Ilel Land van Heusdcn en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard,
Kinderen Tan Ie Heide.
INDIVIDUALITEIT.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2032. ff7 oensdag 24 Juli.
FEUILLETON.
land van alten/
voor
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1907.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7Vg ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Dit is eigenlek een leelijk woord, en
nngemakkelyk voor menigeen om uit
te spreken. In-di-vi-du-a li-teit, men
struikelt haast over al die kleine letter-
greepjes, 't Is er mee als met hu-ma-
ni-ta-ri-a-nis-me, een woord waardoor
iets heel moois wordt uitgedrukt, doch
waardoor menig spreker in een verga
dering aan het stotteren geraakl.
Voor „individu" heeft men het goed
Nederlandsch woord „enkeling", dat
echter weinig gebruikt wordt, maar
„individualiteit" is met geen uitdrukking
in onze taal weer te geven. Wij moeten
het aanvaarden zooals wij telegraaf en
telefoon, locomotief en stationschef, to
tografie en automobiel aanvaard hebben.
Doch een nieuwe uitvinding is het
begrip individualiteit in het minst niet.
De zaak bestaat zoo lang er menschen
bestaan hebben, en zelfs de dieren, paar
den zoowel als honden en kanarievogels
bezitten hun individualiteit. Het nieuwe
is, dat het samenstel van eigenaardige
eigenschappen, dat de individualiteit
vormt, meer en meer wordt eikenden
gewaardeerd, zoodat de behoefte ontstaan
is, er een afzonderlijk woord voor te
gebruiken.
Onder de menschen openbaart zich de
individualiteit op allerlei wijze, in groote
en in kleine zaken, op materiëe! gebied
en op zuiver geestelijk terrein. De een
voedt en kleedt en vermaakt zich liefst
zóó, de ander doet dit gaarno op geheel
andere wijs. Deze kan zijn spijzen niet
door krijgen, als hij er niets bij heeft te
drinken, gene zal dit bij voorkeur nala
ten. De één moet elk etmaal minstens 8
h 10 uur slapen, de ander heeft aan een
uur of zes genoeg en zou niet gaarne
langer te bed blijven. Sommige mannen
gevoelen zich onpleizierig, als ze geen
pijp of sigaar kunnen rooken, andere
gebruiken nooit tabak, in geenerlei vorm.
Er zijn onder deze kleine eigenaardig
heden enkele, die men goed zou doen
met verstand te bestrijden, als „verkeerde
gewoonten", die geen nut doen, maar in
bet algemeen moet men, als geen hoogere
belangen er schade door lijden, zulke
bijzondere behoeften en begeerten zijner
medemenschen eerbiedigen. Ons spreek
woord „'s Menschen lust is 's menschen
leven" is meer waar, dan men gewoonlijk
denkt. In de mogelijkheid om te voldoen
aan allerlei kleine, onschuldige lusten,
vaak zulke, die anderen in het geheel
niet kennen en waarom zij lachen, ligt
6)
Van 't Spoor sloeg een blik naar het
venster. Daarop schudde hij moedeloos het
hoofd. „Te hoogOnbereikbaarMeer
dan vier meter boven den grond, dan de
ijzeren spijlen in ten slotte de schildwacht,
wiens voetstap ik kan hooren voor de deur.
En al gelukte het mij te ontsnappen,
waar zou ik heen? In deze streek, meer
dan drie uur van Zeels, ken ik weg nog
steg. Binnen een paar uren zou ik weder
zijn gearresteerd, vooral thans, want al de
dorpen liggen vol soldaten."
't Werd middag. Het eten werd hem
gebracht, doch hij raakte het zelfs niet
aan. Het escadron kwam terug van de
manoeuvre. Hij hoorde zijn kameraden
praten en schertsen. Hij hoorde d9 paarden
snuiven en proesten. Hij hoorde het com
mando: „Afzitten!" en „Inrukken!"
Voor hem zou dit commando nimmer weder
worden uitgesproken. Hij zou worden ver
vallen verklaard van den militairen stand,
weggejaagd, uit de gelederen geworpen als
een dief, als een schurk. Had hij daarom
thans berouw over zijn daad? O, neen!
Al had hij den kerel doodgeslagen zelfs
niet. Berouw niet.
Gerammel met sleutels wekte Frans uit
zijn gepeins. Men kwam hem halen om
te worden verhoord. Het verhoor was spoe
dig afgeloopen. Hij ontkende niets. Weldra
was hij in zijn gevangenis terug.
„Kom, brigadier; zoudt ge niet eens een
veelal een belangrijk deel van het levens
geluk.
Er zijn omstandigheden, waarin het
onmogelijk is, de individueele eigenaar
digheden van een aantal personen in
aanmerking te nemen. Waar alles naar
vaste regels moet gaan, op school, in
fabrieken, in wees- en ziekenhuizen en
in andere gestichten, in kazernen en ge
vangenissen, is het verbazend moeielijk,
zoo niet onmogelijk, de individualiteit
der personen te eerbiedigen. Toch moet
er naar gestreefd worden, en zorge men
er voor het „Allen over één kam scheren"
niet verder toe te passen dan volstrekt
noodig is. Dit betreft de geheele wijze
van behandeling. Een hard woord, een
goedkeuring, een aanmoediging, een
straf, eene belooning, een bevel, een
verzoek, zij hebben op den één een ge
heel andere uitwerking dan op den ander,
bij kinderen zoowel als bij volwassenen,
en een directeur of directrice, zoowel
als een commandant of ander superieur,
die dit in aanmerking neemt, zal veel
leed voorkomen.
Afwijking van de gewone huisregels
betreffende het uur van naar bed gaan
en opstaan, den tijd waarop gegeten en
gewandeld moet worden, den aard van
het werk, dat moet worden verricht, de
vermaken, waaraan kan worden deelge
nomen, zal in het algemeen in gestich
ten niet toegelaten kunnen worden, maar
onmogelijk moet een afwijking daarvan
toch niet zijn. Het hoofd der inrijchting
behoort altijd de vrije hand te hebben,
om „naar omstandigheden" te kunnen
handelen, dat is met inachtnammg van
de individualiteit der personen met wie
hij te doen heeft. Het is wel gemakkelijk,
zonder uitzondering altijd allen gelijk te
behandelen en aan dezelfde voorschriften
te onderwerpen.
Men noemt dit „strikt rechtvaardig"
zijn, maar eigenlijk is er dan van een
rechtvaardige behandeling geen sprake.
Een onderwijzer, de directeur van een
weeshuis, de directrice vau een zieken
huis, die alle leerlingen en verpleegden
aan dezelfde verplichtingen onderwerpt,
op dezelfde wijze toespreekt, dezelfde
genoegens bereidt, doet eerder als een
machine, die ook „zonder aanzien des
persoons" voortwerkt. Met menschen
moet men niet omgaan als met biljart
ballen, er is te veel verschil tusschen
hen; ieder heeft zijn eigen individuali
teit en wie dit uit het oog verliest, kan
veel nadeel berokkenen.
stukje eten? Ge zult zoo flauwhartig wor
den," zeide de huzaar, die hem zijn avond
eten bracht.
„Dank je, jongen. Ik heb geen trek."
„Daar juist was er een telegram uit den
Bosch. Morgenochtend wordt u overgebracht.
De oppasser van den kolonel kwam het
zeggen."
Frans hief driftig het hoofd op.
„Morgen reeds? Dan, jongen, zullen
wij moeten gaan."
IV.
Met een zonnetje in het hart was Han-
neke na den afmarsch der troepen weder
aan 't werk getogen. Zij had haar Frans
gezien, wel niet lang maar toch even.
Blijkbaar paste hij goed op, want hij was
korporaal geworden. Ook zou hij met ver
lof komen, had hij beloofd. Dit waren
alle echter slechts bijzaken. De hoofdzaak
was, dat hij nog even zooveel van haar
hield als voorheen. Hel verblijf in die ver
afgelegen garnizoensplaats, de maanden
lange scheiding en de omgang met andere
vrouwen hadden hem dus volstrekt niet
van haar vervreemd. Toch was zij juist
hiervoor in stilte zoo bang geweest. Frans
was nog geheel de oude. Alleen had hij
nu een knevel. Als hij haar zoende, prikte
en kriebelde die wel een beetje; doch dit
moest zij er voor over hebben. Hieraan
zou zij trouwens ook wel gewennen.
Veldwachter Jakobs kwam haar de laatste
groeten van Frans brengen. Later op den
middag hoorde zij diep in de heide het
dreunen van het kanon. Daarginds was
Frans nu zeker ook. Zou hij weder, evenals
den vorigen dag, ordonnans zijn bij den
generaal? Dit was hy zoo graag. Dan kon
Dit nadeel zal zich dikwijls ook open
baren in gebrek aan gezondheid der ver
pleegden, hetzij dit soldaten, kostschool
meisjes of oude vrouwtjes zijn. Duizen
den kleinigheden, die betrekking hebben
op het algemeen welbehagen, zijn uit
een hygiënisch oogpunt niet zonder be
lang. Dit betreft vooral alles wat met
de voeding in verband staat. Misschien
komt de eigenaardige persoonlijkheid,
die men individualiteit noemt, nergens
zoo steik uit als op 't punt van spijzen
en dranken. En wanneer men bedenkt,
dat goed smaken een voorwaarde is voor
goed verteren, en dat slechts hij, die
zijn spijzen goed verteert er werkkracht
en levenslust aan kan ontleenen, dan
is het te begrijpen, dat daar, waaralle
dagen slechts één pot voor allen wordt
gekookt, de spijzen niet het nut doen,
dat ze konden hebben. Al is op hun
voedzaamheid niets aan te merken, en
al is de hoeveelheid, waarin zij worden
verstrekt, voor iedereen voldoende, toch
kennen er onder de honderd personen,
die ervan eten, wel tien of twintig zijn,
die in werkelijkheid niet goed worden
gevoeden als de bestuurders van al
lerlei gestichten beseffen hoezeer zi)
door het brengen van meer afwisseling
in de voeding, en door het gereed ma
ken van meer dan één schotel eiken
dag opdat de disgenooten, een keus
zouden kunnen doen, de belangen van
de aan hen toevertrouwde personen
konden behartigen, dan zouden zij ze
ker vaker daartoe overgaan, ook omdat
de kosten der voeding er niet noemens
waard door zouden worden opgehoogd.
Een merkwaardig verschijnsel is het
zeker, dat vele personen het niet kun
nen verdragen, dat iemands individu
aliteit zich op de een of andere wijze
openbaart, ook al geschiedt dit in een
alleronschuldigste zaak, die niemand
behoeft te hinderen.
Dat het verkondigen van afwijkende
voorbeelden op het gebied van godsdienst
of maatschappelijk leven strijd opwekt
en tegenstand uitlokt valt gemakkelijk
te begrijpen, maar waarom moet men in
sommige kringen iemand boos aanzien,
als hij of zij geen handschoenen aan
heeft, een ander soort van kleed draagt
dan de meesten of op een vreemde wijze
geschoeid is Men weet, dat het straat
publiek een vreemde kleedij niet kan
zien zonder den drager ervan te be
spotten en soms zelfs te beleedigen,
maar met eenige wijziging in den vorm
is het onder beschaafden niet veel an
ders. En toch is zulk een afwijking
in kleeding, in levensgewoonten, in
manieren vaak niets anders dan een
openbaring der individualiteit, en gaat
de persoon daartoe over om hygiënische
redenen of alleen om het zich gemak
kelijk te maken, doch in alle geval
zonder iets kwaads te beoogen.
Zulk een vijandige houding van de
meerderheid van het publiek tegenover
allerlei kleine daden, die van een zelf
standig optreden, van een eigen smaak,
van een afwijkende meening getuigen,
is zeker wel in staat om gebruiken en
gewoonten in stand te houden, ook al
zijn ze niet aanbevelenswaard. Want
als er geen groot belang mee gemoeid
is, willen weinigen gaarne allerlei kleine
onaangenaamheden verdragen, en zoo
doen de meesten maar liefst zooals
„men" doet.
Toch is het wel goed, dat sommigen
ook in kleinigheden den moed hunner
overtuiging bezitten en verlangen dat
ook hun zienswijze zal worden geduld.
Langzamerhand zal daardoor bij de
menigte het besef ontstaan, dat de in
dividualiteit van een persoon, hetzij
die zich in meer of minder gewichtige
zaken openbaart, iets moois en iets goeds
in den mensch is, niet door de dege-
lijkheideschaaf moet verdwijnen, maar
behoort gewaardeerd en geëerbiedigd te
worden.
hij eens laten zien hoe hard en hoe mooi
zijn vos liep. Als hij met al dat harde
rijden maar voorzichtig was en goed uit
de oogen keek, want dat gedeelte van de
heide was vol greppels en gaten.
Terwijl Hanneke met haar geest op die
wijze uren ver van huis was, gleed het
strijkijzer, waaraan de boorden en man
chetten van „meneer" hun glans ontleen
den, nog wel tweemaal zoo vlug als voor
heen op en neder.
Op eens klonk van de zijde van den
tuin een zacht: Psst! Psst! Zeg!"
Hanneke keek op. Aan gene zijde van
de heg, een pas of tien van het open raam,
waarvoor zij aan het werk was, stond een
huzaar met zijn paard.
„Wel?"
De huzaar wenkte. Hanneke herkende
in hem een der ruiters, die bij den boer
in de schuur hadden gelegen. Vlug wipte
zij den tuin in. De volgende seconde stond
zij naast den man.
„Wel, wat is er?"
„Ja, kindliefik kom met een bar slechte
tijding voor je." Een kort relaas van
het voorgevallene volgde. „Ik moest toch
hier langs voor den kolonel en dacht, dat
jij er zeker nog niets van weten zoudt."
De huzaar sprak haperend en langzaam,
alsof hij begaan was met het lot van de
arme meid, aan wie hij de tijding kwam
brengen.
Hanneke was zoo wit geworden als een
laken.
„Waarom waarom heeft hij gesloa-
gen?" klonk er toen nauwelijks verstaan
baar van de bevende lippen.
„Wachtmeester Robert blufte er op,
zoo hard, dat een ieder het kon hooren,
dat hij gisteren avond den heelen tijd in
de keuken met jou gevrejen en je later in
ltultenlan <1.
Volgens een bericht uit Seoel zijn
Vrijdag een aantal Koreaansche sol
daten gaan muiten. De muitelingen
ontsnapten uit de kazerne en deden
een aanval op het politiebureau. Na
een paar salvo's te hebben gelost, ver
spreidden de soldaten zich en begonnen
zij, geholpen door met stokken en
steenen gewepende lieden uit de bur
gerij, Japanners te molesteeren, van
welke laatsten er 10 gekwelst naar het
hospitaal werden gebracht in de Ja-
pansche wijk, waarheen de Japanners
gevlucht waren. Een afdeeling Japansche
troepen kwam onder de wapenen, om
de politie te helpen in het opsporen
van de muitelingen.
Bij het vallen van den avond is het
rustig geworden in de stad. De nolitie
rapporteert, dat 25 Japanners zijn ge
dood of gewond. Het aantal dooden en
gekwetsten bij de oproerige Koreanen
is niet bekend. Ito heeft aan generaal
Nasegawa opgedragen, de stad onder
militair bewind te stellen. Troepen zijn
aangewezen om te waken voor de vei-
het achterhuis gezoend had. Dit hoorde de
ander, en toen, dat begrijp je, he? Mor
genochtend brengen ze hem naar den Bosch
voor den krijgsraad. Wij hebben er allemaal
spijt van, want wij mochten hem best lijden
en dien mof niet. Goddank, hebben wij hier
nog Hollandsche jongens genoeg, dat wij
zoo'n vreemden hakkenpoffer best kunnen
missen. Adjuus! Ik moet voort. Zie maar,
dat je 't stelt."
Zie maar, dat je 'tstelt! Het arme
Hanneke knikten de knieën onder het lijf.
Alles schemerde en draaide haar voor de
oogen. Zoo duizelig werd zij, dat zij tegen
de heg steun moest zoeken om niet ineen
te zinken.
Eindelijk vermande zij zich. In het oog,
dat een wijle als onder de uitwerking van
een zwaren slag dof en wezenloos had ge
staan, kwam weder leven. Zij streek met
de hand langs het voorhoofd.
„Frans in de gevangenis, en ik ik
alleen ben de schuld," kreunde zij.
Toen rende zij, alles vergetende, naar den
veldwachter, stormde als een lawine de
woning binnen en vertelde in één adem
wat zij had gehoord.
Vrouw Jakobs begon te schreien. Op het
voorhoofd des veldwachters kwam een diepe
rimpel.
„Een van zijn meerderen van 't paard
gesLgen in dienst? Daarvoor was in mijn
tijd vijf jaar naar Leiden en vervallen bet
allerminste mompelde hij.
„Dus geen korporaal, geen soldaat meer?"
borst Hanneke half wanhcpig uit.
„Neen; weggejaagd, vervallen, heet dat.
Niets meer. Zijn premie weg, alles wegen
dan vijf jaar in den kruiwagen I"
„Maar daarna toch veldwachter hier,
niet?"
„Geen denken meer aan, kind. Weg, die
ligheid der consulaatsgebouwen.
Volgens e8n nader bericht uit Seoel
acht men niet enkel bet Koreaansche
leger buiten staat den toestand te bo-
heerschen, maar ook het aantal be
schikbare Japansche troepen wordt te
eenenmale onvoldoende geacht. Daar
om is voorziening gemaakt voor het
zenden van versterkingen uitSjimoro-
seki. De volkswoede is uitsluitend ge
richt tegen de Japanners. Vreemdelin
gen van andere nationaliteit loopen
geen gevaar.
Men koestert ernstige vrees voor het
lot van de Japanners in de Koreaan
sche binnenlanden, zoodra de Kore
aansche bevolking daar verneemt welke
gewichtige gebeurtenissen hebben plaats
gevonden.
De Parijsche Temps stelt het aantal
Japansche immigranten in Korea op
400,000. De meesten dier lieden zijn
landbouwers, visschers en kleine koop
lui zij hebben zich door heel Koiea
verspreid.
Mocht het werkelijk naar door
sommigen gevreesd wordt in de
provincie komen tot aanslagen door de
Koreanen op deze Japanners, dan zou
den moordpartijen op groote schaal te
wachten zijn.
De Amerikaan Homer B. Hurlburt,
die zooveel jaren in Korea werkzaam
was, is te New York aangekomen, waar
hij het volgende meedeelde aan de
New York Herald:
„Ik ben geen jingo; maar de Ame
rikanen hechten te weinig gewicht aan
een toestand, die toch voor hen, even
als voor alle groote mogendheden, van
het uiterste belang is. Óp Japan moét
gelet worden. Dronken door zijn over
winningen, gelooft het, dat zijn kracht
onbegrensd is. De andere naties zullen
zich moeten vereenigen om Japan's
inhaligheid te breidelen, evenals zij
zich vroeger hebben vereenigd tegen
Napoleon.
De geschiedenis zal de rol, welke de
Vereenigde Staten hebben gespeeld
inzake de plundering van Korea door
Japan, te boek stellen in termen, die
voor ons Amerikanen, weinig vleiend
zullen zijn. Te Portsmouth heeft pre
sident Roosevelt Korea aan Japan aan
geboden in ruil voor het prijsgeven
door Japan van zijn eisch, van Rus
land een schadevergoeding te erlangen.
Dit geschiedde in weerwil van onze
bij verdrag geregelde betrekkingen met
Korea. Zonder mededoogen braken wij
ons woorden het resultaat was dat
de Japanners Korea tot ondergang en
ellende hebben gebracht
Volgens te San Francisco ingekomen
berichten zijn het passagiers-stoomschip
vooruitzichten, alles in eens weg!"
Vrouw Jakobs wischte haar tranen af.
„Maar eerst die vreeselijke gevangenis al
die jaren. Kon hij van die ten minste maar
vrij loopen. Kon hij maar ontvluchten."
Eensklaps greep zij haar man bij den
arm en keek hem strak aan. „Toon,
daar bedenk ik iets. Het Belgisch is hier
vlak bij. Kun jij Frans niet helpen, dat
hij wegkomt? In 't Belgisch zullen-ze hem
niet gaan zoeken."
„Ik zou bijna vragen of 't je in de her
sens is geslagen, Jans! Zijde dan vergeten,
dat ik veldwachter ben en dat ik onder
den eed sta? Voorthelpen, vraagde! Als
ik Frans zag loopen, zou ik hem motten
vatten."
Vrouw Jakobs vloog op. Haar oogen fon
kelden van verontwaardiging.
„Wat? Vatten? Gij oe eigen kind?
Daor hedde nou den man, die altijd zeet,
dat hij zooveel van zijn zeun houdt! -
Als ik Frans zag loopen, zou ik hem mot
ten vatten! Stil, manoe eigen woorden
zijn 't! En dan zoude hem zeker eiges
brengen naar den Bosch, naar 'thof; en
tegen den ofcier van Jestitie zoude zeggen
„Meneer de ofcier, hier breng ik oe mien
zeun. Hij wou desenteeren, maar ik heb
'm gepakt!"
Schaam oe, zeg ikmaor luister nou eens
naor mien. Als ik kans zag den jongen
vort te helpen, dan deed ik het, al brach
ten zij mij daarna voor altijd in 't spin
huis. Da' kunde, 4 ge wilt, nou ook gaon
klappen. Gelui, mannen, hebt geen hart.
Kijk dat arme kind daar eens aan. Met
oe barre taol hedde ze glad over stuur
gemaokt."
KBi.tr
(Wordt vervolgd.)