el Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de ISommelertvaard.
De Geldduivel.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No, 2846Zaterdag 5 JuniÏOOO.
FEUILLETON.
LAND VAN ALTENt
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77s ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
De morgenstond heeft goud in den
mond. Zijn er niet velen, die dit ver
geten
Hoeveel genot ontzeggen zij zich
De glorie van den morgen is veel
meer dan eene spreekwijze: het is eene
hooge waarheid.
Denk maar aan het kostelijk liedje
van Jan Luyken
Wees welkom, schoone dageraad,
Die uit een gulden kamer gaat
Met glans van heldre stralen!
'kOntsluit mijn venster voor uw licht,
Om met een vroolijk aangezicht
U minlijk in te halen.
Veler vensters blijven gesloten, lang
nadat de schoone dageraad reeds ver
zocht binnen te komen.
„Met opdoen was't gewonnen," ver
volgt de dichter, maar men doet
niet open, soms niet, voordat de vorstin
des daags reeds een heel eind van haar
tocht heeft afgelegd.
Waarom men zich dit genot onzegtV
Voor een gedeelte is dit te wijten
aan het kunstlicht. Vandaar dat het
„met de kippen op stok" eenvoudig den
lachlust wekt. Men heeft immers pe
troleum- gas- en electrische verlichting
en blijft lang op. Maar het is ook het
gevolg van de slechte gewoonte om
lang te slapen, veel langer dan voor de
herstelling der krachten noodig is.
„Lekker uitgeslapen".Daarvoor wordt,
als de werkdag een bepaald uur heeft
gesteld voor het begin van den arbeid,
de Zondagochtend gebruikt. Alsof men
den vrijen dag het best gebruikte door
een heerlijk deel ervan met slapen te
verdoen
Dat alles geschiedt, terwijl de dage
raad voor de toegeloken ruiten vraagt
om binnen te komen en den mensch
te zegenen met licht en warmte en
levensfrischheid.
Men houdt zijne gasten om de ge
zelligheid 's avonds gaarne lang; men
maakt van deu nacht een dag en men
laat dien goeden gast 's morgens bui
ten staan, o, zoo lang.
„Met opdoen was 't gewonnen!"
Wat er mee gewonnen zou worden
O, veel en velerlei. Allereerst, dat uw
leven zich verlengde. Wie slaapt, rust,
maar leeft niet. Als men nu bemerkt,
roman van
S. WöRIiHöFFER.
(27.
In de voorkamer van 't gerechtshof gaf
Hans Adam hem eensklaps de hand. „Erich,"
zei hij, „kan je wel begrijpen, hoe ik ge
stemd ben? De grond, waarop ik meende
veilig te kunnen bouwen, is me onder de
voeten weggevallen, en dat alleen door den
luim van een zieke en door 't opstoken
van een derden persoon. Zou ik dan vroo
lijk kunnen zijn?"
Erich streek langzaam met de hand over
't voorhoofd. „Je moet strijden als een
man, Hans. Anderen zijn er niet beter aan
toe dan jij."
Eerst nu zag hij den ongewonen ernst
in de trekken van den vriend zijner jeugd.
„Is je een ongeluk overkomen?" vroeg hij.
Een hoofdschudden was 't antwoord.
„Neen!"
„Maar je denkt aan die twaalfduizend
daalders, Erich! je mist dat geld. Was't je
gansche kapitaal?"
„Ja, dat wil zeggen, 't was altijd jou
geld, natuurlijk; maar
„Je hield het voor je eigendom. Erich,
wat zou ik willen geven als dat geheim ge
bleven was. Jou is alles ontnomen, en mij
heeft het niets genut."
„Laat ons er maar over zwijgen, Hans!"
Óp dit oogenblik klonk een schel, en
Erichs naam werd afgeroepen. Toen de
baron zich gelegetimeerd had bij 't gerecht,
kreeg hij verlof de volgende handelingen
bij te wonen.
Buiten den ambtenaar was alleen de
notaris aanwezig, anders niemand.
dat ouden van dagen allen nog wel
wat blijven willen, het liedje van ver
langen zingen, omdat het zoo snel,
zoo pijlsnel daarheen gevlogen is, dat
tijdvak van zestig, zeventig jaren, dan
is het toch wel onverantwoordelijk om
moedwillig het leven te verkorten. Ten
andere heeft men 's morgens ongewone
frischheid en helderheid. Het oog ziet
juister, is ontvankelijker voor de schoon
heid, die de zon op alles toovert. Eui
half uurtje 's morgens vroeg buiten, is
een geestesbad, wat voor den geheelen
dag nawerkt.
Dat „dauwtrappen" brengt zegen.
Voorts heett men de gelegenheid zich
voor te bereiden voor den komenden dag.
Sommige lieden hebben de fatale
gewoonte om pis een half uur vóór
dat de kantoorklok slaat, uit bed te
komen. In dat dertigtal minuten moet
het toilet gemaakt, het ontbijt genut
tigd en de weg naar het bureau afge
legd worden. „'tKan net in dien tijd",
roepen zij triumphantelijk uit.
Is dat een levensdag, het werk, dat
ons roept, iets, dat men op die wijze
moet tegengaan? Onvoorbereid tot het
leven te komen is slecht.
De dag ligt voor ons als een onbe
schreven blad, wat wij naar lust en
wil kunnen vullenals een nieuw doek,
waarop wij met kleuren, die wij kiezen
kunnen, zullen schilderen als een klomp
klei, waaruit wij zeiven een beeld moe
ten maken, dat er nog ongevormd in
sluimert.
Eén dag is een kostelijk deel van 't
leven. De zaken, de menschen roepen
ons om er aan te geven de beste krach
ten. Wie zich niet voorbereidt, is niet
goed gestemd, kan aan het leven niet
geven of ontwringen, wat er de groote
waarde aan geeft.
Daarom, vroeg ten bedde uitDe
heerlijke dageraad met zijn zonnegloed
wekt merkt gij niet, hoe hij bij u
wil toegelaten worden? Het is een wek
ker, dien gij niet behoeft op te winden.
„Met opdoen is 't gewonnen
Met opdoen is 't gewonnen, zegt
Luyken.
Het licht schijnt, wil binnengelaten
worden; dwaze en vadsige menschen
houden de gordijnen, de blinden ge
sloten, blijven slapen.
Handelt men zoo lomp ook niet bjj
Eerst volgde de lezing van het den baron
reeds bekende testament en daarna nog
van een codicil
„Nadat ik me helaas overtuigd heb, dat
de echtgenoot mijner nicht Cecilie op licht
zinnige wijze schulden maakte, en dat zijn
verplichtingen het voorhanden vermogen
beduidend overschrijden, kan ik niet be
sluiten hem mijn geld toe te vertrouwen
liever benoem ik mijn nicht Ruth tot uni-
verseele erfgenaam van de geheele nalaten
schap, maar met de verplichting haar zuster,
zoo lang deze leeft, voor gebrek en ontbering
te beschermen. Het vermogen moet geens
zins de jongste nicht boven de oudste be-
voordeelen, maar moet voor altijd aan de
beschikking van den heer baron van Moldt
onttrokken worden."
Een pijnlijke stilte volgde op deze woor
den. De notaris zag nu naar den een, dan
naar den ander van de twee heeren. Waarom
toch was de edelman zoo dwaas geweest
hier te komen?
Hans Adam beproefde tweemaal te spre
ken, en toen kwam uit zijn droge keel
geluid. Zijn oogen glansden onnatuurlijk
in zijn bleek gezicht.
„Eén vraag, mijne heeren," zei hij toen.
„Ben ik gedwongen den inhoud van dit
testament te erkennen?"
't Antwoord was: ,ja. Neven en nichten
kunnen geen aanmerkingen maken."
„Zoo ik dank u!"
En met een korten groet ging hij naar
de deur, maar om in de gang den notaris
op te wachten; toen sprak hij dezen aan:
„U kent me, Mijnheer!"
„Ik heb die eer."
„Goed. Zeg mij, bid ik u, of u het was,
die op last van den nu overleden heer
Aszmann inlichtingen aangaande mij in
won. Ik wou dat graag weten."
De notaris trok de schouders op. „Zaken
zijn zaken!" antwoordde hij, „maar er is
voor mij in deze zaak niets persoonlijks
allerlei licht, dat vriendelijk tot ods
komen wil
Het licht der kennis. Het straalt in
volle bundels in de wereld iedereen
tegen en wil lot allen doordringen. Het
wil helderheid des geestes brengen. Het
biedt de vrucht van anderer arbeid
kosteloos aan. De vrucht van veler
noesten arbeid. Hoe vele uren en dagen
van nauwgezet onderzoek zijn er noodig
geweest om dit of dat onbegrepen ver
schijnsel te verklaren en zijn samen
hang met het geheel aan te toonen
hoe vele, vaak mislukte, proefnemingen
zijn, hoeveel geduld is er noodig ge
weest, om tot dit of dat resultaat te
komen, deze of die machine uit te vin
den hoe veel onvermoeid zoeken in
de archieven der oudheid, om een beter
oordeel te verkrygen over de geschie
denis
Die kennis wordt allen geboden.
Hoe beproeft men op allerlei wijze die
kennis mede te deelen aan de menschen,
opdat zij helderder begrijpen zouden
de raadselen der natuur, zouden zien
hoe men de krachten der natuur kan
gebruiken, hoe met de les uit het ver
leden winst is te doen voor eigen dag
Het licht schijnt en vraagt om bin
nengelaten te worden. Is 't niet vadsig
heid, luiheid, die zich verzet om die
kennis zich eigen te maken Besteden
velen hunne vrije uren niet liever met
dwaas genot en moet men zich niet
verbazen over de dwaasheid van som
migen? Allerlei bijgeloof, vrucht van
die dwaasheid, blijft heerschenmen
blijft uit gemakzucht, in d"n slaap met
allerlei verwarde droombeelden.
De menschen weten zoo weinigen
kelen zijn wellicht niet in staat iets in
zich op te nemen, maar zoo niet de
meesten. Wie ernstig wil, kan kennis
opdoen, kan begrijpen en met die ken
nis, met dat begrijpen zijn levensg not
verhoogen. Er ligt een hooge waarheid
in dat oude spreekwoord Kennis, mits
deugdelijk, is macht.
Het licht schijnt.
Met opdoen is 't gewonnen.
Met opdoen is 't gewonnen, zegt
Luyken
Hebt gij gezien, hoe 't licht der kunst
tot allen komt en allen wenscht te ze
genen
De kunst, in hare rijke verscheiden-
alzoo kan ik u onomwonden zeggen, dat ik
handelde op zijn last."
„Ik dank u. En wie gaf die inlichtingen?"
„Ook dat moogt ge weten, want het was
uw voornaamste schuldeischer,- de handels-
raad Lissauer."
„Ha, die schoft
De notaris groette tot afscheid, trok zijn
handschoenen aan, en ging rustig heen.
„Zaken, heer baron! Tegenwoordig is alles
zaken
Hans Adam dreigde te zullen stikken.
't Scheen zoo onmogelijk, zoo ondenkbaar
zich te verwijderen van de plaats waar dit
groote ongeluk over hem was gekomen, en
alles in eens vrijwillig op te geven.
Erich kwam en trok den half verdoofden
met zich voort. „Laat ons gaan, Hans, wij
hebben hier niets meer te doen I"
„O, 'tis schandelijk! schandelijk!"
Toen de koude lucht, buiten, hem tegen-
woei, kromp de baron ineen.
„Een ding verblijdt me toch nog, Erich
dat jij 'tniet waart, die me verried."
„Die je verried, Hans?"
„Ja, toen Aszmann inlichtingen inwon. Ik
ben als een verkwister gebrandmerkt, en
geloofde eerst, dat jij me zoo hadt genoemd."
Wolfram schudde het hoofd.
„Ik zou de inlichtingen geweigerd hebben
maar wie
„Lissauer natuurlijk. Maar ik waag eralies
aan om dezen ellendeling te dwarsboomen."
Een tijdlang zwegen beiden, en toen zei
Erich
„Als je me heden een openhartig woord
wilt toestaan, Hans!"
„Graag, heel graag, Erich. De kelk is
overvol't komt er niet op aan, hoeveel
er nog bijkomt."
„Ik wil daar zeker niets bijdoen, Hans;
maar ik zou graag op dit oogenblik een
vriendenwoord spreken. Dat heb je me toe
gestaan, niet waar?"
„Zeker."
heid. De kunst met woorden, tonen,
lijnen en verven. Hoe vraagt zij om
opgenomen te wordenHoe wil zij de
harten ontgloeien voor „het schoone"
en voor wat de oude Grieken met het
schoone altijd verbonden „het goede".
Hetzij de dichter zijn lier tokkelt
om te zingen van zijne vreugde en
weedom hetzij de prozaschrijver in zijn
gespierde volzinnen of in zijn zoete
taal gewaagt van heerlijke zielsvervoe
ring, door geestdrift of zoete min te
voorschijn geroepen; hetzij de musicus
op zijn instrument juicht of klaagt,
daarmede uiting gevende aan zijne ge
moedsstemming hetzij de schilder door
zijne kleurenmengeling en lichteffecten
u poogt te brengen tot een glimlach
of een traan, zij trachten allen het
schoonheidsgevoel te verhoogen en daar
mede het levensgenot.
Als non in die rijke lichtstralen zich
maar wilde baden
Ach, hoe laag staat de lectuur, waar
mede duizenden zich tevreden stellen,
hoe is de muziek voor honderden niets
anders dan een passende begeleiding
voor hun straatdeun of der voeten ge
trippel hoe gering is, in betrekking
tot de bevolking, het bezoek onzer musea,
waar schatten van schoonheid vragen
om gezien te worden
Het licht van schoonheid en goed
heid straalt. Van goedheid bovenal in
die vriendelijke menschen, wier zielen
adel, wier innige vroomheid zoo ver
heffend kan werken op hunne omge
ving
Yelen zien niet, willen niet zien, zijn
daartoe te lui, te traagzij praten en
lachen liever over hen, d<e dwaze en
gemeene dingen doen.
Toch is aller ziel geschikt voor die
lichtstralen om het schoone en goede
in zich op te nemen. Elk menschen-
hart is daarvoor ontvankelijk.
Met opdoen was 't gewonnen!
Knite iiiand.
In den omtrek van Parijs en Nancy
zijn weder een aantal telegraaf- en te
lefoondraden doorgesneden. Ook nabij
Cette werden een 20-tal draden ver
nield en twee telegraafpalen doorge
zaagd. De minister van binnenl. zaken
heeft een aantal bewijzen, dat dit vernie
lingswerk goed voorbereid was, door een
rondschrijven, dat nauwkeurige aandui
dingen over de uitvoering der daad
„Dan raad ik je, neem nu een afdoend
besluit en maak je zaken glad. Je schuld-
eischers kunnen uit de opbrengst van het
goed bevredigd worden en jij wordt een
onafhankelijk man en kan een nieuw bestaan
beginnen, terwijl
„Erich, ik bid je 1"
„Laat me uitspreken, Hans! terwijl juf
frouw Aszmann je zonder twijfel den interest
van 't halve kapitaal gaarne uitbetaalt. Dat
is jaarlijks meer dan twee duizend daalders,
die
„Een fooitje, Erich, een tractement voor
een winkelier, wat een denkbeeld! Ik zou
Moldt afstaan
„Je kan 't niet houden, Hans, onmoge
lijk. Laat het thans aan je schuld-
eischers, eer nieuwe verplichtingen zich
opdoen, eer je gevaar loopt, nooit weer
vrij te komen."
"Dwaasheid! dwaasheid! Ik zou mijn
landgoed opofferen Neen, Erich, zoo slecht
staat het nog niet met den laatsten Moldt.
Integendeel, juist thans zullen mijn zaken
een schitterende wending nemen!"
„En mag men vragen waardoor?"
„Heel graag. Je denkt dat Ruth me den
interest van 't halve kapitaal zal afstaan:
maar ik kan je zegsen, dat zij besloten
heeft veel meer dan dat te doen. Gisteren
beloofde Ruth, alles wat ze krijgt, mij in
handen te geven. Ik ben dus, zooals je ziet,
heel goed in staat het erfgoed mijner vade
ren te behouden en evenwel alle schuld-
eischers te bevredigen."
Erich schudde 't hoofd. „Hans, je ver
geet dat juffrouw Aszmann eerst na ander
half jaar meerderjarig wordt."
De baron lachte. „Volstrekt niet, Erich.
Ik ben alleen overtuigd, dat ik 't met jou
wel vinden zal. Hoe het kapitaal interest
geeft, zal toch wel 't zelfde zijn."
Wolfram zag hem niet aan. „Zelfs als
ik me aan plichtsverzuim wilde schuldig
maken," zei hij rustig, „dan nog ware iets
bevatte en van Parijsche anarchisten
uitging. Te Parijs is thans een scherpe
bewakingsdienst ingesteld.
De officier van justitie te Parijs heeft
de 27 ambtenaren der posterijen, die
de statuten van den Bond van post
en telegraaf-ambtenaren hebben onder
teekend, op het strafbare dier hande
ling gewezen en hen aangeraden dat
stuk binnen 14 dagen in te trekken.
De ontslagen ambtenaren en beam-
ten hebben een vergadering gehouden
om bij den Raad van State te protes
teeren tegen die huns inziens weder
rechtelijke daad.
Hevige wervelstormen hebben in
Oklahoma en Texas (Ver. St.) groote
verwoesting aangericht. Een der zwaarst-
bezochte plaatsen is Zephyr, een stadje
ten Zuiden van Fort Worth, Texas.
Daar heeft de storm gewoed met zoo
groot geweld, dat in de voornaamste
straat alle winkels, de voornaamste ge
bouwen, de kerken enz. met den grond
gelijk werden gemaakt. Er waren eenige
voorteekenen geweest van het dreigend
gevaar en zoo konden duizenden men
schen daar en in den omtrek een toe
vlucht zoeken in kelders. Wie dat niet
intijds deden werden bijna allen ge
dood of gewond.
Men weet zeker dat te Zephyr 40
menschen om het leven zijn gekomen
en 60 zijn gewond. De telegraafgelei-
dingen waren vernield en toen de storm
voorbij was had men geen ander middel
van gemeenschap dan ruiters die zoo
snel zij konden naar de naburige plaat
sen renden om hulp te vragen, naar
Fort Worth, Dallas, Waco, enz. Zoo
duurde 't geruimen tijd eer er hulp
kwam voor de arme gewonden.
De gespaard geblevenen waren in-
tusschen met rusteloozen ijver bezig
te pogen, hunne onder het puin be
dolven nabestaanden te bevrijden en
men zag er hartroerende tooneelen.
In verscheidene andere kleine plaat
sen, over een gebied van duizenden
mijlen, heeft de cyclojn verwoestingen
aangericht en het aantal dooden zal,
naar te vreezen is, wel ruim 200 be
dragen.
In Parijs worden tegenwoordig groot3
sprinkhanen gegeten. Men gebruikt ze
geroosterd of in den vorm van pasteitjes.
In den Bijbel staat, dat Johannes de
Dooper ze in den woestijn met honing at.
In Bagdad moeten de sprinkhanen
een zoo geliefd gerecht zijn, dat de
vleeschprijzen er dalen, zoodra desprink-
hanen er veelvuldig voorkomen.
dergelijks geheel onmogelijk. „Je vergeet
den tweeden voogd."
„Den ouden justitieraad Gebhardt? Lieve
God, die man is zelf ongelukkig: hij heeft
een talrijk gezin en slaat zich met moeite
elk jaar er door heen. Dat neem ik gemak
kelijk op me, om hem met een paar dui
zend daalders tam te maken."
„Maar Hans
„Wat dan? ik heb wel wat moeilijkers
klaar gespeeld. Laat mij daar maar geheel
alleen voor zorgen
Erich lachte nu voor 't eerst, maar met
een uitdrukking, die voor den baron juist
niet vleiend was.
„Hans," zei hij, „je spreekt daar van een
paar duizend daalders. Je bedoeling is
twaalf voor mij, zoowat vier of vijf voor
den justitieraad en dat alles wil je van
Ruths vermogen zoo zonder bedenken weg
geven?"
De baron verschoot, ,,'t Moet zoo zijn,"
antwoordde hij. „Ruth heeft alles tot den
laatsten penning me in handen gegeven."
„Och, Ruth is een kind. Na anderhalf
jaar kan ze er over beschikken. Vroeger
in geen geval."
't Werd na deze laatste woorden zeer
stil tusschen die twee mannen; eerst in 't
hotel vroeg Wolfram of de baron dadelijk
na 't diner dacht af te reizen. „We winnen
daardoor drie of vier uur," zei hij.
Hans Adam zag hem aan. „Wil je nu
al wegl" riep hij, „dat is onmogelijk 1"
„Waarom niet, mijn waarde, we hebben
hier niets meer te doen
„Maar als men toch eenmaal hier is, wil
men toch ook de stad eens in, en wat ge
noegen hebben. Laat ons samen eens wat
„uitgaan" Erich, zooals toen we beiden
den uniform droegen. Och, dat waren heer
lij ke dagen 1"
{Wordt vervolgd.')