lel Land van Heusdeii en Allena, de Lanffslraal en de Bommeierwaard.
ld.
Het grootst Geluk
Uitgever: L. J, VEERMAN, Heusden.
No. 2817. Woensdag 24 Februari
FEUILLETON.
tAU3 VAN ALTEN/
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijs verbooging. Afzonderlijke
Eummers 5 cent.
1909.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77g ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Als ieder eens mocht zeggen, wat hij
voor zich het grootst geluk achtte, dan
zijn wij verzekerd, dat het aantal ant
woorden groot en dat deze hemelsbreed
verschillend zouden zijn.
Verreweg de meesten zouden dan
aanstonds denken aan het genoten gemak,
dat door verbetering van hun stoffelijkeu
toestand kan verkregen wordenanderen,
b. v. vele ouders, die hun kinderen
liefhebben, zouden het gelegen achten
in den voorspoed, in de eer, die hun
kroost verkrijgen zou, enkelen zouden
noemen groote verstands ontwikkeling.
en zeer weinigen zouden den waren weg
vinden om tot het hoogste geluk te
komen.
Wie op de wereldmarkt van het leven
heeft rondgekeken, weet, dat nergens
met grooter onvoorzichtigheid mede
gespeeld" wordt dan met 't meest
broze „geluk". Men leeft met levensgeluk
als een dienstmaagd met de fraaie glazen
karaf, welke zij met een niet helderen
doek telkens en telkens afveegt, doch
ook bij herhaling bevuilt om ze ten
laatste, als alle vlekjes zijn schoonge
veegd, te laten vallen en ze in stukken
op den vloer te zien liggen geluk
Het zuivere kristalheldere water of 't
waarachtig geluk wordt door onsze) ven
in een vaas of vorm gedaan, welke
wijzelven als zooveel ander menschelijk
werk, bezoedelen door bet zoo herhaald
schoonwisschen of ontdoen van zijn
onreinheden, eindelijk laten vallen en
breken.
Wie niet wil beamen, dat alle men- j
schelijk geluk in 't individu zelf wordt
rondgedragen, is onbekend met de waar
heid, gelegen in het zoo schoon eu zoo
juist uitgesproken oordeel: „Voor mij
geen grooter geluk dan wanneer ik nu
en dan het voorrecht heb gehad mij-
zelven te overwinnen". Juist in „zelf
overwinning" ligt de weg tot het grootst
geluk.
Onnoembaar groot is 't getal der
dwaze menigte, welke meent of waant,
dat geld, genot, eergeluk aan-1
brengt. Zij wisten goed wat er in
die wereld begeerlijk en aangenaams
was; zonder twijfel hadden zij nu en
dan zich reeds voorgesteld, hoe prettig
het voor hen zou zijn, als hun wensch
vervuld werdin oogenblikken van
wondere verbeelding wellicht ree is dap-
In ons land waar alle wegen begaanbaar
en veilig zijn en spoorwegen de geheele
oppervlakte doorkruisen, kan men zich j
geen voorstelling maken van de toestanden,
waarin de reizigers op de prairieën van I
Amerika verkeeren, en van de vele gevaren,1
waaraan zij zijn blootgesteld.
Wel is waar, zijn de prairiewolven uit j
de min of meer bewoonde gedeelten voor
het meerendeel verdreven, maar tot op voor
zeer korten tijd trachten de Indianen meester
te worden van het hun door de bleekge-
zichten ontnomen terrein.
Op een somberen najaarsdag trok een
vervaarlijk groote wagen langs de bijna
onbegaanbare wegen op de prairie. Met
helle kleuren was daarop het volgende ge
schilderd
„Prof. Hunter's Groot Wassenbeeldenspel."
Hunter had het voornemen naar Californië
te gaan, om aldaar voorstellingen te geven.
Tot nu toe had men de reis zonder ernstige
ongevallen volbracht en de professor hoopte
en verwachtte, dat alles naar wensch zou
afloopen.
Op een morgen echter toonden de paarden,
die die voor den wagen waren gespannen,
onmiskenbare teekenen van angst.
De voerman keek bedenkelijk. Hij wendde
zich tot den professor, die met zij ne familie
in den wagen was gezeten, en wees met
zijne zweep naar de toppen van eenige
boompjes, die de aanwezigheid van een
kamp aanduidde:
De gelaatstrekken van den voerman wa-
per genoten van het vooruitzicht,
maar of het begeerde ooit hun eigendom
worden zou, of ooit dat geluk hun deel
zou zijn, hing af van zoovele omstan
digheden, welke zij zei ven niet konden
aanbrengen, of waarop zij geen invloed
konden uitoefenen. Het door hen be
geerde geluk hing in de lucht, en 't
hing van den wind af, of het in hun
schoot viel.
Ons aller verlangen strekt zich meest
al uit naar hetgeen geheel wisselvallig
is, terwijl wij er ons niets aan gelegen
laten liggen om te bereiken wat wij
zelf in deze kunnen bewerken... van
ons eigene zedelijke hoogheid zijn velen
helaas zich n'et steeds bewust. Yelen
leven hun leven niet uit. Het wordt
een verstandige, gemakkelijke gematig
de moraliteit, niets meer. Inlerdaad
d&t leven is niets, omdat het niet waar
lijk hun leven is en indien het begin
sel er van niet in hen is. Zedelijk leven
en gelukkig zijn bestaat waarlijk niet
dkkrin om eenige orde te brengen in
ons uitwendig gedrag, eenige harmonie
in hetgeen wij laten zien van onze
gedachten en daden, eenig schijn-ver
toon van regelmatigheid in ons leven
en ons bewegen te midden der wereld,
wie opgaat, in een wereld waar alles
conventie, comedie, ijdelvertoon is. Hoe
d't komt Te zeer bekommert men
zich in onze dagen in de eerste plaats
om weienschap en gedachten, eerst later
om opvoeding en leven.
De hoofdfout onzer opvoeding, zegt
Ibsen, ligt hierin, dat zij den nadruk
heeft gelegd op hetgeen men weet en
niet op hetgeen men is.
Weet ge wel, lezer, wat eens een
groot denker antwoordde op de vraag
„Wat is geluk?" Welnu we laten
het hier volgen „Geluk is het toover-
woord van alle tijden, het liefste kind
van den menschelijken geest, een won-
derschoone bloem, die opbloeit te mid
den van zorg en ontbering" en 't
grootst geluk schuilt in den mensch
zeiven.
Wie zijn ooren niet sluit voor 't
weeklagen der ellende en ze lenigt zoo
veel hij kan, wie geen spot drijft met
den zwakke maar steunt en sterkt waar
moreele kracht vereischt wordtwiens
ziel ontvankelijk is voor grootsche ge
dachten, wie lediggang steeds vliedt,
wie, daar waar het waarheid en deugd
geldt, den moed heeft de inspraak van
zijn hart t« volgen. die is meestal
ren onthutst en blijkbaar was hij te ont
steld om te spreken.
„Wat is er, Bill vroeg professor Hunter.
„Weet niet!" kwam er eindelijk erg be
nepen uit. „Hoop, geen Indianen
Bij het uitspreken van dat laatste woord,
kromp de vrouw van den professor van
schrik ineen.
Geheel anders was de indruk bij haar
zoontje, die juichend in de handen klapte
en uitriep „Ik hoop, dat het Indianen zijn!"
Hij kreeg eene voelbare berisping van
zijn vader.
De paarden werden steeds meer beangst
en de voerman had veei moeite hen in
bedwaDg te houden.
Veel gevaar voor op hol gaan was er
niet, daar het logge gevaarte allen snellen
voortgang belette.
Kleine rookwolkjes stegen op in de verte
en het zien daarvan beangstigde blijkbaar
den voerman nog meer.
„Indianen!" mompelde hij, met een
forschen ruk de paarden tot stilstand
dwingend.
De professor begreep maar al te wel, dat
het laatste uur van hem en de zijnen was
geslagen, als er geen ongedachte redding
kwam.
Zelfverdediging in de eerste plaats; maar
hij wist, dat de macht der Roodhuiden
verder zou strekken dan de zijne.
Opeens kwam hem in de gedachte, dat
er, behalve de levende personen in den
wagen, een aantal menschelijke figuren
aanwezig waren, al waren zij niet van
vleesch en bloed. Met de bekende Ameri-
kaansche vlugheid van handelen was zijn
besluit alras genomen.
„Ik ga een voorstelling geven in de open
lucht!" zeide professor Hunter. Er was niet
heel veel tijd te verliezen, want de Indianen
naderden met rasse schreden.
„Het is iets verschrikkelijks mijne helden
te moeten blootstellen aan het moordend
veel geluk deelachtig. En willen we
onze kinderen gelukkig maken, dan
moeten dezen opgevoed worden zoo, dat
zij in staat zijn, zich door eigen kracht,
zonder geërfden rijkdom een bestaan
te gronden, zij zullen voor geen eer
lijken arbeid terugdeinsen en gevormd
worden tot menschen, die pal staan
in de woeste branding van 't leven,
zoodat zij in staat zijn den drang van
't lot te weerstaan.
Btuitenlaiul.
De politie had de pers laten mede-
deelen, dat vrouwen, die door den
Berlijnschen steker werden aangerand
goed zouden doen, met zoo hard mogelijk
te gillen en om hulp te roepen. Dit was
volgens de politie, de eenige manier
om een rechttijdige vervolging mogelijk
te maken. Een vrouw in de Gubener
Strasse beeft dien raad goed ter harte
genomen, en, toen zij op een trap een
man met een glinsterend mes in de
hand op de loer zag zitten, nog voor
zij gestoken werd, zoo vervaarlijk ge-
krijscht, dat de steker het verschrikt
op een loopen zette en zijn mes weg
wierp. Een andere vrouw, die zich op
straat tegen hem te weer stelde, vond
een tinnen ring met een doodskop in
haar bont. Bij de worsteling schijnt die
van zijne vingers gewrongen te zijn.
Het mes en de ring zijn door de politie
in het openbaar uitgestald. Het sïekers-
mes is een knipmes met een gewoon
lemmer, een ander puntig bijgeslepen
lemmer, dat misschien vroeger een
schroevendraaier is geweest, en waarmee
de vrouwen blijkbaar gestoken zijn, een
pij} ten wroeter en een kurketrekker. Het
heeft een hertshoornen heft en is, naar
schatting, wel vijftig jaar oud.
Maandagochtend is in de Frankfurter
Chaussee te Berlijn weer een veertig
jarige vrouw in het bovenbeen gesto
ken. Het was maar een lichte wond,
die zij opliep., Naar hare beschrijving,
was de dader een jonge man met een
donker buis en een blauwe trui.
vraagstuk van de erkenning ter hand
te nemen, opdat de Bulgaarsche kwes
tie eindelijk tot een oplossing moge ge
bracht worden.
Da New York Herald van Zaterdag
publiceert nog het volgende telegram
uit Havana, over het merkwaardige
wetsontwerp, dat bij het Cubaansche
parlement is ingediend.
„De sensationeele aankondiging van
het dagblad La Lucha (van Havana),
dat een wetsontwerp zou woxden inge
diend, strekkende om aan buitenlanders
het recht te ontnemen van onroerend
goed te bezitten, is vandaag bevestigd,
door de indiening van het wetsontwerp.
Afgaande op de gunstige oordeelvellin
gen, geuit in de wandelgangen van
het parlement, is het waarschijnlijk,
dat het ontwerp er met groote meer
derheid, misschien zelfs met algemeene
stemmen, zal komen. Men verwacht,
dat er in den Senaat eenige oppositie
zal zijn, maar daar de meerderheid van
den Senaat uit radicalen bestaat, is het
bijna zeker, dat het ontwerp ook in
dat lichaam zal worden goedgekeurd.
Het ontwerp volgt hier, verkortArt.
een stelt vast, dat enkel Cubanen, hetzij
van geboorte hetzij genaturaliseerd, on
roerend goed kunnen verwerven in Cuba.
Art. twee bepaalt, dat alle in behan
deling zijnde handelstransacties betref
fende de overdracht van vaste goederen
aan buitenlanders zullen worden ge
schorst.
Het verslag van de commissie voor
het krankzinnigenwezen in den staat
New York over 1908 vermeldt een ver
meerdering van het aantal gevallen
van krankzinnigheid met 1363, in ver
gelijking met 1907. Er zijn nu in den
staat 31,529 krankzinnigen in behan
deling.
De geneesheeren wijten de sterke
toeneming voornamelijk aan de geld-
crisis.
De Russische gezantschapsraad Swer-
bejef heeft zich bij Aehrenthal, den
Oostenrijksch-Hongaarschen minister
van builenlandsche zaken, vervoegd om
te verklaren dat het uit Sofia verbreide
gerucht als zou Rusland in zake de
erkenning van Bulgarije als koninkrijk
een eigen gedragslijn willen volgen
zonder rekening te houden met de wen-
schen der andere mogendheden on
juist is. Rusland is slechts voornemens
den mogendheden voor te stellen het
vuur van de Indianen of aan hun pijl en
boog," zuchtte Hunter. „Maar beter hun
corpus gewaagd dan het onze."
De wagen werd geopend en één voor één
werden nu de helden van vroegeren en
lateren tijd op den grond gezet.
Hunne uniformen schitterden in het zon-
I licht en de starende glazen oogen blikten
onversaagd naar de steeds meer en meer
naderende Roodhuiden,
i Zij zagen er krijgshaftig uit en wachtten
in eene uitdagende houding hunne vijan-
den ef.
George Washington opende de rij hij
was geplaatst vlak naast den wagen, en
daar zijn arm toevallig eene uitgestrekte
richting had, scheen het, alsof hij de overige
krijgsmakkers aanmoedigde om vooruit te
treden. Olivier Cromwell stond ietwat ach
ter hem. Aan de andere zijde van den wa
gen stond Napoleon I. In zijne gewone
houding, met de armen over elkaar gesla
gen, gebiedenden blik en de traditioneele
lok op het voorhoofd, stond hij daar, met
minachting ziende naar zijn ruwe tegen
standers.
Benjamin Franklin, de Hertog van Wel
lington, en verder nog eenige beelden wer
den neergezet om de levende schutters te
beschermen.
De professor wilde echter geen schuil
plaats zoeken achter een onbekend individu
en knielde daarom neer achter Napoleon I.
Matthias, de drijver, achtte hetgewenscht
zich te verbergen achter de wijd uitstaande
rokken van Maria Stuart.
Het was juist bijtijds, want de Indianen
waren nu tot op korten afstand genaderd.
Blijkbaar meenden zij een onbescherm-
den reiswagen te zullen zien, want zij kwa
men in vollen draf aanrijden, hoewel er
slechts een klein aantal Indianen was.
Toen zij echter gewaar werden, hoe krijgs
haftig de mannen er uitzagen en hoe zij
Buitenlandsche bladen hebben nog
de volgende griezelige bijzonderheden
over den moord in het gebouw der
Duitsche legatie te Santiago, waarvan
steeds meer blijkt, dat het een zeldzaam
laaghartige misdaad is geweest
Als resultaat van bet onderzoek, in
gesteld naar aanleiding van de ver
moording van den bode der Duitsche
legatie, is de Chileensche justitie tot
de overtuiging gekomen, dat de kan
selier Beckert eigenlijk voornemens was
geweest, den Duitschen gezant, Bodman,
om te brengen. Met dat oogmerk had
hij de zaken zoo weten te schikken,
dat de gezant 's middags om vijf uur
blijkbaar gereed waren tot zelfverdediging,
hielden zij hunne paarden in.
Na een korte beraadslaging schenen zij
besloten op een afstand te blijven en zich
te bepalen tot het beschieten der dappere
bende.
De pijlen snorden om de hoofden der
helden van vroegeren tijd, maar het schie
ten bleef niet onbeantwoord.
George Washington loste het eerste schot.
De kleine Sam, het zoontje van den pro
fessor, was achter den held der vrijheid
gekropen en had het geluk den Indiaan,
door zijn kogel getroffen, van zijn paard
te zien storten.
De Indianen begrepen er blijkbaar niets
van
Waren die onbewegelijk staande en met
starende oogen kijkende personen levende
bleekgezichten Nadat zij hun makker van
zijn paard hadden zien storten, waren zij
blijkbaar zoo verschrikt, dat zij al verder
en verder achteruitgingen.
Matthias, Sam en de overigen slaakten
zuchten van verlichting. Maar de profes
sor meende, dat er nu nog geen reden
daarvoor bestond.
„Zij zullen terugkomen!" riep hij. „Draai
de poppen een beetje om, dan denken de
Indianen, dat ze dit zelf hebben gedaan 1"
Toen de Roodhuiden ver genoeg waren
gegaan, inspecteerde de professor zijne man
schappen, welke bijna allen getroffen waren.
Het duurde geruimen tijd, voordat de
Roodhuiden zich lieten zien, en de profes
sor meende reeds, dat de onbewegelijke
helden, die stokstijf bleven staan, als ze
werden getroffen, den Indianen zoo'n ge
weldigen schrik hadden ingeboezemd, dat
zij van verdere vervolging der bleekgezich
ten afzagen, toen opeens het hoofd van
Napoleon van den romp tuimelde.
Hunter, die achter den Keizer zat, werd
pijnlijk getroffen, maar hij herstelde zich
alleen op het bureau zou komen om
daar eenige stukken te teekenen. Dan
zou Beckert hem met revolverschoten
hebben gedood en het wapen naast
hem hebben neergelegd om aan zelf
moord te doen gelooven. Dat plan werd
verijdeld, doordien de legatie-secretaris,
baron Welczeck, den gezant naar zijn
bureau vergezelde en hem zoodoende
het leven redde.
Om te doen gelooven, dat het lijk,
't welk in de verbrande overblijfselen
werd gevonden, dat van hemzelf was,
probeerde Beckert, die twee tanden
mist, er bij zijn slachtoffer 2 uit te
breken. Maar hij brak ze en de wortels
bleven zitten. Toen stopte Beckert, die
gewoon was, 's middags rijst te nutti
gen, rijst in de keel van zijn slacht
offer. Tenslotte had Beckert een poging
gedaan om de sporen te doen verdwij
nen van een beenbreuk, die de bo$e
vroeger in een oorlog bad opgedaan.
Men verwacht, dat de terechtzitting
tot buitengewone onthullingen zal lei
den over de vrouw en de maltresse
van den beklaagde. Deze maltresse is
reeds door den rechter van instructie
in verhoor genomen. Beckert legt sinds
zijn inhechtenisneming een zeer onver
schillige houding aan den dag.
In Londen is verleden week bij een
worstelpartij een man dood gevallen.
Hij kwam op zijn hoofd terecht en
brak den nek. Voor den lijkschouwer
getuigden worstelaars, dat alles volgens
de regelen van de kunst was geschied.
Dan treft den man, die den dood ver
oorzaakte, ook geen blaam, zoo was de
uitspraak.
De Brusselsche Patriote meidt, dat
er te Leopoldville (Kongostaat) bericht
is ontvangen, dat opstandelingen een
Franschen agent in Ngoko Sangka en
twee agenten in het district Bangi ver
moord hebben. De inboorlingen hebben
de lijken opgegeten.
In de laatste dagen der vorige week
hebben er in het zuidwesten van Rusland
hevige sneeuwstormen gewoed, waardoor
ernstige stoornis in het spoorwegverkeer
ontstaan is. Verscheidene treinen zijn
midden op den weg blijven steken.
In de provincie Kief moeten tal van
landlieden in de sneeuw zijn omgekomen.
Troepen zijn er op uitgezonden om te
redden wat te redden valt.
Het goederenvervoer is op de spoor
wegen in het zuidwesten over een uit-
j gestrektheid van 3000 werst volkomen
stop gezet. Twintig duizend werklieden
I zijn doende met den opruimingsarbeid
|In twee dagen tijds zijn dertig treinen
gauw, want het was geen pijl, doch alleen
de wassen kop, die hem op het hoofd was
gevallen.
Geen Indiaan was echter te zien en daar-
daar had hij de gelegenheid Napoleon weer
tot mensch te maken door hem het hoofd
op zijne plaats te brengen.
Hunter was zoo gauw mogelijk weer
achter het beeld gekropen, en spoedig daar
na begon de pijlenregen opnieuw.
Maar de aanvallers waren blijkbaar zóó
verbaasd over den heldhaftigen moed van
die onbewegelijke verdedigers, die schoten
losten zonder hunne kalmte te verliezen,
dat zij, niet tevreden met het hanteeren
van pijl en boog, tevens een luid krijgs
geschreeuw aanhieven.
Vooral koelde hunne woede zich op
Washington die maar steeds zijne bende
met gebiedende handbeweging aanmoedigde.
Zijn lichaam begon langzamerhand te
gelijken op een speldenkussen, zóó was het
aan alle kanten bezet met pijlen.
Maar de held versaagde niet
Eindelijk schenen de aanvallers te be
grijpen, dat het met zulke blijkbaar door
een hoogeren geest beschermde bleekge
zichten geen vechten was.
Met een vervaarlijk gehuil verdwenen zij
in de verte.
De professor en de zijnen voelden zich
wel heel dankbaar gestemd, nu het gevaar
was afgewend, maar een blik op de wassen
helden stemde hem diep treurig.
Wat zagen ze er uit, met hunne door
pijlen verwonde aangezichten en rompen
Maar toen de familie in Californië was
aangekomen en hun avontuur met de
Indianen bekend werd, wilde ieder de met
pijlen doorboorde wassen beelden zie." de
tent van professor Hunter was nog nooit
zoo druk bezocht geweest.
Een verhaal uit het verre Westen.