liet Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bomnielerwaard. DE POSTILJON, Liteever: L. J. VEERMAN, Heusden. Yo. 2666 FEUILLETON. Ui*D VA« All"1 VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden l.OO, franco per post ronder prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. ff oensdag 11 September 1907. Advertentién ran 16 regels 50 et. Elke mg tl meer 7% ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentién worden tot Dinsdag- en Vrijdag- avond ingewacht. Toen men een tachtigjarige vroeg hoe lang hij reeds geleefd had, scheen hij moeite te hebben met het antwoord. Hoogstwaarschijnlijk zouden wij allen dezelfde moeite hebben, wanneer men die vraag tot ons richtte; want wy zouden zeer goed inzien dat men niet bedoelde te weten hoe oud wij waren. En toch is eenig antwoord op die ▼raag van het hoogste gewicht. Immers, of iemand oud of jong is, doet betrek kei yk weinig tot de zaak. Of hij wer kelijk leeft, of hij reeds lang geleef heelt, is integendeel van het hoogste gewicht. Het staat trouwens wat, dat niemanr zoo lang geleefd heefr als het geia zijner jaren bedraagt Een kind leert wel te leven, maar leeft niet iu den wezenlijken zin van het woord. W allen moeten een oefenschool doorloopeu waarin wij voor het eigenlijke leven worden voorbereid. Het leven moet men leeren en de een leert vrij wat gemak kelijker dan de an Ier. Daarom zijn er die zoo verbazend lang op de banken der oefenschool blijven zitten. Zij zijn gelijk de student, die wel als zoodanig is ingeschreven, maar nooit prornoveeit Er zijn er dan ook, die niet willen leven en die zelfs de school verzuimen zoodra ze er toe in staat, dat wil zeg gen aan den leiband ontwassen zijn Zij dragen wel den titel van mensch, maar blijven altoos op non activiteit en als zij ophouden met hunne jaren te vermeerderen, houden zij niet op te leven, want dat hebben zij nooit gedaan. Die onwilligen vormen gelukkig de minderheidmaar er zijn ook luien, die wel voor het leven klaar willen komen, maar bijzonder slecht opschie ten. In plaats van geregeld over te gaan, blijven zij telkens een poosje zit ten, hebben heel wat schoolverzuim op hun kerfstok en beginnen al aardig in jaren op te schieten als de promotie achter deo rug is. Trouwens, als het eenmaal zoo ver is, mankeert er veel aan dat zij altijd maar geregeld zouden doorleven. Nu gaat het weer eens goed en dan scheiden zij een poosje uit. Het gaat met horten en etooteu en op een sukkeldrafje. Nu zijn er zeker geen die volmaakt leven en dat wordt ook niet van ons gevorderd want waar de volmaaktheid bestond daar zou de oefenschool voor het leven, maar ook het leven zelf als oefenschool, niet meer noodig wezen (2 Bank keek op zijn klok, ruimde zijn poetetafel op en stapte naar de keuken, 't Weid tijd voor „schaften," vond hij. „Roos, 't kan me spijten voor jou, kind, maar ik ga je voor een poosje „verlaten." zeide hij tegen de keukenmeid, een dame, die, wat figuur en breedte betreft, met den heer Quartel beet op één plaatje had kun nen staan. „Verlaoten? Gaode weg? Da1 steet oe nie knap. Ge zijt nogal een gezellige com paan. Evert." stortte de stoere meid in één adem er uii. „Dit hebben ze me wel eens meer ge- zeid, Roos. maar nog nooit zo'n knap, dik ding als jij." „En waorhin? Naor Olland? De familie eens opzuken „Niet precies." „Maor ge zijt toch immers een Ollander, wonne?" „Dit ben ik met God en met eeremaar dat ik, eenmaal hier in 't land van Ant werpen verdwaald, daar ooit nog eens van daan komen tou, had ik niet gedacht Ik heb in Holland niks meer te halen of te maken." „Hedde niks geen familie dan meer?" Familie? Tenminste geen, die me een Beter gezegd, omdat we geen volmaakt heeft, waarlijk mensch is geweest, die Na anderhalf uur gereden te hebben, hoop kunnen ontdekken, maar er werd werk kunnen lereren, daarom blaft hel ral altgd vü» tot «and hebben ge- J™"* h«r hem een geilloitreerde later laat geseven. om allee nog «ene le.eo voortdurend een oefenschool .oor bracht en eenig doel hebben bereik- briefkaart, met den Lee— van Water- g" L'| rr - .iji-k. *oo er op, aan zyn moeder te £chr:iven, het betere, ten einde toe. Hy te een epoeiel dee Itcb.s geweeat WMrjn hau' mededMld(, daJ, hij \an one wordt alleen gevorderd, dat die, laat bet dan zyn met vallen en oooit urUBkomtn Vervolgens reed wij willen leven; dat wij ernstig pogen opstaan, den zedelijken vooruitgang be- het rijtuig met den jongen en zyn ont- om het werkelijk en voortdurend te doen. vorderd heeft. voerder naar een kasteel, dat dooreen En wanneer willen wy dan leven, Dit is wel een ontzaglijke troost. Onze hek was omringd. Hier bracht men wanneer trachten wij het te doen? aardsche taak kan, voorzoover het stof- hom in een kamer, waar nogjongens Als wij den ernst van ons bestaan felijke aangaat, zeer goed mislukken. die weenden en om hun ouders begrijpen, inzien dat het een doel heeft. Op dat gebied kan men eea levensdoel riop®11- De schoenmakersjongen begon Als wij pl'chten erkennen en bereid- niet bereiken en aan het einde niets 'u ®m h schreeuwen, waarna Willig ,no om «1 'e vervollen. Als wij verder zjjn deo een het begin. Meer P"" 3 3 i j orooa zette, maar hn ging voort met gelooven aan roeping op z-delyk gebied m het andere. Onze schreeuwen en den volgenden dag bracht Leren ia we hebben het bij eenearb^i i aan ien je rooi en levensoogst kan hem, weer ii» een gesloten rijtuig andere gelegenheid wel eens opgemerkt, nimmer geheel falen. Daar zijn altijd naar Brussel terug. Daar vertelde hij maar mogen het nog wel eens herhalen bloesems en vruchten; daar is de ho p zijn wedervaren aan de politie, die er leven is arbeiden in beiderlei zin. nooit uitgesloten en is er althoos een eerst niet veel van geloofde, maar op Lcvt-n is uitgaan voor een zelfbewuste einde dat den strijd kroont. En nu het lichaam van den knaap werden in- taak; uitgaan om te zaaien, te planten in)ge de eene kroon schooner zijn dan derdaad de sporen van de ondergane en voort te brengen en het stoffelijk de andere, dat hangt samen met da bestaan te vereenigen met een redelijk vorderingen, die wij in de kunst van en zedelijk l>eginsel. te leven hebben weten te maken. Wij zeiden dat het er eigenlijk weinig toe doet hoevele jaren wy reeds tellen. Natuurlijk is dat maar betrekkelijk. Wij hebben in dit en de voorafgaande Immers, men mag van een mensch, opstellen gesproken over licht, liefde wiens jaren reeds ver gevorderd zyn, en leven. Dat zyn echter geen drie af- verwachten dat hij langer zal hebban zonderlyke zake, al vormen zij te za- geleefd dan jongeren; mAar het is vol- men een schoon klaveiblad. Het zou strekt geen doorgaande regel. Intusschen, niet mogelijk zijn te leven zonder bet dit weten wij mei groote zekerheid, hoe licht en het is jnist het licht dat leven hooger het getal onzer jaren geklommen doet en in het leven het meest tot ont- is, hoe minder waarschijn lijk het wordt, kieming en ontwikkeling, tot wasdom dat wij nog lang in de gelegenheid zul- en vruchtbaarheid bijdraagt. Ien zijn om te leven. Maar de warme gloed der li> fde zal Naarmate wij ons verder van de jeugd dat in niet mindere mate. verwijderen, mogen wij dsn ook wel Licht en liefde zijn eigenlijk de hoot'd- ernstig bedenken, dat leven werken is. bestanddeelen van het leven dat, zonder In bloot stoffelijke zin moge de ouder-j lezen, niet waarlijk goed, niet waarlijk doin niet de meest geschikte periode j rein kan zijn. Als hooger licht ons be- zijn om te arbeiden, in onstoffelijken straalt en wij de liefde hebben, dan zin is het anders. Op dat gebied be- zullen wy niet falen, maar mogen wij hoeft het ons nimmer aan vlijt en in- hopen dat de akker des levens zich spanning te ontbroken, noch aan opge- beladen zal met de heerlijkste schatten, die te zamen een rijken oogst zullen vormen, als de tijd der inzameling ge komen is. Iftiiitenltt'ici. wektheid. Op het veld van onze wereld- schen arbeid is dan moestal de oogst reeds binnengehaald; maar op dat an dere terrein gaan wij steeds voort om het zaad uit te strooien, wetende dat wij er den oogst niet meer van zullen aanschouwen. Wy blijven staAn voorl Een geheimzinnige ontvoering houdt de taak, onder de stralen der avondzon10p ditoogenblik de Brusselsche justitie wij blijven vol moed, schoon de scha- j bezig. Den 23 Augustus werd een 14- duwen van den nacht zich uitbreiden, jarige schoenmakersjongen, die bijzijn in het zalig bewustzijn dat wij dan moeder in de rue du Damier woont, toch geleefd bebbeD. °P straa*i terwijl hij naar zyn werk op Er wordt wel eens gezegd van dezen '*^ace (^es Marty ree ging, door een of genenbij heeft niet te vergeef» h.e" "*"ge8P">b«n - 100 vertelt hij geleefd. Te Vergeef, leven kan men »Hhan. - d,e hem meelokte naar een echter alleen in den zin vanop de wer»ld zijn. Die waarachtig geleefd rijtuig, hem dwong in te stappen en met hem wegreed, waarheen weet hij niet, want de portieren waren gesloten. Men had zijn lyk eerst niet in den wrak mishandeling waargenomen en nu gaf men hem met een inspecteur mee, om in den omtrek der stad te zoeken naar het kasteel, waar hy gevangen geweest was. Na eenige dagen vruchteloos alle alleenstaande villa's en kaateelen be zocht te hebben, wees de knaap een kasteel aan, dat op het grondgebied van het arrondissement Lenven gelegen is. De politie deed daar een inval en vond inderdaad den plaatselijken toe stand geheel overeenkomstig de be schrijvingen van den knaap. De zaak is thans in handen van de justitie te Leuven, die het onderzoek onder de grootste geheimhouding verder leidt. Volgens een bericht uit Berlyn, is men door het vinden van eeu schroef- slculei, die gediend lieefl «uw maken van de spoorstaven, er in ge slaagd, een beschrijving in handen te krijgen van den man die bet spoorweg ongeluk bij Strausberg veroorzaakt moet hebben. Woensdag 28 Augustus tegen den avond kwam een onbekende in een smidse te Strausberg. Hij beweerde chauf feur te zyn. Zijn automobiel stond buiten het dorp, en hy had voor het uitvoeren van herstellingen een schroefsleutel noodig. Hy verzocht er eeu voor hem te maken met een opening /an drie vingers breed en ter lengte van ongeveer 60 c.M. De sleutel werd gesmeed, met 75 pf. betaald en de kooper verliet het dorp, na nog eenige eetwaren ingeslagei te hebben. In de smederij te Strausberg is de gevonden schroefsleutel herkend als die, welke daar gemaakt is. Volgens de beschrijving van de smidsgezellen, was de man tusschen de 23 en 25 jaar oud eu sleepte zijn eene voet hem by het gaan wat na. Van de passagiers, die in den trein waren, werd er een vermist, Kratschutzki, directeur van een bank te Koningsbergen. goed door te zoeken. Volgen- het l.-uitate bericht, heeft men by het tw«-ede o «- derzoek overblijfselen gevonden die van een verkoold lijk afkomstig waren E--r*t goud- en zilveretukken, knoopen met den naam van een Koninsbergeche fir ma en eindelijk een stok van een sche del. Het staat dus vast dat Kratschntxri levend verbrand is in de coupé waarin hij geheel alleen zat. Hij is de eenige doode onder de slachtoffers van den treinaanslag. Te Kausen, in Lotharingen, hoor Ie de doodgraver dezer dagen, bij het toe werpen van een pas gedolven graf. uit een ander graf ernaast aanhoudend klop pen. Hij stelde er den pastoor en den burgemeester mee in kennis. Het graf werd geopend, en toen bleek dat er iemand levend begraven, daarna bijge- komen en ten slotte, omdat de hulp te lang uitbleef, gestikt was. tevens dat mijn stiefmama, dat canaille, en tegen me vloekte, heb ik nooit begre- 1 de Hooikar is 't wel geen logement, maar intusschen bij vader, die er warmpjes inzat, pen, en begrijp ik heden ten dage nog niet. daar beeft de vrouw toch een kamertje zoo knap had huisgehouden, dat er meer Ze was mooi, ja, mooi, maar een echte voor je in orde gemaakt. schuld was dan te goed, zoodat alles moestfeeks." worden verkocht. Broers of zusters hield ik er niet op na, en dusjj „Zijdde dan later oe stiefmoeder niet eens i gaon bedanken voor haar moeite? Dithaddej Bank nam afscheid van de honden, van toch wel meugen doen." i zijn huisje naast de stal, vxa zyn geheele „Dit is zoo; dit had ik wel eens mogen omgeving in één woord, en een mooie doen." j Augustusmorgen zag hem naar zijn nieuwe En waarom zijdde ook naar d' Oost woonplaats vertrekken, gegaon? Waart thuns gebleven dan h&dde Een uur later hield hij met den trein zelvere op de duiten kunnen piassen, dom- stil aan een halte in de nabyheid van Cas- cop." j teren. Hij stapte uit, nam zijn kist op den „Ook waar, en domkop ook al, maar vannek en zijn geweer onder den arm met mijn gaan naar d' Oost is dat mensch ook i iet plan beide voorwerpen tijdelijk aan al grootendeels de schuld geweest. Zij stook- den stationchef in bewaring te geven, toen te mijn vader tegen mij op en vertelde j een lange man met een korten, roeblonden allerlei leugens van me, zooals ik later be- baard, een man, wien het vet volstrekt niet grepen heb, enkel en alleen om mij de deur uit te krijgen. Nu, hierin heeft ze heur zin gehad. Door haar toedoen heb ik den goeden, ouden man nooit meer levend gezien." in den weg zat, naar hem toekwam „De jager van meneer Quartel uit Bur- gerhoudft soms?" „Dat kon je wel eens hebben geraden. ren, stroeven plooi aan. „'t Is spietig." „Ja, Roos; je zult er om lachen, want .e bent dit zoo niet van me gewoon; dit weet ik; maar de gedachte, dat ik den onden man nooit meer heb gezien, heeft me meer pijn gedaan, meer gemarteld dan k in een dag kan vertellen. De ouwe was ruw en kortaf en lang niet mak. Daar stond hij voor bekendmaar van mij hield lij, en veel zelfs, tot dat wijf in huis kwam. Toen was 't uit. toen was 't uit. lor kan schelen. Terwijl ik nog in IndiëjToen veranderde van stonden aan alles, was, ontving ik op zekeren morgen de tij-1 on werd ik de bonte hond. Hoe ze vader ding, dat ®yn vader was verdronken, en zoo heeft gekregen, dat hy me uitschold t Gezicht van Evert Bank nam bij dieGeen tronie, die me bevalt. De vent kijkt ïerinneringen aan vroeger jaren een strak-He niet aan, maar ik kan me vergissen," dacht Bank. „Ik ben Stapels, de opzichter. Je zou van daag komen, had meneer geschrevendus kon het, dacht me zoo. geen kwaad, als ik op het uur van den middagtrein eens aan 't spoor ging kijken. Hier heelemaal vreemd zeker?" „Als een kat in een andermans pakhuis." „Dat dacht ik wel. zie je. Daarom ben ik je maar komen halen." „'t Is wel vriendelijk van je." „Laat dit maar zitten, waar? Van kom- peiementen zyn wij hier niks gediend, 't Is goed gemeend, en daarmee uit. En logies heb ik ook voor je gevonden. In 'tZijn heel geechikte mensehen. die Ver minnes; en goed opscheppen zal de vrouw ook wel."Meteen blik naar Banks medaille: „Vroeger gediend soms?" „Zee jaar. Bij de blauwen." „Bij de Blauwen?" „Ja, in Ooet-Inje. Dat noemen ze wel eens zoo.'" „Kijk! Dat had ik nog nooit gehoord." Tegen den stationchef„Chef, zorgt u voor die kist? Willen we dan maar naar het dorp kuieren." „Vooruit I" 't Dorp! Een twintigtal woningen, w&nordelük gegroepeerd om een oud kerkje, dat even lomp was als leeltjk, vormden de kom van de gemeente, en van die twintig was, het huis van den pastoor niet mee geteld, de Hooikar het grootste. Een ijzeren plaat met iets er op geschilderd, dat voor een zeer welwillend oog eenmaal een kar had kannen verbeelden, hing aan een roestende stang boven de deur. Eeu balie met riugeu, e n voederbak en een gtalemmer verrieden, dat daar voor de dear ook wel eens een paard stilhield, zooals een biljard, waarvan het laken thans nog slechts één groote vetvlek was, en een tap kast in de ruime gelagkamer de gedachten deden oprijzen, dat hier ook wel eens een bezoeker kwam binnenloopen. Een prettigen indruk maakte de herberg volstrekt niet; ze was hol, leeg en ongezellig, maar zindelijk. De glazen waren gezeemd zand was op den vloer gestrooid. Tafels en stoelen stonden behoorlijk op hun plaats. De vrouw van den waard kende haar zaak blqkbaar. Uit Petereburg worden ergerlijke bij zonderheden over een jodenjacht te Odessa gemeld. Het verbond van echte Russische mannen bad gewoonweg een militie bijeengebracht, die uit een paar honderd jongelieden, onder wie vele opgeschoten jongens, bestond. Er wa ren ook gymnasiasten onder. De leden zijn allen goed gewapend en door een gewezen officier afgericht. Van d«*ze strijdende organisatie maken ook lieden deel nit, die de joden op straat plegen af te ranselen, zonder dat de agenten, die er getuigen van zijn, een vinger uitsteken. Bij het laatste progrom hield me rmmie met reven vers en huis. De joodsche bevolking i»er<ik»« in een paniek, vele joden klo nin «»j> het dak, andere kropen weg onder le dikanten. In troepen van 15 tot 50 personen trokken de echte Rtnsen" door de straten van Odessa. Zij schoten op alle joden die zij tegenkwamen, «»f bewerkten hen met gummi knuppels, alles onder het geroep vandood aan de joden. De benden ontzagen kinderen noch grijsaards. In het joodsche gast huis zijn verscheidene kinderen tus schen de vier en tien jaar en ongeveer 60 volwassenen opgenomen. Vele licht gewonden gingen naar hun eigen hnis. Joodsche winkeliers werden ook ern«t!g toegetakeld en hun goederen g -o «fl De overheid bleef er buiten. Me i wijt haar plichtsverzuim vooral i-an den jou- verneur, den beruchten generaal Kuul- bars. Men is bang voor nieuwe geweld daden. De Fransche ministerraad heeft zich beziggehouden met de kwestie va-< de schadevergoeding in Marokko en is tot „Hola! Volk! Niemand thuis?" riep Stapels met zyn grove, zware stem. Een achterdeur ging open, en een for-ch gebouwde kerel met een ruigen haarbos kwam te voorecbün. ..Die daar heeft ook al geen facie, dat mij bijster beet aanstaat," dacht Bank. „Hier heb ik je logeergast," zeide Stapels. De waard kwam een paar stappen na derbij. Er werd kennis gemaakt. Vrouw Ver minne, een bleek, mager mensch, vel over been, met diep in ae kassen gezonken oogen en een schuwen, vreesachtigen blik kwam ten slotte ook opdagen en heette Bank welkom. De jager keek haar deelnemend aan. „Ziek, jnffronw, of pas ziek geweest?" „Die? Die is al jarenlang zoo slap." bromde de waard. „Kom, wyf; tap maar eens en pak zelve ook een borrel. Dat geeft kracht in de botten. Wat zal 't zijn, vriend? Cognac, klare ot bitter?" „Dank je. Ik zal er niet van gebruiken." „Dit mot je zelf weten. E»*n glas brêr mogelijk dan? Puik heb ik 't bi^r. In heel Eindhoven drinken ze 't niet r." „Een glas bier graag." „Zeker hier nooit méér in de streek ge weest?" vroeg Verminne, nadat zijn vrouw allen had bediend. „Hier? Nooit. Tot voor een dag of acht had ik zelfs den naam nooit hooren noemen." „*t Ligt een beetje achteraf. Dit is zoo. Komaan, kameraad! Nu weet je den weg en kent de menachen; dus ga ik heen." Stapels voegde de daad bij het woord. (Wordt tv--

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1907 | | pagina 1