Het Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Bommeierwaard.
De ergste plaag des levens.
Helena Geeraert.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 27OS. Woensdag 2 September19QS.
FEUILLETON.
Wm VAM alien/
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7 7, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Men moet als rechtskundig adviseur
bij de journalistiek werkzaam zijn, om
te weten, boe tallooze malen door me
vrouwen, juffrouwen en dienstboden,
rechtsvragen worden gedaan, ter gele
genheid van een geschil, dat zich in
of ter zake van de dienstbetrekking
heeft voorgedaan.
Ten deele is dat misschien een ge
volg van de hoogst gebrekkige wets
bepalingen, die de verhouding tusschen
meesteres en dienstbode regelen. Van
eene eigenlijk gezegde regeling is zelfs
geen sprake en in dit opzicht zal de
eerlang in te voeren zoogenaamde wet
op het arbeidscontract wel eenige ver
betering brengen; maar het lijkt ons
twijfelachtig, of er minder geschillen
zullen voorkomen dan tot dusver. Voor
eerst levert elke nieuwe wet hare eigen
aardige moeilijkheden op en over de
uitlegging is men het zoo dadelijk maar
niet eens; maar bovendien zal de on
derlinge verhouding er allicht door ge
wijzigd worden. Aan meesteres en dienst
bode beiden, worden thans een aantal
bepaalde rechten geschonken en plichten
opgelegd en het lijdt geen twijfel dat,
waar vroeger m 't geheel geen rechten
bestonden, van die nieuwe rechten wel
een ijverig gebruik zal worden gemaakt.
Het klagen over elkaar zal dus nog
wel geen einde nemen en wij zijn over
tuigd dat zelfs de allerbeste wet dat
gevolg niet hebben zou, omdat de wet
de mensehen zei ven niet veranderen
kan, ze niet genezen kan van hunne
dwalingen, verkeerde opvattingen en
vooroordeelen.
Dat „klagen" is dan ook waarlijk
geen nieuws. Reeds in onze jeugd, en
die ligt een goed eind achter ons, be
stond er een boek, getiteld: „dienst
boden, de ergste plaag des levens". Wij
meenen ons te herinneren, dat dit boek
iets anders gaf dan de titel deed ver
moeden en dat de schrijfster billijker
was tegenover de dienstboden dan men
wel zou denken.
Hoe het ook zijn moge, 't is een
duidelijk bewijs, dat de zoogenaamde
dienstboden-quaestie toen al lang be
stond, en dat ze nog in vollen omvang
bestaat en ijverig naar eene oplossing
wordt gezocht, dit wordt wol bewezen
door het feit, dat nu weer een Duit-
sche dame, in een werk, de resultaten
heeft openbaar gemaakt van hare op
zettelijke Btudiën van het Amerikaan-
sche dienstbodenstelsel, en dat in een
onzer beste tijdschriften, de „Gids", op
dat werk de aandacht gevestigd is.
Wij willen den schrijver van het
„Gids"-artikel daarin niet volgen, om
dat de Amerikaansche toestanden zoo
hemelsbreed met de onze verschillen.
Anders zouden wij heel wat vermake
lijke staaltjes van eigenaardige verhou
dingen kunnen mededeelen. Het „zitten
zonder meid" is in Amerika naar het
schijnt nog vrij wat erger dan ten on
zent. Yeel menschen zien daarin een
ontzettend groot ongeluk. Ze kunnen
zich zelf absoluut niet helpen en trek
ken er dan maar uit, om het heerlijke
leventje in de familiehotels te beginnen
Bij ons trekt men er gelukkig nog
niet uit, gaat zelf aan den arbeid en
ondervindt daarvan, nevens de nadeelen,
ook vrij wat voordeelen. Vooreerst ziet
men dadelijk, dat er, als men van hulp
voorzien is, vrij wat overbodig werk
verricht wordt, 't Kon heel wat rusti
ger, eenvoudiger en kalmer in zijn werk
gaan en de zorg, uit noodzaak door de
vrouw des huizes en misschien ook door
hare dochters, aan de huishouding be
steed, komt het gezin ten goede. De
handen, die eerst wat verkeerd stonden,
beginnen al heel gauw recht te staan
men komt tot allerlei ontdekkingen,
van dingen, die men vroeger niet ver
moedde en die anders hadden moeten
wezenmen verkrijgt vrij wat meer
zelfstandigheid en zelfvertrouwen en
leert aardig wat.
Als straks weer een nieuwe gedien
stige komt, is het tien tegen een dat
een andere gedragslijn gevolgd wordt
dan vroeger, die waarschijnlijk aan beide
partijen ten goede zal komen.
Het is een stellige waarheid dat
iemand onmogelijk een goed meester
of meesteres kan wezen, wanneer men
de werkzaamheden, die men aan an
deren opdraagt, niet zelf zou kunnen
verrichten, hetzij dan door onkunde,
onhandigheid of wat ook. Daarom is
het ook zoo goed om meisjes vroeg
aan lichte huiselijke bezigheden te ge
winnen, die ze, als het ware spelende,
tot huishoudstertjes vormt en die ze
verhindert, de hatelijke gewoonte aan
te nemen van altijd op anderen te
leunen en te steunen eu de dienstboden
te kommandeeren.
Het komt maar al te vaak voor, dat
kinderen de dienstboden beschouwen
als een soort wezens van lagere orde.
Dat is zeer verkeerdmaar, hoe komen
NOVELLE VAN GUSTAAF D'HONDT.
(3.
Zeer dikwijls kwam de notaris met zijne
zuster den avond bij Geeraert doorbrengen.
De vrouwen hielden zich dan meest bezig
met wandelen, muziek of handwerk, terwijl
Geeraert en Óscar het eene of het andere
priëeltje opzochten.
Genotrijke uren brachten zij er door.
Pratend over allerhande zaken, rookten
zij daar hunne lange, Hollandsche pijpen,
bliezen de kronkelende wolkjes in het dichte
groen en smaakten er alles wat de natuur
hun mild aanbood.
^Pitn voelde de oud-ontvanger zich eerst
in zijn schik. Hij was verheugd in Oscar
"Rf^ernstig jong mensch aangetroffen te
ebben, begaafd met een helderen geest,
én jongeling bekwaam in vele vakken en
ie zich, evenals hij, met de groote politieke
waagstukken van den dag onledig hield.
Zoo werden zij boezemvrienden
's Zondags deed men gewoonlijk uitstap
jes langs de oevers der Lei, of naar eene
aangrenzende gemeente, altoos onder ge
leide van Oscar
Eens kwamen zij, slenterend, van eene
wandeling terug. Het was zomer, de avond
was gevallen en het zwoele windje dat
suizend door boomen en struiken woei,
dreef eene aangename frischheid over de
velden. Geeraert ging vooraan met zijne
vrouw en MarieOscar en Helena volgden.
Zij spraken weinig. Hij had haar den
arm aangeboden en terwijl zij er zacht de
hand in legde, lachte zjj
zij er aan Ontbreekt het niet dikwijls
aan het goede voorbeeld
Wij begrijpen zeer goed dat de huis
vrouwen op het bezit van een goed
dienstpersoneel gesteld zijn. Willen zij
er ernstig naar streven om dat ideaal
te bereiken, dan zullen zij in de eerste
plaats er voor moeten zorgen, dat de
dienstboden geene onmisbare wezens
zijn en dat kan alleen wanneer zij zei
ven de noodige bekwaamheid in huis
houdelijke zaken bezitten. In de tweede
plaats zullen zij, in verband daarmede,
moeten inzien en ook feitelijk toepas
sen, dat de taak der dienstbode niet is
om de huisvrouw te vervangen maar
wel om haar te assisteeren en den ar
beid te verrichten onder haar leiding
en toezicht. En in de derde plaats zul
len zij, voor zoover zij geene dienstboden
kunnen of willen missen, moeten op
houden ze te beschouwen als de ergste
plaag des levens.
In Duitschland wil men internaten
oprichten, tot opkweeking van dienst
boden Wij voorzien dat die theoretisch
ontwikkelde mesjes, die misschien ook
wel eenigszins practisch onderlegd zullen
zijn, het toch altijd zul'en wezen op een
manier die ze in de werkelijkheid, in
een wezenlijk huishouden, de handen
verkeerd doet staan. In een huishouden
moet men kunnen tooveren met vier
vingers en een duim en dat leert men
nu eenmaal niet uit de boeken. De beste
school der dienstboden is het gezin
der meesteres, en dat de dienstbode van
die school wezenlijk profiteert en dus
in het gezin een goede kracht wordt,
dat is dikwijls maar het gevolg van een
kleinigheid. Met wat juist inzicht en
wat goeden wil brengt men het een heel
eind en wanneer het aan dat juiste
inzicht ontbreekt, dan zal de schuld
der meesteres grooter wezen dan die
van de dienstbode, want, de eerste staat
in ontwikkeling hooger dan de laatste
en daarom mag men haar ook hooger
eischen stellen.
Voor zeer velen wij voor ons
denken er nog eenigszins anders over,
is de dienstbode, zoo al niet de ergste
plaag des levens, dan toch in ieder
geval een plaag. Men wil dat veran
deren, maar men zal het nooit gedaan
krijgen door wettelijke bepalingen,
noch door het dienstboden beroep te
hervormen en er iets anders van te
makenalleen door de onderlinge
verhouding te verbeteren.
De schrijver in de „Gids" heeft er
een goed werk mee gedaan, door er nog
eens op te wijzen, dat de komende
wetsbepalingen het dienstboden-vraag
stuk niet zullen oplossen.
Zeer juist, en, evenmin zullen het de
Duitsche hervormingsplannen.
Het dienstbodenvraagstuk is, dunkt
ons, niet vatbaar voor een algemeene
oplossing, maar zal, in elk geval af
zonderlijk, door het toepassen van juiste
begrippen en het betoonen van onder
linge welwillendheid, uit goeden wil
geboren, in elk gezin afzonderlijk moeten
worden opgelost, door meesteres en
dienstbode beiden.
ISuiteiiland.
De New York Herald verneemt uit
PetersburgHartwig, de Russische ge
zant te Teheran seint, dat de toestand
daar slechter wordt, aangezien de Sjah
niet bij machte is, tegen den minister
van oorlog, emir Dzjeng, op te treden.
Ispahan en de omtrek zijn in vollen
opstand.
De opstandelingen in Tabris hebben
daar zij overtuigd zijn, dat Ain-ed-Dou-
leh opsneed, toen hij zeide een sterke
troepenmacht bij de hand te hebben,
de onderhandelingen afgebroken en
hem vijf dagen tijd gelaten, om zich
uit de buurt van de stad te verwijde
ren. Anders zullen zij hem aanvallen.
Pohitonof, de Russische consul, heeft
last gekregen, de onderhandelingen met
beide partijen af te breken.
De correspondent van de Times seint
uit Tabris
Indien, zooals velen hier denken,
heel Perzië zijue oogen op Tabris ge
richt houdt en verwacht, dat het overige
land den terugslag van den toestand
in die stad zal ondervinden, kan ik
zeggen, dat een oplossing van de te
genwoordige ernstige crisis aanstaan
de is.
Op het oogenblik is de revolutio
naire politieke club van Tabris met
Sata Chan aan haar hoofd als mili
tair dictator, meester van de stad. Zijn
bestuur heeft mijne bewondering gaande
gemaakt. Hoewel er 4000 gewapende
mannen op straat patrouilleeren, wordt
de wet geërbiedigd en is de orde ver
zekerd. De bedrijvers van de moorden
van de afgeloopen week zijn op een
snelle en verschrikkelijke manier ge
straft.
I Men zegt, dat de naam van sjerif
Sadeh, die Dinsdag vermoord werd, op
I de lijst van zes anti-koningsgezinde
leiders voorkwam, die de koningsgezin-
den ter dood veroordeeld hadden. De
laatsten zonden 600 tomans aan de
moordenaars.
Sata Chan liet de moordenaars da
delijk in hechtenis nemen en door leden
van de anti-koningsgezinde club in het
openbaar vonnissen. Zij werden terecht
gesteld op de plaats, waar het misdrijf
gepleegd was.
De club heeft aan de vreemde ge
zantschappen laten weten dat zij, zoo
lang het parlement niet heropend was,
het gewest Azerbadzjan zou besturen.
Volgens denzelfden correspondent
zou Ain-ed-Douleh zich gereed maken,
om de stad met de twaalf kanonnen,
die hij bij zich heeft, te beschieten.
De opstandelingen hebben echter ook
kanonnen en moeten in manschappen
haast dubbel zoo sterk zijn.
Een van Zondag gedagteekend tele
gram uit Petersburg aan de Daily Te
legraph meldt, dat, volgens een daar
uit Tabris ontvangen telegram, alle
straten door de opstandelingen verbar-
rikadeerd zijn en zij aan den Sjah een
ultimatum hebben gezonden, waarin
zij binnen 5 dagen vorming van een
ministerie van vooruitstrevenden, ver
banning der reactionairen, onmiddel
lijke bijeenroeping van het parlement
en aanstelling van den gouverneur door
de politieke clubs verlangen.
In Teheran zijn de bazaars gesloten.
Aangaande den opstand in Perzisch
Koerdestan vinden wij nog vermeld,
dat de steden Sjiraz en Kerman in han
den der opstandelingen zijn. De sjah
gaat inmiddels met zijn dwangbeleid
voort. Nu heeft hij weer het Moslim-
sche seminarie te Teheran laten slui
ten. Dit schijnt een vroeger bericht te
bevestigen, dat de priesters meer en
meer tegen den sjah in verzet komen.
Woensdag j.l. is het Engelsche stoom
schip „Duncan" op de Japansche kust,
ter hoogte van Soto, in een typhoon
vergaan. Van de 54 opvarenden kon
den er slechts 2 door een Japansch schip
worden gered.
Weer komen berichten van wanda
den van Bulgaren tegen Grieken, voor
al in Monastir. Zij bezetten voortdurend
Grieksche kerken. Hier en daarzijnzij
door Turksche troepen verjaagd moe
ten worden.
In Saloniki hebben twintig duizend
Grieken op een vergadering een motie
van protest tegen het optreden der Bul
garen aangenomen, welk protest ver
zonden is naar de Porte, naar het co
mité voor eenheid en vooruitgang en
den patriarch te Konstantinopel. Een
afvaardiging heeft zich tot den wali
vervoegd, die de handhaving van den
status quo heeft toegezegd. De wali
heeft dat besluit, ter kalmeering der
gemoederen, allerwegen doen aanplak
ken.
Zoo schijnt de weg minder lang, zegt
men, niet waar, Oscar?"
„Inderdaad 1" had hij, droomerig, geant
woord en zijne oogen hadden zich naar het
hooge uitspansel gericht.
En zoo gingen zij langzaam voort
Het was de eerste maal, sinds hij haar
kende, dat heur arm zoo los op den zijne
rustte, de eerste maal dat zij zoo gemeen
zaam met elkaar omgingen. Een gansche
vloed gewaarwordingen welde bruisend bij
hem op.
Nog immer blikten zijne oogen omhoog.
Ligt er in de pinkende sterren iets ge
heimzinnigs dat u boeit, Oscar?" vroeg
Helena na hem eenigen tijd aangezien te
hebben.
„Boeien Ja, zoo ge wilt," ant
woordde hij, glimlachend; „maar Hls ik
die met sterren bezaaide hemel aanschouw,
als een onmetelijk bloembed, dan voel ik
me verrukt
„Ho! gij wordt dichterlijk dichter
lijk sprak zij, als tot zich zelve.
„Wie zou het niet zijn? Wie zou het
niet worden hernam hij met meer vuur.
„Alles wat ons omringt is poëzie, alles,
alles En, voegde hij er stiller bij „zeg,
Helena, waar gij zijt, is ook niet dói.r de
poëzie?
O!
En zij trok hem echalksch bij den arm
en beiden lachten hartelijk.
„Gij vleit gaarne, geloof ik
„Neen, ik spreek enkel waarheid."
Weer zwegen zij en, de oogen naar den
grond gericht, wandelden zij voort.
De maan was aan de kim verschenen en
een machtige glans spreidde zich over
alles.
Helena had weer de oogen opgeheven
en volgde nu zwijgend het rijzen der maan.
„Gij vergeleekt daar straks de sterren
bij bloemen, Oscar", sprak zij op eens,
„en ik houd oneindig veel van bloemen,
weet gij O, zie, ik zou in die millioenen
kelkjes willen grijpen die ginds hoog flik
keren I
En als door hare woorden medegesleept,
strekte zij de hand, in een' bevalligen zwier,
naar den hemel uit.
„Gij hoeft niet zoo hoog te vliegen, He
lena, om bloemen te hebben. Kom bij ons
en daar hebt ge slechts te kiezen."
„Gij- zijt al te goed. Zoudt ge me
waarlijk een perkje willen bezorgen Zoudt
gij dat willen doen voor mij
„Van morgen af, zoo ge wilt
Ik weiger niet. Morgen ochtend ben ik
in uwen tuin."
„Van harte. Helena!
Men was te huis. Eenige warme hand
drukken werden gewisseld, waarop men
scheidde, niet zonder dat Helena nog eens
Oscar toegeroepen had
„Denk aan uwe belofte, Oscar I
Slapeloos en peinzend bracht de jeugdige
notaris een gedeelte van den nacht door.
Nog nooit had hij zich te moede gevoeld
als thans.
Dikwijls in het bijzijn van jonge meisjes,
hadden hem zachte gewaarwordingen over
meesterd doch zelden hadden zij langer
dan eenige uren geduurd. Zijn omgang
met Helena had iets anders bij hem op
gewekt, iets dat hij moeilijk bepalen kon,
iets dat hem soms vreemd voor kwam, dat
hem, bij wijlen, oogenblikken van oprecht
genot deed smaken.
In den beginne had hij gedacht daarvoor
minder gevoelig te zullen worden, doch
hij bedroog zich. Langzamerhand nam dat
„onbepaalde" toe en maakte zich volkomen
van hem meester. Hij begreep dat hij op
Helena verliefd was geworden, heviger,
hartstochtelijker dan hij ooit gedacht had.Zij
was he r als onafscheidbaar van zijn bestaan
geworden
En als zijne oogleden eindelijk zwaar
werden en zij ie oogen slaperig in de donkere
kamer rondtuurden, troffen zij steeds hare
beeltenis aan, lachend en stoeiend aan
zijne zijde voortslenterend En toen
hij meer en meer het bewustzijn verloor,
kwam er ale een engelenbeeld zich over
zijn gelaat heenbuigen, een streelende adem
tocht, nauw voelbaar, gleed langs zijn voor
hoofd, iets geheimzinnigs suisde aan zijne
ooren en kussende lippen drukten hem
den mond toe
's Morgens toen de zon eventjes boven
de toppen der boomen verrees, verliet hij
het bed. Hij was nog onder den indruk
dei verrukkelijke droomen van den nacht
en hij begaf zich in den tuin, om er de
koele kalmte van den morgenstond te ge
nieten en er op Heiena's komst te wachten.
Mijmerend stond hij daar voor de lieve
perkjes die schilderachtig, als zoovele flu
weel en tapijtjes in den hof verspreid lagen
en wier honderden bloem jes onder de eerste
zonnestralen, langzaam het bedauwde kopje
opbeurden.
Uit de omliggende, nog dampende velden
en weiden stegen frissche, doordringende
geuren op. j
Een licht geritsel in de struiken deed
hem eensklaps omzien en Helena, aan den
arm zijner zuster, kwam lachend nader.
,,'t Doet me waarlijk genoegen, Oscar,"
riep zij, alvorens hij den tijd had haar te
groeten, „te zien dat gij aan mij gedacht
hebt." I
„Aan u denken?" antwoordde hij, op
elke lettergreep drukkendik vergeet zoo
gauw niet, Helena
„Hartelijk dank, Oscar
En met die lichtheid en die zwierigheid
aan hare jeugd eigen, liep zij van perkje
tot perkje: „O, hoe lief! hoe lief!" ont
snapte het haar nu en dan „Zie, Oscar,
daar ge me nu toch de keus laat, zie, van
dit perkje van dat dédr, en hier
en ginds
En zoo, altijd aan den arm van Mario,
doorliep zij den ganschen tuin.
Oscar volgde haar. Zijne oogen konden
zich niet van hare slanke gestalte afwenden,
die zich zoo vrij in het eenvoudige smaak
volle morgenkleed bewoog, noch van hare
losgolvende, donkere lokken, in welke Marie
een witte nog bedauwde roos had gestoken.
„Zoo is zij waarlijk een engel, een
bloemenengel," dacht hij.
En weer boeiden hem Heiena's zwierige
bewegingen, weer bruischte en borrelde
het in zijne borst, weer trilden de gewaar
wordingen van gisteren door zijn hart
Als de bloemen zorgvuldig uitgestoken
waren, werden zij naar den hof van Geeraert
gebracht waar Oscar ze, in een door Helena
afgeteekend perkje, zou planten.
Zij waren alleen in den tuin.
Van Praet had zich op de knieën gezet
ten einde met meer gemak te kunnen
werken en Helena gaf hem, een voor een,
de bloemen aan. Nu en dan, als zij zich
voorover boog, voelde hij haren adem langs
zijne wangen, als in den droom van den
vorigen nacht, en dat maakte hem onuit-
sprekelhk gelukkig.
Het werk was bijna geëindigd toen Helena
plotseling zei, terwijl zij de zware lokken
op den rug terugwierp
muiiwiiu»
Wordt vervolgd).