el Land van lleusden en iltena. de Langstraat en de liommelerwaard.
De Geldduivel.
'I IP
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2843. W oensdag 20 Mei. 1909.
Onvoldoende voeding en
hare gevolgen.
FEUILLETON.
Hpr
ÜMD VAK ALTEN/
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zonder prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7l/s ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Slechts weinig menschen verstaan de
kunst, om zich goed en doelmatig te
voeden. Hiervoor bestaan verschillende
oorzaken. In de eerste plaats is het
inkomen van den man dikwijls ontoe
reikend, maar daartegenover zijn er
oorzaken van gehe l anderen aard.
Komt men b.v. in de hoogere standen,
waar „goed koken kunnende" dienst
boden of koks gehouden worden, dan
vindt men daar dikwijks het euvel,
dat ondanks veel geld dat wordt uit
gegeven, het voedsel verre beneden het
pijl is van een doelmatige voeding.
Nu eens wordt te veel werk gemaakt
van Iiflafjes, waarvan de voedingswaarde
minimaal is, dan weer is de indeeling
der gerechten ongeschikt. Veel menschen
denken, dat onder de rijken zoo lekker
gegeten wordt, doch dit valt tegen.
Onderzoekt men eens, dan blijkt dat
er veel dingen zijn, die hun neus voorbij
gaan. Dit komt daardoor, dat in vele
gevallen de keukenprinsessen de koop
prijzen der voedingsmiddelen haren
mevrouwen enorm hoog aanrekenen,
wat weer tot gevolg heeft, dat mevrouw
last geeft om goedkooper ingrediënten
te koopen. Vervolgens zijn er familiën,
die ter wille van den uiterlijken bchijn
en van haren stand moeten bezuinigen
op allerlei dingen, en dus ook op de
voeding. Onder dergelijke menschen
heerscht een verborgen hongersnood,
zou men kunnen zeggen. Huiten kijf
wordt echter onvoldoende voeding het
meest veelvuldig aangetroffen onder de
minder bedeelden der bevolking. Eu
daar deze het grootste deel uitmaken,
is het ook van des te grooter belang.
Bij den arbeider wordt het hygiënische
doel der voeding verdrongen door het
oeconomische. Voor hem is niet de
vraag: „hoeveel kan ik eten?" maar:
„hoeveel kan ik betalen?" terwijl het:
„wat moet ik eten" bij de betrekkelijke
geriDge ontwikkeling der menschen en
hun totaal gebrek aan begrip over voe
dingswaarde haast nooit ter sprake komt.
Het :s niet mogelijk van deze lieden,
die dagelijks hun brood moeten ver
dienen in het zweet huns aanschijns,
te verlangen, om de voedingswaarde
der stoffen te gaan berekenen. Bovendien
komt dikwijls alles neer op de huis
vrouwen, die vaak gezegend zijn met
S. WÖRIiHöFFER.
(24.
Willibald vouwde het papier open. ,,'t Kan
elk oogenblik afloopen; deels zonder be
wustzijn 1"
„Is dat niet verschrikkelijk, Hans; gaat
je geen rilling over 't lijf, als je aan een
sterfbed staat en ongeduldig op de laatste
minuut wacht, ja, als je den gewonen gang
bevorderen wilt. Wie weet, welken harden
strijd die arme ziel nog heeft."
De baron dronk een glas wijn in een
teug uit. „God weet dat ik geen slecht,
onbarmhartig mensch ben," zei hij„wat
mij betreft mag Leopold Aszmann honderd
jaar worden, maar als
Hij stond hoofdschuddend op. „Als je
geweten je verontrust, Willibald, laat het
dan. Ik wil geen mensch met zich zelf in
tweespalt brengen. Vergeet, waarom ik je
vroeg."
Hij wilde gaan; maar de bankdirecteur
hield hem aan den arm vast.
„Wist ik maar Hans? hoe je aan 'tgeld
zou komen om die som te dekken."
De baron telde op zijn vingers. „Daar is
Wollheimer," zei hij, „daar zijn Barms en
Zonen, daar is Berling, van die allen heb
ik tamelijk zekere toezeggingen. Ik moet
toch voor de barnsteengroeve groote sommen
losmaken."
De directeur was overwonnen.
„Zoo dicht bij de haven zal je niet ver
ongelukken, Hans!" zei hij met onvaste
oen talrijk kroost, moeten zorgen voor
hen, en voor de geheele huishouding.
En dan nog, hoeveel huisvrouwen hebben
idee van zulke zakenDe meepten staan
liever aan de deur te spreken met
buurvrouwen of houden van pronk en
opschik, aan het eten voor man en
kinderen wordt geen de minste aandacht
gewijd.
Eu toch staat bij dit deel der be
volking het beginsel voorop, voor een
min imnm prijs een maximale voedings
waarde te verkrijgen. Volksvoeding
moet aan alle voorwaarden eener goede
voed'ng voldoen, maar tevens moet ze
goedkoop zijn. Is ze dat niet, dan lijdt
men honger.
Dank zij de uitnemende verbetering
van verkeerswegen, dank zij den groo-
ten vooruitgang der vervoermiddelen
in de 19de eeuw, schijnt de mogelijk
heid van hongersnood in beschaafde
landen tot het verleden te behooren.
Men denbe echter daarom niet., dat de
groote massa voldoende te eten krijgt.
De bewijzen liggen voor het grijpen,
het is een kwaal van eeuwen her. Ons
land doet daarin niet onder voor onze
naburen. De beroemde Utnchtsche
hoogleeraar, professor Gerrit Jan Mul
der heeft naar aanleiding van die
slechte voeding, reeds in 1847 een
brochure geschreven: „De voeding in
Nederland in verband met den volks
geest". In deze broehure noemt Mulder
de slechte, ondoelmatige voeding als
een dezer vele oorzaken van verval
van 't Nederlandsche volk, van zijn
gebrek aan veerkracht en energie. Ook
andere factoren somt hij ophet z.g.
inbakeren bij kleine kinderen, het uren
lang op school zitten, leeren en altijd
leerrn, gebrek aan reinheid, slechte
kleeding, onvoldoende ventilatie. Ook
spreekt hij over de noodzakelijkheid
van verscheidenheid in het votdsel.
Hij zegt o. a.Het krachtiger dieet
der Engelschen staat in verband met
de geestkracht der natie; de Fransche
soep komt overeen met de kinderach
tigheid der Franschen, waarmee die
natie zichzelf steeds verblindt.
Elders zegt hijeen slechte maag
maakt zwaarmoedig: herstel de maag,
geef hem krachtig voedsel, hij zal ziju
geest verheffen en weer krachtiger
voedsel verlangen. Ook het vegetaris
me veroordeelt hij door te zeggen, dat
het vleesch een piikkel geeft in het
menschelijk organisme, die door geen
stem. „Ik bouw op je woord en wil je het
noodige geld verschaffen."
Hans Adam drukte hem krachtig de hand.
„Binnen acht dagen schijnen je de zorgen
van dezen nacht een dwaasheid, Willibald.
Je hebt dan een vriend uit den nood gered,
en niets daarbij verloren ot gewaagd."
„Maar nog iets!" voegde hij er schielijk
bij. „Je dames hooren van de gansche zaak
geen woord!"
„Zeker niet; en dat verwacht ik ook van
jou."
De baron lachte. „Over zulke zaken moet
men de vrouwen niet spreken, Willibald.
Men kan ze zoo makkelijk een knol voor
een citroen verkoopen; een kleine vleierij
leidt ze af."
„Hm, niet allen geloof ik."
„Je bent vreeselijk bekrompen, weet je
dat wel? Nu, zeg me hoe we dat met het
geld makenje personeel behoeft van niets
te weten."
„Om 's hemels wil niet. Morgen ga ik
een kwartier vroeger dan anders naar de
bank, maak van de noodige bankbiljetten
een klein pakje, en geef je dat als je komt."
„Goed, oude jongen! nu, goeden nacht!
Ik moet me haasten om zoo gauw mogelijk
thuis te komen."
„Wil je niet hier blijven? Op de sofa in
mijn studeerkamer slaapt het uitmuntend."
„Na alles, wat je verteld hebt? Misschien
vind ik mijn arme vrouw ernstig ziek of
tenminste zenuwachtig. In een half uur
kan ik 't best loopen."
Zij gingen van elkaar met een handdruk
en Hans Adam ging ijlings heen. Als nu
tijdens zijn afwezigheid de tijding uit Frank-
tort eens gekomen was met een goed be
richt
En met die genoeglijke gedachte bezig
legde hij den goed bekenden weg in den
kortsten tijd af en klopte toen op 't keuken
venster, waarnaast de dienstboden sliepen.
enkel plantenbestanddeel kan worden
vervangen.
In een ander geschrift„de voeding
der Nederlanders" dringt hij aan op
vermeerdering van de hoeveelheid dier
lijk voedsel. Als middelen raadt hij
aan invoer van Amerikaanscn vleesch
of visch in 't algemeen. Hij schrijft
het volgende: „Waarlijk, een volk mag
niet klagen over honger, wanneer het
aan zee woontwant de zee is een
mijn van eiwitachtige voedingstoffen.
Neem u de moeite om in die mijn te
delven en het gewordt u. Neemt gij
de moeite niet, de visschen zullen u
niet gebraden in den mond zwemmen."
Ook sommige voedingsmiddelen wor
den aangeraden, als melk en de ver
schillende melkproducten. Suiker vindt
Mul ler niet veel waard. Hij zegt daar
over „Voor kleine kinderen, voor vrou
wen, voor hen, die niet veel beweging
nemen is suiker nuttig voor den werk
man, zelfs voor den krachtigen be
schaafden man, die niet werkt rmt
zijn handen, is die zoetigheid het mid
del tot flauwhartigheid, omdat, indien
ik het woord gebruiken mag, suiker
aanleiding geeft tot flauwmagigheid.
Onder de veroveraars van vestingen,
of onder de ijsbrekers, vindt men dan
ook de zoetekauwen niet."
Uit deze aanhalingen blijkt genoeg,
dat in dien tijd, dus omstreeks 1850,
de volksvoeding onvoldoende en on
doelmatig bleek, en dat sommigen
zich geroepen gevoelden, hierover raad
gevingen en wenken te publiceeren.
In 1874 en later, zijn verslagen ge
publiceerd over volksvoeding, waarbij
verschillende slechte toestanden aan 't
licht kwamen.
In Drenthe bleek op sommige plaat
sen de voeding zeer treurig te zijn.
De volksvoeding in Zeeland wordt ge
schetst door prof. dr. A. P. Fokker
„Her eigenlijk vleeschgebruik was in
Zeeland zeer gering. De kwaliteit van
melk en boter liet veel te wenschen
over en de karnemelk was slecht en
zuur."
Omtrent de voeding op Walcheren
leest ra'>n„Wanneer de landhouw-
werkzaamheden niet vroeg b> ginne»
en do zeedijk geen ruim werk ople
vert, dan kan men zeker zijn, dat er
nijpende armoede heerscht, temeer om-
dat in dien tijd de aardappelen bij de
meeste opgebru kt zijnin zoodanigen j
tijd kan men verzekerd zijn, dat de
helft der bevolking van Walcheren zich
gelukkig acht, als zij driemalen daags
aardappelen met zout op tafel ziet".
Waarlijk, Zeeland was destijds geen
Eldorado voor arbeiders.
Ook in andere provinciën kwamen
slechte voedingstoestanden voor den
dag. Doch men moet niet meenen, dat
in ons land alleen dit euvel bestond,
in andere beschaafde landen was het
niet veel beter.
Wat zijn nu de gevolgen? In de
hoop er toe bi) te dragen, dat menige
huisvrouw wat meer belangstelling zal
gaan toonen in en zich zal toeleggen
op een doelmatige voeding van haar
huisgezin, willen wij ze even korte-
lijks memoreeren. Hoewel het mensche
lijk lichaam taai is en jaren lang on
voldoende voeding kan verdragen, wreekt
zich dit euvel toch op den duur, en
wel op tweeërlei manier: lo. het in
dividu wordt getroffen of 2o. de nako
melingschap. Het individu wordt min
derwaardig voor het werk. Hij worlt
mager, slap en week, de lichamelijke
en geestelijke uitingen nemen af. De
weerstand verdwijnt. En zoo komen
we aan al die ziekten, die v.n.l. derge
lijko verzwakte personen aangrijpen,
tuberculose, zenuwziekten, etc., etc. Nog
meer echter treft onvoldoende voeding
de nakomelingschap. Het sterftecijfer
der zuigelingen strgt omdat de moe
ders geen voldoende melk van goede
qualiteit hebben. De kinderen zijn klier
achtig, ziekelijk. Gezichtsstoornissen, ze-
nuwafwiikingen, kortom de geheele ont
wikkeling van het organisme, zelfs de
groei blijft achterlijk. Behoeven we nog
verder hierover uit te weiden We
meenen dat deze in weinige woorden
geschilderde gevolgen zoo ernstig zijn,
dat gegronde hoop bestaat, dat een
aandacht'g lezer zich zal beijveren, zich
hieromtrent meer gegevens te vergaren.
lluite 5a nd.
Sedert eenige dagen liep te Parijs
het gerucht, dat men thans werkelijk
een der moordenaars van den kunst
schilder Steinheil op het spoor zou zijn,
nl. zekere Tardivel.
Een van zijn vroegere kameraden,
wegens inbraak vervolgd, heeft van
Tardivel verteld, dat deze hem had
bekend, een der moordenaars van den
heer Steinheil te zijn. Op deze mede-
deeling is de justitie Tardivel gaan
zoeken, en is 't haar gelukt hem ge
vangen te nemen. Hij is touwslager
van beroep en hield zich veel op in
gezelschap van slechte mannen en vrou
wen.
Of Tardivel tegen zijn kameraad waar
heid heeft gesproken valt voorloopig
niet uit te maken. Evenmin staat het
vast dat die kameraad tegen den rechter
van instructie waarheid heeft gesproken.
Het is dan ook een zekere geruststelling,
dat Tardivel nog meer op zijn geweten
heeft dan misschien die moord in de
Ronsinstraat. Hij wordt vervolgd wegens
inbraak in een kerk. De rechter van
instructie die hem onder handen moet
nemen wegens de inbraak, kan hem
nu meteen eens polsen over de Stein-
heil's.
Tardivel heeft verleden jaar in April
gewoond in de buurt van het huis der
familie Steinheil. Hij is een knappe
man, die wel poseerde voor schilders.
Als model kan bij aan huis gekomen
zijn bij den schilder Steinheil. In 't kort,
er zijn eenige aanwijzingen, die de
justitie noodzaken met de mogelijklieid
van Tardivel's schuld rekening te hou
den.
Een later bericht luidt:
Tardivel heeft zijn eerste verhoor
ondergaan. Hij ontkende alles wat Allaire
van hem had verteld. Hij had nooit in
gezelschap van Allaire ingebroken, hij
had nooit tegen Allaire gezegd, dat hij
den heer Steinheil en mevrouw Japy
vermoord had. Allaire is een gek,
zeide hij.
Allaire daarentegen houdt vol, dat
hij met Tardivel verscheiden malen
inbraak heeft gepleegd, o. a. in de kerk
van Cêteaufort, en dat Tardivel hem
heeft bekend, de moordenaar van de
Ronsinstraat te zijn.
Bij de opgravingen te Pompeï is een
prachtige villa gevonden, uitstekend
bewaard, versierd met keurige fresco's
en bevattende wonderschoone Grieksche
en Romeinsche beeldhouwwerken, fraaie
meubelen, kostbare vazen en kisten met
goud en zilvergeld. Er stond nog een
tafel aangericht voor 30 gasten met
keurig zwaar zilverwerk.
De Kölnische Ztg. verneemt uit Kon-
stantinopel, dat de ministerraad er niet
in geslaagd is een vergelijk te treffen
met de Maatschappij der Oostersche
Spoorwegen. De Bulgaarsche gezant
Ljaptsjef is Maandag uit Konstantinopel
vertrokken. Bulgarijke zou van plan
zijn een ultimatum te zenden.
Men liet hem binnen en op de teenen
sloop hij naar de slaapkamer van zijn vrouw.
De drie dames waren bijeen; men had
de lamp neergedraaid en ze zaten stom bij
elkaar, wat tenminste de twee jongste be
trof. Cecilie lag op een rustbed en zag er
uit als een doode. Alleen de groote, donkere
oogen toonden, dat ze nog leefde.
Hans Adam liet de portière van de naaste
kamer geruischloos neervallen en klopte
toen aan een deur, die Adèle open deed.
„O, mijnheer de baron!"
't Scheen dat in het eerste oogenblik
alle zorgen en alle vrees voor de toekomst
geheel vergeten was, zoo stormachtig blij
werd Hans Adam ontvangen. Met den
eenen arm omvatte hij zijn vrouw, en de
andere hand stak hij uit naar Ruth. „Wat
een dwaze schepseltjes! Wat een lieve dwaas-
kopjes!" riep hij uit. En 't was of zijn
bekend lachje den toovercirkel had ver
broken. „Scheld me uit!" voegde hij erbij,
„straf meik ben een groot zondaar en be
ken het!"
„Je had tijding kunnen sturen!" zei
Ruth, terwijl Cecilie het hoofd tegen zijn
borst liet rusten en in halve onmacht aan
niets anders dacht, dan dat hij weer bij
haar was, dat zij zijn stem hoorde en zijn
hand in de hare had.
Adèle was weggeslopenop haar geruisch-
looze wijze was ze de kamer uitgegaan.
„Ik wou juist een telegram sturen," ver
dedigde hij zich, „toen er verscheidene
officieren aankwamen, kameraden van vroe
ger, en daar kon ik niet afkomen. Ik werd
meegetroond naar het Casino, en er werd
om mij een feest gevierden zoo is
de zonde gekomen. Wie kon echter denken
dat jullie zoo in vrees zoudt zitten en den
geheelen nacht zoudt wakker blij ven. 't Is
altijd met jullie vrouwen de oude geschie
denis! Jullie denkt niet na!"
„Wie heeft je dat alles verteld, Hans?"
vroeg Ruth„Willibald wilde, om ons gerust
te stellen, je na reizen."
„Dat heeft hij ook gedaan
En Hans Adam lachte weer luidkeels.
„Maar, opdat jelui zult kunnen zien, dat
ik aan je gedacht heb, houdt je handen
eens op, en kijkt wat ik voor je hebt mee
gebracht."
Cecilie lachte gelukkig; de vreugde gaf
haar een oogen blik nieuwe bedrieglijke
kracht. „Mijn Hansfluisterde ze met haar
tranen strijdend.
„Geef je hand, Muis
Hij haalde uit zijn borstzak een carton
en nam er twee geheel gelijke armbanden
uit. „Dingen zonder waarde!" zei hij, zich
verontschuldigend; modern speeltuig voor
mooie handen!"
Goud en parels schitterden in het lamp
licht. Hans Adam kuste eerst de eene, dan
de andere hand. „Ben je nu tevreden, kin
deren Zijn al je zuchten gestild?"
En als de beide zusters hem bedankt
hadden, keek hij naar alle zijden rond.
„Juffrouw Malten is heengegaan," zei hij;
„dat komt mooi; ik heb ook voor haar
wat meegebracht, een kleinigheidMaar
later bedacht ik me. Wat dunkt je, Cilie,
zal ik haar dit medaillon geven of liever niet
„Hansriep Ruth, „Hans
Cecilie had een eenvoudig goud medaillon
met een vergeet-mij-niet er op uit de hand
van haar man genomen en met een tevre
den lachje er naar gekeken.
„Dat is mooi van je, Hans!" riep ze.
„Zeker krijgt mijn trouwe, lieve Adèle dat!"
„Maar Ciliebracht de jongste zuster
hier tegen in.
„Wat heb je toch tegen die arme Adèle,
RuthZe beklaagde zich er onlangs over,
dat je nooit een woord tegen haar sprak."
„Ik houd haar voor valsch en geveinsd
Ik heb een afkeer van haar!"
Cecilie lachte. „Ik geloof, dat ik eer mijn
Met 't oog op de toebereidselen van
Grieken om een nieuwe bendenbeweging
in Macedonië op touw te zetten, heb-
rechter hand kon missen dan Adèle Malten",
zei ze; „in die twee jaren, dat ze bij me
is, is ze me onontbeerlijk geworden."
„Geef haar dan uit mijn naam dit medail
lon, Cilie!"
De barones schudde het hoofd. „Neen,
neen, ze moet het uit jouw hand hebben,
Hans! Ze zal er aan zien hoe hoog ze door
ons wordt geschat, en dat te meer omdat
Ruth tegen 'tarme meisje zoo onbegrijpe
lijk stug is."
Ruth keerde zich om, zonder te antwoor
den. Cecilie stond geheel onder den invloed
van haar gezelschapsjuffer, dat wist ze.
En zoo werd Adèle geroepen, om haar
geschenk in ontvangst te nemen. Niemand
zag daarbij de uitdrukking van haar oogen,
niemand vermoedde dat het stille, gesloten
meisje moeite had een woord van dank te
stamelen; het medaillon viel op 't tapijt,
daar de bevende handen 't niet konden
vasthouden.
Ruth raapte het glinsterend voorwerp op
haar blik ontmoette het lachende gezicht
harer zuster, alsof ze wilde zeggen„ben je
dan blind?"
Cecilie schudde even 't hoofd. Ze was op
dit oogenblik te gelukkig om aan iets ander3
te denken.
Later, eerst veel later vielen haar al deze
dingen weer in.
„Hoe staat het nu met het geld, Hans
vroeg ze angstig. „Heb je het gekregen?"
„Natuurlijk, Muis! Denk toch geen oogen
blik aan die zaken."
En zijn zorgloosheid stak als gewoonlijk
ook haar aan. 'tWas te verlokkend om
na al de doorgestane angsten zich nu geheel
aan het geluksgevoel en de op nieuw her
kregen rust over te geven. -
-féso»
ROMAN VAN
Wordt vervolgd.')