Hel Land van Hensden en illena, de Langstraat en de Bommelerwaard. De Deserteur. Het lied van den Zomer. Uitgever: L. J, VEERMAN, Heusden. No. 2761. Zaterdag Augustus. 19QS. FEUILLETON. lAm VAM ALTEN/'- VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7y9 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. De mensch, het verhevenste aller schepsel >n, begaafd met gevoel voor kunst, wetenschap en natuurschoon, staat vooral in dezen tijd vol bewon dering stil voor al de schoone kleuren en tinten die moeder natuur te aan- schouwen geeft. De zomer, de schoonste tijd van het jaar, nu alles tot vollen wasdom is gekomen. Niet allen staan vol bewondering/ stil bi) deze zomerpracht, er zijn ook onverschilligen, ongevoeligen die geen oog hebben voor al het schoone der natuur. Daarom is 't onze plicht hen de oogen daarvoor te openen daarmede wekt ge stemmen in hen op die opwek- j ken ten goede. Menscheu die al het goede, al het schoone in de natuur opmerken, komen tot reiner gedachte, komen in dankbare stemming. Zomer, heerlijk, schoon jaargetijde, gij wekt ons op, gij doet ons koesteren in uw heerlijke zonneschijn. Een klein getal trekt in dezen tijd op om schoon Nederland ook op andere plaatsen te bezoeken of in den vreemde hun kennis te verrijken. Maar een groot getal moet óf in de omstreken, óf in eigen woonplaats genieten van al het schoone hetgeen de zomer biedt, maar allen, zelfs de minst- bedeelden nemen er eenigen tijd af, hetzij in het late avonduur of in den vroegen morgenstond, om zich te verkwikken in dit heerlijke jaargetijde en heffen een lied aan, het lied van den zomer. Het lied van den zomer kunnen wij allen aanheffen, rijken en armen, min- of meerbedeelden, want schenkt niet moeder natuur haar zonnepracht, vooral in den vroegen morgenstond aan allen, geeft zij niet met kwistige hand natuur schoon waar menschen onder elkander muren oprichten en kleine werelden stichten, werpt zij dit alles omver en geeft van haar rijkdom allen, zonder verschil van stand of rang. De kranke, gedurende den wintertijd en koude voorjaarsluchtaanbinnenkamer en ziekbed gekluisterd, ontvlucht de muffe atmosfeer en ademt, buiten ge komen, met wellust de heerlijke zomer lucht. Bedroefden voelen zich opgewekt na een fnssche wandeling langs bosch en beemd en de bezorgden van hart, de tobbers, die altijd maar denken aan huisgezin, aan werkkringen zich nimmer een oogenblik verpoozinggunnen, werpen ook heden het juk van den schouder en verlaten voor enkele dagen huis en NOVELLE VAN GUSTAAF D'HONDT. haard om onbekommerd te kunnen genieten van den bigden zomertijd. De natuur is schoon; overal waar gij komt, weerklinkt een lied langs bosch en veld, langs beemd en plas; de bloemen die in vollen pracht u toe lachen, wekken u op om ook een lied aan te heffen, het lied van den zomer. Bloemen doen denkeu aan kinderen, die in volle onschuld dartelen en joelen, het woelige hoofdje gesierd met een krans van Flora's kinderen. Bloemen en vreugde, bij ieder feest getij, zij verhoogen de feestelijke stem ming, zij geven gepaste vreugde. Bloemen, wij strooien ze ook in het geopende graf, en zij vertolken de liefde, die wij de ontslapene toedroegen. Maar het beste van alles is dat wij bloemen strooien op ieders levenspad. Het lied van den zomer vernemen wij ook aan het strand; zie hoe het dartelt, en joelt; ouden en jongen ade men met volle teugen de Irissche zee lucht in. Ginder ontmoet ge een groepje kinderen, het zijn wakkere schepseltjes die dank zij de mildadigneid der meer- gegoeden, hier kracht en gezondheid hopen weer te vinden de kinderen der vacantiekolonie. Zie hoe die gezichtjes tintelen van vreugde en dankbaarheid, het is hun of ze een andere wereld zijn binnengetreden, zij die altijd leefden in de muffe atmosfeer der groote stad. Voor u ligt de zee, de machtige, thans is zij kalm en effen en doet zij denken aan de kalme levenszee. Maar wij weten het, zij is ook evenals het leven, en kan soms met geweldige kracht bruisen en woelen. Majestueus ligt de groote zeo voor ons; zij stemt ons tot ootmoed. Ook hier hooren wij het lied van den zo mer in het dartelen en plassen van ouden en jongen in de zee. Wij beklimmen het duin en op haar top aanschouwen wij een landschap in volle zomerpracht. Het lied van den zomer, wij ver nemen het ook als wij straks onzen voet zetten in het eeuwenoude woud, met haar prachtige lanenin haar schaduw verklikken wij ons en de zangers, de bewoners van het bosch verkondigen het luide„de zomer is in het land, wees blijde, o mensch, met ons, in dit heerlijke jaargetij." Het lied van den zomer, laten wij het allen aanheffenlaten wij eenigen tijd er afnemen om ons te ontspannen, dat verruimt ons gemord, dat verfrischt ons, dat geeft ons nieuwe kracht voor het werk dat ons in den wintertijd wacht. De boog kan niet altijd gespan nen zijn. Iliiiteiiland. i Onmiddellijk na den boschbrand aan de Amerikaansch-Canadeesche grens en den petroleumbrand bij Tampico (Mexi co), valt weer een nieuwe groote Ameri- kaanscbe brand te vermeldenditmaal een stadsbrand te Chicago. In een wijk waar veel graanpakhuizen stonden, werd door onvoorzichtigheid brand gesticht, vermoedelijk door 't weggooien van een l brandend eindje sigaret. De vlammen grepen snel om zich heen en spoedig stonden de talrijke silo's van zes na burige huizenblokken in brand. Aan blusschen viel niet te denken. De ver liezen aan graan zijn zeer aanzien lijk; de Engelsche bladen spreken van 2,000000 bushels, die hebben toebehoord aan de firma's Armour en de Union i Elevator Cy. Tot dusver zijn bij den brand 8 per- sonen om het leven gekomen en meer dan 50 gekwetst. In den nanacht van drie op vier Augustus zijn in de omstreken van Cour tan tine, in Algerië, krachtige aardschok ken gevoeld. De eeiste berichten om trent deze aardbeving luidden niet zeer ernstig; maar latere tijdingen geven van het gebeurde een weinig opwekkend relaas. De eerste, hevigste schok werd gevoeld 's nachts even na twee ure. Hij duurde 10 seconden en werd door tal van min der hevige gevolgd. Dit duurde tot een uur of acht 's ochtends toen was de aardbeving voorbij. In Constantino is de teweeggebrachte schade zeer aan zienlijk. De zouaven-kazerne staat op instorten het militaire hospitaal moest in allerijl worden verlaten. Het bank gebouw van het Crédit foncier, de schouwburg en de overdekte markt staan nog overeind, doch met gescheur de muren. Op de hoogvlakte van Man- sourah is een scheur ontstaan in den bodem van 200 M. lang bij Va M. breed. In de Arabische wijk te Constantino zijn tal van woningen vernield het zelfde geldt voor vele gebouwen in de buitenwijk St. Jean. Ook de officieren sociëteit is zeer gehavend. In de om streken van Constantino is veel schade toegebracht, vooral te Rouffach en te Condê-Swendon. Berichten over aardschokken zijn nog ingekomen uit Bone, Soukharas, Phi- lippeville, Guelma en andere plaatsen. De opgaven betreffende het aantal dooden zijn uiteenlooper.dmaar het schijnt wel dat betrekkelijk zeer weinig lieden bij de aardbeving zijn omgeko men. Wel zijn er veel gekwetsten. Als antwoord op de eischen van de werklieden in het bouwvak hebben de Parijsche aannemers besloten, van he den, Zaterdag af alle bouwterreinen te Parijs te sluiten. Dientengevolge zullen 15,000 tot 20,000 man werkeloos wor den. Ook het werk aan vier nieuwe lijnen van den ondergrondschen spoor weg zal stil komen te liggen. De Daily Telegraph verneemt uit Petersburg: Prins Obolsnski, het hoofd van het militaire kabinet van den Tsaar, is op geheimzinnige wijze beroofd van zijn brieventasch met belangrijke stuk ken, die deels aan de keizerlijke familie, deels aan den staat toebehoorden. i Zeven leiders van Servische benden hebben aan den Turkschen gezant te Belgrado verklaart de wapens neer te leggen en naar Turkije terug te kee- ren, een en ander als gevolg van het j herstel der grondwet. 3) Beiden waren thans gelukkig en hoogst zelden bracht de herinnering aan zijnen vader of aan zijn soldatenleven bij hem eenige onrust te weeg. Vooral Nini vond dat leven van niets doen verrukkelijk. Zij kleedde zich met meer smaak en zij werd roziger en molliger. Aan hun hemeltje van liefde en genot scheen geen wolkje te zul len komen Een jaar reeds duurde dat leven yaak, in zijn ledige uren, sleet Leo, met een paar vrienden, eenige oogenblikken in eene naburige herberg en daar werd hij soms wel door hen met zijne geliefde ge plaagd. En eens, toen een oude vrijgezel, Vlaming als hij, zich zeer ongunstig over de trouw bij de vrouwen had uitgelaten en Leo daar tegen, naïef verontwaardigd, was opgeko men, had iemand uit het gezelschap hem lachend, wellicht uit louter scherts, gezegd „Bahin uwe plaats zou ik voor Nini ook „een oog in 't zeil houden". Die blonde George, uw buurman, schijnt me een rare guit Blonde George zong in een Café chan- tant en bewoonde eene kamer in hetzelfde huis waar Leo met zijne Nini verbleef. Leo had bij dat gezegde onverschillig de schouders opgehaalddoch in zijn hart voelde hg langzamerhand iets binnensluipen een zonderlinge, klimmende gewaarwor ding, evenals toen Nini in de kroeg woonde en de kleine soldaat haar het hof maakte. Des Zondags gingen zij wel eens naar het Café waar George zong en altijd had hij een beleefden groet, een schalksch lachje of een grappig woord voor Nini over. Leo had er nooit de minste aandacht aan ge geven, zij waren immers buren. Maar nu kwam hem dat alles voor den geest en hij voelde iets onrustigs in het hart, iets als een tot nu toe ongekenden twijfel. En toen hij dien dag voor zijne blakende ovens stond en het vuur met zijn ijzeren armen oprakelde, bleef hij soms een tijd lang in den jagenden gloed staren. En al tijd kwam de mogelijkheid aan Nini's on trouw hem tergen, met een soort van angst die zijne slapen deed zwellen en kloppen en die hem het zweet langs den rug deed vloeien. De gedachte daaraan zat hem in het hoofd als een aanhoudende koorts. Soms als hij het vuur opzweepte, zenuwachtig driftig, knelden zijne vingeren de zware, ijzeren stang, als wilde hij ze in zijne vuisten vermorzelen. En dan puilden de oogen, met bloed dooraderd, hem uit het hoofd Zijn makker had den spijker op den kop getroffen, meende hij hij zou „een oog in 't zeil houden". Hij had geen oogenblik rust meer, en soms overviel hem eene gejaagdheid, zoo aanhoudend klimmend dat hij zijn hart voelde wegkrimpen en de adem hem niet meer door de keel wilde Zekeren namiddag kon hij zijne onrust niet meer bedwingen. Hij wendde een plot selinge ongesteldheid voor en verzocht om eenige uren verlof. En vlug schreed hij Dinsdagmorgen ongeveer 7 uur steeg graaf Zeppelin, vergezeld van 12 per sonen, met zijn bestuurbaren luchtbal lon te Friedrichshaven op om zijn tocht van 24 uren te aanvaarden. Uit ver schillende plaatsen van het Duitsche rijk kwamen in den loop van den dag berichten, waaruit bleek, dat de tocht onder zeer gunstige omstandigheden plaats had. Woensdagmorgen was men echter, wegens eenig gebrek, genoodzaakt bij Echterdingen in het open veld te lan den. Des middags kwam een onweers bui, vergezeld van storm opzetten, waardoor het luchtschip van zijn ankers werd geslagen, in brand geraakte en reddeloos verloren ging. De Frankfurter Zeitung heeft uit Echterdingen het volgende relaas over de toedracht gekregen: Om vijf minu ten over drieën schoot de wind uit het westen krachtig uit, de luchtbol werd op zij gepakt en naar het zuidoosten in de richting van Bernhausen gedre ven. De soldaten, 30 man bij elk schuitje, lieten, nadat ze ongeveer 8 M. in de hoogte getrokken waren los en de lucht bol vloog over de vlakte ongeveer 800 M. ver weg. Het voorste gedeelte daalde tengevolge vai gasverlies diep en bleef aan een paar vruchtboomen hangen, die ten deele omgetrokken werden. Het voorste gedeelte werd daarna tegen den grond gesmakt. Een monteur, die in het achterste schuitje met den onklaar geraakten motor zat, snelde door de gang naar het voorste schuitje, om den motor daar in werking te brengen en zoodoende het luchtschip in zijne macht te krijgen. Door den stoot, dien het voorschip kreeg, raakte echter de luchtbol in brand en in een paar se- konden was het hulsel vernield. De langs de huizen voort, bijna sluipend, naar zijne woning, In een oogwenk was hij de trap op en aan de deur zijner kamer. Hij luisterde, ademloos Daar binnen meen de hij iets als fluisterende stemmen te ver nemen. Hij wou binnen; doch de deur bood weerstand. En plotseling, als schoot er een lichtstraal door zijne hersenen, beuk te hij ze met een forschen schouderstoot open. Nini en George waren er, George als door den bliksem getroffen, Nini blo zend tot in den nek, met verwarde haar lokken en verfrommelde kleederen 't Was hem te moede alsof de gansche kleine kamer in een oogwenk om hem heen draaide en hij moest een stoel grijpen om niet achterover te storten. Van dat oogenblik maakte George gebiuik om te vluchten. Die vlucht bracht Schinkels tot de wer kelijkheid terug. En eensklaps, tandenknar send, schoot hij op haar toe en smakte haar, met een ruwen vuistslag op den grond, als een logge massa. Doch zij stond op en spuwde hem in 't gelaat met een hatelijke, verachtelijke uitdrukking in de oogen. En weer greep hij haar vast, in de volle borst, rukte haar de kleederen van het lijf en plofte heur bij het bed neer, terwijl hij, hijgend, haar de brutaalste be- leedigingen in 't gezicht snauwde. Onbeweeglijk bleef ze daar liggen, half naakt, schaamteloos. En weer viel zijne vuist, in doffe slagen, op haar hoofd en op haar lichaam neer, onbarmhartig ruw, en het bloed spatte op het witte ledikant en de kleine kamer rond. En als razend sleepte hij ze, bij de loshangende haren, tot aan de trap, alles met bloed besmerend Zij was bewusteloos Een oogenblik bleef hij haar aanstaren, als droomond, nadenkend of hij haar niet van de trappen werpen zou Doch dan ging hij plotseling heen, waggelend als een dronkaard En hij dronk, dagen achtereen. In de herbergen had men hem toen ge zegd dat zij gevlucht was met George, met alles wat hij bezat. Toen dronk hij tot hem geen cent meer overbleef. Uit zijn fabriek weggejaagd, bevreesd door de politie gevat te worden, was hij teruggekeerd naar België Nu hij daar onder die stroomijten lag, de oogen in de verte, oostwaarts ge richt, kwam hem dat alles voor den geest spoken, als in een woesten droom. De kim was rood, somber rood. Uit eene bloedige kloof diep achter de boomen, rees de roode zonneschijf op, zonder gloed, bijna akelig. Gansch het oosten was rood, bloed rood en de morgennevel die over de velden hing leek als een damp van warm bloed Bloed Waarom moest hij dan altoos bloed zien Waarom moest de dageraad ook bloeden, nu hij daar alleen lag, zwer- vens moede, in de eindeloos diepe stilte van den morgen? Duizendmaal reeds had hij de zon zien opduiken aan de kim, vaak somber en treurend. Maar nooit had hij zich te moede gevoeld als thansnooit had een avondstond hem zwarter melancholie in het hart gestort als dit aanbreken van den dag aan een horizont van bloed. Hij voelde er behoefte aan te weenen en het wee uit te storten dat hem, als een monteur werd zwaar, een soldaat licht gewond. Van het trotsche werk van Zeppelin is nu nog enkel een hol karkas over. Nadat graaf Zeppelin van de plaats van het ongeluk naar zijn kwartier (waar bij lag te slapen, toen het on geluk gebeurde) terug was gekeerd, begaf hij zich zichtbaar diep teneerge- slagen naar zijn kamer, in gezelschap van ingenieur Dürr. Daar de menigte (er moeten tusschen de 40,000 en 50,000 menschen te Echterdingen op de been zijn geweest) den graaf verlangde te zien, liet hij zich na eenigen tijd be wegen, om beneden te komen, en hier hield een heer een toespraak, waarin hij Zeppelin zijn medegevoel betuigde met het ongeluk. Hij sprak de hoop uit, dat spoedig de Zeppelin no. 5 (eigenlijk no. 4, maar Zeppelin heeft vroeger ook een luchtschip, dat door anderen gebouwd was, in zijn bezit gehad) weer op zou stijgen en wekte tot het houden van een inzameling op. De graaf antwoordde, dat dit wel niet noodig zou zijn. Het rijk zou hem wel helpen. Hij zeide zich oprecht te ver heugen over de groote genegenheid, die men hem betoonde, en verzekerde dat hij met frisschen moed weer aan het werk zou gaan. De schuld van het ongeluk wordt aan de nalatige onachtzaamheid van de bewakers toegeschreven. Men had al vijf minuten van te voren in de verte stofwolken, die de storm omhoog dreef, kunnen waarnemen. Niettemin werden geenerlei voorzorgsmaatregelen geno men, om den luchtbol, die maar zwak verankerd was, te verzekeren. Het an ker, dat den vorm van een eg had, lag bovendien nog met den haak naar bo ven. De luchtbol zelf was maar aan twee dunne palen door kabels bevestigd, die natuurlijk door den storm dadelijk weggerukt waren. Ongeveer 40 solda ten trachtten den luchtbol nog neer te halen, maar de meesten hunner vielen door de kracht van den storm om. In de Lokal-Anzeiger staat het ver slag van een onderhoud met den oud kapitein v. Krogh, een vurig aanhan ger van het „slappe luchtschip". Krogh meent, dat de dag van gisteren een keerpunt in de luchtscheepsbouwkunde is. De proef is afgeloopen, zei hij, zoo als kalm denkende vakmenschen voor uit gezegd hadden, dat zij zou afloopen. Het gaat niet met het stijve stelsel 1 De gloeiende aanhangers van Zeppelin moeten dit nu inzien. Een bestuurbaar luchtschip kan volgens alle aëronau- tische ervaringen, nog meer volgens alle natuurwetten, alleen voldoen, wan neer het zooveel mogelijk den vorm van een vrijen luchtbol heeft. Men moet er steeds mee rekenen, dat de motoren kunnen haperen. Haperen deze echter, dan moet liet bestuurbare pijnlijk pak, daar juist boven het hart lag en soms tot in de keel opsteeg. Maar hij kon niet, er kwam geen traan in zijn oog. Enkel pijnlijk snikken, snikken lang en droef, nokten hem door de borst IV. Laat in den avond kwam hij dien dag in zijn geboortedorp aan. Hij had den gansehen dag door onder de stroomijten vertoefd en niemand had de minste acht op hem geslagen. Toen de schemering viel was hij opgestaan en vertrokken, omdat hij het bij (luisternis veiliger achtte huis waarts te keeren. De avond was stikdonker en akelig stil. Er woei geen windje over het veld, geen enkele ster stond aan het zwartkleurig zwerk. In het laagste gedeelte van 't dorp, mid den in houtrijke akkers, stond het huisje zijns vaders, eenzaam en verlaten. Traag naderde hij de kleine woning en bleef voor de deur staan met kloppend harte. Aarzelend raakte hij de klink aan en liet ze, met bevende vingeren, twee, driemaal zenuwachtig tikken. Bijna op het zelfde oogenblik hoorde hij in de beneden kamer, waar zijn vader sliep, een gerucht als van iemand die het bed verlaat, en nog een oogenblik later klonk de zwakke stem zijns vaders aan de deur Wie is daar Ikantwo rdde hij, met eene stem die als uit den grond kwam. Wie? Ik, vader Och, Leo jongen werd er binnen, met bevende, tranerige stem geantwoord, och, Leo, Leo 1 gij Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1908 | | pagina 1