Hel Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
TOERISTEN.
De Deserteur.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2759. Zaterdag 1 Augustus.
FEUILLETON.
1908.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege
meer 77s ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Men zou bezwaarlijk een onderwerp
van bespreking kunnen uitdenken, dat
meer „actueel" is. Dat is geen zuiver
Hollandsch woord, we weten het wel,
maar het is een term, waarmee men
in dit geval heel kort uitdrukt wat
anders veel woorden eischt. Immers,
men reist en trekt in onzen tijd veel
en niet het minst in dezen tijd des
jaars, en terwijl wij deze regelen schrij
ven, heeft men in de oude Hollandsche
stad Haarlem, een reeks van feesten
gevierd, die ook al met het onderwerp
in nauw verband staan. Immers, het
groote en zoo nuttige lichaam, ook hier
wel bekend, de algemeene Nederland-
sche wielrijdersbond, herdacht zijn 25-
jang bestaan.
„Toerist" is ook al geen Hollandsch
woordmaar 't is mooier dan 't woord
„rondtrekker". En inderdaad, het reizen
in den eigenlijken zin des woords, is
grootendeels door het „toeren" virvan-
gen. Men strekt de reis niet al te ver
uit; men komt binnen den kortst mo
gelijken tijd op de meest mogelijke
punten en keert weldra op zijn uit
gangspunt terug.
't Staat vast dat de meeste toeristen
het in 't klein doen en nooit is een
grooter omwenteling tot stand gekomen,
dan die, welke door het rijwiel is te-
weeg gebracht in het reizen en, in 't
algemeen, in de wijze waarop men zich
beweegt.
In onze dagen is de toerist vrijwel
een mensch die op een wiel zit, en
door die omstandigheid is bijna ieder
toerist geworden of zal het worden.
Kinderen van ongeveer zes jaar hebben
reeds hun fiets; gebrekkigen en ouden
van dagen bewegen er zich op met
tamelijk veel gemak en in ieder geval
vrij wat gemakkelijker dan op hun
beenen, die eenmaal den dienst staken.
Gezegende uitvinding daaromindien
men ten minste van de uitvinding met
verstand gebruik maakt.
Beminde uitvinding ookmaar, zóó
is het toch niet altijd geweest.
Het vierde eener eeuw geleden werd
een vélocipédist, zooals de man toen
heette, gewoon uitgelachen. Op zijn
verbazend hoog wiel geklauterd, met
een klein wieltje er achter, was zijn
verschijning niet zonder gevaar. En
toch ging het in dien tijd nog lang
zaam, bij het tegenwoordige vergeleken.
Toen de eerste vrouw op een wiel ver
scheen, werd er in wijden kring schande
NOVELLE VAN GUSTAAF D'HONDT.
I.
1)
De avond viel, een sombere herfst
avond, met grauwe, jagende wolken aan
het zwerk en een koude wind die, gedempt
loeiend, in de verte opstak.
Zooeven was de zon, donkerrood, weg
gedoken, verzwolgen als in een kuil van
rookend bloed, tusschen zware wolkbonken
heen, als rotsblokken tegen de kim opeen
gestapeld.
Het had veel geregend in de laatste dagen,
koude vlagen, als Maartsche buien, uit
het mistige wolkenfloers neergekletst, en
de wind drong de vochtigheid van den
grond door de kleederen en woei de scherpe
geuren van het najaar in 't gelaat.
In het westen waren de wolken uiteen-
gebrokkeld en weggewenteld, en de bloedige
plas had zich uitgebreid, onmetelijk ver,
noord- en zuidwaarts, in breede, verkleurde
strepen, waar langs iets als een lange, nauw-
merkbare mistsluiei scheen te slieren
Langs den grooten weg van Frankrijk naar
Gent, schreed de hooge gestalte van een
man door de toenemende schemering. Het
leek een forsche, kloekgebouwde kerel, met
breede borst en sterke, afhangende schou
ders. Traag schreed hij voort, de handen
in de zakken Jder wijde broek, een klein
kieltje aan het lijf, om den stierennek een
kleine, los toegeknoopte neusdoek en eene
o^er gesproken en thans kunnen wij
ons vaak geen liever verschijning voor
stellen, dan een net gekleede dame op
haar wieljonge meisjes, onder de
hoede van pa, ma en broers, de heele
familie op de fiets, vinden wij aller
aardigst. Zóó wijzigen zich onze be
grippen naar de omstandigheden. "Wij
leeren er uit, dat wij nooit dadelijk
moeten beginnen met af te keuren, te
beoordeelen en te veroordeelenmaar
dat het en dit geldt in alle levens
omstandigheden heel wat verstandi
ger is om zijn oordeel op te schorten,
want anders zullen wij, om het zoo
eens uit te drukken, later meermalen
onze eigene woorden moeten inslikken.
Ja, de geschiedenis van het rijwiel,
tot op zekere hoogte ook die van dsn
toerist onzer dagen, is inderdaad ver
makelijk en wel waard om er eens
eenige woorden aan te wijden.
Het waren onze Engelsche buren,
die den onmogelijken tweewieler een
heel mooi ding op de tentoonstelling
door den „safety" vervingenmaar
die safety vond men in den beginne
alles behalve mooi en men had toen
nog geen luchtbanden, die ten slotte
de fiets tot het wereldvervoermiddel
hebben gemaakt. Van dien tijd af kon
den oudere en zwakkere menschen, met
minder weerstandsvermogen, ook rijden.
Later kwamen nog andere verbeterin
gen, die, als gedeeltelijk van den jong-
sten tijd, ons allen wèl bekend zijn.
Toch ging het er in den aanvang zoo
glad niet in. In menigen deftigen ge
meenteraad had het rijwiel de eer be
sproken te worden. Utrecht b.v. maakte
er een verordening op, waarin staat dat
een koetsier niet voor een vélocipède
behoeft uit te wijken. Dat zou ook nog
al vrij gek zijn geweest. In de gemeente
Oldeubroek werd het rijden op „trap-
wagens" (die naam is nooit in zwang
gekomen) eenvoudig verboden en er zijn
meer van die voorbeelden. Maar even
als onze paardjes in den beginne schich
tig waren voor de tram en er nu ge
noeglijk langs draven, zoo ging het ook
met den mensch en het rijwiel. Men
gewent zoo ongeveer aan alles. De
paarden waren trouwens ook doodsbe
nauwd voor de wi'len en heel wat
gemeentelijke bepalingen bestonden er
omtrent snelheid, uitwijken, afstappen,
enz. Toen de zonen der gemeenteraads
leden, die leden zelf en de boeren ook
gingen rijden, was het natuurlijk met
al die dingen uit. Zoo geeft het rij wiel
ons ook een bs in levenswijsheid.
Maar het geeft ons toch ook nog
andere lessen, die wij wel ter harte
mogen nemen. Wij, toeristen van den
nieuweren tijd, die ook voor een deel
aan het hoofd staan van een toeristen-
gezin. Het rijden is een aardig en
mooi iets, maar het is verleidelgk in de
hoogste mate. Menige jongen sukkelt
met zijn lessen, gaat niet over, of zakt
voor zijn examen, niet door het rijwiel,
maar door het overmatig gebruik ervan.
Waakzaamheid is hier dubbel noodza-
kelijk, opdat de overigens nuttige uit
vinding geen schade aan het leven
toebrengt.
Ook het kind wil rijden, geen wonder!
Maar, als ge uw kind een genoegen
doen en het een wieltje geven wilt,
raadpleeg dan toch even den dokter.
Hij zal u wel zeggen dat het wieltje
wat veel inspanning eischt van hart en
longen, ook omdat het snelryden zelden
vermeden wordt. Daarom moet het
wieltje goed passen en mag het kind
vooral niet te jong zijn.
Menige vrouw ervaart, dat zij het
rijden niet kan volhouden. Daarom is
hier de medicus de man die een woord
mee te spreken heeft, en die daar niet
mee begint, zal er mee moeten eindigen.
De dokter zal het U niet afraden als
het niet noodig is, want, en dit is het
beste bewijs, hij rijdt er zelf ook op.
Ook de politie doet het en pakt er
menigen dief of inbreker meehet
leger rijdt en zal misschien nog eens
een veldslag per fiets leveren. Alle
takken van dienst voorzien zich van het
modernste aller vervoermiddelen, en
wellicht zal nog eens de tijd aanbreken,
dat men niet meer loopt
Maar neen, dan zou het mensehelijk
geslacht het gebruik der beenen afleeren.
Laat ons hopen dat het mensehelijk
geslacht, het hedendaagsche toeristen-
geslacht, zich zóó verstandig moge
gedragen, dat het rijwiel, steeds in
volmaaktheid toenemende, meer en meer
worde het beste, het nuttigste en het
aangenaamste vervoermiddel, tDtdat het
vervangen wordt door een opvolgend
vervoermiddel, van welks bestaan wij
thans nog niet droomen.
pet van verkleurde stof op het achterste
deel van zijn hoofd.
Onder den linkerarm hield hij een klein,
rond pakje tegen het lichaam gedrukt.
Zijne grove, naif doorgezakte schoenen
waren vol slijk, dat hem ook tot aan de
knieën was gespat.
Traag en moedeloos stapte hij voort,
midden op den weg, het hoofd op de borst,
als gebroken
Hij keerde uit Frankrijk terug
Den ganschen dag door had hij geloopen
langs den modderigen weg. Meer dan eens
had hij, met den rug tegen een gebouw ot
eene stroomijt geleund, om zich voor de
regenvlagen te beschutten, die door zijn
blauwe kiel en zijn hemd, tot op zijn li
chaam doordrongen.
Sedert 's morgens had hij niets meer
gegetenhij had honger en durfde niets
te vragen.
Hij had geen cent meer op zak.
In den namiddag, toen hij vermoeid
werd en niet meer verder kon, was hij
eene hoeve opgeloopen en had gevraagd
om daar den nacht te mogen doorbrengen,
ergens in een hok of stal, in het stroo,
als hij maar van onder den blauwen hemel
was.
Doch daar had men hem wantrouwend
aangestaard, zeer lang, en toen had de
vrouw gezegd dat zij de gewoonte niet
hadden vreemdelingen op te nemen en dat
zij, overigens, daartoe geen geschikte plaats
bezaten
Bij die woorden had zij hem, met eene
soort angst van 't hoofd tot de voeten opgeno
men zijne hooge gestalte, zijn reusachtig
lichaam en zijne groote, vereelte handen,
hadden haar waarschijnlijk schrik inge-
Mluifeitland.
Woensdag is er dicht bij Parijs een
ernstig ongeluk gebeurd met een auto
mobiel. Sands, de schoonzoon van den
Amerikaanschen milliardair Vanderbilt,
reed met zijn chauffeur in de buurt
van Poissy. Hij reed met een snelheid
van ongeveer 100 kilometer in het uur,
als een dolleman. Een der raderen van
de automobiel brak en de automobiel
buitelde tegen de boomen langs den
weg. Sands kwam onder het rijtuig te
recht, de chauffeur er naast, met de
voeten er onder. De omstanders konden
het tweetal niet aanstonds oprapen,
want de automobiel vloog in brand.
Toen de wrakhoop uitgebrand was haalde
men Sands, zwaar gewond, onder het
rijtuig weg. Hij was toen al een van
zijn beenen kwijt en is korten tijd later
overleden. De chauffeur liep met eenige
kneuzingen vrij. Zijn schoeisel is ver
koold door den brand, maar zijn huid
is er goed afgekomen.
Maandagmiddag is een nieuwe lucht
ballon van de Saksische vereeniging
voor luchtscheepvaart door den bliksem
getroffen. Het nieuwe luchtschip is ge
doopt Zeppelin. Om 12 uur 's middags
steeg de ballon op bij Dresden. In het
schuitje zaten Dr. Ernemann en pro
fessor Poeppel. Zij zouden twee dagen
in het luchtruim blijven. Eenige uren
na de opstijging zweefde de ballon boven
Mittlachberg in Bohemen, toen daar
een hevig onweder uitbarstte. De ballon
was toen 3000 meter hoog. Het is won
derlijk goed afgeloopen. De bliksem
sloeg in het schuitje, zonder de inzit
tenden te wonden. Ook de ballon zelf
bleef onbeschadigd. De luchtreizigers
maakten na den slag toch maar zoo
vlug mogelijk, dat zij de lucht uitkwa
men, en in enkele minuten hadden zij
het lijf geborgen op den vasten grond.
't Is werkelijk opvallend, zoozeer als
de Sultan van Turkije zich haast in
allerijl aan alle wenschen des volks te
voldoen.
Maandagavond vond voor de Porte
een groote betooging plaats. Een af
vaardiging diende bij den grootvizier
den eisch in van een algemeene amnes
tie. Ook verscheidene uitgevers van
Turksche bladen bepleitten bij den groot
vizier het verleenen van amnestie, om
de bevolking gerust te stellen. En zie,
in een ommezien verschijnt er een be
sluit, waarin aan alle politieke gevan
genen en verbannenen amnestie ge
schonken wordt. Het schijnt inmiddels,
dat deze begenadiging alleen de jong-
Turken geldt.
Nog meer. Op verzoek van den be
velhebber van het 3e legerkorps is
amnestie verleend aan de opstandelin
gen en den leden der benden van ver
schillende nationaliteit in de drie Ma
cedonische wilajets, op voorwaarde dat
zij de wapens overgeven en naar hun
haardsteden terugkeeren. Amnestie aan
de benden in Macedonië, dat zegt nog
al wat!
Verder wordt bericht, dat de inspec
teur der militaire scholen, Ismael pasja,
die het spionnage-stelsel in de scholen
ingevoerd had, en diens zwager, kolo
nel Essad bei, zijn ontslagen, terwijl
boezemd. Papieren bezit ik niet, had hij dan
gemompeld, met eene stem die zonderling
klonk en hem als 'tware in de keel bleef
steken, doch eerlijlc en braaf ben ik,
dat mag ik u verzekeren Ik sukkel
thans langs den weg, en mijn vader woont
hier ook in de streek, vier of vijf uren
verder
Ik geloof het, had de vrouw gezeid
maar toch ontging het hem niet dat zijn
forsche gestalte haar schrik aanjoeg
Maar als ge iets eten wilt
Dank u
En hij was heengegaan, zonder te willen
bekennen dat hij honger had
En nu hij daar, trager en trager, door
Ie duisternis heen strompelde, het hoofd
steeds dieper op de borst, onverschillig
bijna voor alles wat hem omgaf, als wan
delde hij in een droom, nu wilde hem dat
niet uit 't hoofd.
Déi,r in zijne hersenen, daar bleef het
woelen en steken, daar men hem overal
wantrouwend nablikte. De kinderen langs
den weg, hadden hem vreesachtig schuw
aangestaard en de pachtvrouw, daar zoo
even, had hem een slaapplaats geweigerd
omdat zij hem hield voor een dief, een
boosdoener, een moordenaar wellicht
En zijn gemoed schoot vol, booidevol,
als druppelde de gedachte daaraan al den
weemoed uit zijne hersenen in zijn hart,
en een lange snik doortrilde zijne borst.
Plotseling beurde hij het hoofd op, met
eene zenuwachtige beweging. Hij kreeg
eene wederopflikkering zijner wilskracht
hij zou den nacht buiten doorbrengen,
onder den grauwen hemel, ergens langs
een houtrijk plekje aan den weg of in de
velden, zooals alle zwervers en paria's. En
was zijn gestel niet bestand tegen de kille
vochtigheid van den grond, bahdan
kon men hem daar 's morgens maar dood
vinden, verateven van koude Hijzelf
was er over verwonderd, op ditoogenblik,
dat hij zoo weinig waarde aan het leven
hechtte
Het was zeer duister geworden, de hemel
was als eene reusachtige inktvlak, en die
streek schuifelend over de velden of bromde
loeiend in de kruinen der boomen langs
den weg.
Hij sloeg een klein landpad in, mod
derig en glibberig, omgeven van naakte,
hooge struiken, hopend daar een plekje
aan te treffen waar hij zijne vermoeide,
uitgeputte leden zou kunnen neerstrijken
en eene poos rust genieten.
Eensklaps ontwaarde hij, in de duister
nis, en zich hoog afteeken end tegen den
eenigszins lichter geworden horizont, een
groep donkere, stolpvormige gedaanten. Dat
moesten stroomijten zijn.
En gezwind stak hij de straat over, sprong
over het grachtje dat er langs heen liep,
en stapte, door den weeken, omgewoelden
grond, naar de geheimzinnige groep toe.
Hij kroop er tusschen in, rukte er eenige
bossen stroo uit en, met een zucht van
voldoening, strekte hij zich, ineengeschrom
peld, langs eene der mijten uit. Hier kon
den wind noch regen hem raken. O, hoe
zacht scheen hem dat stroo 1 Wat eene
verrukkende, bedwelmende warmte voelde
hij, langzamerhand, zijn lichaam door
gloeien Nooit kon een „genieter" zich
met meer wellust in een donzen bed heb
ben neergevlijd, dan de arme zwerver daar,
dien avond, op het harde stroo, onder dien
grauwen najaarshemel
ook de minister van marine, Rami
pasja, ontslagen is en vervangen door
Halil pasja. Het laatste weer op ver
zoek van officieren, die nog nooit zoo'n
gouden tijd hebben beleefd als thans,
nu hun wil* voor den Sultan eenvoudig
wet is. Dat alles teekent de vrees, die
er ten paleize in zit voor de huidige
beweging, welker zegepraal althans
voor 't oogenblik volkomen is.
Bij Stockholm viel in 1876 een der
tienjarig meisje op school over een
leerboek in slaap. Dat is niets bizon-
ders (het kan een heete dag zijn ge
weest), maar wat wel wonder was: zij
werd niet wakker vóór Woensdag 1.1.
Zij ontwaakte als een volwassen v rouw
van 45 jaar, want tijdens haar slaap is
haar lichamelijke groei niet stil blijven
staan. Haar geestelijke ontwikkeling
staat echter nog op de hoogt© van het
leerboek, waarover zij in slaap viel. De
merkwaardige vrouw heet Caroline Karls-
•latter.
Volgens een telegram uit Lissabon,
heeft de politie in een voorstad een
bergplaats van bommen en wapenen
gevonden, en daarmede in verband vele
menschen gevangen genomen, o.a. eeni
ge officieren. Het hoofd van de ge
heime politie schijnt te meenen, dat
hij een uitgebreid komplot van de re-
publikeinsche partij op het spoor is.
Een telegram uit Sjanghai zegt, dat
de orkaan, die Hongkong heeft bezocht,
naar schatting aan tweeduizend men
schen het leven heeft gekost. Met het
stoomschip Jingking schijnen alle 300
opvarenden omgekomen te zijn.
De Belgische minister van spoorwe
gen en posterijen heeft besloten dat er
geen brieven of andere verzendingen,
blijvende post, onder eenvoudige naam
letters voortaan zullen aanvaard wor
den. Er gebeurden zegt de Nieuwe
Gazet daar inderdaad erge misbrui
ken mee.
Te Lissabon is de hoofdbuis der wa
terleiding gesprongen. De politie heeft
de arbeidersbevolking terstond gewaar
schuwd zich van water te voorzien en
duizenden trokken met potten en pan
nen naar de fonteinen om zich het on
misbare vocht te verschaffen. Den wa-
terverkoopers was dat echter niet naar
den zin en zij trachtten daarom de
menschen te beletten de fonteinen te
naderen. Het gevolg was, dat het tot
vechtpartijen kwam, waaraan d© poli
tie moest deelnemen. De overheid heeft
de schouwburgen en cyneiuatografen
doen sluiten, uit viees dat de brand
weer bij brand geen water zal hebben.
Er worden ernstige onlusten gevreesd,
daar het herstellingswerk eenige dagen
zal duren.
In de kruinen der boomen, hier en daar,
hoorde hij, als in een verren droom, de
wind brommend loeien En dan weer
sneed hij snerpend over het vlakke veld
en kwam, juist boven zijn hoofd, in het
afhangende stroo der mijten, klagend ster
ven, als het geween van een insluimerend
kind
Een floers, als inkt zoo zwart, scheen
van den hemel af te zinken, langzaam, als
een neerzijgend mistgordijn.
De gansche wereld scheen hem één ge
zang, één gebrom, één geloei, met droeve
snikken daartusschen als die eener ster
vende vrouw
En hij sliep in
II.
Grijs en grauw schemerde, inliet oosten,
de eerste klaarte van het daglicht. De wind
had uitgeraasd en een diepe stilte hing,
als lood, in de lucht. Geen vogel zong.
En hij opende de oogen, gewekt door
de kilheid van den morgen, met een langen
zucht van wellust en ontlasting, terwijl hij
geeuwend, de krakende leden uitrekte, als
waren die enkele uren rust daar hem eene
zaligheid geweest.
Hoe was hij hier gekomen?
Daar herinnerde hij zich zijn sukkelen
van den vorigen dag, langs den eentonig
langen weg. En weer snikte die pijn
lijke zucht van gisteren hem door de
borst
Een zware weemoed overviel hem beel
den uit het verleden doemden, langzaam
als het krieken van den dag, voor zijnen
geest op
Wordt vervolgd).