et Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
De Geldduivel.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
1Vo. 2854. Zaterdag 3 JuliÏOOO.
FEUILLETON.
Dingen van waarde.
ET lawb VAN ALTEN/
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Wie kent niet het onaangenaam klin
kend woord Vandalisme? En wie heeft
er niet boos of bedroefd bij "gestaan,
als een onbehouwen hand zich vergreep
aan eeuwenoude kunstschatten Geluk
kig mag men onzen, wil men moppe
raars gelooven, uiterst slechten tijd niet
verwijten, dat hij vandalen kweekt.
Integendeel, schroomvallig bewaart bijna
ieder de dingen van waarde die hij
bezit of in zijn omgeving aanwezig
weet. En onze regeering gaat voor in
piëteit-bewijzen aan der vaderen werk.
En ook de kunstwerken onzer tijdge-
nooten worden op prijs gesteld.
De zorg voor de dingen van waarde
is groot, bewonderenswaardig. En ge
lukkig maar want anders zou de
waarde van de kunstvoorwerpen spoedig
verminderen. De zorg er voor houdt ze
in stand en bewaart er de waarde van.
Wie kent niet hetonbehagelijke woord
verspilzucht? En wie heeft zich Diet
geërgerd of met smart toegezien, als
een door noeste vlijt bijeengegaarde
bezitting in overdaad lichtzinnig, in
weinig tijds vergooid werd? Alweer
gelukkig is die kwaal niet zoo bijzon
der vergevorderd, dat wij dagelijks van
verspilzucht in 't groot kunnen getuigen
zijn. Wel van verspilzucht in 't klein,
die wij zorgeloosheid noemen, van on
verstand meestal een dochter.
Ook het doode geld is een ding van
waarde maar, evenals kunstvoorwer
pen, van betrekkelijke waarde. Geef
den domoor duizend gulden en 't is
waardeloos bezit voor hem, dat in zijn
handen verdwijnt of leelijk wordt, als
een kunstvol schilderij in 't bezit van
een vandaal, die het doek gebruikt om
er een gat in zijn dak mee te stoppen
en de lijst om de kachel te stoken.
Het geld heeft waarde en wordt ge
waardeerd, maar de zorg voor zijn bezit
houdt het in stand en bewaart er de
waarde van.
Daar is nog een ding van waarde
de tijd, die volgens velen geld is, vol
gens ons meer dan geld, omdat men
zonder geld wel tijd kan hebben om
geld te verdienen, maar zonder tijd
niets kan doen. En het is alweer de
S. WëRISRÖFFFR.
(35.
Weer zag Hans Adam hem door 'traam
na. Een inwendige onbedwingbare onrust
folterde zijn ziel. Hoe moest dat afloopen
Hij verdiepte zich in onvruchtbare ge
peinzen. Van morgen vroeg was hij beneden
aan 't strand geweest. Daar staken uit het
witte sneeuwdek de balken der machines
als vreeselijke galgen omhoog; men werkte
niet meer; de vorst in den grond liet het
niet toe.
Misschien was dat goed. Het bedrijf ver
slond groote sommen, en nog altijd kwam
de goede laag niet. Er moesten nieuwe,
groote, winstgevende ondernemingen komen,
die groote sommen in huis brachten,
of
En dan stond zijn vertwijfelende gedachte
onwillekeurig stil. Was het dan te gelooven
dat Wolfram altijd maar alle verzoeken en
voorstellen van de hand zou wijzen, dat
hij zich met niets zou willen inlaten
De justitieraad Gebhardt was half en
half gewonnen, maar Erich bleef bij zijn
onverbiddelijk neen. Dat zou ook door niets
veranderd kunnen wordenHans Adam
kende hem maar al te goed.
Ach, als die anderhalve jaar vleugels
hadden
De lakei kwam om te zeggen, dat er op
gediend was, en Hans Adam moest naar
de eetzaal gaan. Een treurig gezelschap was
daar den laatsten tijd bijeen: de oude
tante met haar beschreid gezicht, Ruth in
zwarte kleederen, en Adèle, van wie nie
mand notitie nam, die er niet scheen te
zijn en nooit een woord sprak. Zelfs
Adam's komst bracht geen verandering in
die sombere stemmingmen begroette hem
zorg, het wijs overleg, dat de tijd tot
een waardevol bezit maakt. Met een
slechte dag verdeeling komt men er niel.
Als we vroeger, in 't blij vooruitzicht
van eenige maanden vacantie, onzen
koffer pakten, moesten dikwijls genoeg
een paar uur besteed worden aan het
over-pakken, want alles moest er
in, en moeder had het voorgedaan,
alles kon er in wat er in moest.
Overleg en zorgvuldigheid bewerkten,
wat drift en achteloosheid niet konden
klaarspelen. Ten slotte was de pl.m.
2 M2 koffer een kleine ruimte met veel
waarde. En zoo kunnen de 24 uren
van elkfn dag met zorg gevuld een
groote waarde aan arbeids-resultaten
opleveren. De tijd is een ding van
waarde en de zorg er voor ver
meerdert er de waarde van en bewaart ze.
Maar wat de waarde, waarde geeft,
is zelf de hoogste waarde.
Zorg is een ding van waarde, en van
alle waardevolle dingen het goedkoopst
te krijgen en het onschatbaarst bezit.
Lafontaine wist het wel, toen hij zijn
fabel van „de Mier en de Krekel"
overigens geen eigen vinding van hem
een zijner meest beduidende noem
de. Het krekeltje, dat den heelen zo
mer sprong en zong en danste en dar
telde en 's winters stierf van gebrek,
was 's zomers rijk en gelukkig. Het
had een waardevol bezit een lustig
leventje en liet violen zorgen. Het
lachte met het miertje, dat zweette en
zwoegde en daarbij voor den winter
wat weg legde. En we vinden het wel
leelijk van 't miertje, dat het 's winters
met leedvermaak krekeltjes misère zag
en onbarmhartig hoewel een eisch
van zelfbehoud volgend zijn schat
ten voor krekeltje verborg maar
kunnen, als we strikt eerlijk willen
wezen, miertje geen scherpe verwijten
doen. Krekeltje wel.
En zooals krekeltje zijn er heel wat
menscheD, schatrijken en burgers en
arbeidslieden en zelfs bedelaars. Laat
ze hun dingen van waarde uitpakken,
laat ze pronken met wat ze, ieder in
hun stand, benijdenswaard maakt
als de zaak, die de grootste waarde
vertegenwoordigt, waardoor de dingen
van waarde blijvend zijn, de zorgof
liever de bekwaamheid om te zorgen
zwijgend, en eerst bij het nagerecht haalde
de baron een schrijven uit zijn borstzak.
„Een mededeeling voor u, juffrouw Mal ten."
De gezelschapsjuffer liet den appel, dien
ze juist in de hand had, vallenhaar bleek
gezicht werd met een donker rood over-
togen. „Voor mij, baron? In hoeverre?"
Hij gaf haar het papier. „Uw gevangen
schap op Moldt is opgeheven; het gerecht
vergunt u, daar er geen aanklacht zal plaats
hebben, het slot te verlaten, zoodra u het
wenscht. Daarmede is echter niet gezegd",
voegde hij er op een koelen beleefden toon
bij, „dat u dadelijk vertrekken moet. Doe,
wat dat betreft, zoo als u wil."
Adèle boog zich onderworpen. „Mag ik
dan van avond om het rijtuig verzoeken,
Mijnheer?"
„Zoo als u belieft, Mejuffrouw!"
Het jonge meisje schoof, nog voor de
maaltijd geëindigd was, haar stoel achter
uit en verliet de kamer, daar zij niet in
staat was zich langer in te houden; haar
hartstochtelijke natuur moest zieh ontlasten
ze moest alleen zijn om iets te verscheuren,
of tenminste op haar knieën liggend te
kermen en zich de haren uit te rukken.
Hans Adam lachte bedaard. „Ze zal zon
der afscheid heen gaan," zei hij.
Ruth zag hem aan. „Hans, heb je later
een kwartiertje voor me vrij?" vroeg ze.
Hij scheen verwonderd. „Voor jou, Ruth?
natuurlijk! Maar wat is er dan kind?
Je moet toch eenmaal met weenen op
houden
Ze schudde 't hoofd. „Dat geloof ik haast
niet, Hans."
En toen de tante onbemerkt de kamer
verliet, voegde zij er diep ademend bij
„Ik moet je wat zeggen. Hans!"
„Wat dan?" vroeg hij. ,,'t Ziet er niet
uit, dat deze mededeeling een aangename
zijn zal. Je bent ziek, Ruth; ik zal den
dokter laten komen. Een anderen natuur
lijk."
Het jonge meisje huiverde. „Neen, neen,
Hans. Je dwaalt. Zeg me, ziet de vrijheid
om te komen en te gaan, behalve op Adèle
Malten, ook op mij?"
hun ontbreekt, worden ze per slot van
rekening treurige voorbeelden van 't
spreekwdorddie lest lacht, best lacht.
Of de zorgeloosheid hand over hand
toeneemt en daardoor armoede en hulp
behoevendheid groeit, zouden wij niet
durven zeggen, hoewel we bij ervaring
weten, dat de zorgeloosheid, de moeder
van armoede en ellende, groot is. En
dat weet menigeen die van den winter
honger en kou leed. Dat zij beter moe
ten oppassen en niet al te veel moeten
vertrouwen op het feit dat menschen
barmhartiger dan mieren zijn, spreekt
zoo van zelf, dat wij het niet eens be
hoeven te zeggen, 't Zij genoeg als we
verzekeren, dat vele zorgeloozen nog
wel eens zullen ondervinden, dat soms
menschen verstandiger dan mieren kun
nen zijn, en, maar dan zonder leed
vermaak, schijnbaar even onbarmhartig.
Ook de mildste gever kent een grens.
Nu zijn er van die filosofen van den
kouden grond, die overal een uitvlucht
weten te vinden, en zal misschien een
enkeling beweren, dat zorg niet altijd
goed is. Misschien heeft hij wel eens
gehoord van een overdreven zorg, waar
door kunstschatten al haar waarde ver
loren, wyaardoor de bezitter van geld
een nietswaardige gierigaard bleek,
waardoor sommigen den tijd om te
werken gegeven, zoolang om te over
leggen gebruikten tot er geen tijd meer
over was. Heel graag geven wij dat
toe maar wijzen er op, dat hij
spreekt van overdreven zorg, en da3r
hebben we 't niet over. 't Is hierbij
ook: maat, houdt maat, en hou je geen
maat dan houdt je werk geen staat,
't Is hier ook: de gulden middenweg
die 't em doet.
Resumeerend zeggen wijvan alle
dingen van waarde is de zorg het kost
baarste bezit. En dat is ook het eenige
ding van waarde dat ge voor niets
krijgt, evenals deze goede raad niet
duur is: zorg met oordeel, niet te veel,
niet te weinig, maar zorg! Overleg
is 't halve weik.
Rui Ie niand.
De bestorming van het Engelsch
Lagerhuis door de kiesrechtvrouwen is
Dinsdag een dramatische geschiedenis
geweest. De veldtocht werd ingewijd
door een vergadering in de Caxton Hall.
Er heerschte een dweepzieke, schier
wilde geestdrift, maar toen ging mevr.
Pethick Lawrence de vergaderde vrou
wen toespreken. „Het zal een goede
tucht voor ons wezen", zei ze. „En die
hebben wij nu noodig. Wij willen kalm
van gemoed zijn en ons gereed maken
om onze vriendinnen te helpen." Drie
minuten was het stil in de zaal, als
in een ure van gebed. Daarna gaf de
spreekster eenige bevelen hoe men doen
zou. Acht vrouwen zouden zich bij het
Lagerhuis vervoegen om minister
Asquith te spreken. Werden zij niet
ontvangen, dan zouden de vrouwen op
het plein weten te protesteeren.
Intusschen was een kiesrechtvrouw
spoorslags naar Westminister gereden,
zij dreef haar paard door de dichte
menigte in de aanpalende straten en
op het plein. Het was een dicht gedrang,
maar zij kreeg ruim baan. Op het plein
werd zij gestuit door een bereden po
litieman. Zij reikte hem een brief over,
voor Asquith bestemd. Hij gooide het
stuk weg en beval haar terug te keeren.
Zoo deed zij. Te voet naderde kort
daarop het achttal, mevr. Pankhurst
vooropverder waren het vijf getrouwde
en twee ongetrouwde vrouwen. De
menigte gaf ook hun de ruimte, maar
met geweldige kracht drong het volk
nu achter ze aan. De politie, die, volgens
een Londensch blad 3000 man sterk
was, had de grootste moeite den vloed
te keeren. Geroep en gfgil toonde hoe
woest het gedrang was. De acht vrouwen
liet men tot de deuren van het parle
mentsgebouw naderen. Een inspecteur
van politie met een troep agenten stuitte
ze daar.
Mevrouw Pankhurst verlangde den
eersten minister te spreken. Dat kan
niet, zei de inspecteur; ga terug, dames.
Wij willen niet, antwoordde mevr. Pank
hurst. U moet, zei de inspecteur. Toen
hief mevr. Pankhurst haar hand op en
sloeg den inspecteur op de eene en de
andere wang, en nog eens, en sloeg
hem de pet van het hoofd met den
laatsten slag. De inspecteur, een groote
man, bleef stokstijf staan, en deed niets
terug, maar gaf het bevel de vrouwen
in hechtenis te nemen. Twee agenten
moesten mevr. Pankhurst schier weg
dragen; de andere deputaten liepen
mee.
Intusschen drongen de kiesrechtvrou
wen, bij tweeën of drieën van de Caxton
„Zeker," antwoordde hij, „waarom vraag
je dat, Ruth?"
„Omdat ik Moldt wil verlaten, Hans. Het
geld van oom Leopold blijft aan jou na
tuurlijk, maar ik zelf wil van hier."
De baron verschrok hevig. „Ruth!" riep
hij, „kom tot je zelf, kind!"
Ze lachte treurig. „Ik heb alles goed na
gedacht, Hans! mijn besluit staat vast. Ik
ga heen."
„Maar waarheen dan, Ruth? Ik be
grijp er niets van. Zou je me zoo vreeslijk
willen beleedigen?"
„Jou?" beefde het over haar lippen. „Je
huis is me altijd lief geweest, Hans; 't schei
den van Moldt valt me zwaar, ook van jou,
Hans, maar 't moet."
Waarheen denk je te gaan?"
„Naar een diaconessenhuis. Ik moet mijn
innerlijke sterkte trachten weer te vinden.
Ik moet me aan iets sterks oprichten, aan
een plicht, die mijn leven vult."
De baron verschoot van kleur. „Maar dat
alles behoeft toch niet zoo overhaast te ge
beuren, Ruth. Je zoudt misschien later je
overijling smartelijk betreuren."
Ze schudde het hoofd. „Nooit, Hans. Ik
ben me+ mezelf volkomen in 't reine; hier
blijven is me onmogelijk."
„Omdat je naam voor een korten tijd be
sproken is? Ben je zoo fijngevoelig? kan je
me om een bagatel zoo kwetsen. En dat nu,
nu de openbare meening zoo volkomen je
partij heeft opgenomen?"
Ruth bedekte voor een oogenblik haar
oogen met de hand.
„Een bagatel, zeg je; dat men je van een
moord beschuldigd?"
„Wat wordt er niet al beweerd en weer
vergeten I"
„Er blijft me nog over te vernemen of
Wolfram's rechten als voogd ver genoeg
gaan om mijn besluit te verijdelen."
„Dat geloof it niet," antwoordde de baron.
„Heb je al werk ervaD gemaakt, Ruth?"
„Nog niet, maar dat is een bijzaak; een
plaats als proefzuster is gemakkelijk te
vinden."
En toen stak ze hem over de tafel de
hand toe. „We blijven goede vrienden, jij
en ik. Maar nu moet je mij mijn gang
laten gaan, Hans."
Hij zuchtte. „Kan ik dat? waarlijk, het
spreekwoord heeft recht: „Een ongeluk
komt nooit alleen."
Het meisje verdween door een zijdeur
en nu was hij weer alleen. Als een bliksem
uit een helderen lucht had deze nieuwe slag
hem getroffen.
De bedienden begonnen den disch af te
nemen, de lakei bracht koffie en sigaren,
maar Hans liet alles onaangeroerd staan;
toen gaf hij bevel zijn paard te zadelen.
Reeds op den sterfdag van Cecilie was
het zijn plan geweest met den handelsraad
Lissauer te spreken; toen kon hij dat na
tuurlijk niet doen, maar nu zou hij de
laatste proef wagen om Willibald
Wat warrelden de sneeuwvlokken!
Het edele dier danste over den gladden
grondde stad kwam nader en nader.
Lissauer moest zich toch laten vinden.
Het was er maar om te doen hem een wei
nig aan te porren, wat toespelingen te laten
vallenwas dat dan zoo moeilijk?
Het paard werd op de gewoDe plaats
gestald en Hans Adam ging naar 't huis
van den handelsraad, maar toch niet zonder
den gewonen kleinen omweg, die hem
voorbij Mevrouw Bürklin's vensters bracht.
Als hij heden eens gunstig werd ontvan
gen een vrij man, die openlijk mocht
uitspreken, wat hij meende en dacht
welk een zaligheid
Dit denkbeeld sleepte hem mee. Anna
Bürklin's hand in de zijne, haar liefdeblik
naai hem gekeerd, en hij had kunnen ver
geten, dat er buiten hem en haar nog men
schen op de wereld waren, hij had aan niets
anders gedacht, dan aan de bekentenis:
„Jou heb ik lief en anders geen!"
Hij schelde en gaf het meisje een flinke
fooi.
„Meld me aan bij uw Mevrouw."
Het meisje ging neen, heimelijk lachend,
zooals Hans Adam geloofde. Zijn hart sloeg
als een hamer. Hij luisterde ingespannen
naar elk geluid.
Hall gekomen, door de menigte heen
naar het plein. Bij de bereden politie
aangekomen, lieten zij zich niet terug
drijven, maar grepen de paarden bij
de teugels en waren niet meer af te
schudden. De agenten lieten hun paar
den draaien en dan sleepten de vrou
wen mee. Een paard viel, en had een
agent de vrouw, die den teugel hield,
niet opgetild, liet ware haar slecht
vergaan. Het was weerzinwekkend om
aan te zien, zegt een verslaggever, hoe
er met de vrouwen gevochten moest
worden. Ook de amazone gaf de politie
veel te doen. Zij kwam terug gereden
en sloeg met de karwats op het paard
van den agent, die haar in bedwang
trachtte te houden. Ten slotte werd zij
door bereden politie omringd. Bovendien
wierpen de kiesiechtvrouwen in een
aantal ministeries en ministerswoningen
de ruiten in. Men weet, dat er een
120 in hechtenis zijn genomen.
De 107 vrouwen zijn reeds voor den
politierechter van Bowstreet verschenen.
De verdediger van mevrouw Pankhurst,
wier zaak het eerst behandeld werd,
voerde aan, dat krachtens een oude
wet elke deputatie van minder dan tien
personen het recht heeft een onderhoud
met een van 's Konings vertegenwoor
digers te eisclien en dat, aangezien de
deputatie van kiesrechtvrouwen uit
slechts negen personen bestond, de
politie dus niet bevoegd was haar toe
gang tot het paleis van Westminster
te weigeren en zelf de ongeregeldheden
heeft uitgelokt. De rechter stelde zijne
beslissing acht dagen uit om deze rechts
kwestie te overwegen en liet de beklaag
den onder borgstelling in vrijheid stellen.
Zevenduizend werklieden, die lid zijn
van den blikbewerkers-vakbond (Tin
Plate Union), hebben in den nacht van
30 Juni op 1 Juli gestaakt, hetgeen
tengevolge leeft gehad, dat 190 plet-
terijen in Pennsylvanië, Ohio, Indiana
en West-Virginië, aangesloten bij de
United States Steel Corporation, stop
zijn gezet.
De meeste blikwerkerijen in de Ver-
eenigde Staten die niet bij de trust zijn
aangesloten, zijn niet getroffen door de
staking, wijl de betreffende maatschap
pijen het met den vakbond zijn eens ge
worden over het loontarief.
Door den districtsprocureur is bij het
Kanselarij-hof van Clay County eene
aanvrage ingediend om voor altijd te
En toen kwam het meisje terug. „Me
vrouw verzoekt u bij haar te komen."
Een bloedgolf stroomde naar het mooie
aristocratische gezicht van den baron. Ein
delijk kwam dan de overwinning.
De deur naar 't salon werd opengedaan
en hij kon binnentreden. Als door een nevel
zag hij alles om zich heen. Vreemd
de jonge vrouw stond naast een tafel op
welker vlak haar hand lag. Haar donkere
oogen schitterden. Een bijna niet te ziene
buiging van 't hoofd begroette den binnen
komende.
„U hier, Baron
„Eindelijk!" antwoordde hij. „Eindelijk
Mevrouw
Een poging om haar hand te grijpen
mislukte. Anna liet zelfs na hem een stoel
aan te bieden.
„U komt om me met verwijten te over
laden, niet waar Baron De zaken zijn in
den laatsten tijd geheel veranderd."
In zijn oogen blonk plotseling een gloed.
„Geheel, Mevrouw; en dat is 't wat me
den moed gaf, heden tot u te komen."
't Scheen hem dat ze even de schouders
optrok.
„Den moed, Baron Maar ik bid u, spreek
openhartig."
„Dat zal ik, Mevrouw, 't Is thans de tijd
dikwijls aangeduide woorden duidelijk uit
te spreken, maar
„Maar dat, is Liet het doel van uw hier
zijn. Ik weet het."
Nu was 'tzijn beurt om zich te verbazen.
„Waarover zouden we anders spreken, Me
vrouw U noemde straks het woord „vér-
wijten" ik begrijp nietAnna is't
mogelijk, dat ge
„Ha, ha, ha! de weduwnaar van gisteren
is thans al bereid andere banden aan te
knoopen! Waarlijk, 't is de moeite niet
waard zich boos te makeu
Hij trad achteruit, zoo beleedigd, dat zijn
stem van onderdrukten hartstocht beefde.
HIIWIKIM
ROMAN VAN
Wordt vervolgd).