aan het station Czernowitz staat een
trein onder stoom om zoonoodig ter
stond troepen naar de grens te brengen.
De boeren, die op Jassy aanrukken,
krijgen nog aanhoudend versterking,
maar in die stad zijn voldoende troepen
om een aanval af te slaan. Het plaatsje
Valcea bij Doroboi is geheel vernield;
zoo ook het paleis der Cantacuzene's
te Sascheanu. Het landgoed Dombroa-
veni van prins Ghika wordt door 1500
boeren belegerd. Te Vaslui bij Jassy
zijn de boeren uiteen geschoten door
de troepen; vijftien sneuvelden.Te Mi-
haileni hebben 300 boeren met desol-
doten gevochtenverscheiden dooden.
Het Oost.-Hong. gezantschap te Boek
arest heeft reeds tweemaal de a ndacht
der Roemeensche regeering op den ge
vaarlijken toestand van de Oostenrijk
sche grens gevestigd. Er zijn daarop
drie regimenten heengezonden.
Te Panciu drongen 4000 boeren bin
nen, plunderden, staken huizen in brand,
verkrachtten vrouwen en meisjes Zij
braken de rails op om de militaire
treinen tegen te houden. Tegen Ostek-
kuci rukken 8000 boeren op, waartegen
militairen opgetrokken zijn. Berpole-
Roedesti is door de boeren bestormd,
geplunderd en verwoest. Aan het stati
on Munteni (district Baslui) plunderen
de boeren de fabriek Topaki en sleurden
den directeur mee. Het landgoed Han-
cea van afgevaardigde Rosseli nabij Bo-
tosani is vernield. In het dorp Cucuteni
bij Jassy zijn 400 Hongaarsche arbei
ders en Roemeensche boeren slaags
geraakt. De militairen kwamen tusschen
beiden en wondden dertig personen. Op
verschillende stations zijn treinen aan
gehouden en reizigers geplunderd. Ook
onder de arbeiders aan de petroleum-
ondernemingen in Kampina en Buste-
nari moeten onlusten uitgebroken zijn.
In het dorp Mitoc, waar de boeren tot
dusver rustig waren, overrompelden zij
plotseling den pachter en vernielden
zij zijn huis.
De commandant van het vierde leger
korps in Jassy, generaal Teil, heeft be
vel gekregen geen genade meer te ge
bruiken, maar na de wettelijke com-
knikte ze herhaalde malen het blonde krul
kopje.
Suzanna boog zich voorover en streelde
haar.
„Nonnie niet lastig geweest, hémaatje?"
Het kir.d had haars vaders woorden maar
al te goed begrepen. Eerst was Suzanne
verbaasd, maar toen boog ze zich dieper
nog over het kleine meisje en drukte een
zachten kus op hare lipjes.
„Neen, lieveling, neen!"
Nu ijlde Suzanna naar boven om ook
daar haar werk te verrichten. Juist wilde
ze een tafeltje verzetten, toen de oude
Truida binnen trad, en deze hare hand
onbewust op Suzanne's arm legde, als om
haar tegen te houden. Suzanna zag schier
verschrikt om. Truida was bleek en hare
lippen trilden toen ze zeide:
„Wat doet u?" vroeg ze ademloos.
„Laat ik je liever eerst vragen wat je
deert; je ziet zoo bleek!" antwoordde Su
zanne hierop.
„O, juffrouw!" bracht Truida uit.
„Nu, wat is er?" vroeg Suzanne.
„Juffrouw, deze kamers hebben aan de
overledene mevrouw behoord. Voor eenige
dagen zei mijnheer: „Truida, de huishoud
ster mag vooral niet de kamers mijner
vrouw bewonen. Je moet haar de kamers
boven maar geven; die zijn wel goed!" Ik
maakte dan die kamers in orde, ziet u,
maar kunt u mijne verbazing begrijpen,
toen ik van morgen bemerkte, dat mijn
heer zelf u de kamers zijner overledene
vrouw als de uwe had aangewezen?"
Suzanne was bleek geworden.
„Ja, juffrouw 1" ratelde Truida voort, „en
nu zou ik u dat niet gezegd hebben, maar
ziet u, als u nu den boel gaat veranderen
dan
Oorspronkelijke roman.
Hoofdstuk VII.
Wordt vervolgd.)