Hel Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Verborgen leed,
OOM BERNAC.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2707Zaterdag 12 December.
FEUILLETON.
190S.
'i£ï U\MB VAN ALTENf--
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7Vj ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
„De tranen, die het meest branden,
zijn die, welke men t rugdringt en die
in het hart opgesloten blijven".
Geen menschenleven gaat voorbij zon
der lijden. Reeds het kind voelt zijn
leed en schreit. Doch bij de mensch,
in zijn eerste levensperiode, zijn de in
drukken der dingen nog vaag en snel-
wisselend, en laten geen sporen na, die
van duur zijn. Maar toch gaan zelfs
de kinderjaren niet voorbij zonder leed
en smart, en vele menschen hebben
reeds in hunne prille jeugd geleerd hun
leed te verbergen.
Maar dit is niet natuurlijk. Van na
ture en spontaan schreit het kind bij
't minste wat het pijnigt, leed doet of
niet bevalt, lacht en jubelt weer een
oogenblik later als de smart voorbij is,
en het dingen om hem heen opmerkt
wat hem aantrekt of aangenaam aan
doet. Het onbedorven kind toont uiter
lijk zijn leed en vreugd en vraagt voor
beide van zijne omgeving: hulp en in
stemming, mede-gevoel.
Eerst waar het kind afgestooten wordt
in zijne uitingen, geen hulp, mede-gevoel
of instemming vindt, leert het zich be
dwingen in zijne uitingen, op te sluiten
in zichzelf zijne gevoelens van smart
of vreugd.
Naar gelang van de meerdere of min
dere sympathie, die de mensch in zijn
jeugd ondervindt van zijne omgeving,
zal zijn karakter zich openen, ontplooien
of geslotener worden. Van nature is
de mensch geneigd zijne gevoelens te
openbaren, zoekt hij medegevoel en
hulp bij smart en leed, instemming en
jubel, waar hij vreugde geniet en zijn
gemoed is opgetogen.
Toch zijn er menschen, op wie van
toepassing zijn de regels, die wij hier
boven schreven. En dan ligt de oorzaak
dier geslotendheid veelal in de indruk
ken, die zij in hunne vroegere levens
jaren van hunne omgeving ontvingen,
hun mistrouwen in die omgeving, ten
zij dan bij uitzondering in eigen ge
moedsaard, of hooghartigheid.
Geen menschen-leven gaat voorbij
zonder lijdenDat ervaart elk men-
schenkind vroeger of later. Maar geen
grooter leed is er danverborgen leed.
Én er is meer verborgen leed, dan
men wel denkt; want immerswat ver
borgen is, ziet men niet.
(18.
Ik had vaak de uitdrukking gehoord
„een doordringende blik," maar zijn door
dringende blik gaf me werkelijk het gevoel,
of hij mijn verborgenste gedachten kon lezen.
Maar alle hardheid was er uit geweken
zijn oogen drukten groote zachtheid en
vriendelijkheid uit.
„U is gekomen om mij te dienen, mijn
heer de Laval?"
„Ja, Sire."
„'t Heeft lang geduurd, voordat u dat plan
opvatte."
„Ik was mijn eigen meester niet, Sire."
Uw vader was een aristocraat niet waar
„Ja, Sire."
„En een aanhanger der Bourbons
„Ja, Sire."
„U zult merken, dat er nu geen aristo
craten en Jacobijnen meer zijn in Frankrijk,
maar dat wij allen Franschen zijn, werkend
voor den roem van ons land. Heeft u Louis
de Bourbon wel eens gezien
„Ik heb hem ééns gezien, Sire."
„Vondt u hem geen onbeduidend man
„Neen, Sire, ik vond hem zeer knap."
Éven zag ik een boozen glans in die
veranderlijke, blauwe oogen toen stak hij
zijn hand uit en trok me aan mijn oor.
„Mijnheer de Laval is niet geschikt voor
een hoveling," sprak hij. „Nu, Lode wijk
van Bourbon zal ondervinden, dat hij geen
troon kan winnen door in Londen procla
maties uit te vaardigen, met zij a naam
onderteekend. Wat mij betreft, ik vond
Daar wandelen onder ons velen, die
met opgewekten zin, kalm en steeds
met een glimlach om den mond, naar
den schijn vroolijk en opgeruimd, hun
weg gaan, en die innerlijk vergaan
van duldelooze pijn. Zij dringen hunne
tranen terug en houden hunne smart
opgesloten in 't binnenste van hun ge
moed. Terwijl zij zelve inwendig ver
teren van droeve ziels- of lichaamspijn,
luisteren ze nog met belangstelling naar
de klaagliederen van anderen over hun
ne lichte of ingebeelde kwalen of droeve
ervaringen weten ze nog op te beuren
of te troosten, terwijl in eigen boezem
de hevigste pijnen woeden, eigen ziel
door droeven jammer wordt verscheurd.
Zij verbergen eigen leed voor hunne
medemenschenniemand weet, hoe zij
lijdenhun innerlijk bestaan blijft een
gesloten boek voor hunne omgeving.
Zeker zulke karakters getuigen van
eene groote mate van wilskracht en
zelf beheersching. Er behoort een zekere
heldenmoed toe dit vol te houden zonder
één kreet te slaken, zonder één traan
te laten, zonder neer te zinken.
Maar diep ongelukkig, beklagens
waard is hun bestaan.
Men zegt wel eensgedeelde smart
is halve smart. Dit moge nu niet in
allen deele opgaan, toch ligt het in
de natuur van den mensch, zijn leed
en smart, evenals zijne vreugde en
blijdschap te openbaren aan zijnen
medemensch, lucht te geven aan wat
in hem omgaat. En waar men zijn
vreugde kan deelen mei zijn leed uiten
aan een vertrouwden vriend of vriendin,
ouder of verwant, aan een mede-mensch,
die ons begrijpt en liefheeft, daar rijst
het genot en luwt de smart. Alleen de
mensch die nergens in zijne omgeving
mede-gevoel en sympathie meent te
kunnen vinden, of wiens vertrouwen
in de menschen door vroegere ervarin
gen is geschokt en vernietigd, öf wiens
leed te groot is naar zijn inzien, komt
er toe dit op te sluiten en de brandende
tranen, die zijn oog dreigen te ontsprin
gen, terug te dringen met geweld.
Heldhaftig en hoog moge dit zijn,
rampzalig is het ook.
Nu zijn er óók menschen, die met
hunne vreugde en smart, met al hunne
kwalen en verdrietelijkheden, met alles
wat zij inwendig denken en voelen of
meenen te voelen, bij iederen, als 't
ware te koop loopen, en met het eigen
ik 't hunne omgeving maar lastig en
de Fransche kroon op den grond liggen
en lichtte haar op met de punt van mijn
zwaard."
„U heeft Frankrijk ook met uw zwaard
opgelicht Sire," zei Talleyrand, die naast
hem stond.
Napoleon zag den beroemden minister
aan en het scheen mij toe, dat ik wan
trouwen las in zijn oogen. Toen wendde
hij zfch tot zijn secretaris
„Ik laat jou de zorg voor mijnheer de
Laval over, de Meneval," zei hij, „Na de
inspectie der artillerie wensch ik hem in
de raadkamer te zien."
XI.
Keizer, generaals, ambtenaren, allen
stroomden naar de inspectie en lieten mij
alleen met 'n vriendelijken heer die zich aan
mij voorstelde als mijnheer de Méneval,
particulier secretaris van Zijne Majesteit.
„We moeten iets te eten zien te krijgen,
mijnheer de Laval," zei hij. „Als je om
en bij den keizer bent, is het 't beste te
eten zoodra je je kans schoon ziet. Het kan
soms uren duren, voor hij zijn maaltijd
gebruikt, en niemand, die zich in zijn tegen
woordigheid bevindt, moet dan ook vasten.
Ik verzeker u, dat ik wel eens een halve
flauwte heb gekregen van honger en dorst."
„Msar de keizer zelf dan vroeg ik, mij
reeds op mijn gemak voelende.
„O, de keizer is een man van ijzer, mijn
heer de Laval. We kunnen naar hem niet
rekenen. Ik heb hem wel eens achttien uur
achtereen zien werken en in dien tijd ge
bruikte hij niets dan enkele kopjes koffie.
Hij werkt, tot zijn heele omgeving er bij
neervaltzelfs de soldaten kunnen het niet
tegen hem uithouden. Ik verzeker u, dat
ik het als de grootste eer beschouw met
de zorg voor zijn papieren belast te zijn,
maar soms is het toch bijna niet uit te
houden. Het gebeurt wel eens mijnheer
hinderlijk maken. Dit zijn de verwen
den, de zwakken, de al te naïve ka-
J rakters, die meenen, overal en iedereen
sympathiek te zijn. 't Zijn de tegen
voeters der gesloten gemoederen.
Voor zichzelf zijn deze „open" ka
rakters be ter-af en zeker niet zoo te
beklagen, maar voor de omgeving zijn
te verkiezen de anderen, die eigen leed
in stilte dragen en daarbij nog een
opgewekt uiterlijk weten te vertoonen.
Maar pijnlijk is het ook voor ons soms
eerst na zijn verscheiden tot kennis te
komen en gewaar te worden het „ver
borgen leed", dat knaagde aan het
wezen van dezen of genen onder onze
omgeving, voor wien we oprechte sym
pathie en achting koesterden, en dien
we, verborgen als zijn leed voor ons
was, toch nimmer hebben kunnen troos
ten en opbeuren, ja wellicht, onwillens,
menigmaal hebben gegriefd en gekweld.
BIuKciiIaiul.
De eerste Amerikaansche troepen, die
van Cuba worden teruggetrokken zullen
het eiland den len Januari verlaten.
Den 28en Januari, op welken datum
de duur van het voorloopig bewind der
Amerikanen op Cuba zal zijn verstreken,
zullen alle Amerikaansche troepen
op een gering aantal na het eiland
hebben verlaten. Die kleine macht blijft
op het eiland tot April om beschikbaar
te zijn voor het geval dat de overdraging
van het voorloopig bewind aan de nieuwe
Cubaansche regeering hier of daar het
ingrijpen der troepen noodig zou mogen
maken.
Na een afwezigheid van meer dan
drie weken is, zoo schrijft de corres
pondent van de Kölnische d.d. 5 dezer
uit Lissabon, Dom Manuel van zijne
eerste reis naar de hoofdstad terugge
keerd en plechtig ontvangen. Plechtig
is eigenlijk niet de juiste uitdrukking
voor de ontvangst, die de Portugeesche
hoofdstad haren Koning bereid heeft.
Geestdrift heerschte alleen in ambtelijke
kringen, die voltallig aan het station
aanwezig waren, terwijl de straten ver
laten bleven en met de langs den weg
geschaarde troepen en politie een eigen-
aardigen aanblik boden. In gestrekten
galop, door twee regimenten ruiterij
begeleid en dicht omringd, vloog het
rijtuig van den Koning naar het paleis,
en ook daar, waar eenige scholen den
jongen vorst opwachtten en kleine
meisjes ruikers zouden aanbieden, snelde
Dom Manuel zoo gauw mogelijk naar
zijne veilige vertrekken, zoodat de klei
de Laval, dat ik 's avonds om elf uur nog
zit te schrijven, wat hij mij dicteert, ter
wijl mijn hoofd klopt door gebrek aan
slaap. Het is een afschuwelijk werk, want
hij dicteert net zoo vlug als hij maar pra
ten kan en herhaalt nooit iets. „Nu, Mé
neval," zegt hij dan in eens, „hier zullen
we het bij laten en eens flink uitrusten."
En als ik dan mezelf al gelukwensch, voegt
hij er bij, „en morgenochtend om drie uur
zullen we met dicteeren voortgaan." Dat
noemt hij flink uitrusten."
„Maar heeft hij geen vaste uren voor
zijn maaltijden, mijnheer de Méneval?"
vroeg ik, terwijl ik met den ongelukkigen
secretaris de tent verliet.
„Zeker, hij heeft vaste uren, maar hij
houdt er zich niet aan. U ziet nu, dat de
etenstijd al lang voorbij is en nu gaat hij
nog inspectie houden. Daarna zal zijn aan
dacht wel door iets anders in beslag wor
den genomen, en zoo vervolgens, totdat hij
zich vanavond ineens zal herinneren, dat
hij nog niet gegeten heeft. „Mijn eten,
Constant, onmiddellijk 1" roept hij dan en
de arme Constant moet maar zorgen, dat
het er is."
„Maar dan zal het toch wel niet meer
te gebruiken zijn," sprak ik.
De secretaris lachte stilletjes voor zich
heen als iemand, die altijd zijn gevoelens
heeft moeten verbergen.
„Hier is de keizerlijke keuken," zei hij,
op een groote tent even buiten het hoofd
kwartier wijzend. „Daar bij de deur staat
Borel, de tweede kok. Hoeveel kippen al
vandaag, Borei
„Het is hartverscheurend., mijnheer de
Méneval," riep de kok uit„Kijk eens aan 1"
en het zeil voor den ingang wegtrekkend,
liet hij ons zeven schotels zien, en elk met
een koude kip. „De achtste is nu op het
vuur en bijna gaar, maar ik hoor, dat Z.
M. naar de inspectie is, zoodat we wij aan
nen met tranen in de oogen en de
bloemen in de handen bleven staan.
Voor het paleis had zich intusschen
het „volk" verzameld. Dat wil zeggen
volk tusschen de zes en de twintig jaar,
schoolkinderen, studenten, bakvisschen
en straatjongens, die geestdriftige kreten
op den Koning, de Koningin-Moeder,
het Portugeesche regeeringshuis enz.
uitbrachten en den Koning dwongen,
ongeveer tien keer aan het venster te
verschijnen.
Deze ontvangst stak erg af bij de
echte geestdrift, die de Koning in Oporto
en de andere steden van het Noorden
gevonden had. De regeerende heeren
hadden dat vooruit moeten weten, en
het zou voor de monarchie beter geweest
zijn, indien men een plechtigen intocht
vermeden had. Beter geene feesten dan
een mislukking.
Nog een tafereel van de straatTe-
rugkeerende van hun opstelling langs
den weg, werden de marine-troepen,
sedert lang onbetrouwbare elementen,
door een volkshoop vergezeld, die voort
durend juichte voor het vaderland, de
vrijheid en de republiek. Uit de andere
richting kwam een troep studenten
met geestdriftig geroep voor den Ko
ning en de monarchie. Een botsing
leek onvermijdelijk. Toen had de politie
een goeden inval. Zij liet de electrische
tramrijtuigen in een lange reeks stil
houden en scheidde daarmee de twee
partijen.
Alle Lissabonsche kranten spreken
van ernstige politieke gebeurtenissen,
een ministerieele crisis en zoo meer,
maar ik geloof niet, zegt de correspon
dent, dat er voor Januari een groote
wijziging in het kabinet zal komen.
Tusschen Breslau en Liegnitz zijn
Dinsdagavond in een spoortrein twee
dames bestolen. Twee jonge mannen
drongen de coupé binnen, en toen een
der dames, die met haar beiden in de
coupé zaten, aan de noodrem trok,
pakten de mannen de handtaschjes van
de dames, waarop zij uit den trein
sprongen.
In diplomatieke kringen te Londen
zoo schrijft de Tagl. Rundschau
heerscht de overtuiging, dat de ziekte
van Koning Eduard veel ernstiger is
dan ambtelijk erkend wordt. Ondanks
de ambtelijke verklaring, volgens welke
de toestand van den Koning verbeterd
is, gelooft men ook in geneeskundige
kringen, dat de ziekte van den patiënt
op zijn gevorderden leeftijd tot ernstige
bedenkingen aanleiding geeft, en zelfs
de naaste omgeving van den Koning
verwacht van zijn verblijf te Brighton
een negende zullen moeten beginnen."
„Zoo doen we dat," sprak mijn geleider,
terwijl we de tent verlieten. „Ik herinner
me, dat er eens drie en twintig kippen
gebraden waren, voor hij om zijn eten vroeg;
dat was 's avonds om elf uur. Het kan hem
niet schelen, wat hij eet of drinkt, maar
hij wil niet wachten. Ja, dat is een eigen
aardig gezicht, is 'tniet?"
Ik was met een verbaasden uitroep blij
ven staan. Een staljongen draafde op een
prachtig Arabisch paard de gangen tusschen
de tenten op en neer. Een grenadier met
een varken in zijn armen stond er bij en
gooide het varken onder de pooten van het
paard, toen het hem voorbijreed. Het var
ken schreeuwde en liep weg, maar het
paard galoppeerde door, zonder zijn draf
ook maar iets te veranderen.
„Wat beduidt dat?"
„Dat is Jardin, de eerste stalknechthij
is bezig een nieuw paard te dresseeren
voor den keizer. Eerst wordt er een kanon
vlak bij zijn ooren afgeschoten, dan wordt
het plotseling met zware voorwerpen ge
slagen en de laatste proef is, dat een var
ken onder zijn pooten wordt geworpen. De
keizer zit niet heel vast in den zadel en
is onder het rijden dikwijls in gepeins ver
zonken, zoodat het eenigszins gevaarlijk is,
als zijn ros niet goed gedresseerd is. Ziet
u dien jongen man liggen slapen voor den
ingang van die tent?"
„Ja, ik zie hem."
„Hij ook dient den keizer op het oogen
blik. Hij heet Joseph Linden en zijn voeten
zijn juist even groot als die van den keizer.
Drie dagen lang draagt hij zijn nieuwe
laarzen en schoenen, voor zij aan zijn meester
worden gegeven. U kunt aan de gouden
gespen zien, dat hij er op het oogenblik
een paar aan heeft. Aha, mijnheer de
Caulaincourt, wilt u me het genoegen doen
in mijn tent met ons te dineeren?"
Bertillon heeft verklaard, dat de vin
gerafdrukken, die op verschillende gla
zen en andere voorwerpen in het huis
van den vermoorden schilder Steinheil
zijn waargenomen, afkomstig zijn van
de keukenmeid Mariette Wolf. Dien
tengevolge heeft rechter André zijne
vermoedens tegen een ander laten va
ren.
De Londensche correspondent van
de Lokal Anzeiger zegt, dat men 't
onder Engelsche zee-officieren van be-
teekenis vindt, dat Lord Charles Bere-
ford, de opperbevelhebber van de Ka-
naalvloot, met intrekking van een vorig
bevel, heeft gelast, met Kerstmis op
die vloot slechts zooveel verlof te ge
ven, dat de helft der bemanning aan
boord blijft.
Generaal Simon heeft zich te Port-
au-Prince nog nauwelijks geïnstalleerd
als opvolger van president Nord Alexis,
of reeds komen uit verschillende plaat
sen in het noorden der republiek Haïti
berichten omtrent revolutionaire bewe
gingen, gericht tegen het gezag van
het nieuwe staatshoofd.
Men weet, dat de Duitsche kroon
prins en zijne gemalin samen geld in
zamelen voor de betrekkingen van de
slachtoffers van de mijnramp in West-
falen. De Kroonprins had al 5000 mk.
voor dat doel g< geven, maar de Kroon
prinses wilde meer doen. En nu ver
telt men te Berlijn iets zekerders
weten wij er niet van dat zij daar
om in stilte een kostbare diadeem heeft
laten verkoopen. De waarde ervan moet
wel 100,000 mk. geweest zijn, maar het
is niet bekend, wat zij ervoor gekre
gen heeft. De geheele opbrengst is in
het fonds gestort. De Kroonprins heeft
het geval goed opgenomen, maar de
hovelingen zijn ontdaan over zulk een
schennis van de heilige etikette en tra
ditie: een toekomstige Keizerin, die
zich van h ro juweelen ontdoet, om
aan geld te komen. De openbare mee
ning denkt er anders over en vindt het
allerliefst van haar.
Naar Reuter uit St. Petersburg meldt,
hebben eergisteren in Rusland 17 te
rechtstellingen plaats gehad, terwijl er
37 doodsvonnissen geveld zijn.
De berichtgever van de Roes te Je-
katerinoslaf geeft, volgens Reuter, een
beschrijving van een der vijf terecht
stellingen, die daar hebben plaats gehad.
Tijdens de terechtstelling brak het touw
Een lange, knappe man, zeer smaakvol
gekleed, kwam naar ons toe en groette ons.
Het gebeurt niet dikwijls, dat u niets te
doen heeft, mijnheer de Méneval. Als hoofd
der huishouding heb ik geen gemakkelijke
taak, maar ik geloof, dat ik toch nog meer
vrijen tijd heb dan u. Hebben we tijd om
te eten vóór de keizer terugkomt?"
„Zeker, hier is de tent en alles staat klaar.
We kunnen van hier den keizer zien terug-
keeren en vóór hem in de kamerzijn. U zult
genoegen moeten nemen met den eenvoudi-
gen soldatenpot, mijnheer de Laval."
Ik at met smaak van een ribbestukje
en salade, maar genoot nog het meest van
het gesprek der anderen, want ik was erg
nieuwsgierig naar alles wat betrekking had
op dezen buitengewonen man, die door
zijn groote gaven zoo snel de hoogste plaats
in de wereld had ingenomen. Het hoofd
der huishouding sprak met buitengewone
openhartigheid over hem.
„Wat zegt men in Engeland van hem,
mijnheer de Laval?"
„Niet veel goeds."
„Dat heb ik gemerkt uit hun couranten.
Ze maken den keizer razend en toch staat
hij er op ze te lezen. Ik wil dadelijk een
weddenschap aangaan, dat het eerste wat
hij doet, als hij Londen binnentrekt, is, een
detachement cavalerie naar de verschillende
dagblad-bureaux zenden en trachten de
uitgevers gevangen te nemen."
„En het tweede
„Het tweede," zei hij lachend, „zal zijn
een lange proclamatie uit te vaardigen om
te bewijzen, dat wij Engeland geheel en
al voor het welzijn der Engelschen hebben
veroverd, en totaal tegen onzen zin.
„Dat is al te brutaal 1" riep de Méneval
lachend uit.
Een herinnering aan het Keizerrijk van
Napoleon I.
i niet de beterschap, waarvan de ambte
lijke mededeeling spreekt.
Wordt vervolgd).