llel Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
De kunst om oud te worden.
De Deserteur.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
IVo. 2702Woensdag 12 Augustus.
FEUILLETON.
Land van
altenA
voor
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7Vs ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
De groote Duitsche dichter Goethe
zegt in'een zijner spreuken: fl't Is
geen kuost om oud te worden, maar
wel de ouderdom gelaten te dragen."
Voor de meeste menschen zal het om
gekeerde juister schijnen.
Een hoogen ouderdom te bereiken,
is toch de wensch van zoo goed als
alle levende wezens; de vervulling
daarvan echter heeft slechts zelden
plaats, wat blijkt uit de verschillende
leeftijden, die gemiddeld bereikt wor
den. Nemen we b.v. 10000 gelijk
geborenen, dan zullen er na 50 jaren
nog maar 4225 over zijn, na 60 jaren
3252, dus niet meer dan 7s deel. Slechts
56 bereiken het 90ste levensjaar en
een van die 10000 heeft de kans 100
jaar oud te worden. In de jaren 1896-
1903 waren er in Europa slechts 12
personen die langer dan 110 jaren
leefden.
Een leeftijd van 100 jaren wordt dus
met recht als een zeldzaamheid be
schouwd. Onder de practische Ameri
kanen nu bestaat een club, de honderd
jarigen club, welke zich ten doel stelt,
aan hare leden raadgevingen te ver
schaffen, om de 100 jaren en daarboven
te halen, terwijl elk lid verplicht is,
zich nauwkeurig aan deze wenken te
houden. Daarnevens stelt de vereeniging
zich ten doel, te onderzoeken, of de
invloed van erfelijkheid en omgeving
een rol speelt voor het bereiken van
een hoogen leeftijd.
Het geheim om lang te leven, op te
lossen, zou een dankbare taak zijn, want
wij tasten te dien opzichte, ondanks de
vele gezondheidsmaatregelen van tegen
woordig, nog vrijwel in een absoluut
duister rond. Voorzeker zal erfelijkheid
wel een rol spelen, zal b.v. een goede
gezondheid van vader en grootvader
eenige garantie geven voor een lang
leven, maar waarschijnlijk hebben de
omgeving en de levensomstandigheden
eveneens invloed. Toch zijn er nog on
bekende momenten, die een lang leven
tengevolge hebben, dit valt op bij men
schen, die in hun jeugd zwak en ach
terlijk zijn, en toch een patriarchalen
leeftijd bereiken. Veel is gezocht en
gefilosopheerd over de oorzaken, men
heeft nagegaan, de levenswijze van
hoogbejaarden, maar slechts een ge
meenschappelijke eigenaardigheid is bij
NOVELLE VAN GUSTAAP D'HONDT.
4)
Hij hoorde snikken en hoe een blijkbaar
bevende hand langs de deur gleed en de
grendel met moeite werd weggeschoven.
De deur ging open, behoedzaam, en hij
trad binnen. Hij liet zich op een stoel
neervallen, in het hoekje bij den haard,
waar hij gewoonlijk zat, vóér hij naar de
kazerne ging.
„Och, Leo, jongen toch, jongen toch 1"
herhaalde de vader, onophoudelijk weenend,
terwijl hij de deur weer voorzichtig dicht-
grendelde.
Intusschen was ook Anna, zijne zuster,
beneden gekomen en had onmiddellijk
het kleine lampje aangestoken. Midden
in de kamer was het meisje blijven staan
en met de handen voor ae oogen was ze
in snikken uitgebarsten
„Ik heb honger," zei Leo, na een wijl
„sedert gisteren heb ik niets meer gegeten."
Anna bracht hem spek en roggebrood.
Terwijl hij at, werd er geen woord ge
wisseld. Het jonge meisje weende voort
en de vader zag het droevig aan hoe gulzig
Leo de spijzen verslond en hij dacht daar
bij aan den honger, dien hij, twee dagen
lang, moest geleden hebben.
Toen hij geëindigd had, sprak hij t
„Zijt ge te voet gekomen, jongen
„Ik had geen cent meer," antwoordde
hij, met een zucht.
Er volgde eene pauze.
„En zij de andere
vroeg eindelijk de vader, stotterend, als
hen opgemerkt, nl. het vroege opstaan.
De in de laatste helft der 18e eeuw
regeerende Chineesche keizer Tshien-
Lung ondervond op 83-jarigen leeftijd
zoo weinig de zwakheden van den ouder
dom, dat hij er uitzag als een zestiger, hij
was krachtig, geestig, ging uit jagen
en reed vaak te paard. Zoowel 's win
ters als zomers stond hij om 3 uur
's morgens op, en ging naar bed bij
het ondergaan van de zon. Hij was
vast overtuigd, dat zijne nooit afgebro
ken gezondheid hoofdzakelijk afhanke
lijk was van zijne gewoonte, om zich
vroeg ter ruste te leggen en vroeg op
te staan.
De bekende Lord Mansfield was ge
woon alle bejaarde menschen, die hij
ontmoette, naar hunne levenswijze te
vragen, om daaruit de oorzaken van
hun lang leven te bepalen. De uitslag
van zijne waarnemingen was, dat hij
uit hunne wijze van eten en drinken
geen conclusie kon trekken, wel daar
entegen, dat ze zonder onderscheid allen
vroeg opstonden.
Voor een aanhoudende gezondheid
en dientengevolge ook voor een langen
levensduur is een hoofdvoorwaarde, dat
men een niet afgebroken vasten slaap
geniet gedurende een bepaald gedeelte
van een etmaal. Dat wil nu niet zeg
gen, dat men lang moet slapen, integen
deel, wat de slaap aan tijd wint, ver
liest hij dan aan vastheid. Juist de
diepe slaap is het, gedurende welken
de levensprocessen zoo volkomen mo
gelijk worden volbrachtde voedsel-
opname, de afscheiding van schadelijke
producten h^eft volledig plaats. Ook
de groei en de genezing van ziekelijke
aandoening gaat dan het beste. De
weldadige diepe slaap kan door geen
langen duur worden vervangen. Zelf9
Homerus, de grijze dichter der oud
heid zeide al„Te veel slaap is na-
deelig". Derhalve moet men, wanneer
men in den morgen wakker wordt,
geen poging doen om weer in te sla
pen, maar het bed uitspringen.
Het ware te wenschen, dat men in
onzen modernen tijd wat meer dacht
aan een goeden slaap; tegenwoordig
handelt men gewoonlijk geheel tegen
de natuur indoor het prachtige kunst
licht heeft men de levenswijze geheel
veranderd en om zoo te zeggen den
nacht in dag herschapen. Dit nu heeft
er niet weinig toe bijgedragen om de
zenuwachtigheid zoo te doen versprei
den, de ongezonde manier van laat Daar
wilden de woorden hem niet over de
lippen.
Hij haalde de schouders op en zijn ge
laat, waarop het twijfelachtig licht der
kleine, kwijnende lamp viel, kreeg een
vreemde, sombere uitdrukking:
„Wat weet ik het? Weggeloopen!
En kort en sober verhaalde hij zijne
gansche geschiedenis ginds te Rijsel, met
halve, gebroken volzinnen, als droomde hij.
En hoofdschuddend luisterde de vader toe,
terwijl de tranen hem onophoudelijk uit
de oogen sprongen.
Plotseling hief hij het hoofd op, ver
schrikt.
„Hoort ge iets, vader?" vroeg Leo.
„Ik weet niet, me dunkt
„Neen", zei Anna, ,,'t is in den stal
„Leo, jongen", hernam de vader, bijna
fluisterend, als vreesde hij dat iemand daar
buiten, aan de deur, stond, „moesten zij
u hier vinden, me dunkt ik zou het be
sterven."
„Ja, ik weet het, vader", mompelde de
zoon: „ik ben een slecht mensen. Maar
neem die spade daar en sla me den kop
in Doe het I"
„Leo!" kreet de oude man, en nam zijn
zoon bij de hand, „Leo wat denkt ge wel
„O, Ik ben slecht, een beest 1" herhaalde
hij, de vuisten ballend. „Doch hier blijf
ik niet. Ik zal trachten Rika weer te zien."
„Rika?" zei zijne zuster; maar zij
weet alles, alles 1
„Ik zal me beteren en heur vragen, mee
naar Frankrijk te gaan. Wij zouden daar
samen trouwen
„Zij zal niet meegaan sprak de vader
„maar geef u liever in handen van het ge
recht."
„Nooit!" sprak hij, met onwrikbare over
tuiging. „Men zou me opsluiten, en d&t
wil ik niet! Neen, nog liever honger lijden
bed te gaan heeft ongetwijfeld ziekten
te voorschijn geroepen, die bij do natuur
volken geheel en al onbekend zijn.
Dat de groote dichter, dien ik aan
't begin aanhaalde niet slechts theore
tische beschouwingen over het vroege
opstaan hield, maar dit ook in praktijk
bracht, is bekend. Hij ging vroeg naar
bed en was met de kippen weer op.
In den zomer stond hij, zelfs in de
laatste jaren van zijn leven, om 4 uur
op, en om 5 uur was hij reeds aan den
arbeid. Goethe was ook steeds matig
in 't eten en drinken. Met voorliefde
at hij plantenkost en zijn voorkeur voor
vruchten is bekend. Wijn en bier dronk
hij uiterst zelden, thee en koffie vond
hij niet lekker en tabak vond hij af
schuwelijk.
Keizer Wilhelm I leefde eveneens
zeer matig, en besteedde aan de ver
zorging van zijn lichaam slechts de
hoogst noodige zorg. Eveneens de groote
Bismarck, de ijzeren kanselier, die tot
in zijn laatste levensdagen werkelijk
een ijzeren gezondheid had. Ook Paus
Leo XIII heeft waarschijnlijk door zijn
regelmatige levenswijze zoo'n hoogen
ouderdom bereikt. Daarbij genoot hij
steeds een voortreffelijken slaap. Hij
ging om elf uur slapen en stond om
6 A 7 uur op, in het eten en drinken
was hij altijd zeer sober.
Onder de hoogbejaarden, voorname
lijk onder de ouderen dan 100 jaar ko
men opvallend veel menschen voor uit
de armste volksklassen. William Kin-
near, die in Noord-Amerika nauwkeu
rige gegevens heeft verzameld over de
omstandigheden van honderdjarigen zegt
zelfs, dat men arm moet zijn, om zeer
oud te worden.
Dat deze meening wel een beetje
overdreven is, leeren ons de statistieke
gegevens, die de directeur van het
bureau van statistiek te Boedapest,
ons verschaft heeft. Hij heeft gedurende
de jaren 1874 —1881 bij ieder sterfgeval
de levensomstandigheden van den doode
nagegaan. Zoo kwam hij tot 4 „welge
steldheidsklassen" in de le klasse
behooren de rijksten, in de 4e klasse
de armsten. Er bleek dat de gemiddelde
levensduur in de le klasse 52 jaren, in
de 2e 46, in de 3e en 4e 41 jaren was.
De welgesteldheid begunstigt derhalve
het oud worden. Eveneens werd duidelijk
dat de zoogen. goede burgerstand, als
ambtenaren etc., het slechtst er aan
toe zijn.
Hiermede hebben ook de regeeringen
rekening te houden bij het vaststellen
van de leeftijdsgrens voor pensioenen.
Voor ambtenaren etc. is dan ook de
leeftijd voor verkrijging van volle pen
sioen gesteld op 65, terwijl voor andere
categorien van menschen eerst de 70-
jarige leeftijd bereikt moet zijn.
j Ook lichaamsoefeningen en gymnastiek
j blijken bij een gezond lichaam van
voordeel te zijn voor het bereiken van
een hoogen ouderdom. Dit toonen ons
twee beroemde mannen uit de vorige
eeuw, Gladstone, de groote oude man
der Britten, en de beroemde Fransch-
man Legoudé.
Gladstone had beslist een boek kunnen
schrijven over de kunst om oud te
worden. Hij was een ware slaapkunste-
naar, die bij elke gelegenheid, waar het
mogelijk was, kon slapen, als hij het
wildetemidden tusschen de drukste
politieke perioden, zoowel als in zijn
vacantiedagen, sliep hij rustig en heerlijk
als een kind. Direct na het opstaan nam
hij een koud bad, daarna ging hij wan
delen, en liefst met den hoed in de hand,
I om den frisschen wind om de ooren te
laten spelen. Zijn lievelingssport was
houthakken, zelfs toen hij 80 jaar was,
hakte hij er lustig op los. Aan tafel was
hij zeer matig, en at zeer langzaam,
dronk een paar glazen port, doch van
rooken wilde hij niets weten. Zijne
gezoi de levenswijze maakte het hem
t mogelijk, op zijn 82 jarigen leeftijd
persoonlijk een verkiezingscampagne in
Schotland te leiden,
j Legoudé, die 97 jaar werd, was ook
een groot vriend van lichaamsoefeningen.
Op 80 jarigen leeftijd begon hij fietsen
te leeren, en tot aan zijn dood schermde
hij dagelijks eenige oogenblikken. Ook
lange wandelingen was een hem geliefde
sport. Het loon der goede lichaamsbe-
weging was een voortreffelijke slaap,
1 wat hem natuurlijk niet weinig ver-
1 sterkte.
BuKenSand.
De correspondent van de N. R. Ct.
te Konstantinopel schrijft o. m.
I Sedert de Sultan besloot om de
grondwet in te voeren en het volk
meer vrijheid te geven, weet de min
dere bevolking niet meer waaraan zich
te houden en ook de meer ontwikkel
den vragen zich ongerust afWaar
gaan we heen, wat zal er ons over
komen
Want, in waarheid bestaat er sinds
den ommekeer op 24 Juli geen regee
ring meer. Overal verwarring, niemand
is meer zeker van zijn ambt, ministers
en verdere hooge ambtenaren en waar
digheidsbekleders worden dikwijls op
den dag hunner aanstelling weer afge
zet op verlangen van een rumoerige
volksmenigte, onwetend wat zij werke
lijk doet, maar in beweging gezet en
gedreven door de verborgen macht,
uitgaande vaneen geheimzinnig komitee
waarvan men noch de juiste samen
stelling, noch den zetel, noch het pro
gram of de wezenlijke drijfveeren kent,
dat zich overal en in alles inmengt,
zich „Ottomansch Komitee voor Een
dracht en Vooruitgang" noemt, en op
't oogenblik het lot van 't land in
handen heeft.
De Sultan, tot dusverre zoo ferm en
zoo. doortastend, zich met alles bezig
houdende, alles ze)f regelende en be
schikkende, schijnt geheel terzijde ge
schoven door den Groot-Vizier Saïd
pasja, die daarmede zijn levensdoel
het bestuur over het rijk naar zijn
inzichten te voeren, bereikt geloofde.
Maar die heerlijkheid heeft voor hem
nauwelijks eenige dagen geduurd zoo
dra was hij niet voor de eerste eischen
der Jong-Turken gezwicht en had hij
de Grondwet hersteld, of zooals
trouwens wel te voorzien was ge
raakte hij geheel in hun macht, zoodat
ook hij op 't oogenblik niet veel meer
is dan een speelbal hunner nukken en
opwellingen.
Hadden de Jong-Turken nu maar
een bekenden leider, een uitstekend
en bekwaam man, algemeen hoogeschat
en in staat de menige door zijn enkele
verschijning en een enkel woord reeds
te beheerschen, dan kon men ten minste
eenigszins weten waarheen we gaan,
wat men te wachten heeft.
Maar, zooals reeds gezegd, dat is niet
het gevalDe Jong-Turken hebben tot
op 't oogenblik zulk een chef nog niet
gevonden, zoodat men nog altijd in de
duisternis voorttast naar een onbekend
doel. Vooral dit begint alle bezadigden
en vérstandigen ernstig te verontrus
ten, en doet ook velen onder de libe
ralen, onder de oprechte aanhangers
van het nieuwe stelsel bezorgd het
hoofd schudden.
Het is toch de eerste plicht van eene
regeering de openbare orde en rust te
verzekeren, bij gebreke waarvan ge
rechtigheid, vrijheid en vertrouwen
slechts holle woorden worden en blijven.
Edoch, hetgeen hier sedert ruim een
week voorvalt bewijst klaar dat uit
hoofde harer onervarenheid, noch de
regeering, noch de natie den waren
zin en toepassing van de vrijheid weten
le vatten. Allerwegen wordt de vrijheid
misbruikt. Werd vroeger in de öene
richting overdreven, nu geschiedt nog
en buiten slapen dan opgesloten te zijn. Ik
stierf liever
Alles wat hij in de laatste dagen had
geleden, had hem een wilskracht gegeven
sterk als staal, aan koppigheid grenzend,
en waartegen de zachtste woorden zijns
vaders niets vermochten.
„O, neen, vader", herhaalde hij, na eenige
oogenblikken, als sprak hij tot zichzelven;
„neen, het kan niet! Dan zou ik me dat
altijd verwijten dat ik daar om haar zitten
moet. En die foltering is .ae te zwaar. Ik
kan niet
De vader schudde nogmaals het hoofd
en veegde met de toppen der ruwe vingeren
een traan uit de oogen.
„Niemand heeft me gezien", vervolgde
Leo, „niemand weet dat ik hier ben
Er heerschte eene pijnlijke stilte in het
kleine huisje, droevig verlicht door het
flauwe, ouderwetsche lampje aan den wand.
V.
Twee weken reeds was hij tehuis, en nog
wist niemand uit het gansche dorp iets
aangaande de terugkomst van den „deser
teur Schinkels", zooals hij in het Ge
meentehuis aangeteekend stond, zei zijn
vader.
Gedurende den dag kwam hij nooit
buiten. Doch nauwelijks was de duister
nis gevallen of, niettegenstaande het her
haalde smeeken zijner zuster en dat van
zijn ouden vader, sloop hij het huis uit en
verdween in de stille, duistere velden.
En eiken avond dwaalde hij, urenlang,
in de nabijheid der kleine-hofstede van
Rika's ouders, hopend haar ergens te zullen
zien of door haar opgemerkt te worden.
En eiken avond zag hij haar, beladen met
voeder, den kleinen koestal in en
uitgaan.
En de smokende lantaarn, die binnen
brandde, wierp een rose licht vlak in de
duisternis die den stal omgaf
Doch telkens wanneer de staldeur, met
een lichten smak, gesloten werd, verdween
Rika in huis en gansch den avond door
bleef alles doodstil om de kleine woning.
I En vaak bleef hij eenigen tijd lang daar
in de duisternis staan, de handen in de
zakken, de oogen strak op het stille, kalme
plekje gevestigd.
Zou Rika nog aan hem denken
In die oogenblikken rees altoos de vraag
bij hem op, als een onoplosbaar iets,
hoe het toch mogelijk was geweest, die
schoone, brave Rika te versmaden voor die
slet wier beeld hem nog steeds voor oogen
bleef zweven, op den grond uitgestrekt,
besmeerd met bloed
En eens had hij Rika hartstochtelijk
liefgehad. Ohoe heugde hem nog die
dag, toen hij voor het eerst naar de kazerne
trok en zij, ginds achter het hooge groen,
i van hem afscheid nam, schreiend als een
kind! Wat geheimzinnig aantrekkelijks
blies die andere hem dan, met hare gloeiende,
gulzige kussen in het hart, om hem zoo
machtig aan zich te snoeren als een hond, j
en hem van Rika los te scheuren met een
gemak, dat hem, nu nog, raadselachtig
voorkwam
1 En als hij daar dan uren lang had
gestaan, zonder haar ooit een schrede nader
te durven komen, of zonder ooit een wei-
nigje meer hoop te kunnen voeden, en het
gansche dorp reeds lang ingesluimerd lag,
keerde hij huiswaarts, moedeloos en traag.
En toch verveelde hem dat niet. Hij
voelde zich herleven telkens wanneer hij
hare lange, slanke gestalte als een schim
den koestal in en uit zag gaan en hij, in
de duisternis, het profiel van haar gelaat
ontwaarde, rood verlicht door de smokende
lantaarn daarbinnen 1
Zekeren avond, midden in het veld,
juist toen hij een grachtje overschrijden
wilde, hoorde hij plotseling voetstappen in
zijne nabijheid.
„HaSchinkelszei eene stem, „zijt
gij nu toch hier
Hij *erschriktehij had de stem van
den veldwachter herkend. Doch spoedig
had hij zijne kalmte teruggekregen en zon
der de handen uit de zakken te nemen,
bleef hij stil staan en bezag hem vol min
achting.
„Gij moet daar niet zoo onnoozel staan
kijken; ik wist wel dat ge teruggekomen
waart."
„Ja, ik ben hier terugWat raakt u
zulks
„Ik n oet u aanhouden, zei de veldwachter".
„Gij
„Ja!"
„Gij
En hij trad een stap nader.
„Ik, ja, ja! Of meent ge
„Beproef het eens
De veldwachter antwoordde niet. Zooveel
onverschilligheid had hij niet bij Schinkels
verwacht.
„Beproef het eens, zeg ik u en hij
beet knarsend op de tanden.
Er heerschte een oogenblik angstige stilte.
Schinkels trad nog een stap nader.
„Durft ge dan niet?" snauwde hij hem
in het volle gelaat, als eene laatste, sma
dende uitdaging.
„Jawelik neem u in arrestbeet hem
de veldwachter toe en greep hem bij den
arm. Doch op het zelfde oogenblik voelde
hij Schinkels' vingers zoo knellend zijnen
x>ls omsluiten dat hem onwillekeurig een
pijnlijke kreet ontsnapte. Hij liet den arm
os.
Wordt vervolgd).