liet Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Bontmelerwaard.
In üet zwarte verelddeel.
Helena Geeraert.
l itgever: Lu J. VEERMAN, Heusden.
Yo. 2778. ff oensdag 7 October
FEUILLETON.
VOOR
O
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent
1908.
Ad verten tién van 16 regels &0 ct Elke regel
meer 71/» ct Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht
De Engelsche majoor Powell-Cotton,
die met zijn jonge vrouw een groot deel
van Midden-Afrika doorkruiste, en op
zijn tocht allerlei vreemde volksstammen,
onbekende dieren en zeldzame natuur-
tafreelen zag, was onlangs de gast van
het Kon. Ned. Aardrijkskundig Genoot
schap en stelde zijn toehoorders in
staat kennis te maken met weinig be
kende gedeelten van den Vrijen Congo-
staat.
Majoor Powell Cotton is een slanke,
phlegmatische jonge man, weinig kleurig
van gelaat, met donkerblonde volbaard.
Zooals hij daar stond op den katheder,
in correcte avondkleeding, droog, haast
onverschillig pratend, bleek by elke per
soonlijke reclame te willen vermijden.
Niets verraadde in hem den koenen jager
en sportman, die in het laatst van 1904
naar het Nylgebièd vertrokken tot in de
onherbergzaamste landstreken, ver van
alle beschaving, doordrong om voor de
Londensche musea eeno natuurhistorische
verzameling bijeentebrengen. Niets
of het moest juist zijn die kortheid, zoo
nauw verwant aan koelbloedigheid.
Na een verbliji te Mahagi, niet ver
van het Albert Njanza, stak de majoor
met zijn gevolg van dragors de breede
rivier over, die de grenslijn vormt tus-
schen het grasland en de uitgestrekte
woudstreek. Toen bereikte hij na eenige
dagreizen spoedig het oerwoud van
Itoeri, beroemd door Stanley's reis, dwars
er doorheen.
Op Poweel-Cotlon maakte het een
geheel anderen indruk dan hij had ver
wacht. In de plaats van een mistig,
somber oord, vond hij een woud, dat
de reizigers beschutte voor de meedoo-
genlooze, tropische zon, maar overal
het licht doorliet, zoodat het er vroolijk
wemelde van vogels en vlinders. Yan
de schoonheid en de geheimzinnigheid
van dit ontzaglijke woud kon de officier
een zeer duidelijk beeld ophangen, omdat
hij op zijn tocht ijverig de camera heeft
gebruikt, en overal opnamen van heeft
genomen. Hier en daar blonken in het
duister van het dichte groen natuurlijke
meertjes, door de inboorlingen ,EddoY'
genoemd. En recht door het woud loopen
in de dichte vegetatie tunnels d e tot
wegen dienen nu al jaren her, van de
wilde dieren, die zich aan de meertjes
gaan laven.
In een dergelijke omgeviug had de
NOVELLE VAN GUSTAAF D'HONDT.
(12.
O, die liefdedroomen van 'weleer
't Wordt laat, Leentje, sprak eindelijk
de moeder; laat ons gaan slapen
Toen de moeder in heur kamer was,
liet Helena sich op eenen stoel neervallen,
met de ellebogen op de t&tel en het hoofd
in de handen.
Morgen kwam de dokter, had moeder
gezegd Morgen zou zij dus allee weten
Die gedachte beving haar nu met een he-
vigen schrik. Welke zouden de gevolgen
dier bekendmaking zijn Vruchteloos ver
moeide zij zich het hoofd haar geest scheen
onmachtig twee oogenblikken eene zelfde
gedachte te volgen. En zoo rezen, van lie
verlede, de beelden uit het nog jeugdig
verleden voor hare strakke blikken op
En die beelden, door eene soort van nevel
omhuld, en waarin telkens twee silhouetten
terug kwamen, die van Oscar en die
van Walter - wemelden onophoudelijk,
als in een' duivelsdans, de kamer rond in
afmattende zwenkingen. Zij zag daar vluch
tige tafereelen, zoo rozig en zacht als de
aanlokkendate welke haar vruchtbare fan
tasie ooit had zien opdoemeq, en andere,
zoo somber en zoo prangend, dat ze wel
daarbij willen weenen.
En toen het beeld van Oscar, zacht en
smeekend, haar nog eens voorbij joeg, meen
de ze zijn kouden adem langs hare wangen
te voelen en, onwillekeurig, strekte zij de
armen uit naar die schim, tot eene vurige
omhelzing
majoor hel geluk den grootsten oliphant
te vellen, die bij ooit onder schot kreeg,
maar hij moeet den dikhuid vele kogels
geven. De tanden van dezen kolos wo
gen 168 K.G.
De bevolking van het woud is vrij
talrijk, en onder hen bekleeden de dwer
gen (pigmëen) in spr. herinnering een
eerste plaats, omdat het zulke curieuse
schepselen zijn. Ze zyn vierkant en regel-
matig gebouwd en blijkbaar gezond,
in weerwil van het vochtige klimaat.
Hun naam dragen ze met eere. Een
der tooverlantaarnplaten vertoonde den
majoor, die niet buitenmodel groot is,
met ter weerszijden van zich een goed
ontwikkelde volwassen dwerg reikend
niet hooger dan zyn elleboog.
De dwergen leven in kleine gemeen
schappen van weinig gezinnen, die als
echte nomaden steeds rondtrekken. Hun
kleine nederzettingen, met lage hutjes,
op open plekken in het bosch, worden
telkens verplaatst. Dit gebeurt bij den
dood van een voornaam persoon en zelfs
wanneer er een groot dier wordt gedood.
In zoo'n geval is het gemakkelijker
het dorp naar den buit dan den buit
naar het dorp te brengen.
Ze houden zien bezig met jagen en
het verzamelen van boschproducten.
Telkens kiezen zij, steeds roofbouw
plegend, een ander bouwland. Daartoe
hakken zij bet struikgewas en klein
geboomte om, stapelen alles om de
zwaarste boomen en steken er den brand
in. Dan verkoolt de bast van den woud
reus en deze sterft, zoodat het bouwland
van deze kleine menschen beplant is
met reusachtige boutskooliiguren, die
hunne naakte armen uitstrekken over
den aanplant van bananen, gierst, rijst,
maïs, manide en aardappelen.
Verwonderlijk is de haast dierlijke
klim-bedrevenheid dezer dwergen. Het
lichtbeeld op het doek deed ons zien
hoe een der mannen opklimt tegen den
loodrechten, gladden stam van een palin,
zonder eenige glibberige angstigheid,
zooals onze jongens laten z'.en, als ze
op de gymnastiekles den top van een
paal willen bereiken.
Het leven dier kleine stammen is
eenzaam, maar ze schuwen aanraking
met andere inboorlingen geenszins. Ja
zelfs worden er betrekkingen met an
dere be volksgroepen onderhouden voor
den ruilhan lel, om groenten te verkrij
gen. Want zij zei ven achtten het be
bouwen van den grond minderwaardig
werk. Ook het ijzerwerk, dat de pigmee
Doch niets omarmde zij, niets, enkel
de ruimte
De samenspraak van zooeven, met hare
moeder, kwam hear eensklaps weer zon
derling aandoen.
O, hoe dikwijls had zij hare moeder niet
hooren herhalen, met eene straal van bigde
verwachting in de liefhebbende oogen, met
eene gemoedelijke trilling in de zachte stem,
dat zij eens het geluk en den troost barer
oude dagen zijn zou 1 Hoe vaak had
zii haar niet hooren spreken over eer en
plicht, die schitterende kroon voor jonge
meisjes! En nu, nu moest zij die
laatste, eenige hoop verbrijzelen thans
had zij enkel ontgoocheling, bittere teleur
stelling voor de laatste dagen dier moeder,
die wellicht hare eenige dochter al te vurig
had bemind Haar grijze haren, waar
onder reeds zoovele pijnlijke herinneringen
bedekt lagen, had zij laten bezoedelen
hare eigene eer had zij in den modder laten
verstikken door een lagen grootspreker!
En dat alles voor die enkele oogenblikken
genot, een paar malen in dat eenzame
prieel gesmaakt!
Was al hetgeen zij over liefde gelezen
en herlezen had dan bedrog Was die liefde
der personen uit de romans, welke zij, om
zoo te zeggen, bijna verslonden had, dan
een ideaal dat enkel in het ziekelijk brein
der schrij vers bestond Of zou net dan
toch waar znn dat hare liefde geene liefde
was, doch alleen loutere berekening om tot
de verwezenlijking barer hersenschimmen
te geraken Wat was dan liefde
Dat alles woelde In haar brein. Hare
ademhaling werd gejaagder hare hersenen
werden als onder eene toenemende warmte
gesprengd. En naarmate de koorts klom,
beving haar eene hevige vrees
Plotseling stond zij op. Een vast oeeluit
volgde op de wanhoop ctie haar neerdrukte
noodig heeft, betrekt hij van anderen.
Hij houdt zich liever bezig met de
jacht, en in zijn vrijen tijd houdt hy
zich gaarne bezig met den dans. Die
dans draagt een zinnebeeldig karakter,
maar de symboliek beweegt zich, naar
men zal begrijpen, niet bniten de gren
zen hunner verstandelijke vermogens
of hunner dagelijksche liefnebberyen.
Meestal stelt ze voor de jacht op een
groot dier, bijv. een olifant, waarbij
eerst het spoor wordt gevolgd, totdat
eindelijk het wild wordt omsingeld of
gedood.
Ook tegenover vreemden zijn de na-
tuurmenschjes tamelijk vrijmoedig. Dat
wil zeggen de majoor had aanvankelijk
nog al wat moeite om ban vertrouwen
te winnen, maar dat kwam omdat een
landgenoot van hem kort te voren twee
pigmëen meegevoerd had om ze ten
toon te stellen. En nu liep het gerucht
dat die twee in slavernij waren. Toch
slaagde Powell-Cotton er in groote
vrienden met hen te worden.
Zoo was hij in staat van deze lilli
putters bijzondere studie te maken, en
zyn vrouw slaagde er iu huu taal
eenigei mate aan te leeren. Maar voor-
loopig zal zij hierin wel niet veel ge
vorderd zijn, fn de moeilijke tocht moet
dan ook bet belangrijkste zijn geweest
uit zoölogisch oogpunt. De majoor schoot
een witten rhinoceros, een zwarten
honingdas, een met slagtanden gewa
pende antilope, en een zoogenaamde
okapi, een dier dat volgens de afbeel
ding welke we te zien kregen veel over
eenkomst vertoont met een giraffe; de
hals is echter niet lang, doch van ge
wone proportie.
't Was in de streek, genaamd Ma-
kala, dat de reiziger een noodlottig
avontuur had. Hij vervolgde een groote
leeuw, en raakte het dier tweemaal.
Maar daarna verborg het zich in de
struiken, en de reiziger was verplicht
van uit een boom iu d' nabijheid, in
ongemakkelijke houding op een tak
gezeten, zijn aanvallen voort te zettan.
't Schijnt echter dat door dien moei
lijken stand het verdere geweervuur
zonder resultaat bleet, althans toen even
later de negers hunme speren in het
lag» geboomte wierpen, sprong de brul
lende koning der dieren plotseling weer
te voorschijn, krachtig cn woest alsot
er Diets was voorgevallen.
De majoor behield 2ijne koelbloedig
heid van geest en vuurde zyn laatste
schot af, in de veronderstelling dat zijn
knecht met het reserve geweer vlak
bij hem stond. Maar deze, een inboor
ling, was van den schrik weggeloopen
en zoo zag de ontdekkingsreiziger zich
dos weerloos in de macht van het ver
schrikkelijke dier. Het sloeg hem neer
met één slag zijner machtige klauwen
en brulde van heet verlangen om zyn
belager uit elkaar te scheuren.
Maar op dit moment daagde redding
op. Drie negers, hun meester trouw
blijvend in de ure des ge vaars, attaqueer
den den leeuw onverschrokken met
hunne lange stokken, en toen hij zich
oprichtte om deze nieuwe aanvallers tc
keeren, schoot een hunner hem een
kogel dwars door bet hart. Hy viel
neer naast den man die ter nauwer
nood deo dood ontsnapte, en zoo zagen
wij hem liggen in den lichtcirkel op
den witten doek, den woudkoning van
weergalooze dapperheid, met op den
achtergrond de drie redders, drie groote
verlegen negerfiguren, heel links doende
op het plaatje. Ik donk dat zij zich
voor de lens der camera minder op
hun gemak hebben gevoeld, dan tegen
over den bries chenden dieren muil.
(Z. N. fn Ado.)
Hu Heul tt o«l.
Volgens berichten uit Ooslenryk-Hon-
garije zou keizer Frans Jozef zijn voor
nemen te kennen hebben gegeven over
to gaan tot inlyving van Bosnië en
Herxegowina.
Uit Sofia werd Maaudag geseind
Bulgarije is heden te Tirnovo, de
oude Bulgaarsche hoofdstad, tot 'een
onafh&nkelyk Koninkrijk verklaard.
De onafh&nkelykverklaring van Bul
garije, dat totdus ver een aan Turkjje
schatplichtig vorstendom was, was, gel ijk
men weet, een lang begeerd iedea&l
van vorst Ferdinand. Blijkbaar heeft
hy thans nu Turkije minder dan
ooit op een oorlog voorbereid is en
bovendien een transformatie-proces on
dergaat op binnenl&ndsch gebied waarbij
het vóór alles rust buitenslands noodig
heeft bet oogenblik gunstig geoor
deeld om zijn reeds zoo l&ng en zoo
vurig gekoesterden wensch in vervul
ling te doen gaan. Of z\jn jongste be
zoek aan Frans Jozef wellicht met deze
onafhankelijkverklaring in verband
staat? Dat is op 't oogenblik nog een
vraag. Wel hebben hier en daar vage
geruchten geloopen, dat de Bulgaarsche
vorst bij zyn jongste ontmoeting met
Frans Jozef diens toezegging zou heb
ben verkregen, dat hij aan de onaf-
hankelijkverklaring zyn goedkeuring
zou hechten, maar meer dan geruchten
waren het niet.
Bulgarije ia, zooals men weet, een
constitutioneele monarchie onder saze-
reiniteit der Porte. Sinds 1393 was het
een Torksche provincie. Eerst de Rus-
sisch-Turksche oorlog van 1877/78 bracht
bevrijding bij het verdrag van San Ste-
fano. In 1879 werd prins Alexander
ran Battenberg als Alexander I door
de nationale vergadering tot Vorst ver
heven. De vereeniging met Oost-Roe-
melië gaf in 1885 aanleiding tot den
voor de Bulgaren voordeeligen oorlog
met 8ervië. Ten gevolge van een staats
greep der Ruaaisch-gezinde partij trad
vorst Alexander den 7en September
1886 af. Den 7en Joli 1887 koos de
nationale vergadering vorst Ferdinand
van Coburg tot Vorst, die den 14en
Augustus zonder toestemming der mo
gendheden de regeering aanvaardde. In
1896 volgde echter de erkenning door
alle mogendheden. Hij was echter slechts
.Vorst" en hoofd van een Ryk, dat
schatplichtig was aan Turkije. Thans
heeft hij zich tot Koning verklaarden
hoofd van een onafhankelijk Rijk.
Of ook hier de erkenning door alle
mogendheden zal volgen
De gelijktijdige staatsgrepen vanOos-
ten rijk-Hongarije en Bulgarye, wat be
treft de Balkan-politiek, hebben by de
Europeesche mogendheden een aileron-
gunstigsten indruk gemaakt, voora' om
dat er uit schynt te blyken dat men
hier te doen heeft met een te Weenen
vooraf beraamd plan.
In beurskringen vreest men, dat een
bedenkelijke Balkan crisis op handen
is.
Het is overigens gebleken, dat kei
zer Frans Jozef de voornaamste Euro
peesche staatshoofden had in kennis
gesteld met het voornemen van Oosten-
rijk-Hongarije om Herzegowina en Bos
nië in te ljjven.
De berichten over deze gebeurtenis
sen zijn legio, doch opmerkelijk is het,
dat uit de meeste berichten over de
onderhandelingen tusschen de kabinet
ten uit de beschouwingen der bladen
bet streven blykt om een oorlog te
voorkomen. Niet l&ng geleden tou men,
na wat Bulgarijen tegen zyn Turkschen
leenheer heeft bestaan, een oorlog nood
zakelijk noemen. Nu zoekt men naar
een uitweg.
Met dat al is het gevaar voor een
oorlog niet gering; al ware het alleen,
dat hy tusschen Bulgarije en Turkye
zoo l&ng heeft gedreigd. De Konst&n-
tinopolitaausche correspondent van de
N. Y. Herald seinde ook nog dezer
dagen, dat Kiamil pasja, de grootvizier
Neen, dacht zy, moeder mag bet niet
wetenmoeder zal het nooit weten
Zij zou vluchten, ver weg, ver
Nog eenmaal wilde zij nadenken. Doch
reeds op hetzelfde oogenblik had zij de
deur harer kamer geopend. Bevend wierp
zij een zwaren mantel om de schouders en
begaf zich in den tnin.
Zij wilde den straatweg op gaan maar
door het venster van Oscar viel eene streep
licht op den weg. Zij keerde terug, en
meeneode binnen eenig gerucht te hooren.
verdween zij haastig achter de hooge strui
ken en kwam, langs een tuindeurtje, in
de weiden
De koude herfstwind suizelde geheimzin
nig in de drooge bladeren der halfnaakte
hoornen en aan het granwe zwerk dreven
zware, sombere wolken, waar de maan. nu
en dan, een dauwen straal liet doorsche
meren.
Helena stond stil, besluiteloos.
Ginds, voor haar, ontwaarde zij de wit
achtige afsluiting der brug over de Lei.
En over de brug, diep in de donkere verte,
was de hemel meer helder, als verlicht
door den zwakken weerschyn van een broe
den gloed, 't Was het licht van Gent. dat,
tot een uitgebreid geheel samengevat, als
bet blaken van eene reusachtige lichtiee,
tot hoog in de wolken steeg
En d££r, daar lag wellicht de redding,
de gedeeltelijke redding ten minste
Zij zou dus naar de stad gaan. En toen
zij de brug over was. volgde zij den hoogen
oever der rivier in die richting.
De nacht was gevallen. Het weder werd
woester, onstuimiger. Soms kwam eensklaps
een hevige rukwind op die de boomen ge
weldig schudde en a eed kraken. Eu de
bladeren, ruw van de takken losgescheurd,
of van den grond opgezweept, stoven by
duizenden de duisternis in. Dan werd alles
weer stil, alsof de orkaan uitgeraasd had.
Een angst, zooals ze nog nooit had ge
kend, greep het jonge meisje aan. En toch
wilde zij vluchten, ver van het dorp, om
zich aan het oog van alle bekenden te
onttrekken
Allee wat haar omringde joeg haar vrees
aan. De takken der struiken aan den oever
schenen haar reuzenarmen, die sich, by
elke windvlaag, dreigend naar heur uit
strekten en poogden haar aan te vatten.
En dan liep zij al wat zij kon, tot het
ritselen van een blad haar plotseling deed
stilstaan en, angstig luisterend, het hoofd
omwenden als meende zy daar, diep inde
duistere nacht, geheimzinnige vervolgers
te hooren. Haar hart klopte luid en eene
koude rilling liep haar door merg en been.
In het hout loeide de wind, zoo vreemd,
zoo diep
Aan de overzijde van het water, grijnsde
haar eene witkleurige, hooge gedaante te
gen 't was de muur van het dorps-
kerkhof waar haar vader sinds maanden
rustte
Eene ijzingwekkende stilte volgde weer
en Helena kon niet meer verder. Hare
knieën knikte en. uitgeput, zeeg zij aan
den oever neer. Haar hoofd gloeide ver
schrikkelijk, hare slapen klopten hevig.
Donkere wolken woelden naar de kim
en de maan spreidde een bleek, waterig
licht over de vlakte.
Angstig tunrde het meisje in de zwijgen
de, rollende golfjes der rivier die haar zoo
grootsch, zoo indrukwekkend voorkwam
Slagen van het nurwerk op den toren
deden haar verschrikt het hoofd opbeuren
en aarzelend naar de kerk kijken.
Diar, in het volle licht der maan, daar
lag het kleine kerkhof, met zijne treurwil
gen, zijne grafzerken, syne kruisen. Breede
schaduwen teekenden zich op de witte,
glimmende muren der kerk af, schadu
wen die onrustig been en weer zweefden
en haar deden yzen.
Onder de takken van een treurwilg meen
de zij de schim haars vaders, als eene an
dere, groote re schaduw te zien oprijzen,
die haar een somberen, droeven blik toe
wierp. Zy huiverde Doch hare oogen
konden zich niet van het schouwspel al-
wenden
Weer loeide de wind en honderden scha
duwen wemelden, als in een helschen kamp,
op de blanke kerkmuren dooreen.
Meer kon haar lijdend hoofd niet ver
dragen. Zy sprong overeind. Het kerkhof
wilde zij niet meer zienzij keerde het
angstig den rag toe en, voortijlend, als
werden hare krachten door de vrees ver
dubbeld, blikte zij naar de weiden. Doch
daar ook gleden, over gras en struiken,
reusachtige schaduwen wier koppen zich
verre, in het donkere verschiet verloren
Zij kon niet verder.
Iets onbegrijpelijks vervulde haar. Zy
bracht de handen aan de borst waar zij
haar hart voelde wegkritnpenzij strekte
den hals uit als zwol hare keel toe, als
dreigde zy te stikken. En plotseling, als
zinneloos, rukte zy zich om en sprong van
den oever af, terwijl een gesmoorde gil zich
aan hare benauwde borst ontwrong
Een wijl nog zwalpten de golfjes trillend
in den bleekec schijn der maanzware
wolken pakten zich aan het zwerk samen
--H weer werd het donker, ioo donker -•
En in het huilende duister neigden de
hooge boomen, aan den oever, de koppen
samen, en bromden hun eeuwenoude Led,
als een spotzang der natuur ter eere
Eixde.
UELWSKLAI
ÜNB VAN ALTÉ*