Hel Land van Heusden en iltena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
HET HOOREKUHD.
Een verloren soon.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2038. Woensdag 14 Augustus
FEUILLETON.
LAUD VAN ALTEN/
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels SO ct. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Op geen deel der wereld is tegen
woordig meer de aandacht gevestigd
dan op Marokko, het noord-oostelijk
sluitstuk van het zwarte werelddeel.
Veel wordt daartoe waarschijnlijk bij
gedragen door de weinige bekendheid,
die het land geniet. Die onbekendheid
is zóó groot, dat dit land niet eens ge
heel in kaart is gebracht, ofschoon het
toch in de onmiddellijke nabijheid van
het beschaafde Europa gelegen is.
Wij meenden daarom velen onzer
lezers een dienst te bewijzen, met een
en ander mede te deelen over dit groote
land, dat grooter is dan Zweden en
Noorwegen samen, doch waarvan men
nauwelijks kan zeggen dat het een land
is, dat wil zeggen, dat het een wezen
lijk geheel vormt.
Trouwens, ongeveer twee derde ge
deelte van Marokko behoort tot de
woestijn, de Sahara, en alleen het noord
westelijke deel aan zee is een vrucht
baar land, zeer schoon, in overeenstem
ming met de ligging in een gematigd
warme luchtstreek, aan zee.
Sinds langen tijd bestaat een zooge
naamde Marokkaansche quaestie; maar
men mag aan dit woord geen bepaalde
beteekenis hechten. De zaak is deze:
Marokko schijnt, evenals alle andere
Staten van ongeveer denzelfden aard,
bestemd om eenmaal als wezenlijk Rijk
onder te gaan. Het geringe gezag van
den Sultan zal vermoedelijk eenmaal
een einde nemen, maar dan staat het
vast dat het voor vreemdelingen om
de handelsbelangen zoo aanlokkelijke
land, maar dat toch steeds groote ge
varen met het oog op hun veilighied
oplevert, een onhoudbare bron van on
rust zal worden, zoodat noodzakelijk
van buiten af maatregelen van arde
moeten worden genomen en dan zal het
natuurlijk de vraag wezen, wie meester
in het land zal worden.
Dat door de gebeurtenissen der jong
ste maanden de quaestie eenigszins be
teekenis verkregen beett en eeniger-
mate een vasten vorm heeft aangeno
men, is onzen lezers bekend.
De naam Moorenland is min of meer
onjuist, daar het land oorspronkelijk
door de Berbers bewoond werd. Later
kwamen daar vele vreemdelingen, vooral
Arabieren bij. De stammen vermengden
zich en uit die vermenging ontstonden
de eigenlijke Mooren. Nog altijd is
Marokko een slavenstaat. Ook in dit
opzicht valt er dus voor de Europeanen
wat te doen. Uit Soedan, het bovenland
van Egypte, worden zwarte jongens en
meisjes ingevoerd, die grootendeels wor
den verkocht en, ofschoon hun lot niet
hard is, voor een groot deel spoedig
sterven, zoodat steeds nieuwe invoer
noodig is.
De Berbers, in talrijke stammen ver
deeld, zijn arme bergbewoners, roofgie
rig van aard en zeer gevaarlijk door
de ruwe kracht die hen kenmerkt. De
Europeanen haten zij, èn als christenen
èn als vreemdelingen, met een ontem-
baren haat. Onderling liggen de stam
men der Berbers altijd overhoop, maar
het lijdt geen twijfel dat zij tegenover
den vreemdeling alle onderlinge veeten
terzijde zouden stellen. Slechts in naam
zijn zij aan den Sultan onderworpen.
Zij betalen hem de opgelegde schattingen,
maar somtijds niet zonder hevig verzet
en verder hebben zij met het hoofd des
lands niets te maken en hebben in alle
opzichten een zelfbestuur, dat tamelijk
goed en in zeer democratischen zin is
ingericht.
Met de Arabieren is het niet anders
ofschoon zij zich zelf besturen is echter
de regeeringsvorm meer aristocratisch
en is het gezag der hoofden dus veel
grooter.
Het gevolg van een en ander is dat
de Sultan nagenoeg alleen in de steden
feitelijk regeert. Wel is het land in een
groot aantal provinciën verdeeld, met
een gouverneur aan het hoofd, die echter
tot den Sultan ook niet veel meer in
betrekking staan, dan ia zooverre zij
hem door het innen van belastingen aan
de noodige middelen helpenmaar alle
ambtenaren moeten voor zich zelf zorgen,
zuigen de bevolking uit als zij er gele
genheid toe vinden en zijn in de hoogste
mate omkoopbaar, zoodat van recht dan
ook geen sprake is.
Zoo zwak als de Sultan van Marokko
thans naar binöen en naar buiten is,
zoo geducht zijn zijne voorgangers eens
voor Europa geweest. Het waren toch
de Berbers, die vóór den aanvang der
middeleeuwen met een talrijk leger de
Straat van Gibraltar overstaken, de
West-Gothen vert-loegan en Spanje in
bezit namen. Later is datzelfde nog
tweemaal gebeurd, toen de christenen
poogden de Mooren uit Spanje te ver
drijven, hetgeen eerst vele eeuwen later
gelukte.
Het is vooral de geestelijkheid, die
een voorname rol in de geschiedenis
van Marokka speelt. Tal van genoot-
schappen zijn er op uit, den invloed
van het Mohammedanisme te versterken
en de vreemdelingen tegen te werken
en hierin is voor den Sultan de voor
naamste moeilijkheid gelegen, want hij
is door de macht der omstandigheden
wel gedwongen om de vreemdelingen
toe te laten en betrekkingen met de
vreemde mogendheden te onderhouden.
Daardoor komt hij meer of minder in
de noodzakelijkheid om de Europeesche
beschaving en allerlei nieuwigheden
den toegang te verschaffen en, gaat hij
daarin ook maar een weinig te ver, dan
verliest hij nog meer van zijn gezag
en loopt groot gevaar van den troon te
worden gestooten.
In een opzicht heeft de vestiging der
vreemdelingen en der vreemde consula
ten in Marokko zeker iets goeds uitge
werkt, namelijk in betrekking tot de
joden, die er, als in de meeste Oos-
terscho landen in grooten getale gevon
den worden, maar slechts in bepaalde
wijken worden geduld en allerlei ver
nederingen moeten ondergaan. Zij weten
zich daarvoor schadeloos te stellen door
het drijven van een uitgebreiden woe
kerhandel. Daar dit volk bepaald onder
bescherming der Europeesche consulaten
staat, hebben de joden het eigenlijk be
ter dan de inboorlingen en kunnen op
veiligheid van leven en bezittingen re
kenen. Overigens heeft dat afgezonder
de leven wel een schaduwzijde. De jo
denwijken worden omschreven als pest-
holen, waarin eene onreinheid heerscht,
waarvan wij ons zelfs de flauwste
voorstelling niet kunnen maken. Trou
wens, het geheele rijk is een toonbeeld
van het diepste verval. Het volk is on
gelooflijk dom en grootendeels zeer arm
en ellendig. Yan vooruitgang is geen
de minste sprake en toch zou het een
der rijkste landen van de wereld kun
nen zijn.
Wellicht dat, sedert de gebeurtenis
sen die de conferentie van Algesiras
voorafgingen, ook voor Marokko het
begin van het einde gekomen is; maar
men mag niet vergeten dat de gods
dienst hier in het spel is en dat zeer
ernstige pogingen om de Mooren te
onderwerpen wel eens het sein zouden
kunnen zijn tot een algemeene bewe
ging der Mohammedaansche volken van
het Oosten, bij welker rust de Euro
peesche mogendheden zulk een over
wegend belang hebben.
Hoe dit zijn moge, het schijnt vrij
zeker dat Marokko bestemd is om ten
eenigen tijde het lot te deelen der
overige Staten van Noord-Afrika en
dat de gebeurtenissen der jongste tijden
daarvan het voorspel vormen.
2)
Wat zou ik beginnen Ik wist het niet,
tot Harderwijk, dat groote vuilnisvat voor
vreemdelingen, die lust hebben zich voor
een handvol guldens aan een vreemd rijk
te verkoopen, zich over mij ontfermde.
Een korte geschiedenis, hé? Nu ont
ving ik een maand of zes geleden heel
onverwacht de tijding, dat een oude nicht
van mij, die zich voorheen nooit om haar
losbandigen neef had bekommerd, te Nimes
was gestorven en mij een kapitaaltje van
honderdduizend francs had nagelaten. Dit
geld ga ik nu oppikken. Ik vestig mij te
Nimes, zoek onder de dochteren des lands
een vrouw, liefst ook met een beetje
kopstukken; en treed in 'tgilde der eer
zame burgers. Vooraf echter ga ik te Parijs
een maand of drie uitrusten van mijn
strapatsen in Indië. Ik moet daar een beetje
op mijn verhaal zien te komen. Voorloopig
zond de notaris mij zes duizend franss.
Wie doet je wat, he? In jaren heb ik
zoo'n hoop geld niet bij elkander gezien.
Zeg eens, van Berg. Wachten zij je
thuis bepaald?"
„Bepaald I 't Heeft me al verbaasd, dat
ik te Rotterdam niemand gezien heb."
„Dat spijt me. Ik had anders een hondje
van een plannetje."
„Laat tóch maar eens hooren."
„Wel, datje mee doorspoordet naar Parijs
en daar een dag of wat mijn gast waart. Op
Foit de Koek zijn we zoolang samen ge
weest. Op Kotta-Radja hebben we zoolang
samen op taai sappivleesch gekauwd, dat
het mij een feest zou geweest zijn je te
Parijs eens een prachtigen biefstuk voor
te zetten, van Engelsch model, weet
je; zoo van vier vingers dik, besproeid
met een glaasje Bordeaux, waarvan je mij
Schudt je het hoofd Niet dus Later dan?"
„Later, met plezier! Doch nu eerst naar
huis."
„Dan vertel jij ook maar praatjes, als je
voorgeeft, dat je alleen op dringend ver
zoek van je familie naar Holland bent
teruggekomen. Dan trekt je eigen hart óók
naar huis."
I Een flauwe blos kwam op van Bergs ge
laat.
„Steekt daar schande in? Stellig trekt
mijn hart naar huis, doch met dit gevoel
loop ik niet te koop. Met 't geen er om
gaat onder mijn linkerbretel heeft de bui
tenwereld niets te maken, net zoomin als ze
thuis hebben te maken met de bizon-
derheden van mijn leven daarginds. Dat
ik het daar beroerd heb gehad, dat ik daar
me zeiven in den beginne diep ellendig
heb gevoeld, dat ik er tijden heb gekend,
waarin ik naar het einde van mijn bestaan
verlangde, is zuiver het gevolg geweest van
mijn eigen, vrijen wil. Ik zou me zeiven
laf vinden, als ik daarover thans klaag
liederen begon te zingen, om mijn vader
en mijn zuster bij de gedachte aan al dat
leed bedroefd te maken."
„Dit ben ik grif met je eens. Maar nu
een ander praatje. Je komt dus, he? Jon
gen, dat Parijs is zulk een goed, oud stadje.
Ben je er al eens geweest? Nog nooit! Een
reden te meer om er thans heen te trek
ken."
„Welnu! ik zal komen."
„Op je woord?"
Buitenland.
Een ongeval, dat een schrikkelijke
ramp had kunnen veroorzaken, gebeurde
nabij Charleroi, op de spoorbaan tus-
schen Landelies en Marchienne, schrijft
het „Hbld. van Antw.": Nabij de plaats,
genaamd Jambe-de-Bois, waren werk
lieden bezig met het herstellen der
spoorbaan.
Een trein ziende aankomen, verwij
derden zij zich van de haan, maar lie
ten een oude rail van 9 meter lengte
liggen, in plaats van die weg te rui
men. De trein, loopende met een snel
heid van 60 KM., pikte het stuk ijzer
op. Het doorboorde den plankenvloer
van den bagagewagen en vloog als een
pijl langs het hoofd van den hoofd
conducteur, die zat te schrijven en ver
dween door den achterwand van het
rijtuig. Toen kwam het onder den daar-
opvolg6nden reizigerswaggon en maakte
een onmogelijk te beschrijven reeks
kronkelingen, die tot gevolg hadden,
dat het rijtuig totaal vernield werd.
De schrik der reizigers was onbeschrij
felijk. Meer dan een werd door't voor
werp geraakt, dat eindelijk in stukken
brak. Een stuk bleef in het plafond
zitten en een ander drong door de
wanden in een rijtuig van de le klasse,
waardoor het portier bleef vastzitten.
Middelerwijl had de hoofdconducteur
alarm gemaakt en toen men stopte kon
men zich rekenschap geven van de
aangerichte verwoesting. En het zon
derlingste van al is, dat geen enkele
reiziger eenig letsel bekwam en dat de
rij tuigen, ondanks de aangerichte schade,
konden blijven voortrijden tot Charle
roi, waar men ze verving door anderen.
Geen enkel spoorwegbediende herinnert
zich ooit een dergelijk geval bijgewoond
te hebben.
De Belgische regeering heeft een
plan ter uitvoering van de scheepvaart
tusschen Antwerpen en Luik laten uit
werken. Een aantal sluizen zullen, vol
gens dat plan vernieuwd worden en
het kanaal verbreed tot 18 M. aan 't
oppervlak en verdiept tot gemiddeld
2.5 M.
De provincies Namen en Henegouwen
hebben voorts plan op een nieuw ka
naal, dat Charleroi met Dinant moet
verbinden. De kosten van dit kanaal,
door de twee provinciën te dragen, zou
den 18 millioen frank bedragen.
Een vogelkenner te Antwerpen heeft
„Als ik ja zeg, is het ja."
„Nu, zet maar niet zulk een ernstig ge
zicht. Ik ken je immers van ouds. Hoe
zeide je in Indië ook altijd, als 't er op
aan kwam? Do or dier Letterlijk
vertaald: Dood of doen! „Een mooie zin
spreuk vooral voor een soldaat. Net Binio."
„Wel zeker! Neem jij me nu nog eens
even in de maling! Pak liever je spullen
bij elkander, want hier hebben wij Amers
foort. Hier scheiden zich onze wegen.Hier
stap ik uit."
„Je adres is?"
„Huize Blijdenstein, Oosterbeek."
,.Ik zal 't onthouden. Vaarwel en goeje
reis
II.
Toen van Berg de ouderlijke woning
naderde, stond de voordeur open, doch
geen sterveling was er te zien.
„Hier is het nog geheel bij het oude
gebleven," mompelde hij. „Alles staat nog
op dezelfde plaats, tot de groene tuinstoelen
in het prieel incluis."
Hij stapte het voorhuis binnen, opende
een paar kamerdeuren, vond ook daar
niemand en liep ten slotte naar de keuken.
„Is er niemand thuis, meisje?"
„Heere God, alle mensch, is me dat
verschrikken
De Geldersche deern, die dezen uitroep
slaakte, keek den vreemden man in zijn
grijze kapotjas met open mond aan.
„Och, ben je zoo verschrokken? Wat
jammer van je! Nu, is er niemand thuis?"
„Allemaal naar 't station, meneer af
halen," bromde de meid, half stuursch,
half verlegen.
„En ik heb niemand gezien. Dat is
vreemd," dacht Johan.
Hij trok de deur dicht en ging naar de
huiskamer. De meid hem achterna!
„Zeg eens, meneer, of wat ben je? Je
hoort immers, dat er niemand thuis is?"
„Dan ben ik er vast, meisje. Ik ben
meneer van Berg, de zoon."
„Heere gunst! Bent uwe
Met een zestienmij lsvaart stoof de keuken
prinses terug naar haar departement.
„Zeg, Lien," tegen deTweede meid;
„verbeeld je! Dat is meneer zeivers!"
„Wel, kind, dat heb ik dadelijk gedacht."
„Dus zijn wij elkander misgeloopen,"
mompelde van Berg. ,,'t Is waar ookTegen
woordig bezitten we hier twee stations.
Daar heb ik niet aan gedacht. In vredes
naam! Het spijt me, doch er is niets aan
te doen." Hij sloeg een blik om zich
heen. „Ook hier is alles bij het oude
gebleven. Alleen is 't portret van mama
verdwenen en vervangen door dat van
vaders tweede vrouw. Waar zou de beel
tenis van mama zijn? Zou Lucie daarvoor
niet hebben gezorgd? Goed moedertje!
Waart gij blijven leven, dan was Johan
waarschijnlijk nooit naar Indië getogen.
Hij zou dan wel aan de studie zijn gegaan,
en mogelijk stond hij dan op ditoogenblik,
gedost in toga en bef, een schelm van de
galg te liegen. Ik weet niet of hij er beter
bij zou zijn geworden."
Vlugge, haastige schreden klonken op
het tuinpad. Johan wendde zich om naar
de open, glazen deur. Een jong meisje met
een kleinen stroohoed op het blonde haar
verscheen op den drempel, bleef met een
mengeling van schroom en vreugde op
haar lief, blozend gezichtje even staan en
snelde daarop met uitgestoken handen naar
van Berg.
„Broer Johan!"
dezer dagen een eigenaardige proef
genomen met een zwaluw. Het dier
had een nest onder het dak van zijn
huis, hij ving den vogel en gaf hem
mee met een man, die een aantal post
duiven van Antwerpen naar Compi-
egne moest brengen, voor een wed
vlucht. Samen met de duiven werd de
zwaluw opgelaten om kwart over zeven
in den morgen en dadelijk vloog het
dier in noordelijke richting, terwijl de
duiven in een kring rondvlogen voor
dat zij haar richting vonden. Om 8
uur 23 min. was de zwaluw op haar
nest terug te Antwerpen, terwijl de
eerste duif om half twaalf aankwam.
Zoo had de zwaluw de 235 kil. dus
afgelegd in 1 uur 8 min., dat is met
een snelheid van 3456 M. per minuut
of 201 kilometer per uur.
Een wagon met dynamiet geladen,
ontplofte vóór het station Essex Centre
(Ontario), waardoor het nieuwe stations
gebouw der Michigan Central Spoorweg
geheel werd vernield. Vele personen,
op het station aanwezig, werden gedood,
waaronder de stationschef, terwijl meer
dan 100 personen werden gewond. De
ontploffing werd 15 mijl in den omtrek
gehoord.
Het Petit Journaal verneemt uit Mi
laan het volgende verhaalEen man
uit Isone, met name Guera, wilde trou
wen met een meisje, maar een priester
met name Limoni, door de ouders ge
raadpleegd, ried het huwelijk af. Zater
dag toen deze priester de mis bediende
sloop Guera in de kerk, gewapend met
een zeis. Hij bracht den priester daar
mede een slag toe, die hem het hoofd
nagenoeg van de romp sneed. Daarop
vluchtte Guera het bosch in.
Naar de Duitsche Kabelmaatschappij
uit Buenos-Aires verneemt, heeft de
regeering van Argentinië bij het Con
gres een plan ingediend voor groote
kolonisatie- en bevloeiingswerken in
het binnenland, waarvan de kosten op
25,000,000 pesos geraamd zijn.
In het Macedonische district Seres
treden de benden weer duchtig op Er
zijn verscheidene aanzienlijke Grieken
vermoord. Vele andere Griekscbe nota
belen hebben dreigbrieven gekregen,
waarin geld van hen geëischt wordt,
zullende anders hun eigendommen ver
nield worden.
Volgens een telegram uit Rome heb
ben ontevreden werklieden van een
vuurwerkfabriek bij Napels door dyna
miet te laten ontploffen de heele fabriek
in de lucht laten springen. De eige
naar, zijn twee kinderen en de bestuur-
„Zusje Lucie! Zusje Lucie, ben je daar!"
Met een innigen kus sloot de soldaat
het meisje aan 'thart.
„Zusje Lucie, wat ben je groot geworden
en
„Wat nog meer?"
„En mooi!"
„Och, malle jongen! Ga maar vlug mede
naar vader. Je hebt ons aardig voor niets
laten loopen."
„Ik kan het heusch niet helpen. Dat
komt van die stationsweelde hier."
Ver behoefde van Berg niet te gaan D-»
notaris was zijn dochter op den vo„t ge
volgd. Met een vochtigen glans in het oog
kwam hij zijn zoon te gemoet en omhelsde
hem.
„Mijn beste, beste jongen, hebben wij je
daar dan toch eindelijk weder? Wat heD
ik dikwerf angst over je uitgestaan."
Nogmaals sloot de vader zijn kind vol
innigheid aan het hart.
„Och, u kent het spreekwoord, vader.
Onkruid vergaat niet," wilde Johan lucht
hartig antwoorden, doch het gelukte hem
niet. De ontroering werd hem te machtig.
Hij bracht slechts een onverstaanbaar ge
brom uit. Zooveel hartelijkheid, zooveel
liefde, zulk een weerzien, hij had het niet
verwacht; hij had het niet durven hopen
zelfs. Het overmeesterde, het overstelpte
hem als een zee. Had hij dit alles verdiend?
Zooveel had hij misdreven, zooveel bitter
leed had hij veroorzaakt, zooveel tranen
had hij eenmaal doen vloeien, en nu toch
zoo vol liefde ontvangen! Hij dacht, dat
hij droomde.
Moet je nu je jongste broer ook niet
eens zien?" riep zijn zuster.
NIEUWSBLAD
1907
(Wordt vervolgd.)
f