tl Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Rust na Arbeid De Geldduivel. Uitgever: L. JL VEERMAN, Heusden. No. 2863Woensdag 4 Aug. FEUILLETON. tAWD VAN ALTEN/. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 19Q9. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7l/s ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Rust'loos werken, vroeg en laat, Heil'ge wet voor t leven! Een schoon lied, menigmaal zeker met opgewektheid gelezen en gezongen Het is een genot den lof van den ingespannen arbeid te bezingen. Bezig zijn, zijn gaven en krachten te gebrui ken, is hemelvreugde. Het woord: „In het zweet uwsaan- schijns zult gij brood eten" is niet een vloek, voor het menschelijk geslacht gesproken, maar eene heerlijke veror dening, waaraan zich te onttrekken des menschen waarde vermindert. Wee den luiaard! Reeds de Spreukenschrijver in den Bijbel heelt over dien luiaard met gioote minachting gehandeld en hem aange raden te gaan naar de mieren, opdat hij leeren zou, wat ijverig en vroolijk arbeiden is. Aan ons allen is verschillende arbeid opgelegdwij allen worden geroepen, ieder op eigen terrein, om flink de handen uit den mouw te steken, te toonen, wat men kan. Teder doet mede, naar de gaven en krachten, hem of haar geschonken, aan den arbeid in dat groote raderwerk der menschelijke samenleving, ieder heeft daar een plaats en plicht, waar hij niet kan worden ontbeerd, die hem rusteloos drijft. Een vriend met ijzeren hand Als de morgen weer voor ons aan licht, als we, in goede gezondheid het gereedschap in de hand mogen nemen om met toewijding het onze te mogen doen, dan trilt er een lied van levenslust op de lippen Hier is mijn arm, mijn kracht en tijd, Trouw zij het al aan mijn plicht gewijd! Veel arbeiden is oorzaak van gezond heid. Te midden van het werk, vol toe wijding volbracht, vergeet men menige kwaal van het lichaamdat ingespannen bezig zijn doet ziel en lichaam wel. Die nijvere menschenschaar vormt zulk een vriendelijke tegenstelling met de bende van nietsdoeners, die den arbeid haten om vadzig en traag te teren alleen van hetgeen anderen voort brengen, de voortbrengenden misschien nog uit te lachen en „werkezels" te schelden. Dwazen, die zij zijn Nuttelooze leden van eene maatschappij, waar het gesnor van het wiel van den arbeid als kos telijke muziek duizenden streelt en verheft. Hoe beklagen wij den man of de vrouw, die, tegen hun wil, als gevolg van droeve ongesteldheid, ledig moeten zijn, hun taak aan anderen hebben moeten overdragen. Hoe beklagen wij hen voor wie, trots hun genoten lust om bezig te zijn, de maatschappij geen werk heeft, zoodat zij niet kunnen doen wat zoozeer zou strekken niet alleen tot leniging van hun nood, maar wat ook zou geven die hooge stemming, welke de noeste arbeider met zich draagt. Heerlijk te kunnen en te mogen werken Maar de boog kan niet altijd gespan nen zijn. Dan zou zij breken. Haar voor een wijle de spanning te ontnemen is levensbehoud en bron van genot. Rust na het werk, na vermoeienis door ongewone indrukken of noesten arbeid is kostelijk. Wie onzer heeft na een dag vol groote toewijding niet den avond als een engel des vredes begroet? Wat een zegen, dat onze maatschappij den wekelykscnen rustdag kent, die den mensch doet komen uit het gareel van het alledaagsch bezig zijn. Een Zondag is een feestdag, omdat hij rust biedt na zeg dagen van in spanning. Dat heeft ieder mensch noo- dig. Niet alleen, opdat „de dienstbare en de slaaf adem scheppe" maar opdat allen zich zouden kunnen hernemen. Het is bij sommigen een dwaze ge woonte om ook van dien wekelijkschen rustdag een gedeelte te bestemmen tot den gewonen arbeid. Voor velen is het een gewoonte geworden de morgenuren op kantoor of in de werkplaats door te brengen. Dat is, indien niet volstrekt noodig, dwaas. Zeker, niet alle arbeid kan worden vermeden, de huishouding, maar ook verscheidene bedrijven vragen op dien S. WöRlSHüFFFR. (45. Een postbode kwam den weg af, en Hans Adam ijlde hem te gemoet. Het scheelde hem op dit oogenblik niet, dat de bedien den hem zagenhij wilde slechts zoo spoe dig mogelijk zekerheid hebben. Twee brieven beiden van advocaten uit de stad. Willibald had niet geschreven. Altijd nog zag de baron naar de adressen, als kon hij zijn oogen niet vertrouwen. Niets van Willibald? Was dat mogelijk? En toen liet hij het rijtuig voorkomen. Hij kon het in die zwijgende, doodstille omgeving niet langer uithouden. Bij den trap kwam tante Anna hem tegen. „Hans, mijn goede jongen, heeft ze ook warmere kleeding noodig?" Hij zag haar gedachtenloos aan. „Heeft ze? ze? van wie spreekt u tante?" „Mijn hemel, natuurlijk van onze arme Ruth. Is 't dan niet om haar, dat ge naar de stad wilt rijden?" „Ookdat," stamelde hij verward, „ook dat." „Kan je dan nog aan iets anders denken, Hans!" „Goeden dag tante. Ik heb geen oogen blik tijd." „Zal je 't onderzoeken?" riep ze hem na. „Zeker." „Laat de paarden voortvliegen," beval hij den koetsier. „In een half uur moeten wij er zijn." „Waar Mijnheer?" Een donkere gloed vloog over 't gezicht van den baron. Ja, waar? „Rijd naar de stad, Frederik." Het rijtuig vloog weg, en Hans Adam peinsde. Waar zou hij Willibald zoeken? En meer en meer vestigde zich bij hem de overtuiging, dat er een ongeluk moest gebeurd zijn. Een schrikkelijk ongeluk. Toen hij in de stad was aangekomen, ging hij eerst naar de bank. De boekhouder ontving hem met een donker gezicht en op zijn haastige vraag naar den directeur, antwoordde hij„die is er niet." „Misschien op 't oogenblik niet?" bracht de baron met moeite uit. „Neen." „Maar ik meende, dat een kasopne- ming „Is u persoonlijk bij de zaak geïnteres seerd, Baron?" „Zelfs zeer belangrijk." „Dan kan ik u meedeelen dat de kelder gewelven, zoowel als de kas zijn verzegeld. Morgen komen hier denkelijk de hoofdbe stuurders." Hans Adam groette zwijgend en ging heen. 't Was iets afschuwelijks, zoo die eerste voorbereidingen van een smartelijke gebeurtenis mede aan zien; 't was of nu de vrees een werkelijkheid geworden was, of elke uitweg was versperd. In 't huis aan de berghelling waagde Hans Adam zich niet; maar hij dwaalde in de buurt ervan, eerst rechts, dan links, dan op het veld er omheen. Hier was Willi bald dienzelfden ochtend geweest. „Mijnheer ging alleen," zei een handels reiziger; „hij scheen geen haast te hebben, maar waarheen hij ging, dat kan ik niet vermoeden; ik zag hem den weg naar Mil- denau inslaan. Hans Adam verschrok. Deze weg voerde door 'n dennenwoud. Hij dankte den spraak- zamen man en ging verder; een donker, pijnlijk vermoeden dreef hem voort. Wat wilde Willibald te Mildenau Er leefde daar onder de arme strandvisschers niemand bij wien hij een geldleening kon sluiten. Maar tusschen de stad en het dorp lagen de dennen de dennen. Ze staken reeds zwart boven de sneeuw naar voren; zowa ren nabij. Een hond blafte tegen den eenzaam voort gaande hij sprong op hem toe en hield dan eensklaps stil op een teeken van zijn baas. Dat was de houtvester; hij kwam met het geweer op den rug den baron tegen. Waarom begon Hans Adam's hart bij het zien van dien onbekenden man zoo hevig rustdag de bezigheid van enkelen, maar niet krachtig genoeg kan er op worden aangedrongen om Zondagsrust zooveel mogelijk te bevorderen, alle noodzake lijke bezigheid zooveel doenlijk in te krimpen. Wie wekelijks zes dagen arbeidt en het gevaar wil vermijden, dat sems het eentonige hem de frischheid zal be nemen, houde den Zondag in eere. De gemakkelijkheid van het verkeer, door de laatste halve eeuw ons gebracht, is oorzaak dat wat vroeger slechts bin nen het bereik van enkelen viel, thans veler deel kan worden. Een nieuw genot, eene schoDne ver kwikking zoeken duizenden in hun vacantietijd. Terwijl vacantie voorheen slechts bekend was aan de scholen, wordt die tegenwoordig zoowat overal ingevoerd. Vacantie in den zomer met behoud van tractement. Heerlijk voor den ste deling, als hij het leven in de werk plaats, achter de toonbank of achter den lessenaar, eens mag staken om een paar dagen echt volop het buitenleven te kunnen genieten Buiten in het p irk, het bosch, aan de rivier, op het veld. Sommigen maken groote reizen, waar toe de gemakkelijke reismanier tegen woordig noopt; anderen moeten zich beperken tot uitstapjes, meer in de nabijheid, maar even goed loonend. Wat een weelde! Vlei u neder op de helling eener vriendelijke vallei, om half droomend de geuren van bosch en kruiden in te ademen en te luisteren naar het lied der vogelen. Beklim het duin, dat hooge punt en laat uw oog gaan over die zee, golvend en bruisend zoover gij kunt onder scheiden. Laat de zon gedurende een paa»- dagen uw gelaat bruinen. Doe winst met de talrijke indrukken van het schoone, het grootsche, het liefelijke, dat in die goddelijke zomersche natuur u allerwegen tegenkomt, in één woord, geniet met vol'e teugen, geniet van het lommer bij helderen zonneschijn, van het bloempje, dat door zijne won- te slaan Hij wist toch niets van dien hout vester, zelfs niet zijn naam. En toen kwamen op den smallen weg die twee mannen elkaar tegen. Zij bleven staan, zagen elkaar aan, het scheen als zweefde op beider lippen een vraag, een woord, dat uitgesproken moest worden, maar door een eigenaardig gevoel van af schuw werd terug gehouden. Eindelijk groette de houtvester. „Mijnheer de baron van Moidt, niet waar?" Hans Adam voelde het kloppen van zijn hart. „Die ben ik, Mijnheer", antwoordde hij nauwlijks verstaanbaar. „Mag ik mij een vraag veroorloven niet uit nieuwsgierigheid natuurlijk. Gaat Mijn heer de baron naar Mildenau?" „Tenminste in die richting." „O, dan heb ik een dringend verzoek. Tusschen die dennen ligt „Om Godswil!" De houtvester zag op. „Heeft Mijnheer de baron in de stad misschien een gerucht gehoord? Wordt er iemand vermist?" „De bankdirecteur Kelling ja!" „Een jonge, slanke man? Bruin, flink, met kort krulhaar en een licht litteeken op 't voorhoofd?" „Ja." Dat was de eenige korte lettergreep, maar die kostte den baron de zwaarste inspanning. Hij duizelde. „Dan is hij 't," zei de houtvester. „Onder de dennen ligt hij met doorschoten borst. Mijn hond heeft het lijk opgespoord." Sedert eenige minuten wist Hans Adam al, wat hij zou hooren, maar toch duizelde hij onder 't gewicht van den slag. Zijn mond bleef stom. „Rechts van den weg onder de zwarte dennen ligt het lijk", ging de houtvester voort, „heel alleen; want tot nu toe kwam ik niemand tegen, dien ik als wachter kon aanstellen. Als Mijnheer de Baron die goed heid zou willen hebben 't is om de vos sen in een half uur ben ik met een wagen op de plaats." „Ja zeker, zeker!" dere samenstelling uwe verbazingopwekt, laat dat alles verheven gedachten, hei lige stemming bp u wekken! De tijd van rust gaat snel voorbij. Daar zit ge alweer, geheel als voor- heen aan uwe werktafel, op uw kantoor, bij uwe machine, in de keuken, in de drukte uwer zaken. Recht verkwikt en blijmoedig zijt gp van uw uitstapje teruggekomen. Nu weer aan den arbeid, de handen reppend, rekenend, nadenkend, schep pend, u vermoeiend, maar frisscher dan te voren. Rust na den aibeid. Zij maakt helder en kloek. Dan doorgewerkt met hoofd en hand en hart, totdat eens het werktuig aan uw hand ontvalt als gij ingaat tot de eeuwige rust. HuiieBilaiMl. Aardbevingen. Volgens een bericht uit Mexico heeft de aardbeving Chilpancingo en Chilapa vernield, waar honderden personen zijn omgekomen. Groote verwoestingen zijn aangericht te Iguala en te Guernamaar verliezen aan menschenlevens hebben daar niet plaats gevonden. De schade, teweeggebracht in Mexico (stad) is gering; echter zijn er scheuren ontstaan in de muren van de Kathedraal. Alle gebouwen aan den zeekant te Acapulco zijn vernield. De woonhuizen en hotels zijn er onbewoonbaar geworden. Niet één gebouw is er gespaard gebleven. Berichten uit andere plaatsen, o.a. uit Vera Cruz, maken wel melding van materieele schade, echter niet van per soonlijke ongelukken. Een nieuwe aardschok is Zaterdag namiddag voorgekomen. De gebouwen geraakten in schommelende beweging, maar er werd tot dusver geen schade aangericht. Uit Acapulco wordt gemeld, dat de aardschokken daar Zaterdag en Zondag hebben aangehouden. De bevolking kam peert in de open lucht, daar de nog overeind staande gebouwen door dyna miet zijn vernield. De hevigste schok had Zaterdagmiddag plaats. Het water in de haven week 33 voet terug en kwam daarna weer opzetten, de pieren overstroomend. Er werd groote schade aangericht. De levensmiddelen zijn zeer schaarsch. „Dan zal ik me haasten." De houtvester groette en ging met groote passen heenHans Adam sloeg den weg in naar de zwarte dennenhij scheen half bewusteloos. De baron zag naar alle zijden. Niemand was in de nabijheid en toch had de onge lukkige man een gevoel alsof hij achter volgd werd, als zat hem een onbekend iets op de hielen, een schaduw, iets onbestemds, maar 't was er en liet zich niet wegjagen. Daar stonden de dennen. Van de over zijde liepen voetsporen er heen, die van een man en een hond. Hans Adam ging de richting na, met wijd open oogen, maar zonder te denken. Vreemd! Juist hij moest bij het lijk de wacht houden. Juist hij Op een plaats was de sneeuw opgewoeld en daar onder de stammen lag iets donkers, bewegingloos. Hans Adam liep onwillekeurig langzamer en zag stijf naar het beweginglooze voorwerp. En dan werden de omtrekken duide lijker. Een menschenlichaam een hoofd een bleek, stil gezicht. Hans Adam bleef staan; een siddering had hem bevangen, die hij niet meester kon worden. „Willibald 1" klonk een zacht geluid van zijn lippen, half onbewust als uit een over vol hart, „Willibald Maar geen antwoord kwam er. Ach, wat had die man niet willen geven om nu Willibalds stem te hooren. „Dat wilde ik toch niet," stamelde hij, „daaraan heb ik nooit gedacht!" En plot seling nader tredend, wierp hij zich op de knieën om zuchtend met beide armen den doode te omvatten. Hij weende geweldig. Hans Adam stond op en streek werk tuigelijk de sneeuw van zijn kleeren.'t Was hem lichter om 't hart gewordenhij had de bezinning weer gekregen en een plotse ling besluit stond in vaste omtrekken voor zijn geest. Hij huiverde. Als een afgrond zag hij aan zijn voeten. Naast Willibalds neergezonken hand lag nog het pistool; de sneeuw was rondom Volgens nadere berichten is de stad Acapulco in een ruïne herschapen. De verliezen zijn niet te overzien. Hon derden huizen in de armere wijken der stad zijn door een springvloed wegge sleurd. In de stad Chilpancingo, die geheel vernield is, zijn 3000 menschen omge komen. Ook in Iguala in den staat Guerrero is groote schade aangericht, maar er vallen hier geen menschenlevens te betreuren. Naar luid van de laatste berichten uit Mexico schat men het aantal men schen, die bij de aardbeving omgeko men zijn op 1000 en de schade aan eigendommen op ten minste 24 mil- lioen gulden. Deze schatting omvat 20 plaatsen, van welke men bericht heeft, maar er zijn nog steden en districten, van welke men niets gehoord heeft en ook voor die plaatsen vreest men het ergste. Gisterenmiddag heeft men te Lissa bon twee krachtige aardschokken ge voeld, welke echter geen schade hebben aangericht; de schokken werden vooral sterk gevoeld te Santarem, ten Noorden van Lissabon. Volgens bericht uit Stettin, zijn gis teren voor Vietzkerstrand in een storm drie visschersvaartuigen met twaalf man omgeslagen. Twee van de vaartuigen zijn, met de kiel boven, op het strand geworpen. De opvarenden schijnen allen verdronken te zijn. Zaterdagmorgen om 4 uur is in de Japansche stad Osaka een groote brand uitgebroken, welke men eerst Zondag morgen 6 uur meester was. Een stadsgedeelte van vier mijlen in den omtrek is door de vlammen vernield. Dertien duizend huizen, waar onder de wereldberoemde Boeddhisti sche tempel, zijn verbrand. Er moeten veel personen zijn omge komen. De Wiener Allgetneiue Zeiting maakt den inhoud openbaar van een geheim verdrag, gesloten naar 't heet den 6en October 1904 tusschen Frankrijk en Spanje. Daarin waarborgen zij over en weer eikaars Marokkaansch gebied; omschrijven zij eikaars sfeer van invloed in Noord-Afrika belooft Frankrijk mili taire hulp, voor 't geval Spanje de grens tusschen Ceuta en Melilla niet alleen rood gekleurd. De kogel had hem in 't hart getroffen; geen spoor van doodstrijd lag op het stille, bleeke gezicht. Hans Adam dacht aan het met klimop begroeide huisje; 't was hem als moest hij vluchten nu hij dat zag. Neen, hij wilde het nooit wederzien. En toen blafte weer de hond van den houtvester; een wagen kwam, uniformen schemerden door het dennenwoud men begroette vol respect den algemeen bemin den heer van Moldt. Een ambtspersoon constateerde de daad zaken, toen namen de agenten het lichaam op van den grond. „Vaarwel, Willibald, vaarwel klaag me niet aan bij God. Ik wilde geen onrecht doen." Hans Adam sprak die woorden maar in gedachten uit, maar ze kwamen diep uit zijn hart. Toen bood de heer van het gerecht hem een plaats aan in zijn rijtuig; het stond, zei hij, niet ver van de dennen. Hans Adam dankte hem. Hij moest al leen zijn. In zoo'n gemoedsstemming kan men niet over iets omverschilligs spreken, niet de voorgeschreven vormen in acht nemen, die nietigheden verdwijnen in de tegenwoordigheid van groote, aangrijpende gebeurtenissen. Het rijtuig zette zich in beweging. Hans Adam had een gevot 1, alsof hem de wielen over 't hart gingen ach, Willibald! Willibald Hij wendde zich om, de ongelukkige, hard gestrafte man hij zag niet meer naar den treurigen stoet. Het gerucht had vleugels gekregen; het vloog van de eene lip tot de andere, ook naar de bleeke vrouw met dien verschrik ten, vragenden blik en naar de oude moe der, die maar één zoon had haar levens geluk haar alles. De tocht met den doode moest voorbij het in 't groen verscholen huisje waar de vrouwen voor 't raam stonden. Sneller werden Hans Adams schreden, altijd sneller. Hij ging naar Moldt, op 't laatst holde hij bijna. -f L. 'Jï/A?S EIIH1I14I ROMAN VAN (Slot volgt.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1909 | | pagina 1