Het Land van Hensden en 4ltena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2811. W oensdag 3 Februari.
De wet op iet ArMscoitract.
FEUILLETON.
OOM BE El AC.
voor
land VAN alteh/
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
19Q9.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
i.
In de „Avondpost" wordt een schets
gegeven van de verhouding, die in het
vervolg zal bestaan tusschen dienstbo
den, huisbedienden en verder dienst
personeel aan de eene en de meesteres
of meester aan de andere zijde.
Dat die verhouding van de tegen
woordige zal afwijken, lijdt geen twij
fel toch zullen do veranderingen niet
zoo reusachtig zijn als men zich wel
eens voorstelt. Veel van het bestaande
zal feitelijk blijven bestaan en heel
veel is thans in de wet geschreven,
wat tusschen welgezinde personen uit
een zedelijk oogpunt altijd wet is ge
weest.
Ofschoon nu de nieuwe wet betrek
king heeft op hen die, in dienst van
anderen, huiselijke of persoonlijke dien
sten verrichten, strekt die toep isselijk-
heid zich toch niet uit tot degenen
die niet, hetzij dan voor bepaalden
tijd, doorloopend in dienst zijn, doch
slechts enkele, bepaalde of terstond
weer afloopende werkzaamheden ver
richten en dus niet geregeld in betrek
king zijn, zooals werksters, schoon
maaksters, bakers en dergelijken. Huren
voor een bepaalden tijd komt vooral
in de steden heel weinig voor. In den
boerenstand worden meiden en knechts
nog al vaak voor een bepaalden tijd,
b.v. voor een jaar, gehuurd, maar de
meeste verhuringen worden voor onbe
paalde tijden gesloten, ofschoon het loon
toch op geregelde tijden wordt betaald.
Hierin zal de nieuwe toestand van
den vroegeren niet verschillen, en waar
de nieuwe wet geen schriftelijk con
tract eischt, is het te voorzien dat ook
de mondelinge verhuring algemeen re
gel zal blijven.
Waar geen sprake is van weekhuur
wordt nog al vaak vastgehouden aan
de oude gewoonte om een godspen
ning te geven, als een soort van on
derpand dat het contract werkelijk tot
stand gekomen is; maar feitelijk heeft
de godspenning, een instelling, waarvan
ontzettend veel misbruik is gemaakt,
met het wettig bestaan en de uitvoe
ring der overeenkomst niets te maken.
Als mevrouw de gehuurde dienst
bode niet hebben wil, dan zou zij heb
ben kunnen zeggen: „behoudt den gods
penning maar en zoek een anderen
dienst op", en de dienstbode die van
gedachten veranderd is en eerlijk is,
zou kunnen zeggen: „Mevrouw, ik wil
niet in uw dienst komen, maar hier
hebt u den godspenning terug."
Desondanks blijft de overeenkomst
gesloten en elke partij kan van de
andere de nakoming eischenmaar
natuurlijk is de dienstbode niet licha
melijk te dwingen om in haar dienst
te komen en evenmin is mevrouw te
dwingen om haar te ontvangen. Het
draait dus uit op een vordering tot
schadevergoeding; maar wie gaat daar
nu over procedeeren
Het is trouwens de groote fout van
de wet op het arbeidscontract, dat het
een gewone, burgerlijke wet is en na
koming van verplichtingen altijd door
procedeeren moet worden afgedwongen;
iets waar men zoo licht niet toe over
gaat en waarbij de meester of meeste
res uit den aard der zaak altijd een
voorsprong zal hebben.
Beschouwen wij dit als een fout,
erger is het, dat de wet, zooals een
enkele maal plaats heeft, dien voor
sprong nog grooter maakt. Wij zien
dat juist bij dien godspenning. Als de
dienstbode in haar dienst genomen is,
maar die dienstbetrekking niet langer
dan drie maanden geduurd heeft, dan
kan de godspenning weer van het
loon, als dit meer bedraagt of voor
zoover het strekken kan, worden
afgehouden.
Dat mag nu een voorzorg wezen
tegen het al te lichtvaardig verbreken
van dienstbetrekkingen, de bepaling
is o.i. toch onbillijk, want zij gaat uit
van de onderstelling, dat de schuld
aan de zijde der dienstbode ligt, het
geen volstrekt niet altoos het geval is.
Minderjarige dienstboden verhuren
zich meestal zonder dat de ouders
<>f voogden in de zaak gekend worden.
E'genlijk mogen zij dat niet doen en
staat de zaak dus op losse schroeven
maar feitelijk ondervindt men daar geen
last van, en ofschoon wij het beter
zouden vinden wanneer de wettelijke
vertegenwoordiger steeds in de zaak
gekend werd, hechten wij toch weinig
waarde aan de bepaling der nieuwe
wet, dat de minderjarigen om zich te
verhuren eene machtiging van ouders
of voogden noodig hebben.
Te meer is dit het gevolg, omdat
de wet, wat zij met de eene hand
geeft, met de andere weer terugneemt
want er is ook een stilzwijgende
machtiging bij de wet erkend. Wan
neer het namelijk aan de machtiging
ontbreekt en de minderjarige is in
(32.
Hoe vlogen wij niet die krakende houten
trappen af en de open deur van de molen
uitMaar al haastten wij ons ook nog
zoo, hij was ons een goed eind vooruit,
en toen Gérard en ik goed en wel in den
zadel zaten, was hij nauwelijks meer te
zien op de groene helling van den tegen
over liggenden heuvel. De avondschemering
viel bovendien in en links van hem was
het groote moeras, waar wij hem slechts
met moeite zouden kunnen volgen. De kan
sen stonden ongetwijfeld gunstig voor hem.
En toch verliet hij nooit den rechten weg,
maar reed recht over de duinen en ver
wijderde zich al verder en verder van de
zee. Ieder oogenblik vreesden wij, dat hij
in het moerasland verdwijnen zou, maar
hij wendde nog steeds den teugel naar het
heuvelland. Waar zou hij heengaan? Hij
hield geen enkele maal den teugel in en
keek niet om zich heen, maar rende voort
als iemand, die een vast doel heeft.
Luitenant Gérard en ik waren lichter
dan hij en onze paarden waren even goed
als het zijne, zoodat het niet lang duurde
of wij begonnen op hem te winnen. Als
wij hem slechts in het oog konden houden,
zouden wij hem stellig inhalen; maar wij
konden ieder oogenblik vreezen, dat hij
zijn bekendheid met den omtrek te baat
zou nemen, om ons zijn spoor bijster te
doen worden. Bij iederen heuvel die wij
afdaalden, daalde ook onze hoop, om weer
met vernieuwde kracht te stijgen, als wij
hem weer voor ons uit zagen draven. Maar
eindelijk werd onze vrees bewaarheid. Wij
waren nog slechts eenige honderden passen
achter hem, toen wij geen spoor meer van
hem konden ontdekken. Hij was achter
een golvend terrein verdwenen en toen
wij boven aankwamen, was er niets van
hem te zien.
„Daar links is een weg!" riep Gérard,
wiens Gasconsch bloed kookte van opge
wondenheid. „Kom, vriend, vooruit I Laten
wij links houden."
„Wacht evenl" riep ik uit. „Rechts is
een rijpad, en het is net zoo waarschijn
lijk:, dat hij dat heeft ingeslagen."
„Neemt gij dan het eene pad, dan neem
ik het andere."
„Stil evenik hoor hoefslagen."
„Ja, ja, dat is zijn paard."
Een groot zwart paard, dat van generaal
Savary, was plotseling uit 'een verwarde
hoop braamstruiken voor ons uit te voor
schijn gekomen.
„Hij heeft ergens tusschen de bramen
een schuilplaats gevonden," riep ik uit.
Gerard was reeds van zijn paard ge
sprongen en leidde het door de boschjes.
Ik volgde zijn voorbeeld en na een paar
minuten kwamen wij langs een kronkelend
pad in een diepe krijtgroeve.
„Hij is nergens te zienriep Gérard.
„Hij is ons ontsnapt."
Maar ik begreep in eens alles. Zijn he
vige woede, waarvan de molenaar ons ver
teld had, was ongetwijfeld veroorzaakt,
doordat hij had vernomeD hoe hij op den
avond van zijn komst verraden was. Zijn
meisje was er zeker op de een of andere
manier achtergekomen en had het hem
dienst genomen en vier weken gebleven,
dan wordt het er voor gehouden dat
de machtiging wel verleend is en kan
dus de minderjarige met wettig gevolg
in de voorwaarden toestemmen waar
onder de huur gesloten is.
Een meerderjarige dienstbode kan
dat vanzelfwaar nu meerderjarige
personen of minderjarigen met uitdruk
kelijke machtiging in dienst worden
genomen, daar kan men trachten in
het belang van die personen werkzaam
te zijn, door zekere voorwaarden te
bedingen, die de wet stelt. Dat hangt
er natuurlijk geheel van af, of men het
gedaan kan krijgen. Zoo kan bepaald
worden dat gedurende de minderjarig
heid een gedeelte van hot loon door
me ster of meesteres zal geplaatst wor
den op de postspaarbank of wel in een
andere spaarbauk. In zoodanig geval
kan de kantonrechter toch altijd mach
tiging verleenen om het geld weer van
de spaarbank af tc nemen.
Ook kan bedongen worden dat de
dienstbode in eenig fonds zal deelnemen,
b.v. een ziekenfonds of iets dergelijks.
Er is intu8schen zorg voor gedragen
dat niet alle fondsen daarvoor in aan
merking kunnen komen. Bij Kon. be
sluit zijn bepaalde regelen gesteld,
waaraan die fondsen moeten voldoen,
opdat men er, ten bovenbedoelden
einde, met wettig gevolg gebruik van
kunne maken.
Ieder arbeider is natuurlijk zijn loon
waardig, maar wanneer hij door eigen
schuld of moedwillig verzuim het werk
niet verricht, dan kan hij dat loon niet
eischen. Op dat terrein liggen nog al
tamelijk veel voetangels en klemmen
in de nieuwe wet, die onder meer bepaalt
dat wanneer ziekte of ongeval, buiten
eigen schuld, oorzaak is van het verzuim,
het loon voorloopig nog doorgaat. Dat
is nog een tamelijk duister punt. Als
partijen het niet eens zijn over den
tijd gedurende welken het loon nog
zal worden uitbetaald, kunnen het
alweer rechterszaken worden en waar
in deze en dergelijke gevallen oneenig-
heid bestaat, komt aan de dienstbe
trekking toch een eiude.
beambten, dat tot zooveel protesten
van Engelsche zijde aanleiding heeft
gegeven.
De wijnbouwers in het Zuiden van
Frankrijk beginnen weer roerig te
worden.
Ondanks de koude, hebben 2000 men-
schen Zondag te Argeliers een bijeen
komst in de open lucht gehouden. Velen
waren met allerlei voertuigen uit de
omliggende streek gekomen.
De vergadering teekende verzet aan
tegen het verkoopen van wijn tot een
prijs, zoo laag, dat de wijnbouwers niet
konden bestaan en drong aan op aan
eensluiting tusschen de belanghebben
den.
Buitenland.
De Belgische minister van koloniën
heeft aan twee groote maatschappijen
verboden, voort te gaan met het winnen
van caoutchouc in den Congo, op grond
van het onmenschelijk optreden harer
laten weten. Hij had beloofd zich morgen
over te geven, om tijd te hebben zich op
mijn oom te wreken. En nu was hij, ver
vuld van die gedachte, naar dezen krijtput
gereden. Het was natuurlijk dezelfde put,
waarin do onderaardsche gang van Grosbois
uitkwam, en door zijn verraderlijke bij
eenkomsten met mijn oom was hij onge
twijfeld achter het geheim gekomen. Twee
maal was ik verkeerd maar de derdemaal
kwam ik op den juisten weg; ik kroop
tusschen den krijt wand en de boschjes door
en vond de nauwe opening, die in de toe
nemende duisternis nauwelijks zichtbaar
was. Terwijl wij aan het zoeken waren,
had Savary ons te voet ingehaaldwij lie
ten onze paarden nu in de krijtgroeve en
mijn beide makkers volgden mij in de
nauwe gang, die uitkwam in de grootere
en oudere gang daarachter. Wij hadden
geen licht en het was daarbinnen pikdon
ker; ik strompelde dus zoo goed ik kon
vooruit, en vond den weg door mij met
de hand aan den zijmuur vast te houden,
nu en dan struikelend over de steenen,
die over het pad lagen. Toen mijn oom
mij met een licht voorging, had de afstand
mij niet heel groot toegeschenen, maar,
deels door de duisternis, deels door de on
zekerheid en spanning, waarin wij ver
keerden, scheen ons de tocht nu zeer lang
toe, en Savary vroeg brommend, hoeveel
mijlen wij nog in dezen molshoop moesten
afleggen.
„Stilfluisterde Gérard, „ik hoor iemand
voor ons uit."
Wij luisterden in ademlooze stilte. Toen
hoorde ik ver weg door de duisternis het
geluid van een deur, die draaide op haar
hengsels.
„Vooruit, voort 1" riep Savary driftig.
Een 24-jarig meisje in Berlijn heeft
van de politie verlof gekregen, man-
nenkleeren te dragen. Zij lijkt heel veel
op een man en werd herhaaldelijk door
politieagenten aangehouden, die baar
voor een man in vrouwenkleerenhielden.
Toen haar dit weer eens gebeurde, te
Hamburg, nam ze het besluit, de vrou-
wenkleeren maar af te leggen en zich
voortaan te kleeden als een man. De
politieagenten lieten haar toen met rust.
Maar nu bracht de tegenspraak tusschen
haar vrouwelijken voornaam en haar
mannenkleeren haar in nieuwe moei
lijkheid. Er werd haar door de politie
in Berlijn en Hamburg bij herhaling
te kennen gegeven, dat zij weer vrouwen-
kleeren moest gaan dragen. De jonge
dame verklaarde evenwel, dat zij liever
zelfmoord ging plegen dan afstand doen
van haar lief geworden mannendracht.
De Berlijnsche politie heeft toen een
rapport over deze quaestie van twee
dokters gevraagd. Dezen verklaaarden,
dat de dame van vrouwelijken lichaams
bouw, maar met een mannengezicht en
een mannengang, in vrouwenkleeren
wèl en in mannenkleeren niet de bij
zondere aandacht trekken moest. De
politie heeft haar toen schriftelijk verlof
gegeven, voortaan mannenkleeren te
dragen. Zij zou ook nog graag vergun-
ning gekregen hebben haar vrouwen
naam in een mannennaam te verande
ren, maar daar kon de politie niet in
treden.
De strenge winter, die dit jaar in
Servië heerscht, heeft de wolven, die
anders in de bosschen blijven, uit hun
schuilhoeken geloktzij wagen zich
thans in de buurt der boerenwoningen
en richten veel onheil aan. In het di
strict Krajna ligt de sneeuw meters
hoog, waardoor het verkeer totaal on
mogelijk is gemaakt. De wolven rich
ten groote verwoestingen aan onder
schapen en ander vee; ook menschen
worden door de uitgehongerde dieren
„De schelm is daar vast en zeker. Nu heb
ben wij hem dan toch."
Maar ik was er nog zoo zeker niet van.
Ik herinnerde mij, dat mijn oom dedeui,
die toegang gaf tot het kasteel, met een
geheime veer geopend had. Het geluid, dat
wij gehoord gehoord hadden, wees er op,
dat Toussac ook wist hoe zij openging.
Maar als hij haar nu eens achter zieh ge
sloten had Ik stelde mij haar grootte voor
en de ijzeren klampen, waarmee hij besla
gen wasDe mogelijkheid bestond, dat
wij zelfs op het laatste oogenblik nog een
onoverkomelijken hinderpaal op onzen weg
zouden vinden. Voort snelden wij door het
donker, en plotseling had ik een vreugde
kreet kunnen uiten, want in de verte zag
ik een flauwe lichtschemering, alleen te
zien door de rondom heerschende duisternis.
De deur stond open. In zijn krankzinnige
dorst naar wraak had Toussac geen oogen
blik gedacht aan de vervolgers, die hem
op de hielen zaten.
En nu behoefden wij niet langer tastende
voort te kruipen. Het was een wedloop
in de gang, ae wenteltrap op, de tweede
deur en in de steenen gang van het kasteel
Groisbois, waar aan het einde het olielampje
nog steeds brandde. Een vreeselijke kreet
een langgerekte schreeuw van angst en pijn,
weerklonk, toen wij de gang betraden.
„Hij vermoordt hemHij vermoordt
hem 1" werd er geroepen, en een vrouwelijke
bediende liep als razend de gang in.
„Helphelphij is bezig mijnheer Bernac
te vermoorden 1"
„Waar is hij schreeuwde Savary.
„Daar! In de biblioteek! De deur met
het groene gordijn
Weer hoorden wij dien afschuwelijken
kreet, die verstierf tot een scherp gekreun
aangevallenmen ziet ze dagelijks bij
groote troepen op de straatwegen.
Te Leipzig zijn een meisje van 10
en een jongetje van 8 jaar, die met
een jonger broertje aan 't verstoppertje-
spelen waren, in een kist gestikt. Het
deksel van de kist was in 't slot ge
vallen.
Havas meldt dd. 28 Januari uit Fes,
dat te Babelboegal een lastdrager zich
op het oogenblik, dat de sultan van
Marokko met een officier van de Fran-
sche missie sprak, met een mes in de
hand op hen heeft geworpen. De man
werd ontwapend. Hij zeide uit haat
tegen de Christenen tot zijn daad be
wogen te zijn. Hij kreeg de bastonade
tot hij ineenzakte.
Reuter seint uit Johannesburg, dat
er Zaterdag 23 Kaffers levend uit de
ondergeloopen mijn te voorschijn zijn
gebracht.
Waarschijnlijk heeft, naar de Shipping
Gazette meldt, een onderzeesche aard-
baving een vaarwater bij Abaco, een
der Engelsch West-Indische eilanden,
veranderd, tengevolge waarvan er drie
Engelsche stoombooten gestrand zijn.
Tot nog toe gold dat vaarwater als
veilig.
Volgens een bericht uit Londen heeft
Morel, de secretaris van de Engelsche
Congo Reform Association, Zaterdag 1.1.
van de Amerikaansche Congo Reform
Association een telegram ontvangen,
behelzende dat de Amerikaansche re
geering heeft geweigerd de annexatie
van den Congostaat door België te
erkennen, tenzij de voorwaarden der
overneming meer bevredigend zouden
zijn.
Verder seinde de Amerikaansche C.
R. A. dat het standpunt, ten dezen door
den Amerikaanschen minister van Staat
ingenomen, overeenkwam met dat van
den Britschen minister van buitenland-
sche zaken.
Het gerechtshof voor strafzaken te
Parijs heeft Henry Lemoine, den zoo-
genaamden vervaardiger van diamanten,
bij verstek tot 10 jaar gevangenisstraf
en 3000 francs boete veroordeeld.
Uit Milaan wordt gemeld:
Op de rivier Adda is een bark bij
Calolzio omgeslagen. Er zijn 19 perso
nen bij verdronken, waaronder 17 vrou
wen, allen arbeidsters in een spinnerij.
Een ernstige ontploffing heeft plaats
gehad op dereede van Yarmouth tijdens
men bezig was een gezonken barge met
hij eindigde in een luiden, scherpen knak,
als waarmee iemand zijn botjes laat kraken,
maar veel harder. Ik wist maar al te goed
wat dat verschrikkelijke geluid beteekende.
Wij snelden de kamer in, maar zelfs de
geharde Savary en de onverschrokken hu
zaar deinsden vol ontzetting terug voor het
tooneel, dat zich aan onzen blik vertoonde.
Mijn oom had met zijn rug naar de deur
aan zijn leseenaar zitten schrijven, toen
zijn moordenaar binnenkwam. Ongetwijfeld
was hij beginnen te gillen, toen hij omkeek
en dat afschuwelijke, behaarde gelaat op
zich af zag komen, en de tweede kreet zal
hem wel ontsnapt zijn, toen die groote
handen zich om zijn hoofd klemden. Hij
was niet eens van zijn stoel opgestaan
misschien half verlamd van vrees en hij
zat nog met zijn rug naar de deur. Maar
was ons het bloed in de aderen deed stollen
was, dat zijn hoofd geheel omgedraaid was,
zoodat zijn afgrijselijk vertrokken paars ge
zicht ons vlak aanstaarde. In mijn droomen
word ik nog dikwijls gekweld door dat
magere gezicht met de uitpuilende oogen
en den angstig opengesperden mond. Naast
hem stond Toussac met een triomfantelijk
gezicht, zijn forsche armen over de borst
gekruist.
„Wel, vrienden," zei hij, „gij komt te
laat, zooals gij ziet. Ik heb toch mijn rekening
nog kunnen vereffenen."
„Geef je over!" riep Savary.
„Schiet maar schiet maar riep hij uit,
met zijn handen op zijn borst slaande. „Je
denkt toch niet, dat ik bang ben voor je
ellendige kogels? Of denk je soms, dat je
me levend zult vangen? Dat zal ik jelui
dan toch gauw anders vertellen!"
mwiiuv
Een herinnering aan het Keizerrijk van
Napoleon I.
Slot volgt.)
Wordt vervolgd