el Land van Hensden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard, DE OPKOMENDE ZON. Gedwaald. Uitgever: L. J, VEERMAN, Heusden. No. 2010 Zaterdag 3O Haart. 1007. FEUILLETON. LAN9 VAN ALTEN/ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 et. Elke regel meer 77j ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag, avond ingewacht. Toen de Spanjaarden vier eeuwen geleden voor net eerst Peru betraden, waren ze in hooge mate verwonderd daar een zeer beschaafd volk aan te treffen, levende in een goedgeordende maatschappij en staande op hooge trap van ontwikkeling. Hunne verbazing steeg toen ze bemerkten, dat dit volk er een vrij ingewikkelden eeredienst op na hield, die in alles afweek van dien der Christenen, en hoofdzakelijk neerkwam op zon-aanbidding. Dit samengaan van beschaving en afgodendienst moest op de wereldontdekkers wel een verbijste rende indruk makenze waren wel doorkneed in alles, wat de zeevaart van dien tijd betrof, en stonden vooraan in de vecht- en veroveringskunst, maar hun kennis van de geschiedenis der Oudheid beduidde bitter wt.jig. Wij, die daarvan wat meer weteD, verwonderen ons niet zoo z er over de combinatie van cultuur en zonne-dienst; want we erkennen haar onder verschil lende vormen in de godsdiensten van oude volken, en daaronder zeer beschaaf de volken, zooals de Egyptenaren en de Grieken. We herkennen haar in den eeredienst der heidensche Germanen, onze voorouderg, die één dag der week, nu de heilige dag der Christenen, aan hun zonnegod wijdden en daarnaar noemden. Wij weten, dat ook heden en in onze verlichte eeuw het aantal zon-aanbidders om ons heen legio is. We hebben zelfs een vaag vermoeden dat ook in ons zoo nu en dan de drang levendig wordt, het gelaat te richten naar het Oosten en de knie te buigen voor de zon. Hier schudt de lezer het hoofd. Hij is er zeker van, dat hij voor zich dien drang nooit heeft voelen opkomen en kan zich niet herinneren, daarvan ooit iets bij anderen te hebben opgemerkt. Die zekerheid is echter niets dan schijn en dat zich-niet-herinneren is een gevolg van onoplettendheid. Want elk die gewoon is zich zelf en anderen in doen en laten te be- studeeren, krijgt de overtuiging, dat in ons allen nog een overschot aanwezig is van de behoefte om de zon te aan bidden. Onze zonne dienst is evenwel geen eigenlijke eeredienst meer. Bovendien staat hij niet meer in ^betrekking tot dien grooten lichten warmtegevenden bol, die leven en groeikracht geeft aan al het geschapene. Onze zonne-dienst is van veel minder verheven aard. We spreken wel van „de aanbidding der opkomende zon}\ en we doen daar- aan ook mede, doch we gelijken in niets op die heidenen der Oudheid, die in hunne onkunde de zon werkelijk voor een godheid aanzagen en uit den grond huns harten en in alle oprechtheid als zoodanig vereerden. Wij zijn bij onze vereering meestal minder oprecht en onze afgoderij is geen gevolg van onkunde: het voor werp van onzen eeredienst is ook niet de opkomende zon, maar de opkomende en hooger stijgende medemensch. Deze zonne-dienst heeft niets te ma ken met de vereering van werkelijk groote mannen, die het land hebben beroemd gemaakt en de natie tot zegen zijn geweest; met dezulken houdt hij zich met hezig. De „opkomende mensch" kan een groot man worden, maar is het nog niet; in vele gevallen is het zelfs bij na zeker, dat hij het nooit zal worden. Hij heeft dus nog volstrekt geen aan spraak op de algemeene vereering. Maar we zien hem stijgen En dat gezicht vervult ons met eer bied. In onze kortzichtigheid denken we er niet aan te vragen, hoe het komt, dat de man, die gisteren nog diep be neden ons stond, heden reeds over onze hoofden heen kan kijken, en weldra ver boven ons zal zijn. Is het antwoord op zulk een vraag niet van belang? Komt het er niet op aan, welke kracht hem doet stijgen? Is het onverschillig, of hij zich door eigen energie, door eigen degelijkheid weet omhoog te werken, dan wel, of hij zijn verhooging heeft te danken aan veelvermogende relatiën Zijn we er zeker van, dat hij niet be hoort tot dezulken, waarvan een geestig man eens heeft gezegd, dat ze „louter uit gebrek aan zwaarte naar boven vallen Nog een andere mogelijkheid bestaat. Hij kan zijn gelijk een zeepbel, op waarts stijgende en daarbij ons oog boeiende met schittering van kleuren, al schooner en schooner. Maar hoe kort duurt zijn verschijningeensklaps barst de zeepbel uiteen en van het voorwerp onzer bewondering is niets meer over. Ja waarlijkde opkomende mensch kan een groot man worden, onzen eer bied, onze vereeriug waardig, doch het enkele feit, dat zijn beweging een op- 8) „Maar ik begrijp riet,de luchters waren hier toch aangestoken, toen mijnheer mij binnenliet. Hadt jij dat dan niet ge daan, Truida?" „Neen, juffrouw, maar ik denk, dat mijn heer dat reeds tevoren'gedaan heeft!" Suzanna dacht even na. „Juffrouw," begon Truida toen met iets angstigs in hare stem, „u zult toch niet tegen mijnheer zeggen wat ik verteld heb? Want, ziet u „Neen, Truida, dat zal ik natuurlijk niet, maar daarom ook moet ik mij onwetend houden. Ik doe zooals ik voornemens was •en zoo mijnheer die verandering niet wil, dan kunnen we altijd nog alles weer op de oude plaats zetten „Zooals u wilt!" antwoordde Truida on derworpen. Zwijgend hielp zij nu Suzanne en na een half uur waren de kamers als herschapen. De vroegere achterkamer was nu zit kamer; en vóór, vlak naast het groote le dikant, stond het kleine ledikantje van Nonnie. Suzanne had die vertrekken naar haar eigen smaak ingericht, maar toch niet zon der angst wachtte zij om elf uur op de komst van den heer Meinderts. „Zou ik misschien te haastig zijn ge weest?" vroeg ze zich zelve af. Ze zat aan de koffietafel met Nonnie dicht bij haar; en nu begreep ze op eens, dat ze te ver was gegaan, te overijld had besloten, zonder er over na te denken, dat ze wellicht den heer Meinderts kwetsen zou. Want er waren immers voor hem teedere herinneringen verboaden aan elk meubelstuk, dat de hand zijner geliefde vrouw eenmaal een plaats had bezorgd! Suzanne had, nu zij daaraan dacht, alles willen doen om haar werk ongedaan te maken, maar het was reeds te laat, want juist terwijl zij er over dacht om misschien nog gauw alles op de oude plaats te zetten, ging de deur open en de fabrikant trad binnen. Zicht baar getroffen bleef hij op den drem pel staan. Hij sprak geen woord, maar zijn blik zwierf door de heele kamer, naar elk voorwerp, en toen verscheen op zijn gelaat een uitdrukking, die Suzanne niet begreep. „Ik heb de kamer een weinig veranderd. U liet mij immers de vrije beschikking over alles?" zeide zij, angstig over wat nu volgen zou. Maar het gelaat van den heer Meinderts ontspande zich. Even streek hij met de hand over het voorhoofd, toen liep hij naar Nonnie en kuste haar goeden dag. „Is zij niet lastig geweest?" vroeg hij op zijn gewonen toon. „Neen, Nonnie is erg lief en zoet geweest 1" antwoordde Suzanne en zacht streelde ze het blonde kopje. Zwijgend gebruikte de heer Meinderts zijne koffie en daar ook Suzanne geen lust tot spreken voelde, klonk alleen Nonnie's lief lijke kinderstem door de groote kamer, begeleid door het gezang van den vogel in de kooi. Het was den avond van dienzelfden dag. De fabrikant zat in een fauteuil aan den een en kant van de tafel en Suzanne met waartsche is, moest op ons, die met medelijden neerzien op de zon-aanbid ders van oude tijden, niet dien indruk maken, dien de oude Peruaan ondervond, als hij 's morgens in het Oosten de heerlijke zon boven de Kim zag ver rijzen. Ons past een geheel andere houding, en wel een afwachtende. Ieder waarlijk verdienstelijk man, ieder genie is in een zeker tijdperk van zijn leven, in het begin van zijn loop baan, onbekend geweest, totdat door de c-ene of andere omstandigheid of gerucht makende daad, de publieke aandacht op hem viel. Hierin staat hij volkomen gelijk met eiken opstijgenden „geluksvogel" In het begin is het bepaald onmo- gdijk met juistheid te onderscheiden, waar de „stjjgkracht" vandaan komt hiervan is ieder denkend toeschouwer overtuigd. En toch, kijk de wereld eens rond, hoe weinig is onze houding in overstem ming met die overtuiging. Het aantal dwaasheden, door de men- schen begaan, is buitengewoon groot, maar het. zou heel wat kleiner zijn, wanneer ieder zich ernstig voornam, tegenover opkomende zonnen of opko mende sterren, of hoe de figuurlijke taal zulke lieden ook noemt, een afwach tende houding aan te nemen. Blijkt dan ten slotte dat de hooger- klimmende waarlijk een groot man is, welnu, dan zal onzo opgegaarde ver eering hem niet onthouden worden. Maar komt het uit, dat zijn opwaart- sche beweging een gevolg was van in wendige holheid, dan behoeven we ons niet te schamen over voorbarige mensch- vergading en we kunnen met een gerust geweten verklaren, dat wij hen niet in den waan hebben gebracht, dat hij een genie was. Yan deze onze houding kan de maat schappij niets dan voordeel hebben echte genialiteit en ware grootheid vra gen niet naar voorbarige eerbewijzen schijn-grootheid en valsch vernuft daar entegen, kunnen die eerbewijzen niet missen; worden ze hun onthoudeu, dan is het spoedig met hen gedaan „ze vallen in het stof om nooit weer op te staan." Ituitenland. Uit Moskou werd Woensdag gemeld Dr. Jolles, redacteur van de Roeskja Wedomosti, afgevaardigde in de eerste Rijksdoema, is, terwijl hij op 't punt Nonnie naast zich aan den anderen kant. Zij had boven alles weer op de oude plaats gezet; alleen het groote ledikant met het kleine ledikantje ernaast, stond nog in de voorkamer, evenals alles wat daar bij behoorde. Overigens had ze de meubels weer op de oude plaats gezet, tot groote verwondering van Truida, die het grijzende hoofd had geschud over die „veranderings woede" van de juffrouw. Het was stil in de kamer. De heer Mein derts las met de meeste aandacht de cou rant en Suzanne was over een handwerk gebogen. De pendule sloeg juist zeven uur, toen de fabrikant zijn courant neerlegde, en, op zijn horloge ziende, of het gelijk stond, zeide ,,'t Wordt bedtijd voor mijn kleine meisje. Zal paatje Nonnie bij Truida brengen?" Het kind zat dicht tegen Suzanne aan geleund. „Neen, neen, maatje Nonnie wegbrengen!" vleide het. Een glimlach vol geluk verhelderde Su- zannes gelaat. Zij stond snel op en nam Nonnie bij de hand. „Kom dan, lieveling!" Zonder een woord te spreken, nam de heer Meinderts zijn kind op en hield haar een oogenblik vast in zijne armen, toen kuste hij haar op beide wangetjes, zette haar weer neer en wees op Suzanne. „Nacht paatje!" De deur was achter beiden gesloten. De heer Meinderts was alleen, maar ook de onverschillige uitdrukking was, als met een tooverslag, van zijn gelaat geweken. De don kere oogen, voor eenige seconden nog zoo koud en gevoelloos, gloeiden nu van inge houden diepe zielesmart. Hij snakte naar adem, zijn gelaat was bleek. stond uit te gaan, door een onbekenden man met een revolverschot gedood. De moordenaar ontsnapte. De Roeskja Wedomosti, het zooge naamde liberale professorenblad, werd steeds heftig door de Moskousche ultra conservatieven bestreden. Jolles was grondig bekend met de nationale eco nomie en de sociale politiek waarin hij gedurende tientallen van jaren juist in Duitschland gestudeerd heeft. Goed bekend met Herzenstein, het vermoorde lid der Doema, en evenals deze van Joodsche afkomst, schijnt ook Jolles als offer van politieke tegenstan ders gevallen te zijn. Zoowel persoon lijk politiek was hij een gematigd man. De moord is gepleegd in een niet drukke straat, vlak voor het huis waar de strijdende organisatie, van het ul trareactionaire verbond van echte Rus sische mannen zijn hoofdkwartier heeft. Het huis heeft een dubbelen uitgang naar twee straten toe, zoodat de moor denaar Toropof, nadat hij de drie doode- lijke revolverschoten op Jollos gelost had, ongehinderd door dat huis door een andere straat kon vluchten. Jollos was op weg van zijn huis naar zijn re dactiebureau. Hij had in den laatsten tijd herhaaldelijk dreigbrieven ontvan gen met een doodshoofd en een stem pel, precies gelijk aan die welken Her zenstein voor zijne vermoording kreeg. De leiders van het Russische Verbond haatten Jollos als de vermoedelijke be werker van de compromitteerende ont hullingen over Herzenstein's dood. De reactionaire bladeu slaan een woes- ten toon aan en verklaren dat tot hun verbond niet alleen gehuurde moorde naars behooren, zooals hun tegenstan ders beweren. Jollos die te Straatsburg, Heidelberg en Berlijn in de staathuis houdkunde had gestudeerd en gepro moveerd was, is ook een gewaardeerd medewerker aan Duitsche wetenschap pelijke tijdschriften geweest, o. a. aan Schmoller's Jahrbuch. Hij behoorde tot de gematigde elementen in de kadetten- partij. Zijn twee bejaarde ouders leven nog; verder studeeren drie zoons van hem in Duitschland en had hij nog een klein dochtertje. De Fransche gezant te Tandzjer heeft zich Donderdag vergezeld van den com mandant van de Jeanne d'Arc, naar El Torres begeven, aan wien hij een uit eenzetting gaf omtrent de eischen van genoegdoening der Fransche regeering als gevolg van den m >ord op dr. Mau- champ en omtrent die voor alle aanval len en schending van rechten, welke laatstbedoelde eischen zonder antwoord zijn gebleven. De gezant noodigde El Torres uit maatregelen te nemen, opdat als de bevolking kennis krijgt van deze gebeurtenissen, dit geeoerlei nadeelige „O! je wilt me óók inhalen met die dui- velsche kunsten, zooals eenmaal die andere. Je tracht mij óók te böeien met die groote weemoedige oogen, zooals eenmaal een an dere deed met de hare. En dan, als ge uw prooi in uwe netten gevangen hebt, dan ja, dan zul je spotten met de vurige liefde van een man, dan zul je met zijne gevoe lens spelen, zooals eenmaal die andere, en dan is het te laatte laat 1" fluisterde hij, heesch van aandoening. Te laat! Dat vreeselijke woord. De jongeman, te midden van zijne kost bare, weelderige meubels, balde, bijna in wanhopige vertwijfeling, de vuist. „Nooit! Suzanne Daalfeld, nooit hoor jenooit zul je mij verleiden; ik wil niet! ik wil het niet! je Zijn woordenvloed brak hij plotseling af: de gebalde vuist ontspande zich, zijn ge laat werd met een doodelijk bleek over- togen hij boog het hoofd helder en rein klonk van boven een wiegelied: eerst zacht en gesmoord maar allengs luider. De heer Meinderts luisterde ademloos: zijne oogen schoten vonken. Slaap! hartediefje! Mijn liev'ling zijt gij, Sluit uwe donkere kijkertjes vrij. Alles is rustig en stil om ons heen, Slaap liev'ling! Moeder laat u niet alleen. „Dét was het geluk, waarvan ik ééns droomde!" prevelde hij, toen de laatste zuivere toon van het lied was verstomd. Suzanne was met de kleine Nonnie aan de hand de trap opgegaan. Onder scherts en gelach had ze het kind uitgekleed en in het rozeroode ledikantje gelegd. Even was het doodstil in het vertrek, toen klonk een zacht stemmetje op vleien - den toon: uitwerking voor de Europeesche kolonies zal hebben en heeft El Torresverantwoor- lijk gesteld voor de ten uitvoer legging der eischen. El Torres heeft geen enkel bezwaar ingebracht. De Fransche troepen, die Öedzjda gaan bezetten, hebben bevel gekregen alles zoo vreedzaam mogelijk te doen en zelfs den schijn te vermijden, dat zij vijandig tegen Marokko optreden. De inlandsche bewoners van Oedzjda, weten er nog niets van, dat de Fran- zosen komen. De Europeanen zijn ech ter gewaarschuwd en hebben de stad verlaten. De Fransche kruisers Jeanne d'Arc en Lalande zijn te Tandzjer aangekomen. De Jeanne d'Arc gaf een saluut af voor den Nederlandschen kruiser Gelderland en een Spaansche kanonneerboot. Ondanks het gebeurde te Marakesj beijveren de Marokkaansche ambtenaren zich volstrekt niet, de Franschèn ter wille te zijn ia de voldoening van vroe gere eischen. De moordenaars van Char- bonnier zijn bekend, maar de Marok kaansche overheid denkt er niet over, ze op te pakken. Minister Pichon heeft in de vergade ring een heele lijst van grieven van de laatste jaren voorgelezen, te beginnen met den moord van 2 Fransche doua nebeambten op 10 Februari 1906. Tel kens eischte de Fransche regeering her stel van grieven, en geen enkele maal bekwam zij wat zij vroeg. Wat moeten wij nu doen, vroeg Pichon. Weer eischen, en weer dreigen? Dat is nutteloos Wij hebben die proeven duur betaald, en thans heeft de regeering maatregelen genomen om den Sultan te dwingen, ons recht te verschaffen. De pers over de heele wereld voor zoover thans bekend toont bijna eenstemming ingenomenheid met de wijze waarop de Franschèn nu tegen Marokko optreden na den moord van dr. Mauchamp te Marakesj. De Duit sche pers vindt vooral gelukkig, dat Frankrijk de Marokkanen aanpakt van Algerië uit, aan den kant waar Frank- rijk's bijzondere positie, ook door de mogendheden van Algeciras, is erkend. De tijdelijke bezetting van Oedzjda zal meer indruk maken dan een vloot- vertooning. Oedzjda, dicht bij de Alge- rijnsche grens, is een zeer belangrijke plaats, hoofdplaats van bestuur, mid delpunt van verkeer tcsschen Marokko en de Algerijnsche provincie Oran. Te Tandzjer uiten de Marokkanen hun voldoening over den moord. Dr. Mauchamp heeft zijn verdiende loon, vinden zij, en een Moorsch soldaat heeft tegen den correspondent van de Times gezegd, dat weldra de dag zou aanbre- „Maatje zingen, ja?" „Slaapt mijn kindje dan nog niet?" „Neen mama maatje zingen, dan gaat Nonnie slapen!" Suzanne zette zich naast het ledikantje neer en begon te zingen. Een oogenblik la ter lagen de lange wimpers van het kind diep over de blozende wangen zij sliep maar Suzanne zong door. Eerst waa zij be vreesd maar langzamerhand vergat zij alles rondom zich; hare stem werd luider en voller, schooner en lieflijkerandere liedjes volgden 't eerste opalles vergat zij rondom zich maar in hare verbeelding stond daar een krachtige man met een ernstig gelaat, de oogen vol teederheid op haar gericht Suzanne zong nog altijd voort.... en bij het wiegje van zijn kind wist zij nu, dat zij dien man met zijne koude donkere oogen liefhad liefhad met die opofferende kui- sche liefde, die slechts een vrouwenhart kan schenken. Suzanne had hem lief maar zij vond geen wederliefde en zij wist, dat zij die nooit zou vinden. Niet alleen scheen hij een zekeren afkeer te hebben van vrouwen, wat Suzanne niet begreep, maar kon hij héér, het meisje met haar alledaagsch ge laat, hare eenvoudige manieren, met niets wat een man boeien kon, zou hij héér kunnen liefhebben? Suzanue's gezang was verstomd; zij was eensklaps als uit een' droom ontwaakt. Zacht snikkend knielde zij neer voor het bedje van het slapend kind zijn kind. „Och! hij kan mij nooit liefhebben 1" prevelde zij droevig. 1I1IWIBUI Oorspronkelijke roman. Hoofdstuk VIII. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1907 | | pagina 1