et Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommeierwaard, Kinderen Tan de Heide. VOLKSDRANKEN. Uitgever: L. J, VEERMAN, Heusden. No. 2648. oensdag IQ Juli. FEUILLETON. I X ■/t-r. \5h£S€| k LAND VAN ALTEN/ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijs verbooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 19Q7. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77s ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Eten en drinken zijn beiden voor name verrichtingen in het menschelijk bestaan, omdat zij met dat bestaan zelf ten nauwste samenhangen. Het zijn noodzakelijke levensverrichtingen, of schoon niet zoo noodzakelijk als men uit het eten en drinken van sommige menschen wel zou kunnen opmaken. Alle gebruik van spijzen en dranken kan men splitsen in noodzakelijkheid en genot en het staat vast dat het ge not een grooter rol speelt dan de nood zakelijkheid. Van onze dranken geldt dit laatste in dubbele mate en dat om verschillende redenen. Vooreerst is het drinken een zeer gemakkelijke verrichting, waarmede men in den regel al vrij spoedig klaar is. In de tweede plaats hebben sommige dranken veel invloed op het mensche lijk lichaam, waarom zij in bijzondere mate worden gezocht. Het is toch van algemeene bekendheid dat de alcohol houdende dranken in meerdere of min dere mate het vermogen bezitten om de gedachten van den mensch eene an dere richting te geven of verdoovend op lichaam en geest te werken en daar door, tijdelijk althans, onaangename aan doeningen te verdrijven. Het zoo vaak voorkomende m i s- b r u i k wordt voor een groot deel hier uit verklaard. Er zijn stellig ook vele andere oorzaken, maar zij werken in geringer en d« wotnn0/ii,0a ook sinds lang tot de uitspraak geko men dat, hoe gezonder de menschen wonen, hoe beter hun verstand ont wikkeld is en hoe gunstiger hunne om standigheden zijn, hoe meer kans er bestaat, dat zij zich niet aan onmatig heid zullen schuldig maken. De langzame, doch geregelde ver mindering in het gebruik van alcohol houdende dranken in Nederland, waar op wij vroeger al eens de aandacht hebben gevestigd, moet dan ook stel lig voor een aanzienlijk deel daaraan worden toegeschreven, dat wij in de laatste tijden op verschillend gebied van wetgeving menigen goeden maat regel wisten te nemen. Voor gezond heid, ontwikkeling, betere arbeidsvoor waarden en woningtoestanden enz. wordt veel meer gezorgd dan voorheen. Wor den, op dien goeden weg voortgaande, althans voor een deel de oorzaken van veel leed en zorg weggenomen, dan is het begrijpelijk dat de behoefte aan verdoovende genotmiddelen eenigzins kleine hoeveelheid sterk alcoholhoudende afneemtook omdat betere levensvoor- drank reeds misbruik daarstelt. Men waarden tot betere levensbeschouwingen kan zelfs constateeren dat vele deskun- en sterker gevoel van plicht prikkelen, digen aan een matig gebruik van de De uitnemendste deskundigen zijn bedoelde dranken een zekeren invloed het er over eens, dat men er niet aan ten goede op het samenstel van het behoeft te denken, om het volk te be- menschelijk lichaam toeschrijven, het- wegen, met het gebruik van alcoholi- geen vermoedelijk hetzelfde beteekent sche dranken op te houden. Van een als wat wij hierboven opmerkten dat dwang tot onthouding kan nog veel ook de opwekkende kracht zijn nut kan minder sprake zijn. Groote resultaten hebben. Door het gebruik van een weinig kan men gewoonlijk eerst langs een alcohol of een andere opwekkende kracht omweg verkrijgen. Nu in dan iets te toch, schijnt een gunstige werking te drinken is zoowel een behoefte als een worden uitgeoefend op de vermoeide geoorloofd genot en aan die behoefte moet spieren. Er ontstaat meer toevoer van worden tegemoet gekomen. Vandaar bloed, en schadelijke bestanddeelen, die dat de oprichting van volkskoffiehuizen als oorzaak der vermoeienis worden be en dergelijke instellingen zulk een ge- schouwd, worden spoediger verwijderd, lukkige gedachte was. Het moet nood- Zijn dorst te lesschen en tevens een zakelijk tot verbetering van maatschap- opwekkend middel te genieten, schijnt pelijke toestanden leiden, wanneer men zulk een onweerstaanbare behoefte voor er in slagen kan om, tegen luttelen prijs den mensch, dat wij daarmede terdege gezonde en aangename volksdranken rekening hebben te houden. Die het beschikbaar te stellen. Het is met het eene loslaat, grijpt net, andere aan en gebruik van die dranken op dezelfde dit is door sterk sprekende voorbeelden wijze gesteld als met dat van alcohol- bewezen. Sedert de geheelonthouding, houdende. Men gewent er spoedig aan, in Engeland en Amerika zooveel veld doch bevindt er zich wèl bij. wint, is het gebruik van opium en tabak Toch mag men dit laatste, volgens zeer sterk toegenomen. Veel sterker is in betrouwbare wetenschappelijke onder- Engeland de toeneming van het gebruik zoekingen, niet zonder eenig voorbehoud van thee en een wetenschappelijk onder zeggen. Dat misbruik van koffie en thee zoek heeft dan ook aangetoond dat schadelijker is dan dat van wijn en bier, vergiftiging door deze dranken zeer vaak wordt door geen man ter wetenschap voorkomt. In Ierland is dit nog veel betwijfeld en ook een geregeld gebruik erger; daar neemt de krankzinnigheid van kwast en mineraalwater is volstrekt op schromelijke wijze toe, en de deskun- niet onschadelijk. Bij onze Duitsche digen zijn beslist van meening dat dit met alcoholvrije wijnen en bieren, die dende theeverbruik is toe te schrijven. 40 meters van het dok, waarin de ont- boord niet beter worden maar een on- ploffing heeft plaats gehad aan boord gunstigen invloed uitoefenen op de ge- van de Jena, die daar nog steeds ge- zindheid der overige matrozen. Een zonken ligt. Op een gegeven oogenblik feit is het, dat onder de marine ware zag men rook en vlammen opstijgen apachen worden aangetroffen. Te Cher- uit de zeilenbergplaats in het achter- bourg is zélfs een dievenbende onder schip, niet ver van de kruitkamers, hen waargenomen, welker leden ken- Dadelijk werd alarm gemaakt en snelde baar zijn aan een getatoneerde stip de bemanning naar de brandposten, onder het oog, en toch heeft men die zoodat de brand, die reeds een dreigend lieden aan boord gelaten. Men vraagt aanzien had gekregen, spoedig was be- zich af, of onder hen de schuldigen dwongen. Het geval heeft echter groote moeten worden gezocht. ontsteltenis veroorzaakt en bijna tot een paniek geleid. Binnen minder dan Ofschoon de Amerikaansche regeering een maand toch brak reeds zesmaal 0fficieus mededeelt dat de Amerikaan- brand uit aan boord van de Brennus, g^g slagvloot eenvoudig eenigen tijd die tot dezelfde divisie behoort en een-(je stille Zee gaat kruisen, om daarna maal aan boord van de Charles Martel,in <je Atlantischen Oceaan terug te en steeds in een ruim, waar alleen de keeren, en ofschoon de Japansch^ ge- met den dienst daar belaste manschap pen toegang hebben en het binnengaan met vuur streng verboden is. De be velhebber van het eskader heeft dan zant te Washington verklaart dat hij in dien kruistocht niets bijzonders ziet, daar de Yereenigde Staten volkomen vrij zijn, om hun vloot naar de Stille ook een streng onderzoek gelast, dat Zee te zenden, grijpt de gele pers in 2) 't Was juist vier uur geslagen, en de dorpsjeugd stormde het schoolgebouw uit, schaarde zich in een kring om het escadron dat op de open ruimte had halt gehouden, en ging „de mooie mannen" met open mond en opgetogen blikken staan aangapen. Veldwachter Jakobs had de handen vol om het jonge volkje, dat voor het grootste gedeelte blootshoofds en barrevoets liep, och, 't was toch ook zoo gruwelijk warm dien dag! met zijn doornen stok en zijn barsch gezicht op een eerbiedigen af stand van de paarden te houden. „Ik durf er wel ik-weet-niet-wat om ver wedden, dat vader mij niet eens ziet," mopperde Van 't Spoor. Had hij 't gelid nu maar even mogen verlaten, had hij maar een oogenblikje van zijn plas,ts mogen gaanDoch hiervan was zelfs geen sprake vooreerst. De kantoon ementsorders moesten eerst bekend gemaakt, de inkwartierings biljetten uitgereikt worden. „Eén kantonnementswacht tevens politie wacht, sterk één onderofficier, één korporaal, één trompetter en twaalf man is voor heden voldoende," beval de ritmeester. „Wacht meester van de week! Present, ritmeis- ter! Roep de namen af!" Roben haalde een notitieboekje te voor schijn en begon: „Wachtmeester Prok!" „Present!" „Op wacht!" „Korporaal Van 't Spoor!" weinig in den smaak vallen en bij ons te duur zijn. Gelukkig bezitten wij zelf een tegen wicht in onze lichte biersoorten en onze inlandsche vruchtenwijnen. Deze zijn De slotsom is dat slechts een matig gebruik van alle dranken, geschikt om dorst te lesschen en een weinig op te wekken, wezenlijk aanbevelenswaardig is. Afwisseling zal gunstig werken en niet alleen voor ieder bereikbaar, maar aan geen enkelen drank op zichzelf worden door deskundigen als opwekkend gelegenheid geven om het lichaam of en gezond voorgesteld, en het schijnt den geest kwaad te doen. Indien wij ons zonder bezwaar te mogen worden aan- aan die afwisseling kunnen gewennen genomen, dat de mensch niet uitsluitend en ons daarbij in het gebruik van sterk aan de voedende, maar ook wel degelijk alcoholhoudende dranken zooveel moge- aan de opwekkende kracht behoefte lijk weten te beperken, dan zullen wij, heeft. Men heett meermalen een opzet- vooral bij groote warmte en vermoeie telijk onderzoek ingesteld naar de vraag nis, ons op den duur wel bevinden en of een matig gebruik van de lichtere een gezond en krachtig lichaam kunnen bier- en wijnsoorten eenig gevaar voorbehouden. de gezondheid kan opleveren en is steeds tot eene ontkennende beant woording gekomen, waarbij nog dit komt, dat het misbruik bij dergelijke dranken niet zoo licht, intreedt als bij sterke dranken. Daarvoor toch is een zeer ruim gebruik ISuitciilaiicl. een vereisebte, terwijl een betrekkelijk Geen antwoord. „Korporaal Van 'tSpoor, hoor je niet? Ben je weer doof, net als daar straks?" „Present, wachtmeester! Ik „Doe dan je kop wat vlugger open, he? Op wacht!" „Ik, wachtmeester? Ik „Heb je 't niet verstaan? Op wacht." De jonge soldaat boog het hoofd. Hij had slechts te gehoorzamen, doch eensklaps was het nacht geworden in zijn binnenste. De luchtkasteelenonderweg gebouwd, waren in rook verdwenen. Op wacht stond gelijk met niet naar huis, niet naar Han- neke, maar wel blijven op de plek, waar zijn plicht hem riep, namelijk voor het raadhuis of in de schuur, welke aan de wacht tot verblijf was aangewezen. Wat een bittere teleurstelling! Maar hoe kón het nu zijn beurt al wederom zijn? Pas vier dagen te voren, den dag vóór 't vertrek uit Leiden, was hij van de wacht gekomenO, hij begreep het wel. Dit was weer een streek van dien mof. Die mocht hem niet lijden; waarom wist hij niet; die had de pik op hem en had hem zeker juist om die reden thans gecommandeerd. „Dit zullen wij dan toch eens zien! Onrecht laat ik me niet aandoen. Koeje- neeren zél hij mij niet. Probeeren of ik niet kan vrijkomen zal ik in elk geval." Van 't Spoor was nog zulk een jong sol daat. Het stramme, stomme gehoorzamen kende hij nog niet zoo goed als een oud gediende. Hij trad naar zijn pelotons commandant. „Luitenant, een woordje, als't u belieft." ;,Wel?" „Ik ben gecommandeerd voor kanton nementswacht, luitenant, en pas vier dagen geleden ben ik van waoht gekomen." I Zaterdagnacht te half 2 is er te Toulon brand uitgebroken aan boord van het pantserschip Hoche, liggende in hot dok van Missiessy, nauwelijks door den commandant van de Hoche wordt geleid, in verband waarmee dat schip uit het dok naar de reede is gebracht. Het zinken te Cherbourg van de onderzeesche boot Rubis bij het be proeven harer waterdichtheid is ge bleken het gevolg te zijn van grove nalatigheid. De aangerichte schade wordt op een half millioen francs geraamd. Ook aan boord van het gepantserde kustvaartuig Requin is bij het proef- stoomen een ernstig ongeluk met de machine gebeurd, waardoor dat schip genoodzaakt was dadelijk terug te kee- De fransche marine is dit jaar dus wel bijster ongelukkig, want behalve bovengenoemde ongevallen hadden ont ploffingen plaats op de torpedoboot 339 en de pantserschepen Kabyle en Cha mois, gingen twee kruisers verloren en brandde een gebouw van het arsenaal te Toulon geheel uit, om niet van de kleinere te spreken, zooals het zinken van de onderzeesche boot Algérien in de haven van Cherbourg en de Gym- note in het dok te Toulon. In de eerste gevallen was er sprake van achteloosheid, in de volgende van gebrek aan toezicht, maar thans wordt er gesproken van opzet, dat het noodig maakt de verantwoordelijkheid vast te stellen en na te gaan of de met den dienst belaste onderofficieren en man schappen volkomen vertrouwen ver dienen. Vast staat, dat het met de tucht aan boord lang niet meer zoo gesteld is als voorheen, sedert daar ongewenschte elementen zijn geplaatst, zooals veroordeelden wegens misdrij ven tegen het gemeene recht, die aan - „Hoe zeg je?" Van 'tSpoor herhaalde zijn woorden. De officier wendde zich half wrevelig om. Hij hield niet van die reclames. „Wachtmeester Roben, hoe is dat?" „Für die kaatonnementswacht, luitenant, is een absonderliche rooster gemaakt. De korporaal hier is de jongste van't escadron. Hij is dus nummer één aan bod." „Hebt u dat gehoord, korporaal? Voort aan komt u niet weder met ongegronde bezwaren bij mij, of ik doe u straflen. Afgemarcheerd Roben schoot zijn ondergeschikte een venijnigen blik na. „Ein taag of vier arrest zouden hem gar kein kwaad toen, herr luitenant, 't Is een eerste praatjesmaker." Met gefronst voorhoofd wendde de offi cier zich om naar den spreker. „Vraag ik u iets?" klonk het bits en kortaf. Roben bracht de hand aan den kolbak en trok de hakken bij elkander. „Nein, herr luitenant; aber „Houd uw ongevraagde opmerkingen dan ook maar vóór u. U kunt gaan." De andere ging, doch het valsche lachje, dat zijn tronie deed rimpelen, verried, dat hij inwendig kookte van drift. Door een viertal huzaren gevolgd, kwam hij kort daarop met zijn inkwartierihgs- biliet in de hand naar den onderofficier toe, die met Van 't Spoor op wacht was getrokken en juist bezig was met dezen den dienst te regelen. ,,'tls fettpot, kameraadje, fettpot, hoor! Ingekwartierd bij den heer van 't kasteel met vier man en den oppasser van den ritmeister. Daar zal wohl etwas abfallen, denk ich, he?" Van 't Spoor wenkte een der huzaren, die Roben vergezelden, en deed hem een paar vragen, welke de man met een zacht „Met plezier, brigges! Wel zeker, met ple zier!" beantwoordde en toen weder naar zijn plaats reed. „Was hatte jij daar net zoo met dien korporaal te smoezen?" vroeg Roben, zoo dra hij met zijn mannen was weggereden, het marktplein af. „Och, de korporaal vroeg of ik aan zijn meisje wou zeggen, dat hij op wacht was, en dus niet bij haar kon komen, en of zij nu straks niet een beetje kwam „buurten" bij hem." „Ach soHeeft meneer een schatz hier Wou hij daarom niet op wacht? Wie heet die meid?" „Hanneke Snoeis, wachtmeester. Ze dient op 't kasteel." „Aufs kasteel? Dan houd jij je botschaft maar vóór je; verstanden? An die wacht hebben wir kein Madel nöthig. Daar muss maar gediend worden. Als de ritmeister er achter kwam, zou de tuifel los zijn." De huzaar knipte tegen zijn makkers een oogje. Zooveel gestrenge plichtsbetrach ting was hij van zijn meerdere niet gewoon. Intusschen had Van 't Spoor zijD pleeg vader doen roepen, en was deze, zoo snel zijn stramme gewrichten dit toelieten, naar de wacht komen loopen. „Wel sapperement, jongen, hadde gij niet kunnen schrijven, da ge hier in ketier zoudt komen? O, wiste déeiges nie? Hedde 't van middag éheurd? Waarde bij den generaal ordonnans? 'k Had oe waar achtig nie herkend zoo gauw. En wa's dé? De strepen er al op? Vijf dagen geleden kopperaal geworre? Brigadier noemden ze dat in mijn«n tijd, toen 'k zelf de V. S. begrijpelijkerwijze de gelegen heid aan, om haren anti-Japanscnen veldtocht te hervatten. Het bezoek van de Amerikaansche vloot heet in die bladen een wenk van de V. S. aan Japan, om zijne hooge sprongen wat te matigen, aangezien Amerika ook zijn rol in de Stille Zee wil spelen. De Japanners moeten niet denken dat zij daar alleen den baas zullen spelen, Opmerkelijk is dat sommige Ameri kaansche kranten verzekeren, dat het bezoek van de Amerikaansche vloot aan Kalifornië ook tot doel heeft de Kaliforniërs een toontje lager te laten De Newyorksche Evening Post zegt dat de uitzending van een vloot naar de Stille Zee nu even misdadig is als die van de Maine naar Havanna. Laat de Amerikaansche vloot overal in de wereld kmisen behave aan de kust van Kalifornië en in de Filippijnen. De wereld zal den kruistocht voor een bedreiging van Japan aanzien. President Rooseveld heeft bij monde van admiraal Brownson doen weten, dat hij voornemens is, door een eenigs- zins opzienbarende betooging aan de wereld te toonen, waartoe de Ameri kaansche vloot wel in staat is wat be treft de verdediging van beide kusten. Een beter oogenblik dan nu zou voor een dergelijke betooging niet kunnen worden gekozen, daar de Vereenigde Staten met alle overige natiën in vol maakte vrede leven. Naar men verzekert, wordt in alle stilte veel nuttig werk verricht om niet alleen de vloot, maar ook de kustver- dedigingswerken aan den Stillen Oce aan in zoo goeden staat te brengen, nog diende bij de kurassiers. Wé zal moeder staon kieken, as ze oe ziet. Kom nu maor seffens (dadelijk) mee naor huus. Bij wie hedde oe biljet? Wa's dé nou? Kunde nie? Zijde op wacht?" Het gelaat van den oud-gediende betrok. Blijkbaar stond hij een oogenblik beslui teloos. Als hij eens naar den ritmeester ging om bij dezen een goed woordje te doen voor zijn pleegzoon Doch neen! Neen, dat kon niet. „Da's nou erg spij tig, Fransmaar daor is dan niks an te doen nie. De dienst is de dienst. Dan maor nie gemopperd en oe zaoken trouw gedaon. Zoo hoor 't, as ge soldaat zijt. Nou loop ik daolijk naor huus, moeder halen; en dan kommen wij bij jou hier aon de wacht zieten. Dé mag zeker welis 't nie, wachtmeester?" Op een sukkeldrafje liep Jakobs weg. „Was datje vader, Van't Spoor?" vroeg Prok. „Mijn pleegvader, wachtmeester." „Wat zeg je? Je eigen ouders dus dood Van 't Spoor haalde de schouders op. „Ik kan er u niets van zeggen, wacht meester." Zijn ze dood? Zijn ze in leven? Ik weet het niet. Veldwachter Jakobs vond mij als een kind van een maand of wat, op zekeren avond bij de spoorbaan aan den grintweg naar België, in de heide liggen. Hij had geen kinderen en nam mij aan. Meer is mij er zelf niet van bekend." En je heet Van 'tSpoor!" „Jawel! Dien naam gaf mij den burge meester, omdat ik bij 't spoor was ge vonden". „Had je geen teekens of kenmerken bij je, waaraan je ouders je later uwbuiv.» juwwjcv iiivu j/ivwu goljlmjliojt Vwvuyfiuv* w 1 1 11 L. !- I 1 nln a i n /J n A nlA/inrn A A n *v\ n ri 71 Tl KYOV» I^A i.: 3 - LI J1 (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1907 | | pagina 1