Het Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Zoo broos De Geldduivel. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2828. Zaterdag 3 AprilÏOOO. FEUILLETON. '^T UW9 VAN ALTEN/i VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Toen vrede in ons woonde, blijdschap een blos op de frissche wangen wierp, heel ons gemoed met volle teugen de verkwikkende rust dronktoen staarden wij zoo blijbewonderend naar den parelenden dauwdrop, gevangen in het teere, kunstig geweven web. Doch toen wij den vrede verstoorden, toen het bloed koorstig door de aderen bruischte, toen we ontstoken waren in heftige gemoedsstemming, opvlogen in drifttrokken wij den vinger door het kunstig rag, vernielden het uitge spannen kunstwerk, verbrijzelden den goudglinsterenden dauwdiamant, die in het zilveren web gevangen hing. En toen vernield was het teere weefsel, dat niet hersteld kon worden, toen in het slijk lag de kleine licht- vangende droppel, toen kwamen wij eerst tot bezinning om te voelen wat wij gedaan hadden, om te ervaren hoe wij onze zelfbeheersching verloren had den, om te beseffen dat onze lichtge raaktheid, onze opvliegendheid iets onherstelbaars deden. Trokken wij niet eveneens zoo vele malen den vinger door dat subtiele web, geweven door sympathie uit de draden onzer kennis, onzer bewondering, onzer gemeenschappelijk begrijpen, ge voelen, waardeeren, zeker, er is zoo meenig woord uitgeflapt in boozen luim, toegesnauwd in teugelooze drift zoo menig woord, dat verbrak het net der vriendschap, en wondde het hart van den dierbare, daarbij vernielde, wat ons "toch eigenlijk zoo kostbaar was zoo menig woord, dat we later zoo innig betreurden, dat we zoo gaarne zouden willen terugnemen, konden we slechts. Maar zooals de in het slijk gevallen dauwdrop, de schittering van het zonlicht niet meer zal ontvangen, zoo min zal het eens ontvloden woord terugkeeren in den mond die het eens zoo driftig uitte. Zoo menig woord, zoo menige daad Maar waarom deden we dan toch iets, wat oi s later moest berouwen Waarom dingen gezegd en daden verricht, die wij later moesten betreu ren S. WÖRISHÖFFFKt. Zeer geëerde Mejuffrouw 1 (9. De brief van uw mooie, blanke hand ligt op mijn hart; ik heb hem duizendmaal gekust, maar over den inhoud kan ik me niet uitlaten. Meer nog, ik wil het niet. U had de goedheid mij mee te deelen, dat baron Moldt, mijnheer uw zwager, door een zijner schuldeischers erg geperst en tot vertwijfeling gebracht wordt. Nu, die schuld- eischer ben ik. Ja, ik zelf, schoone Ruth. Ik heb van de schuldbrieven van den heer baron er zooveel als ik machtig kon worden, opgekocht, en wel om in 't bezit van het slot te komen. Ik zelf wil Moldt bewonen en zoo lang aan uw voeten om verhooring smeeken, myn waarde Juffrouw, tot u toe stemt de gebiederes op Moldt te worden. Waarom beantwoordt ge mijn aanzoeken met zoo'n kort, „neen?" Waarom ontvliedt ge mijn nabijheid? Word de mijne, en ik leg een vorstelijk vermogen aan uw voeten ik beloof u een leven in Parijs, Rome, Wiesbaden, waar je wilt. Ge zult uw eigen equipage, uw eigen bedienden hebben en over mijn persoon, als over den eerste uwer slaven, gebieden. Wat den heer baron van Moldt betreft, voor hem kan ik niet het minste doen. Wat geeft 't u schoone Ruth of hij ten gronde gaat? Waarom neemt ge zoo'n hartelijk deel in zijn lot? Ik ben jaloersch op dien Hans Adam. Uw gehoorzame Handelsraad Lissauerf 't Bloed kookte in Erich's aderen, met een onstuimige beweging wiep hij den brief van] zich af, wat een aanmatige, vermetele toon was dat 1 De geldman schreef, alsof hij wist, dat zijn macht ver genoeg reikte Omdat we den wachter aan onze lippen verdrongen! Omdat we den vijand toelieten, die ons de kluisters aanlei, waardoor we geketend werden aan de macht van den hartstocht die in ons broeit en gist en ontwaaktzeker uitbarst. Als wij ons zelf vergeten, dan is er geen tijd om na te denken, om onze handelingen te overwegen. Dan is de goede wachter in ons op non-activiteit. Dan zijn we slechts slaven, afschuwe lijke slaven van ons ziedend en stor- mend gemoed. Dan zijn het de booze passies die ons meesleepen. Geen plaats dan voor den goeden, den nobelen, den onbaatzuchtigen mensch. Machteloos wordt dan het betere-ik meegevoerd in den heeten vloedgolf onzer wilde hartstochten. Wij zijn zwakke menschen, die een trouwe wachter noodig hebben om steeds beschermd te worden tegen be krompenheid, tegen baatzucht, tegen overijld oordeelen, tegenover die vele leelijke openbaringen van het mensche- lijk gemoed, die immer pogen den zwakken mensch te verstrikken indien hij zich niet verzekerd heeft van een trouwen wachter, die hem leert zich te hoeden voor te driftig handelen, te overijld oordeelen jegens menschen en dingen O, ja, er zijn van die ruimdenkenden, warm-voelenden. Er zijn kalme, be zadigde naturen, die de menschelijke zwakheid kennen, met haar rekening houden en de eigenaardigheden van het individu niet beoordeelen, zonder vooraf wel te overwegen het: mensch ben ik, en niets menschelijks is mij vreemd". Rekening houdend met het zwakke in ons zullen zij een heet, driftig woord niet zoo gauw kwalijk nemen. Zij zullen zeggen„kom, kom, hij meent 't zoo kwaad niet. Morgen als hij weer kalm is, komt zijn beter ik wel weer boven." Dat zijn de besten. Dat zijn die nobele figuren, die wel degelijk het schrijnende van onze drif- tigen handelingen voelen, doch wier menschenkuode, wier menschenliefde de fouten bedekken met de heelende zalf van den adel. Maar helaas, zij vormen de kleine, kleine minderheid. om de teedere Ruth doodelijk te verschrik ken, ja, om haar de wet te stellen. Hij kwam niet als met een verzoek, maar als iemand, die een gunst wil bewijzen. Zijn bijeengeschraapt vermogen was nu groot genoeg, om ook eers aan den lust naar ander genoegen te voldoenhij wilde een ridder goed veroveren en het mooiste meisje uit den omtrek meteen. Wat een gedachte Ruth de vrouw van dien man „Ik ben jaloersch op dien Hans Adam altijd nog klonk dat krankzinnige woord Erich in 'toor. Daaraan knoopten zich tal van bittere, troostelooze voorstellingen. De eenzame man dacht aan 'tgeen Ruth hem dezen nacht had gezegd Hans Adam heeft zorgen 1" Was 't niet alsof zij met hem iedere smart, iedere vrees voelde, die hem kwelde? als leed zij, waar hij leed Snel deed hij de lamp uit. Hij trok het raamgordijn open en zag uit. De eerste zonnestralen van den jongen dag speelden om den toren van het sloteen witte nevel sluier zweefde over de weidende dauw lag zilver op blad en bloem. Erich verborg het bleeke gezicht in de handen. Zou hij alles, wat hij in 't leven hoopte en verlangde in eens verliezen, en dat alles voor eenen, die het verkwistte, zooals het kind de bloem achteloos ver breekt Een treurig schrikkelijk lot Barones Cecilia had in lange diepe on macht gelegen. Terwijl pauken en trom petten beneden in de zaal de gasten ten dans noodigden, was Adèle bezig met haar gebiederes, tot haar borst weer in moei lijke ademtochten bewoog en Cecilia haar oogen opende en zacht fluisterend den naam van de jonge vrouw uitsprak. „Adèle Hier ben ik Mevrouw 1" „Adèle, heeft de baron naar me gevraagd „Verscheidene malen. De arme man doet niets dan zuchten." „Alles omdat ik ziek ben; omdat ik zijn vreugde niet deelen kan. Hij is door zijn huwelijk met my niet gelukkig geworden." De meerderheid praat anders. Bij de meesten kan een driftig on doordacht woord een onbekookte daad verbreken de wederzijdsche vriendschaps banden, vernietigen het vertrouwen en de onderlinge sympathie. Door misverstand, ja te dikwyls. Door misverstand, door niet wikken en we gen, door niet rekening te houden met de eigenaardigheden van den mensch. Ja, maar al te dikwijls komt er ook bij hun berouw over een te snel gevat oordeel. Hoe vaak gebeurd het niet, dat later, jaren later de twee menschen die door dat ongelukkig moment gescheiden worden, naar elkaar terug verlangen dat zij inzien hoe het gesprokene ver keerd begrepen was, dat ze zot be krompen, eenzijdig koppig zijn geweest. Doch dan is 't allicht te laat. De stroom des tijds is er overheen gegaan Men zou zoo gaarne elkaar de hand reiken, maar 't gaat niet. Koppige trots, misplaatste eigenliefde, en zoovele an dere oorzaken maken de klove steeds dieper. En gelukt het al eens elkaar weer te naderen, de hartelijke, innige vertrouwelpkheid van vroeger wordt toch niet herwonnen. Zoo gaat 't in het leven. Ieder van ons, we zeiden 't reeds heeft zijn kleine hebbelijkheden, zijn eigenaardigheden, zijn zwakheden. Om die aan te roeren, daartoe behoort extra fijne tact. In het mooi vertrouwelijk uur, wan neer twee menschen, die door sympa thie tot elkander worden gebracht, sa men zijn, dan misschien kan iets van die heel intieme en zeer wonderbare plekjes in ons gemoedsleven worden aangeroerd. Maar wanneer zulks geschiedt in een onbewaakt oogenblik, als wij toornen, onbesuisd onze driften den vrijen teugel vieren, weet gy wat er dan geschiedt „Dan breekt er iets in de ragfijne ver houding van vriendschap, van sympa thie. Dan wordt het web van vertrou wen en waardeering verscheurd en de dauwparel der hartelijke innige intimi teit valt in het slijk. Driftige onbesuisde daden zijn dan als den vingerveeg door het ragge spin- neweb. „U moet u niet opwinden, mevrouw 1 U hebt de koorts." „Geef me mijn droppels, Adèleen dan ge moet niet in de ziekekamer blijven, terwijl men beneden danst; zend me het kamermeisje en ga zelf beneden bij de gasten." De gezelschapsjuffer schudde het hoofd. „Nooit, Mevrouw; mijn God nooit! als het geringste verzuimd werd kon ik nooit meer rust hebben." De barones zuchtte stil. „Ben ik dan zoo ziek, Adèle zou ik nooit meer kunnen ge nezen „Als Mevrouw de noodige voorzorgen neemt, kan zij nog veel jaren beleven. De doctoren hebben 'tden heer baron verzekerd." „Cecilie's doorschijnende handen lagen gevouwd op 't dek. „Levenherhaalde ze treurig. „Leven maar niet genezenAdèle is dat niet schrikkelijk troosteloos?!" „Mevrouw, beproef te slapen. Spreek geen woord meer. Dat alles hindert u!" „Neem dezen stoel, zoo! Hoort ge de muziek wel? Wat klinkt dat luide. Wat dansen de gasten vroolijk!" „Zal ik naar beneden gaan en zeggen dat het leven Mevrouw hindert? 't Is wer kelijk „Neen, neen, om Godswil niet! Maar ik wilde u wat vragen, Adèle. Denkt ge niet, dat het zonde is, iemand aan een eens ge dane belofte met ketenen te binden, als men diep in 't hart voelt, dat de voorwaar den waaronder de band geknoopt werd, er niet meer zijn? Lijkt zooiets niet op dwin gelandij Juffrouw Malden hield haar gezicht in de schaduw der half omsluierde lamp; zij wisselde bij deze woorden plotseling van kleur, een straal schoot uit de donkere oogen, maar uiterlijk bleef ze kalm. „Ik geloof het wel, Mevrouw?" „Ach! men zou dus hem, aan wiens levensgeluk dat schaadt, de vrijheid moeten hergeven? Niet waar?" „Of men dat moet kan niet in 't alge meen beaamd worden. Maar zeker in 't geval, dat er iemands levensgeluk van afhangt." Ook al heffen wij de hand, sidderend van toorn, pogen wij dan toch de kracht te behouden, om te verhoeden dat de vingers het net aanraken. Wanneer wij in gloeiende drift ont stoken zijn, dan overdenken we niet wat we doen, wat we bederven, ver nielen, vertrappen kunnen. Doch als wij tot bezinning zijn gekomen, aan schouwen wij het verbroken web. Zoo zou ons blinde passie kunnen deren, wonden verwoesten, waarvan de ondergang ons, op 't oogenblik van ontnuchtering, zoo eindelooze smart be rokkenen zal Dat is 't gevaarlijke van die mo menten, waarop we slaven zijn van ons leelijk-ik. Daarom moeten wij onzen goeden wachter nimmer doen sluimeren. En voelen wij die andere, die booze kracht in ons opkomen, passen wij dan dub bel op. Dan moeten wij niet komen aan die broze dingen! En o, in 't leven zijn de dingen zoo broos Buitentand. Veor het eerste Landgericht te Berlijn hebben de fabrieksarbeider Seidel en zijne vrouw wegens beestachtige mis handeling van hun achtjarig zoontje Otto terechtgestaan. De jongen was voor hun huwelijk geboren en werd, toen er na hun huwelijk andere kinderen bij kwamen, stelselmatig achteruitgezet, geslagen en op alle mogelijke manieren gekweld. Het kind vermagerde met den dag, daar het ook niet genoeg te eten kreeg. De buren waren er dikwijls ge tuige van, hoe het arme ventje met het hoofd op den vloer geslingerd, met stokken op handen en voeten geslagen, op het hoofd geranseld weid en zoomeer. Op een goeden avond bezweek de stum per. Er werd in allerijl een dokter ont boden, die het kind dood vond. De vader verzocht, hem niet in moeielijk- heden te brengen, maar de dokter deed zijn plicht en gaf de zaak bij het ge recht aan. De doodsschouw bracht vreeselijke dingen aan het licht. Twee geneesheeren, die als deskundigen gehoord werden, verklaarden voor den rechter, dat het kind tot een geraamte vermagerd en zijn lichaam niet meer dan vel over Cecilia perste de hand tegen de schrij nende borst; haar bleek gelaat verloor de laatste rest van kleur. „Ge meent de liefde, niet waar Adèle? Wie liefheeft kan elk offer brengen al was het 't leven." „Ik geloof het wel." Cecilie had de oogen gesloten. „Maar het afscheid!" drong uit haar hart. „Het bange scheiden! Het onweert, Adèle, ge moest de vensters openen." Het meisje huiverde. „Maar dan moeten we de lamp uit doen, Mevrouw, we zouden den bliksem zien." „Dat is goed Adèle, Hoort ge den storm wind? Ik hoor hem graag." De gezelschapsjuffer gehoorzaamde on willig. Buiten vlogen over 't zwarte hemel gewelf de bliksems in gouden pracht, het ruischte in de toppen der boomen en klet terend sloegen groote droppels tegen de ramen. „Dat doet goed!" fluisterde de kranke. „Men is den Eeuwige meer nabij de kleine moeiten van 't leven verdwijnen en in de ziel komt een stil vertrouwen." Adèle hield de oogen gesloten. „Ik ben bang!" fluisterde zij; „de dood strekt zijn hand naar ons uit. Wie zal 't eerst worden opgeroepen Cecilie antwoordde niet. Beneden in de zaal verstomde de muziekrijtuig na rijtuig reed voor en eindelijk werden al de deuren gesloten. Het onweer had uitgeraasd, maar de wind was nog ongewoon sterk en wierp wolken van gele bladeren door het venster. De gezelschapsjuffer zat bewegingloos voor het bed van hare meesteres, en wie haar had gezien, zou bemerkt hebben, dat on rustige verwarde gedachten haar bezig hiel den. De donkere oogen tuurden in 't ledige, de handen lagen gevouwen in de schoot Den volgenden morgen vond Hans zijn jonge vrouw op de sopha liggend, wel zeer vermoeid, maar toch niet zoo veel zieker dan anders. „Ik ben al naar de stad ge weest," zei hij. „We zullen nu gauw van alle zorgen bevrijd zijn, Muis. Ik kan den kelijk geld krijgen. Dan gajy den ganschen been was. Handen en voeten waren bevroren, maar niettemin met bloedige striemen bedekt. De eigenlijke oorzaak van den dood bleek longontsteking te zijn. Deze ziekte had zich echter nog niet ver uitgebreid. De dood was in elk geval door den ellendigen toestand, waarin het kind verkeerde, verhaast: in de maag en de ingewanden vond men niets dan waterachtig slijm, ten bewijze, dat het kind in geene dagen gegeten had. Wegens den ongelooflijken toestand, waarin het lijk verkeerde, werd het gefotografeerd, omdat een beschrij ving in woorden te kort schoot, om te zeggen, hoe de kleine martelaar daar neerlag. Voor het hof beweerden de beklaag den, dat zij de perken van hun kas tijdingsrecht nooit te buiten gegaan waren. Het O. M. eischte tegen beiden een tuchthuisstraf van vijf jaren, maar het hof was veel clementer. Het veroordeelde de vrouw tot 1 jaar en 9 maanden, den man tot 6 maanden gevangenisstraf. Een Indianenstam in den Staat Chi huahua (Mexico) is in opstand geko men. Aanleiding tot dit verzet tegen de centrale regeering moet worden gezocht in pogingen van regeeringsbeambten om van deze Indianen belasting te hef fen. De opstandelingen bedreigen de stad San André. De telegraaflijnen in de streek van den opstand zijn door gesneden. De regeering heeft een paar treinen met soldaten gezonden om de beweging te onderdrukken. Men kan er van verze kerd zijn, dat dit met de noodige hard heid zal geschiedenPorfirio Diaz ver staat geen scherts als het er op aankomt, het gezag van zijn bewind te handha ven. En in dergelijke gevallen plegen Mexicaansche troepen met wreede hard handigheid op te treden. De Matin verneemt uit Fes, dat Moelai Hafid, ondanks het aandringen van de Fransche en Spaansche gezanten geweigerd heeft, art. 60 van de akte van Algeciras, volgens hetwelk Euro peanen in een kring van 12 K.M. in het voor den Europeeschen handel ge opende gebied grond mogen koopen, onverwijld in werking te stellen. Verder heeft Moelai Hafid aan de openbare werken, die de gezondheidscommissie te Tandzjer noodig oordeelt, zijne goed keuring willen onthouden en verlangd winter naar Nizza. Al mijn plannen zijn reeds klaar." En als zij hem vragend aanzag, voegde hij erbij„Oom Leopold is zwaar ziek. Denk eens, men schat zijn nalatenschap op een half millioen; dat komt jou en Ruth toe." Zij scheen alleen 't eerste gehoord te hebben: „En als ik naar Nizza ging, Hans, waar bleef jij dan?" „Ik? natuurlijk hier. Ruth zorgt voor het huishouden en tegen Kerstfeest bezoeken wij beiden jullie in 't schoone zuiden." Ze zag voor zich neer, en een zucht ont snapte haar. „Ruth!" herhaalde ze, „als je Ruth getrouwd had." Hjj lachte vroolijk „Hoe kom je aan die gedachte, Muis?" „Wat wou je in de stad doen? Hans!" „Ik informeerde naar den stand der zaken in Frankfort. De oude heer heeft blijkbaar nog maar een paar maanden te leven wat denk je Cilie, zou het dan niet mogelijk zijn den ouden heer om een voorschot te verzoeken? Zijn ziekte loopt toch ongetwij feld ongunstig af, en je oom moet wel in zien, dat het geld voor hem geen waarde meer heeft; misschien geeft hij een deel ervan reeds nu aan haar, die later toch de helft krijgt. Vind jij ook niet?" Ze zag hem bezorgd aan. „Kan je dan on mogelijk nog een paar maanden wachten „Onmogelijk kindl Zonder gereed geld houdt alles op. De flesschentrekkers prolon- geeren maar tegen ongehoorde procenten.'' Cecilie schudde het hoofd. „En hoe zai dat verder gaan, Hans? Hoe vinden wij redding Hij streelde haar bleek gezicht, „komt tijd, komt raad! schat! Je oom kan toch niet eeuwig levenEn dan „Nu?" „Laat maar, kind, laat maar! Dat zijn dingen, waar jullie vrouwen toch niets van begrijpt. Alles komt terecht 1" IIIIIWIIIU ROMAN VAN (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1909 | | pagina 1