el Laad van Neusden en Ailena, de Langslraal en de Hommelerwaard. voor De Geldduivel. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No2864* Zaterdag 7 Aug FEUILLETON. van alten/ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 19Ü9 Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. De uitslag der jongste verkiezingen voor de Tweede Kamer zal, hoe men daarover ook denken moge, stellig dit voordeel hebben, dat in de eerstvolgende wetgevende periode wat meer werk wordt afgedaan, dan in den laatsten tijd het geval was. Nu reeds liggen onderscheidene wets ontwerpen ter behandeling gereed en daaronder ook een, hetwelk ten doel heeft om Zondagsarbeid en nachtarbeid in broodbakkerijen te beperken. Het betreft hier een ontwerp, dat in het geheele volksleven tamelijk diep ingrijpt. Bij twee wetsontwerpen, van meer algemeene strekking, werden reeds vroeger bepalingen omtrent dit belang rijk onderwerp voorgesteld, maar er is nooit iets van gekomen, en daarom zal het velen genoegen doen, dat de regee ring nu van de bakkersquaestie een afzonderlijk wetsontwerpje heeft ge maakt. Meer nog zullen met dat ontwerpje slechts matig zijn ingenomenniet omdat deze geen voorstanders zouden zijn van beperking van Zondags- en nachtarbeid, integendeel, maar men zou zich zeer vergissen, indien men meende dat het nieuwe ontwerp van ongeveer gelijke strekking is als de vroegere bepalingen waren. Die vroegere bepa lingen toch hadden bet uitsluitend doel om den nachtarbeid der bakkersgezellen te verbieden en hadden dus de strekking om eene bepaalde klasse van personen te beschermen, die aan zoodanige be scherming dringend behoefte hebben, omdat pogingen om zonder hulp van den wetgever, verbetering in bestaande misstanden te brengen, steeds hebben gefaald. Het tegenwoordige ontwerp strekt daarentegen om, in het algemeen en behoudens enkele uitzonderingen, die voor ons overzicht niet van groot ge wicht zijn, een algemeen verbod te stellen, om bakkersarbeid des Zondags en des nachts te verbieden. Wij staan hier dus al dadelijk voor S. WöRlSHöFFFR. (46. In zijn kamer sorteerde Hans urenlang gansche hoopen papieren, verbrandde er eenige, stak andere bij zich, en nam toen uit de kas het eenige geld, dat daarin was. Ten laatste schreef hij eenige regels en lei 't papier open op tafel. „Ik ga voor onbepaalden tijd op reis, waarschijnlijk voor lang. Maar ge krijgt tijding van mij. Hans Adam." Toen liet hij zijn paard zadelen en ging uit het huis zijner vadeien, zonder om te zien, maar met op elkaar gebeten tanden en met vertwijfeling in 't hart, die niet geschetst kan worden. Een jaar was voorbij. De handelsraad Lissauer had het slot uit den faillieten boe del gekocht en met een mooi winstje van de hand gedaan. Hij was nu ook getrouwd, hoogst waarschijnlijk om de wereld te toonen, dat hij niet hoefde te wachten tot eene, die men van moord had verdacht, hem geliefde aan te nemen. Deze, de lieve, na korten tijd uit de ge vangenis ontslagen Ruth, leefde sindsdien tijd in 't huis, dat eens de gelukkige plaats harer jeugd was. De bewoners der pastorie hadden haar met liefde opgenomen en later kwam nog een andere, diep gebogene, in het huis welks wanden veel kommer, maar ook veel trouwe vriendschap en hartelijke toewijding omsloten. Willibald's arme moeder was overleden, de zware slag nam de laatste levenskrach ten van de ongelukkige vrouw mede, zoo dat de dood een verlosser werd. Mevrouw Mies stond nu geheel alleen een ingrijpen in de particuliere vrijheid, die van zeer groot gewicht is. Niemand zal op de gedachte komen om een rech ter, een advocaat, een geestelijke, een notaris enz., te beletten des nachts den arbeid te verrichten, door zijn ambt of betrekking vereischten dus ligt de vraag voor de hand: waarom zal de bakker des nachts niet mogen werken, wanneer 't hem belieft Het antwoord heeft, vreemd genoeg, met de geheele quaestie van nacht arbeid niets te maken. De regeering vreest namelijk dat, wanneer de wet allleen strekt om den nachtarbeid der bakkerfgezelltn te verbieden, de groote ondernemingen tegen de kleine niet meer zullen kunnen concurreeren, omdat, in de kleine, het juist op den zelfarbeid van den patroon aankomt. Feitelijk is hier dus sprake van bescherming van het grootbedrijf, ten koste van de vrij heid van den kleinen werkmanmaar de regeering is van meening, dat zoo danige inbreuk op de particuliere vrij heid geoorloofd is, waar het gebruik van die vrijheid door enkelen, de nor male levenswijze van duizenden anderen verhindert. De Staten-Generaal worden hier dus voor een zeer moeilijk vraagstuk gesteld. Wel heeft de regeering een weinig water in den wijn gedaan, door te be palen dat het verbod van nachtarbeid of van Zondagsarbeid niet zal gelden voor bet hoofd of den bestuurder eener onderneming, die in den regel zonder hulp van anderen bakkersarbeid verricht maar, alleen dan, wanneer de bikkers- raad verklaard heeft, dat daartegen uithoofde van de belangen van anderen geen bezwaar bestaat. Die bakkersraad is een splinternieuwe instelling, waarvan wij voor het tegen woordige niet veel kunnen zeggen omdat de samenstelling, werkkring, bevoegd heden en verplichtingen van dit lichaam voor het tegenwoordige nagenoeg geheel in de lucht hangen. Het ligt namelijk in het voornemen om een en ander nader by bijzonderlijke wet te regelen. Intusschen is naar onze meening de opheffing van het verbod van Zondags- en nachtarbeid, voor kleine bakkers, en Ruth bevlijtigde zich om haar liefde en ondersteuning te schenken. De vroegtijdige weduwe was een zoete troost gebleven. Zij wiegde in haar armen een krachtigen jongen, vaders evenbeeld, een zegen, die ook voor Ruth een goeden invloed had. Zij had den kleinen jongen ten doop gehouden, ze deelde met de moe der alle zorgen en vreugden. Bijna dagelijks kwam Wolfram aan de pastorie en bracht door zijn komst eenige afwisseling in het stille leven. Hij werd daar altijd graag gezien, altijd hartelijk verwelkomd, maar die vraag, waarvan des tijds tusschen hem en Ruth sprake was geweest, die beslissende, gewichtige vraag had hij nog niet uitgesproken. In 't begin zag hij wel als hij in de pastorie kwam, dat het jonge meisje hei melijk eenig bericht van den verdwenene verwachtte. Maar eindelijk stierf ook dat, en Ruth zei toen de gelegenheid zich eens voordeed Hans Adam is dood, ik geloof het vast. „Waarom?" had Erich gevraagd en die vraag deed hem pijn. Ruth's wangen bedekten zich met een purperen gloed. „Omdat hij nooit heeft geschreven", zei ze met een afgewend gelaat. Erich verstond het niet uitgesprokene „omdat hij nooit geld heeft gevraagd" dat was het wat Ruth dacht. Maar hij zweeg barmhartig. Toen kwam er na een langen tijd een dag, waarop Erich bij zijn gewoon bezoek nog ernstiger en zwijgzamer was dan anders; hij bleef ook korter en toen hij heenging, lei hij in Ruths hand een verzegelden brief. Geen woord kwam over zijn lippen; hij liet zich ook door het verzoek van het jonge meisje niet terughouden, maar ging heen, zonder van den inhoud des briefs iets vernomen te hebben. Ruth ging spoedig in haar eigen kamer; ze sloot de deur en zag onafgewend, naar het adres van den brief. Hans Adams handschrift! De stempel was uit Napels en de brief aan haar gericht. „Per adres den heer Wolfram te Dornau", had Hans Adam er bij gevoegd. die in den regel zonder vast personeel werken, zoo dringend noodzakelijk, dat dit niet aan de bakkersraden behoorde te worden overgelaten, maar wel de gelijk in de wet behoorde te worden vastgelegd. Hier zien wij toch in het verbod een beperking van de particuliere vrijheid die door niets gerechtvaardigd wordt. Hoe gaarne wij eindelijk eens zouden zien dat een geheele categorie van werk lieden in de gelegenheid werd gesteld om het leven naar de natuurlijke ver deeling in te richten, en hoezeer wij er ook van overtuigd blijven, dat nachtar beid in bakkerijen voor het bedrijf zelt niet noodig is, zouden wij toch, indien de keuze aan ons stond, de voorkeur geven aan de bepalingen, indertijd door minister Kuyper ontworpen. Dat ontwerp bepaalde den normalen arbeidsdag voor een bakkersgezel, op elf urea, en die elf uren moesten liggen tusschen vijf uur 's ochtens en negen uur des avonds; een en ander ook met de noodige uitzonderingen. Het voor schrift gold zoowel voor eene kleine bakkerij als voor een groote broodfabriek. In zulk eene fabriek kan, door behoor lijke ploeg wisseling, worden gezorgd dat de werklieden niet te veel in den nacht werkzaam zijn; maar dit feit kan toch niet leiden tot eene andere regeling. Wanneer de wet alleen beoogde om aan de bakkersgezellen te waarborgen dat zij niet te dikwijls nachtarbeid moet verrichten, dan zouden de kleine bak kerijen niet tegen de fabrieken kunnen concurreeren. Deze laatste zouden toch kunnen voortgaan met het leveren van versch broo 1 in de morgenuren. Men zegt dat, wanneer alleen de nachtarbeid der gezellen wordt afge schaft en de bakker 's nachts kan wer ken, een zeer groot aantal gezellen zich als patroon zullen vestigen en dan kun nen zij allen 's morgens versch brood leveren terwijl het in de grootste zaken niets baat of de patroon alleen werkt. Wij hebben dit altijd een onbeduidend bezwaar geacht. Een bakkersgezel, die voor een matig werkloon werkt en daarvan met vrouw en kinderen moet leven en zij vormen de meerderheid kan zich zoo gemakkelijk niet als pa troon vestigen. Hij kan zijn weekgeld niet missen en kan zich niet voldoende in8talleeren zonder financieele hulp. Er zullen natuurlijk uitzonderingen wezen maar stellig zullen zij den regel be vestigen. En voor het bezwaar der tegenwoor dige regeering, dat, waar alleen de gezellen beschermd worden, de groote fabrieken niet tegen de kleine bedrijven zullen kunnen concurreeren, gevoelen wij ook niet al te veel. Dat er voor j de kleine bakkers een groot voorrecht aan zal verbonden wezen, wanneer zij de vrijheid behouden om 's nachts te werken, terwijl de gezellen in de gele genheid zijn te rusten, gelooven wij niet. Reeds jaren geleden hebben wij het gezegd en zijn steeds op datzelfde stand punt blijven staan een eenvoudige wet, die den nachtarbeid der gezellen ver biedt en dus doet het eenige waaraan behoefte bestaat, zal op den langen duur van zelf ten gevolge hebben, dat het leveren van versch brood in de vroege morgenuren in onbruik geraakt. Sommigen mogen dat minder aangenaam vinden, er staan groote voordeelen van verschillenden aard tegenover. En daarmede zou toch alles bereikt zijn, wat men gaarne zou willen berei ken, zonder zulk een diep ingrijpen in de persoonlijke vrijheid, als dit ontwerp met zich brengt. Indien de gewen ichte maatregel op dit bezwaar moest afstuiten*, dan zou den wij het diep betreuren, ter wille van een groote en goede zaak. Rtiiieifiiand. Als een bericht uit Saloniki juist is, dan zou een deel der jong-Turken ern stige plannen hebben. In een zitting van bet jong-Turksche comité zou, na ampele bespreking, besloten zijn om, in dien de regeering na de protest-verga dering van Zaterdag a.s. nog geen be vredigende mededeelingen kon doen, een nationale legermacht uit te rusten en eenvoudig naar Griekenland op te rukken. Het bericht lijkt ons nog al opgeblazen. In strijd met baar gewoonte ten deze, heeft de Porte zich ditmaal rechtstreeks tot de Grieksche regeering gewend met het verzoek, de Grieksche gendarmerie- en militie-officieren op Kreta terug te roepen. De Grieksche regeering heeft daarop geantwoord dat die zaak de vier beschermende mogendheden aanging, met wier medeweten en toestemming bedoelde officieren naar Kreta waren gezonden. Met dat antwoord zal men te Kon- stantinopel niet tevreden zijn. Het heet dan ook, dat er een krachtiger vertoog op de komst is. Naar uit Konstantinopel gemeld wordt, heeft de Turksche minister van buiten- landsche zaken tot den Griekschen ge zant gezegd, dat de Porte op Kreta slechts de Kretenzer vlag wenscht te dulden. De minister van oorlog heeft vijftig bataljons reserve onder de wapenen ge roepen. Ook zijn er reeds besprekingen gaande over het vervoer van troepen en krijgsvoorraden van Smyrna naar Kreta. De laatste berichten over de Kreten- ser kwestie zijn van bedenkelijken aard. De Turksche regeering schijnt van de beschermende mogendheden te eischen een verandering in den huidigen toe stand ten gunste van Turkije, waarin deze moeilijk zullen kunnen toestem men. Deze eisch is nog niet voldoende voor het Jongturksche comité, dat nog machtigen invloed moet bezitten en in dezen een groot deel van de Ottomaan- sche bevolking aan zijn zijde heeft. Dit comité heeft een meeting beraamd met het volgende programma: Verwijdering van de Grieksche officieren en ambte naren; wederinvoering van Turksche postzegels en het hijschen van de Turk sche vlag op Kreta het eiland moet met 60 bataljons bezet worden; kan het ministerie hieraan niet voldoen, dan moet het aftreden en zal het comité met den steun van het leger zelf han delen. In Konstantinopel heerscht groote opwinding, men acht den toestand critiek en vreest dat de regeering ieder oogenblik door de nationalisten voor een ernstig feit geplaatst kan worden. Onrust baart ook de toestand om Monastir. De vrijheidsheld Riasi bei zou de Albaneezen verzamelen voor een opstand tegen de regeering in Kon- I Het duurde lang eer Ruth den brief j opendetoen viel er een uitgesneden adver tentie uit in de Italiaansche taal, maar de inhoud was in 't Duitsch overgebracht en luidde woordelijk: „De gevierde eerste balletdanseres van ons tooneel, signora Camilla, blijft zoo als wij onzen lezers verzekeren kunnen, voor ons tooneel behouden. Haar verloving met den Duitschen baron von Moldt zal aan j de bestaande verhoudingen voorloopig niets veranderen." Weer vloog het bloed stormachtig naar de wangen van het jonge meisje. „Een danseres groote hemeleen danseres 1" Toen las ze den brief „Wensch me geluk, kleine Ruth, want mijn lot heeft onverwachts een gelukkige wending genomen. Welke inspanning het kostte om tot nu toe overeenkomstig i mijn stand te kunnen leven, wil ik liever verzwijgen, te meer, daar thans alles goed is. Mijn kleine, lieve Camilla bezit in haar elfen voetjes een kapitaal, dat binnen kort millioenen zal bedragen. Ik kom dan met haar in mijn geboorteplaats terug, koop Moldt van hem, die 't bezit, en laat de barnsteengroeve in 't groot bewerken. Het gevolg zal vorstelijk zijn. Mijn kleine vrouw zendt je, hoewel onbekend, haar beste groeten en ook ik groet je met de oude hartelijke liefde. Je Hans Adam." Het papier viel in haar schoot, en Ruth zag voor zich heen, zonder geregeld te denken, maar toch ook zonder smart, be daard, veel bedaarder dan zij zelf voor mogelijk had gehouden. Mocht Hans Adam het geluk zijns leven gevonden hebben! Zij wenschte dat uit het diepst van haar hart. Toen later Wolfram den brief van den vriend zijner jeugd las, zagen Ruth en hij elkander aan, en beiden lachten. Had Adam had niets geleerd en niets vergeten. Op dien dag werd Erichs vraag nog niet gedaan, maar toch kort daarna, en toen de huisgenooten hoorden, dat zij zich had den verloofd, zeiden ze: „eindelijk!" Toen Ruth met haar verloofde alleen was, kon zij hem open in de oogen zien en verzekeren: „Ik heb je innig lief, Erich ben je nu tevreden?" Hij kuste haar het woord van de lippen. Tot aan de lente bleef Ruth in de pas torie toen werd een zeer stille bruiloft ge vierd, en ze gingen dadelijk op reis, van waar het jonge paar eerst na weken tehuis wilde keeren. Op den avond van de terugkomst te Dornau, op een zeer laat uur, waren alle dienstbaren en daglooners van het goed in hun zondagskleeding bijeen, om bij de groote eerepoort voor het huis de terug keerenden met allerlei kleine eerbewijzen te ontvangen. Vooral moest er geschoten worden. De meeste mannen hadden gewe ren en een hoogst vergenoegde stemming heerschte er. Dicht opeengèhoopt stonden allen voor 't huis. Binnen een kwartier kon het rjtuig er zijn. Daar tikte de een den ander op den arm. „Zeg. wie is daar achter dat seringen- boschje?" „Waar „Zie je dan niet?" „Waarachtig, 't is een vrouw!" „Mensch, als 't de heks eens was!" „Sinds langen tijd heb ik ze niet op Dornauer grond gezien." Maar daarom kan ze toch wel van avond hierheen geslopen zijn. „Ik zal eens een woordje met haar praten." En snel besloten ging hij naar haar toe. „Ben jq het, heks?" De bladeren ruischten, als wilde iemand haastig wegsluipen, maar cle flinke dagloo- ner greep dapper toe en vatte de vluchtende bij den mantel. „Stilstaan, jij! Kom eens voor 't licht, we moeten je noodzakelijk wat zeggen!" Hij trok zijn gevangene uit de schaduw in het heldere licht van honderd lampen en Anna Biirklin's bleek gezicht kwam te voorschijn. De jonge vrouw kruiste op haar gewone manier de armen. „Wat wil jullie, menschen?" „Niet zoo voornaam, Mevrouw!" riep Peter, de koetsier, wien het nog heden als zeker gold dat de dame hem betooverd goud maar geen dubbele kroon gegeven had. „Integendeel, wij zijn het, die vragen, wat wil je hier, hè?" En hij stond wijdbeens voor haar, hoe wel hem 't hart in de borst beefde. Vrees en toorn waren even sterk. „Het rijtuig komt!" riep een stem. „Breng dan 't wijf weg. Ze wil in 't rij tuig zien en de jonge Mevrouw kwaad doen." Schulz, de opzichter van 't landgoed, lei de zware hand op Anna's schouder; toen sloeg hij tegen 't geweer, dat het kletterde. ,,'k Heb thuis nog een knoop van mijn grootvader zaliger, Mevrouwdie doe ik van avond in 't geweer voor jou, als je nog eens op Dornauer grondgebied komt. Wij weten 't wel, heksen zijn bang voor zulke dingen!" En toen 't rollen van 't rijtuig van na derbij gehoord werd, voegde hij erbij „Breng haar weg. Ze zal 't jonge paar met haar valsche oogen niet aanzien Tien handen grepen toe. Anna Bürklin werd weggeduwd: Ze wist zelf niet hoe. Het rijtuig hield stil en Rchieten en jubelen begroetten de thuiskomenden. Hoe gelukkig zag hij er uit, de jonge echtge noot; hoe trotsch stelde hij zijn vrouw aan al die menfehen voor! „Dat is uw meesteres, mijn vrienden! Hebt haar lief als mij, en alles zal goed zijn Nieuwe schoteneen nieuw donderend hoera Binnen in huis trok Erich zijn jonge vrouw met beide armen aan zijn borst. „Ben je gelukkig, mijn liefste, jij die ik heb lief gehad, zoolang ik kan denken ben je heelemaal gelukkig?" Ze zag hem aan en bijna weemoedig klonk haar stem„Erich, had het me vroeger gezegd veel was er anders geweest." Hij leunde zijn hoofd tegen 't hare. ,;Is dan niet alles goed geworden, mijn lieve ling?" fluisterde hij. „Alles!" bevestigde zij uit het diepst van haar hart. ROMAN VAN {Slot.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1909 | | pagina 1