Hel Laod van Hensden en Allena, de Langstraat en de Bommeierwaard.
VERBETERING.
THYRA.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2701. Zaterdag 11 Januari. 1908.
FEUILLETON.
UNO VAM ALTEH^
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7y/s ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
11 U!i"»
Als er in de menschheid niet werk
zaam was een algemeene drang naar
verandering, dan zouden de laagste le
vensvormen nooit hebben plaatsgemaakt
voor hetgeen men beschavingstrappen
noemt. Elke vooruitgang, op welk ge
bied ook, heelt ontevredenheid tot grond
slag en uitgangspunt.
De toestand, waarin wij eenigen tijd
hebben verkeerd, behaagt ons niet geheel
wij verlangen er eenige wijziging
in te brengen. Wij zien bij anderen
dingen, waarvan het bezit begeerlijk
schijnt en trachten ze ook te verwerven.
Genietingen, waarin zij zich verlustigen,
willen wij mede binnen ons bereik bren
gen. Van veel wat ons eerst aangenaam
is geweest, gaat bet aantrekkelijke der
nieuwheid af en wij willen het liever
door iets beters vervangen. Datzelfde
gevoel drijft ons ook op geestelijk ge
bied het licht van gisteren bevredigt
ons heden niet langer, wij vragen naar
meer, naar grooter helderheidde on
toereikende kennis willen wij aanvullen
om juister denkbeelden te verkrijgen
omtrent zaken, die ons belangstelling
inboezemen. Het jagen naar verbetering
is de -groote drijfkracht der beschaving,
welke kracht het leven is van ons ge
slacht. Denk het weg en gij komt tot
de voorstelling van een terugzinken in
den dierlijken staat.
Dat beter worden en zijn, vrucht van
een hoog te waardeeren gevoel van on
lust en onrust, strekt zich uit in alle
richtingen over een onbegrensd gebied.
Het reikt naar voor de hand liggende
hervormingen zoowel als naar) in de
onafzienbare verte wenkende idealen.
Bij niet allen is het levendig genoeg
om tot eenige krachtinspanning op te
wekken. Wij zien in onze omgeving
menschen, die blijven voortleven zooals
zij reeds lang gedaan hebben, zonder
eeDigszins te doen blijken dat zij weieens
wat anders zouden wenschenlieden
van den arbeidenden stand, die geregeld
uitgaan voor hun dagelijksch brood en
daaraan genoeg hebben, zonder naar het
meerdere de hand uit te stekenrueer-
gegoeden, die zonder moeite zich de
gemakken kunnen verschaffen, waarin
zij hun bevrediging vinden en geen heil
zien in pogingen tot verhooging van
hun welstandspeil. Men noemt die men
schen gelukkig, omdat zij hun behoeften
binnen bereikbare grenzen beperken en
tot zekere hoogte zijn zij dat ook, want
het geluk is niet een bepaalde toestand
maar een stemming en de hunne is
rustig. Maar het is ook niet noodzakelijk,
dat het niet bevredigd zijn het uitwen-
'dige betreft om als hervormingsdrang
te werken en het zou weinig moeite
kosten tal van voorbeelden te vinden
van menschen, die ijverig werkzaam zijn
in het opsporen van wegen, langs welke
voor zich en voor anderen verbetering
is te verkrijgen zonder dat verhooging
van hetgeen onder den naam van wel
vaart wordt begrepen van dat streven
het eigenlijk doel is.
Daar ligt een van de knoopen van
het groote vraagstuk. De begeerte naar
vermeerdering van stoffelijk bezit, waar
door men de beschikking verkrijgt over
een ruimer aandeel in de maatschappe
lijke goederen, kan zijn een voorwaarde
om ook tot zedelijke verheffing te komen,
maar is dit niet altijd. Het hangt af
van het doel, dat men zich voor oogen
stelt en bepaalt vaak de wijze, waarop
men dat doel zoekt te bereiken.
Een aansporing, die in onze dagen
vaak wordt vernomen, is deze: keer
terug tot vroegeren eenvoud. Aan klee
ding en woning, aan voeding en uit
spanning worden steeds hoogere eischen
gesteld en om daaraan te voldoen, moe
ten de menschen zich uitputten in arbeid
boven hun krachten, of voeren zij een
afmattenden strijd om aan hetgeen hun
werkvermogen voortbrengt een steeds
hoogere waarde toegekend te zien. Dat
brengt en houdt ons in een spanning,
welker noodlottige gevolgen duidelijk
zichtbaar zijndat is oorzaak van die
zenuwachtige gejaagdheid, die uitloopt
op verlamming van lichamelijke en gees
telijke capaciteit; dat onderhoudt een
algemeen heerschend gevoel van maat
schappelijke ontevredenheid, niet gericht
op de verbeteringen, waarvan wij de
dringende noodzakelijkheid allen erken
nen, maar integendeel er van verwijderd
houdende, omdat zij de krachten vragen
voor dingen, die toch veelal maar bij
zaken zijn.
Meer eenvoud dat wil zeggen,
beperking van stoffelijke behoeften. Zon
der op dien wenk op dit oogenblik
verder in te gaan, zullen we er alleen
dit van zeggen, dat het inderdaad een
nadeel is, als de drang naar verbete
ring geleid he( ft tot een punt, waar
hij vastloopt. Dat is het geval met die
bloot stoffelijke begeerten. Zonder haar
zou er van geen ontwikkeling ooit
sprake zijn goweest; wie beschaving
wil aankweeken bjj een primitieve be-
EENE VERTELLING VAN IARIE COLBAN.
(18.
Den derden nacht hoorde zij beweging
in huis, en toen wist zij, dat hij was thuis
gekomen. Welk een vreugde! Welk eene
zaligheid hem weer in hare nabijheid te
weten! Uit die vreugde vormt zich haar
besluit: „zij zal de zijne worden." Haar
verstandige vader lachte immers zelf om
Magdalena's kinderverliefdheid, en hare
vorige bedenkingen waren hersenschimmen
de angst van een kind, dat bang gemaakt
is 1 Haar heeft hij lief, hij zeide het im
mers En zij wil hem gelooven, zij moet
hem gelooven om te kunnen leven En zij
wil leven, haar eigen leven, niet langer
opgaan in dat van anderen. Hij had haar
niet liefgekregen om haar zang, die zang
had hen niet te zamen getooverd. Liefde
is geen tooverij, het is de innige verbin
ding van twee zielen. En zij beiden had
den immers elkander ontmoet in hoogste
geestverwantschap. Nooit hadden twee men
schen beter bij elkander gehoordzij had
den alle belangen gemeen; de liefde voor
de kunst had altijd in haar gesluimerd,
de kunstsmaak zou spoedig ontwikkeld
zijn. Zijne beste gedachten, zijne grootste
verwachtingen zoude zij deelen; krachtig
zoude zij aan zijne zijde staan, hem inspi
reerend, verheffend, troostend, sterkend.
Hunne zielen behoorden tot hetzelfde ras.
Wat had de verliefdheid van een kind te
beteekenen vergeleken bij hare diepe,
machtige liefde? „Haar zou hij het langst
en het best liefhebhen I" en oud zal zij
niet worden, eene liefde als de hare schept
eene eeuwige jeugd.
Den volgenden ochtend was zij reeds
vroeg in den tuin, en had al heel lang, zij
wjst zelve niet hoe lang gezeten met een
boek waarin zij niet las, toen zij Magda-
lena zag komen aanslepen met een heele
vracht bloemenze hingen langs haar klea-
ren neer, zóó vol waren armen en handen.
Op Thyra's vraag wat ze met al die bloe
men wilde doen, antwoordde zij, dat ze
er een krans van ging maken voor groot-
vader's schip, dat dien avond zou afzeilen
als de wind gunstig was. „Magdalena" kreeg
altijd een krans mee opreis; de kapitein
beweerde, dat die hem geluk aanbracht,
want „Magdalena," die op haar twaalfde
verjaardag van stapel was geloopen, had
nooit de minste averij gehad.
Thyra was zóó in hare eigen gedachten
verzonken en Magdalena zóó verdiept in
haar krans, dat beiden elkander vergaten.
Het meiske was vol gedachten. Ze waren
allen zoo wonderlijk de laatste dagen 1
Grootvader had nauwelijks tegen haar ge
sproken, en Thyra was ook niet zooals
anders. En nu was er juist een matroos
van het schip geweest en had aan de .huis
houdster verteld, dat d9 jonge mijnheer,
die overal rondzwierf en alles teekende,
wat hij zag, schepen en matrozen en oude
kleeren, misschien met het schip zou mee
gaan hij was den vorigen avond aan boord
geweest en had met den kapitein gepraat.
En Thyra had een dag of drie geleden ook
al van weggaan gesproken 1 Hij kon toch
onmogelijk zoo maar in eens weggaan,
heelemaal naar de Middellandsche zee 1 Haar
volking moet beginnen met bij haar
het verlangen op te wekken naar din
gen, die zij slechts door arbeid kan
bekomen zoowel van dagelijksch ge
bruik als van weelde. Doch het is niet
noodzakelijk dat zij, bij den strijd om
verbetering, den boventoon blijft voe
ren. Men kan zich een standpunt den
ken, waarop de leden der maatschappij
de dingen meer op hun juiste waarde
gaan schatten en aan de uiterlykheden
des levens niet zoozeer hechten, dat zij
er alles voor achterstelleneen stand
punt waarop zij onderscheiden weelde-
gewoonten als ballast beschouwen en
er zich van willen ontdoen om vrijer
te zijn in hun bewegingen. Ontkennen
zullen wij niet, dat de meeste men
schen, die geacht kunnen worden in
voldoende mate in redelijke behoeften
te kunnen voorzien, zoover nog niet
zyn gekomen; de grof zinnelijke na
tuur vraagt nog steeds naar immer
sterkere prikkels, waaruit een wedstrijd
ontstaat naar schittering, die dan als
de eenig noodige verbetering wordt be
schouwd. Maar wij zien dan toch ook,
dat langs deze lijnen de hoogere schoon
heid, die de verbetering der mensch
heid zich als ideaal stelt, niet bereikt
wordt en er is een sterk vermoeden
dat van al de ellende, die de uitbar
sting van booze hartstochten over de
wereld uitstort, de valsche richting in
welke de verbetering wordt gezocht,
zoo niet de eenige, dan toch de voor
naamste oorzaak is. Indien wij konden
doordringen tot de d pste gronden van
de afschuwelijke oorlogen, die de laatste
jaren der vorige en de eerste van deze
eeuw zoo stormachtig maken, welk een
groot aandeel zouden wij dan vinden
voor den gouddorst, den meest gedroch
telijken bastaardvorm, in welken de al
gemeen menschelijke neiging tot ver
betering zich openbaart.
De aanvang dezer eeuw is zeer storm
achtig; vernielende machten van ont
zettend vermogen zien wij in botsing
komen, doch voor het oog van wie ge
looft in de toekomst van het mensche-
1 ijk geslacht, rijst een liefelijk beeld
van bevrediging, en zouden dan
wellicht de stormen, die thans woeden
noodig zijn om eerst den dampkring
reiner te doen worden Als de her
vormingsdrang stuit op een rotswand
van eeuwenoude misbruiken, en de weer
stand onverzettelijk blijkt, dan wordt
Je omwenteling onvermijdelijk, maar
iet zij spreekt het laatste woord. Al
leen maakt zij op ruwe wijze ruim
baan voor de verbetering.
Buitenland.
De Evening Standard verneemt uit
Odessa, dat uit een onderzoek van de
politie te Sewastopol en Simferopol ge
bleken is, dat de honderden bommen
met schietkatoen, die men daar onlangs
ontdek heeft, bestemd waren, om de
Zwarte-Zeevloot mee te vernielen,
i Admiraal Wiren had groote gisting
onder de werklieden van de werven te
Sewastopol veroorzaakt, door 7000 van
de 8000 man, wegens weerspannigheid,
af te danken. Die 7000 man zijn gevaar
lijke revolutionairen geworden.
Terwijl de vloot op een kruistocht
was, heeft men huiszoeking in de ma
rine-kazernen gedaan. Men vond er lijs-
I sten met de namen van alle officieren.
Zij waren in drie groepen verdeeld, voor
wie men drie verschillende soorten van
straffen had beraamd.
gewichtige arbeid en hare gedachten ver
vulden haar zoo, dat ze niet merkte, dat
Thyra heel dicht bij haar was komen zit
ten, onder den treurberk, wiens lange tak
ken haar bijna geheel verborgen. Thyra
verroerde zich niet. Zij zag verstrooid naar
al de bloemen, die om Magdalena heen
lagen en werd eerst oplettend, toen zij
haar langzaam de blaadjes van een made
liefje zag aftrekken: bij ieder blad bewo
gen zich hare lippen, en Thyra hoorde een
zacht: „Hij gaat, hij gaat niet" altijd zach
ter tot het laatste blaadje viel en toen riep
zij luidde: „Hij gaat!"
Op dat zelfde oogenblik lag zij met haar
hoofd op den grond en schreide zoo harts
tochtelijk, dat haar geheele fijne gestalte
er van trilde.
Thyra kon dat niet uithouden en ver
liet haastig den tuin.
Een oogenblik daarna begon Magdalena
weer aan haar krans, maar zeker gingen
hare gedachte weer verder, want de krans
viel uit hare handen, en hare oogen staarden
een vogel na, hoog in de lucht. En weer
bewegen zich hare lippen; wat zeggen zij,
die roode lippen? „Als ik die vogel was,
vloog ik naar de Middellandsche zee!" En
dan vlecht ze weer ijverig aan haarkrans,
die grooter en grooter wordthij moet ook
heelemaal om het beeld in den voorsteven.
Weer bewegen zich de roode lippen
„Ge wordt mooi mijn krans I Ik moet nog
meer anjers halen, hij heeft altijd een anjer
in zijn knoopsgat. Als hij meegaat, moet
ge hem voor mij groeten, maar eerst als
ge ver, ver in zee zijt."
En ze vlecht weer voort en neuriet er
bij, eerst het zeemanslied, en dan een paar
passages uit den treurmarsch van Chopin,
Woensdagnacht heeft het op de west
kust van Frankrijk en op de noordwest
kust van Spanje zwaar gestormd. Er zijn
eenige scheepjes vergaan; maar hoewel
de materieele schade niet onbelangrijk
is,, schijnen geen menschenlevens te zijn
verloren gegaan.
Dezelfde storm heeft zich ook doen
gevoelen op de Engelsche kusten. Van
een Fransch stoomschip, dat te Poole
binnenliep, is een matroos overboord
gespoeld. Tal van schepen zijn gezonken
hier en daar vonden in de Engelsche
kuststreken overstroomingen plaats en
de telegrafische en telefonische verbin
dingen tusschen Engeland en Frankrijk
werden verbroken. Ook de geregelde
stoomvaartverbindingen waren geheel
in de war.
Met het oog op het verzet, dat de
vorming eener Fransch-Spaansche poli
tie ondervindt, allereerst van de zijde
van roofzieke stammen, houdt de Spaan-
sche regeering 6000 man troepen gereed
om naar Marokko te worden overge
bracht.
Te Camacchio, een visschersdorpje
in de Italiaansche provincie Ferrara,
heeft gisteren een dynamietontploffing
plaats gevonden, welke het leven heeft
gekost aan 9 menschen. Zes anderen
zijn zwaar gewond, terwijl twee huizen
in puin liggen.
Morin, een der aanvallers van den
sneltrein van Toulouse in de omstreken
van Etampes in den nacht van 22 op
23 November, is gevangen genomen,
evenals een persoon, die hem schuil
plaats had verleend.
In de schacht 5 van een mijn bij
Courrières is brand ontstaan. Onmiddel
lijk ingestelde pogingen om het vuur
te blusschen, bleken niet afdoende. De
arbeid in de mijn wordt door de ont
wikkeling van gas belemmerd. Een in
genieur, die den haard van den brand
was gaan zoeken, stikte bijna en werd
slechts met. moeite gered.
Het gevaar voor uitbreiding van den
brand schijnt vrij groot te zijn, daar aan
directe blussching niet te denken valt.
Men heeft nu plan het brandende deel
af te sluiten, waartoe werken noodig zijn
die wel 2 a 3 maanden kunnen duren.
dien zij juist studeert. En haar zang wordt
al sterker en woester. Zij heeft zooveel
om over te denken; en het is of hare ge
dachten lucht krijgen in dien zang, en
onder die menigte van gedachten heeft zij
geheel vergeten, dat hij wel eens in de
buurt kon zijn.
En hij is in de buurt I Hij luistert in
sprakelooze verrassing. Het is het kind,
dat zingt! en zóó zingt!
Die betooverende, verleidelijke zang, gaat
uit van een kindermond. Maar het schijnt,
dat haar eigen zang die kinderborst te
machtig is, want zij werpt bloemen en
krans weg, en barst in hevig snikken uit.
Hij verroert zich niet; die kindertranen
zijn hem heilig, en mogen niet gestoord
worden. Zij legt het hoofd op een steen,
te midden van al hare bloemen en hij ziet
het liefelijke tafereel aan. Is dat het pro
zaïsche Noorwegen? Het is als een beeld
uit den schoonsten Griekschen tijd. Schreit
zij nog? Slaapt zij? Haar hootd ligt ge
heel stil or> den steen, die met een fluweelig
moskleed bedekt is; het gouden haar valt
neer over rug en schouders, de krans ligt
over haar gezicht, en het geheel wordt be
schenen door een heldere morgenzon. Hij
neemt zijn schetsboek, en in een paar
minuten is het geheele tafereel geteekend,
want hij kent Narrifas, en weet, dat het
uit is met de rust als zij hem in het oog
krijgt. Dat kind is een voortdurende studie
Thyra heeft gelijk, het is hare wildheid,
die haar zoo aantrekkelijk maakt. Hij be
grijpt niet, dat hij haar niet reeds lang
vroeger heeft opgemerkt. Zij is juist als
haar zang!
Zijn schets is klaar, maar nog altijd staart
hij op het tafereel.
Op het Tempelhofer Veld bij Berlijn
is dezer dage - het lijk van een vrouw,
die onder toezicht van de zedenpolitie
stond, gevonden. Zij had een prop in
den mond en lag in een grooten plas
bloed. De politie heeft 1000 mk. voor
de ontdekking van den dader uitge
loofd.
Al eenigen tijd zijn, zooals onze lezers
weten, te Napels een aantal huurders
op voet van oorlog met hun huisbazen,
't Is vooral de societa di Risanamento,
bij welk vele huurders in het krijt
staan. De societa heeft vroeger al eens
gepoogd onwillige huurders, die niet
verkozen te betalen, uit hunne huizen
te zetten, maar het verzet van de heele
buurt was dan zoo groot, dat men van
maatregelen van geweld tegenover de
niet betalende huurders moest afzien.
Eergisteren zou, nadat de aangeknoopte
onderhandelingen op niets waren, uit-
geloopen, opnieuw een poging tot uit
zetting worden gedaan in de wijk Santa
Anna delle Paludi. De huurders hadden
zich echter 's nachts tot een gausche
legermacht georganiseerd, waarbij zich
tal van fabriekarbeiders aanslotener
werd een massa steenen verzameld tot
een geducht materiaal van verweer, om
daarmede de politie te lijf te gaan. Deze
legermacht zeker wel van vijf dui
zend man boezemde der societa zulk
een ontzag in, dat zij het ook ditmaal
geraden achtte van pogingen tot uit
zetting der niet-betalende huurders af
te zien. Er wordt nu weer onderhan
deld.
De Italiaansche bladen berichten, dat
2000 Abessiniërs in het gebied van Boi-
doa Rewai en Buracaba een inval heb
ben gedaan, de karavanen uitgeschud
en kooplieden gevangen genomen heb
ben.
De uitgeplunderde grensbevolking
riep de bescherming in van den Itali-
aanschen Resident te Lugh. De verblijf
plaats van den Resident is geblokkeerd.
De Ttaliaansche oorlogsschepen uit de
Rood9 Zee zijn te hulp geroepen.
Een protestschrijven zal tot den Negus
Menelik worden gericht om genoegdoe
ning-
Te Lyon is een drama aan het licht
gekomen. Er ontstond brand in een
huis, bewoond door twee tachtigjarigen,
Het was dus dat liefelijke wezen, dat
zong! Als hij den zang van Thyra weg
nam, wat bleef er dan over? Een prachtige
gestalte, een rijpe geest, maar een kalmte
en eene zekerheid, die hem bijna bang
maakten. Zij heeft een verleden, dat hij
niet met haar heeft gedeeld en waarop hij
jaloersch is, daarom ook zijne onzekerheid
in zijn optreden tegenover haar, daarpm
ook dat stamelend vragen om hare liefde,
niet als iemand, die gelijk voorgelijk kon
geven. Die zang was de geleiding geweest
van hare rustige grootheid naar zijn phan-
tasieleven; die zang had hen vereenigd, en
nu was het het kind, dat zong! En het
kookte in zijn kunstenaarshart. Was hij
een langen tijd, ja geheele jaren bedaard
en rustig geweest, nu was het geheel en
al de fantast met het kokende bloed, die
hier stond. En de verboden gedachten
kwamen, zij kwamen en brandden en ver
scheurden hem, ieder haar op zijn hoofd
brandde. Was hij een jaar later gekomen,
dan had hij het kind gevonden als een
volwassen meisje, en het meisje en de zang
en de poëzy was misschien alles voor hem
geweest 1 Waarom had ze hem betooverd
in bosch en veld? En waarom ontvluchtte
zij hem altijd? Was dat afkeer van hem
of vv as het
Hij dacht zijne gedachte niet ten einde.
Hij was op eens weer zich zelf, want was
hij hartstochtelijk en ongelijkmatig, hij was
vóór alles braaf en edel. De vrouw, die
hij zich gekozen had was eene andere en
die vrouw verdiende een geheel hart: de
gedachten, die hij zich schaamde gedacht
te hebben, waren slecht en moesten streng
terug gehouden worden.
1IEUWSBL4D
(Wordt vervolgd.)