Hel Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Trouw als goud. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2743. Zaterdag O Juni. 19QS. FEUILLETON. De macht van Olie. lAW VAN ALTEN' VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77s ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Wat is die olie toch een machtig verschijnsel in het leven't Is niet te verwonderen, dat het spraakgebruik er zich van heeft meester gemaakt en het als beeld heeft gebezigd. Er zijn in beeldspraak vele soorten van olie. Allereerst eene, die zeer scha delijke werking doet. Het is de lust om het kwade aan te wakkeren. Olie in het vuur! Soms brandt in den mensch een vuur, het vuur van den zinnelijken hartstocht. Vooral bij jonge menschen, waar het ROBERT BUCHANAN. (33 „Dat is de man l" riep Arthur uit. Hew grijnsde en maakte een linksche beweging, die een groet moest voorstellen. „Wat voer je hier uit, kerel Hoe durf je het wagen, hier op mijn grond rond te loopen „Mag ik beginnen, met u „goeden dagP te zeggen, Mr. Arthur liet de man hooren, volkomen onbewogen door den onbesuisden aanval van den jongen landheer. „Ik heb hier een stuk of drie mooie botten en twee prachtige kreeften, die ik in de Firth ge vangen heb en die ik naar de keuken wou brengen, als een presentje van mij voor de Lady, en als een „welkom-thuis". Dit zeggende, hief hij zijn net op en liet de botten en de kreeften zien. Morrison haalde op minachtende wijze de schouders op en keek met wantrouwenden blik naar het presentje van den landlooper. „Gemeene schooier, die je bent I" barstte Arthur los, zijn stok dreigend opheffende. „Wil je me nu nog voor den gek houden op den koop toe! Maak dat je wegkomt! En, pas op! Je bent gewaarschuwd, hoor Als ik je weer tref bij het stroopen op ons visch water, zal ik je neerschieten als een hond 1" Het deurslot was wat stroef, wat roestig. Men had moeite den sleutel om te draaien. Toen nam men een veer met wat olie, bestreek daarmede den sleutel, stak met die veer ook eenige malen in het slot en het ging weer o, zoo gemakkelijk. Wat zoo'n paar druppels olie al kun nen doen! Het fornuis brandde. Kinderen waren bezig in de keuken te spelen. Een hun- ner komt op het denkbeeld, wat olie in het vuur te gieten. Hij weet de kan te bemachtigen en volbrengt zijn plan, met het gevolg, dat dadelijk een gewel dige vlam ontstaat en het kind brand wonden bekomt. Olie heeft ook nog andere kracht. Als op woelende wateren dat vocht gegoten wordt, leggen de wilde, opge zweepte golven zich neer. Hoe langen tijd is olie de bron van licht geweestVelen onzer, nu wij gas- en electrisch licht hebben, zagen mis schien nooit die oude olielampen, waar mede een voorbijgegaan geslacht zich behielp, neen, in welker bezit het zich rerheugde, als de avond was gekomen, "jang voordat de petroleum, die nu [tineis eene halve eeuw zoo'n wichtig ïandels- en verlichtingsartikel is, haar fntrede deed, waren de vette olieën, rdie uit het plantenrijk voortkomen, bijna de eenige lichtbron. Met die vettige olie moet men voorzichtig zijn. Wie een droppel daarvan laat vallen op zijn kleed, brengt daar een vlek, die o, zoo moeilijk weer te verwijderen is. Aller lei middelen beproeft men om die vlek weg te maken, maar het baat zoo wei nig. Ook een belangrijk voedingsmiddel zijn vele van die vette olieën voor mensch en dier. In de zaadkorrels, in de vruchten komen zij voor en zonder die vetten zou men niet kunnen leven. bloed zoo krachtig loopt en waardoor de verbeelding allerlei voorstellingen schept. Doch het milieu, waarin hij verkeert, de herinnering aan goede ouders, wijze leermeesters, houden terug van te grijpen naar de vrucht, die soms zoo bekoorlijk hem tegenlacht. In de handen van zulk een jongmensch komt eeu boek, waarin met keur van woorden, in schoonen letterkundigen vorm toestanden worden geschetst, die de kracht van den hartstocht in dat jonge hart aanwakkeren en er toe bren gen den schroom te minachten, die tot nog toe hem tegenhield. Of wel een zijner vrienden, wel we tend, waarover hij dikwerf peinst, weet in het gesprek te laten glimlachen over aangevoerde bezwaren, het nog niet verwezenlijkt verlangen nog meer te prikkelen. Zie, dat alles is olie in het vuur wer pen, de onheilige olie der lichtzinnigheid. Iets dergelijks geschiedt ook, waar menschen van elkander gescheiden zijn door een verschil over het mijn en dijn, waar familieveeten tusschen personen verwijdering hebben veroorzaakt. Ach, hoe droef is het soms in de gezinnen, de familiën gesteld Twisten, aangekomen om kleinigheden, scheuren banden des bloeds, houden personen, beiden overigens van edel karakter, van elkaar verwijderd. Het kan zóó worden, dat menschen, die als kinderen hebben gezeten op denzelfden schoot, later el kander uit den weg gaan, dat zij, die eens trouwe vriendschap zwoeren, met boozen blik elkander aanstaren. Dan worden er personen gevonden, laag ge noeg van karakter, voor wie de gunst des eenen of des anderen voordeel kan opleveren, door wie olie in het vuur wordt geworpen, d. w. z door wie de haat wordt aangeblazen, wier lippen vleitaal spraken, om daardoor ten slotte de slechte verhouding tusschen menschen en menschen te versterken. Wee hen! evenwijdig. Het gebeurt vaak, dat zulke menschen in onzachte aanraking koman, dat die wrijving pijn doet, stoffelijk nadeel óf zieleleed brengt. Ach, hoeveel leed is dientengevolge al over de menschheid gebrachtDan gebruikten sommigen de ellebogen om hun baan vrij te houden en weg te J stooten ieder, die het waagde hen te naderen. Dan is zoo noodig die olie der wel willendheid, der inschikkelijkheid, waar door de man of vrouw, die met ons gaat in dezelfde richting, zacht wordt j aangeraakt, eene welwillendheid, die hen treffen zal. Men kan elkander het leven zoo moeilijk maken, waar die welwillend heid ontbreekt, het levensgeluk zoozeer bedervenmen kan het daarentegen j zoo vriendelijk maken, als die olie bij elke wrijving wonden voorkomt. Beide kan geschieden in de verhouding tus schen patroon en werkman, tusschen concurrenten, tusschen ambtgenooten, tusschen allen. Bovenal is dit noodig in het huisge zin, waar de leden elkander zoo nastaan, elkaar dagelijks ontmoeten in allerlei stemming. Wie meer dan onze moeder heeft door hare zachtheid alle harde aan raking bedwongen, wie meer dan zij is oorzaak geweest, dat in dien kring het vuur nooit werd gedoofd? Wie die welwillendheid bij zich aan kweekt, onderdrukt alle bitsheid in woord en daad. Hoe menigmaal heeft een bits woord, een harde daad, pijn gedaanMisschien werd het zonder diep nadenken gesproken of gedaan, maar het bracht zijn wonde, die lang daarna nog schrijnde. Laat ons, waar wij ook komen, door dien geest der welwillendheid bezield zijn, opdat niet het leven in huis en maatschappij worde tot een hel! Gelukkig is ook op andere stemming die beeldspraak toegepast. Het is daar, waar de woorden inschikkelijkheid, wel willendheid en zachtheid de handelin gen van enkelen schetsen. Inschikkelijkheid. Welwillendheid. Wij moeten in het maatschappelijk le ven zorgen voor, ons zei ven. In die groote wereld heeft ieder zijn baan, zijn doel. Nu zijn er anderen op het pad, waar wij tredenhun weg gaat met den onzen in gelijke richting, loopt „En van mij kan je op hetzelfde rekenen voegde de verontwaardigde opzichter er bij. Een leelijke grimas trok over de grove trekken van Hew, maar dadelijk herstelde hij zich en grijnslachte opnieuw, wat bij hem vriendelijkheid moest voorstellen. „Ik houd het er voor, dat Mr. Morrison mij zwart gemaakt heeft bij u, Mr. Arthur Ms ar geloof mij, ik ben het niet, die uw zalm steelt; al zou ik u ook kunnen zeg gen, wie het wel doet, maar dat doe ik niet „Geen praatjes meer 1 Je weet, wat je te wachten staat, man, en ik doe wat ik zeg, reken daar op „Ik zal in het vervolg een beetje pluksel bij mij steken, Mr. Arthur," luidde het sarcastische antwoord„maar ik heb mij laten vertellen, dat de menschen, die wel eens in uw vijver komen visschen het is een schande, dat zij dat durven doen dat die óók vuurwapenB bij zich hebben." En zich daarop op zijn hakken omkeerende besloot hij, grinnikende: „Ik zal mijn botjes maar weer meêne- men, Mr. Arthur Da ag 1" Het tweetal op de brug zweeg, maar toen Hew uit het gezicht was, zeide Arthur „Er zal nu wel geen gevaar meer zijn, dat hij terugkomt. Hij weet nu wat hem te wachten staat." „Dat is waar, Sir," antwoordde Morrison „maar die kerel is voor niets en voor nie mand bang. Ik zag hoe hij met glinste rende oogen keek naar de visschen bij de weer, en ik geloof stellig, dat hij van nacht met zijn kerels present zal zijn." „Hoeveel wachters heb je?" „Vier op de bovenwateren, en drie hier." „Verdubbel dat getal." Iu oDze omgeving zijn velen, die lijden. Het lot is zoo hard voor menigen mensch. Er is lichaamszwakte en lichaamspijn, er is droeve speling der omstandigheden, die soms armoede in haar gevolg heb ben, er is zieleleed, dat o, zooveel smart brengt. Gij hebt ze wel ontmoet en dan ge zien, hoe die pijn, dat leed hen drukt, hoe zij behoeften hadden van allerlei soort, maar het meest aan een hart, dat met hen voelen kon, dat kon ko men in hun leed, aan een woord, be wijzende, dat uw deelneming met hen is. Hebt gij wel eens gelezen het ver- „Dat gaat zoo gemakkelijk niet, Sir, in zoo'n korten tijdmaar ik zal zien, wat ik doen kan." „Ga aan Innes, den boschwachter, zeg gen, dat hij moet zorgen met zijn mannen van nacht present te zijn, en dat ze hun geweren moeten meebrengen. Wij zuilen die gouwdieven eens terdege een lesje geven „Maar Mr. Arthur, eigenlijk mag het niet. Misschien weet u nog wel, hoeveel last we gehad hebben, toen we verleden jaar den broer van Hew door den arm hebben geschoten De man is er weer van opgekomen, maar als hij gestorven was, zou Innes er leelijk bij geweest zijn." „Doe wat ik je zeg," antwoordde Arthur koeltjes. „Als de wet ons niet helpen wil, zijn wij wel verplicht de wet een handje te helpen." Dien avond kleedde Arthur zich niet voor tafel, maar hield zijn jachtbuis aan en vertelde zijn vrouw waarom hij dit deed. Lady Bell kende de eeuwigdurende kibbelarijen tusschen stroopers en jacht opzieners te goed, om zich over het geval te verwonderen, maar toch smeekte zij haar man, om voorzichtig te zijn en zich niet, terwille van een paar visschen, aan gevaar bloot te stellen. Het was volslagen donker, toen Arthur zijn geweer greep, zijn patroontasch vast- gespte en na een sigaar aangestoken te heb ben, zich door het kreupelhout naar de rivier begaf. Aan EfRe Hetherington had hij door het voorgevallene niet meer gedacht. Alles was rustignu en dan verbrak het geschreeuw van den nachtuil de stilte, maar overigens werd geen geluid gehoord. Aan den oever gekomen stond Arthur stil haal van den barmhartigsn Samari taan Dat is een mooie vertelling, ons zeggende, dat wij ook alzoo hebben uit te gieten de olie onzer barmhartig heid over hen, die lijden. Dat zal nu eens, waar hun armoede u treft, een groote of kleine stoffelijke gave zijn, dan weder een handdruk vol belang stelling, dan een woord, weergevende de vriendelijke stemming van uw ge moed. Weet gij, wat uw barmhartigheid, mits goed betoond, bewerken zal? Zij zal voor die menschen zijn een licht, dat tot dankbaarheid hen stemt en te gelijk hun een anderen kijk geeft op de menschenwereld, een kijk, die weer wat goeden moed bij hen doet geboren worden. Een licht, dat levenswarmte hun brengt. Hoevelen, die, door zelfzucht gedre ven, die barmhartigheid nooit betoonen of, indien zij al eens een gift uitreiken, dat doen, zonder dat hun hart iets van erbarmen gevoelt Laat het bij ons zoo niet zijn. Terwijl wij onszelven willen vrij houden van elke onuitwischbare vlek op de ziel, is het een groot genot, als wij met den rijkdom van ons zacht gemoed, van onze liefde en onze barm hartigheid licht brengen in ons huis, op het pad van menigeen, die langs ons gaat. N. lliiitenland. Hamard, het hoofd van den veilig heidsdienst te Parijs heeft na een her nieuwd onderzoek kunnen uitmaken, dat de dieven het touw, waarmede zij mevrouw Steinheil hebben vastgebon den en dat, waarmede ze mevrouw Japy, moeder van mevrouw Steinheil, heb ben geworgd, hadden meegebracht. Het touw waarmede de heer Steinheil is geworgd, hebben zij ter plaatse aange troffen. Het gerechtelijk geneeskundig onder zoek van de lijken heeft plaats gehad. De uitkomst van den dokter is, dat bij beide personen de dood het gevolg is van verstikking door worgen. Hamard denkt, dat de dieven er op rekenden, dat de familie uit zou zijn, en dat zij slechts den huisknecht kon den aantreffen. Zij hadden het touw waarschijnlijk meegebracht voor den huisknecht, voor het geval deze hen in hun arbeid was komen storen, Toen de inbrekers binnen waren heb ben zij aanstonds maatregelen genomen om alle geluid in huis te doen eindi gen, om des te gemakkelijker te kun nen hooren, of er ook onraad naderde. en luisterde. De afspraak luidde, dat Mor- risson en de anderen aan den noordelijken vijver zouden bijeenkomen en dan gezamen lijk langs de andere vijvers zouden voort trekken tot aan de brug, die de zuidelijkste watergrens vormdevan daar zouden zij weer op hun schreden terugkeeren en zoo vice-versa, want de stroopers konden evengoed in den avond als in den nanacht komen. Toen zijn sigaar opgebrand was, stak hij een andere aan, maar tegelijkertijd hoorde hij voetstappen, die naderden. Hij richtte zich op, luisterde en spande den haan van zijn geweer. „Wie is daar?" riep hij. „Ben jij het Morrison? Of jij Innes?" Terwijl hij sprak zag hij, hoe een ge daante op hem toetrad en zich vlak voor hem plaatste. Ondanks de duisternis her kende hij den man, die voor hem stond. „Mr. Douglas „Jaantwoordde de aangesprokene. „Ik hield u voor een van de jachtop zieners," zeide Arthur, met een gedwongen lach, „of voor een van die vervloekte stroo pers. Wat voert u hierheen „Ik kwam om jou te spreken." „Mij „JaWeet je wat er gebeurd is? Spreek op Weet je het?" De Laird sprak zóó ruw, zóó grimmig en zijn houding was zóó dreigend, dat de jonge man onwillekeurig een schrede terug trad en zijn geweer greep, maar bijna op hetzelfde oogenblik werd hem het wapen ontrukt en werd het ver weg in het water gesmeten. „Help Maar oogenblikkelijk greep Douglas hem Zoo hebben zij de gangklok dadelijk stilgezet. Die is op twaalf minuten na twaal blijven staan, terwijl het uurwerk nog wel eenige dagen had kunnen door- loopen. Een kleine pendule op een ta fel, dicht bij het bad van Steinheil, ia teruggevonden in een muurkast, gewik keld in een hoop kleeren. Mevrouw Steinheil's toestand is niet bevredigend. Zij heeft aanvallen van waanzin en klaagde over inwendige pijn. Ook weigert zij voedsel te gebrui ken. De ongelukkige vrouw is ten prooi aan buien van angst. Dan gaat zij rechtop in haar bed zitten en gillen, en doet of zij vluchten wil. Voor den Coroner en zijn jury heeft een dokter getuigd, dat het lijkje van de 6-jarige Marie 'Bailes, 'twelk te Londen in een zekere plaats werd ge vonden, behalve de snede aan den hals, die haar dood was, geen andere verminking had dan een wond aan de borst, die na den dood was toegebracht. Waarschijnlijk was z. i. het kind be wusteloos, toen de moord begaan werd. Koningin Sophie, een dochter van koning Wilhelm I van Wurtemburg, had omstreeks 1864, na de ontbinding van het oude Stuttgartsche slagersgilde, den beker die sedert onheuglijke tijden in het bezit van dat gilde was geweest, gekocht. Later is die gildebeker in het bezit van koningin Wilhelmina geko men. Het nieuw opgerichte vleesch- houwersgilde te Stuttgart betreurde het verlies van dat erfstuk en wilde het graag weer gebruiken bij het feest van zijn 25 jarig bestaan, dat het in Juli zal vieren. Een van de bestuurders, Karl Seeman, wendde zich daarom tot het kabinet van de Koningin, met bet verzoek, om gezegden beker voor het gilde terug te mogen koopen. De heer Seemann kreeg tot antwoord, dat de beker nog op het paleis Het Loo aan wezig was en dat de Koningin hem gaarne aan het gilde ten geschenke gaf. De beker is reeds verzonden en onder het vleeschhouwersgilde te Stutt gart heerscht groote vreugde over de koninklijke schenking. Het bericht dat Abd-el-Azis, de Sul tan van Marokko, een beroep gedaan heeft op de mogendheden vindt beves tiging. De Sultan waarschuwt het di plomatieke korps, dat de beweging voor Moelai Hafid vijandig is aan de vreem delingen. De tegenwoordige pretendent, betoogt hij, is de incarnatie van den strijd tegen den vooruitgang en tegen de beschaving. Hij verklaart, dat hij de orde in de havensteden zal handhaven, en de akte van Algeciras nakomen. Sultan Abd-el-Azis meent te mogen verwachten, dat de sympathie der mo- bij de armen en klemde die in zijn ijzeren vuisten vast, zoodat Arthur als in een schroefbank was gekneld. „Duivel, die je bentsiste de Laird. „Verraderlijke zoetsappige, duivel! Weet je wat je me schuldig bent? Je leven, je ellendige leven Ofschoon in de hoogste mate verbaasd en zeer verschrikt, had Arthur Lamont toch nog kracht genoeg, om te zeggen „Laat mij los, dollemanWil je me vermoorden „Dat zou geen moord zijn; het zou niets anders wezen, dan het verdelgen van een schadelijk ondier. Op je knieënBid, zooals je nog nooit gebeden hebt l" In den greep van den sterken man was Arthur hulpeloos als een kind. Hij was wel gedwongen, om neer te knielen in het lange, natte gras en ofschoon hij zich ver weerde, gelukte het hem niet zich vrij te maken van den greep, die hem neerdrukte. „Ben je krankzinnig, man? Wat heb ik je gedaan Twee oogen, die gloeiden als kolen vuurs, waren vlak bij de zijnen. „Je hebt je leven op het spel gezet en den inzet verloren,,' kwam het van Dou glas' lippen. „Als je in staat waart, om goed te maken, wat je bedorven hebt, dan zou ik je dwingen dit te doen en aan haar voeten om vergiffenis te smeeken. Maar dat kan je niet, dat kan je nietEr is maar één middel mogelijk, om boete te doen. Spreek op, Arthur Lamont, liegen geeft niets, spreek op, ben jij bet geweest, die Effie Hetherington in het on geluk hebt gestort?" I1EUÏÏIBI4» I Naar het Engelsch, VAN Wordt vervolgd

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1908 | | pagina 1