Het Blonde lichtje
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 28GB. Zaterdag 14 Aug.
De toestand der Christen-Armeniërs.
FEUILLETON.
lAm VAN ALTE^
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1909.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7l/s ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
ii.
De Armeniërs zijn een schrander en
begaafd volk en bezitten een hoog te
schatten literatuur, reeds sedert 500
jaar na Ghristus. Speciaal op het ge
bied der geschiedenis en theologie kun
nen zij aan de Duitschers veel mate
riaal leveren. Ondanks alle vervolging,
ondanks elk verbod, dat tegen het be-
studeeren der nationale geschiedenis
en littiratuur tegen hen is uitgevaar
digd, streven ze naar beschaving en
vooruitgang en trekkbn veel jonge stu
denten, met de gro )tète moeiten en
ontberingen gepaard naar Europa, om
zichzelf en hun volk op een hoogeren
trap van beschaving te plaatsen. In
Duitschlarid, Frankrijk en Z\fcjtserland
zijn talrijke Arraeensche studenten op
de universiteit van Munchen alleen
zijn er ongeveer 25.
Men heeft in vele Duitsche bladen
kunnen lezen, dat de Turk eerlijk is
en de Armeniër een Ik zou slechts
één vraag willen stellen zijn misschien
moord, roof, brandstichting, mishande
ling van het zwakke geslacht daden
van een oprecht volk? Waarom dan
die Turksche onderdrukking en die
barschheid, tegen de Armeniërs?
De redenen, waarom de Turken in
de provinciën en de half-wilde Koerden
aldus speciaal tegen de Armeniërs op
treden, zijn zeer verschillend. Ten eer
ste, omdat geen enkele Europeesche
macht nog heeft ingegrepen om de
Armeniërs in bescherming te nemen,
zooals b.v. Frankrijk de Maronieten
gered heeft en hun een zelf-regeering
heeft gegeven. Ten tweede, omdat het
binnenland van Klein-Azie en bijzon
der de Oilicisch-Armeensche provincies,
waar op enkele uitzonderingen na slechts
Christen-Armeniërs en Mohammedaan-
sche Turken wonen, van de beschaafde
wereld zijn afgesneden en met niemand
anders in aanraking komen. Daar zijn
de echte, fanatieke Mohammedanen en
de woeste Koerden thuisdezen hebben
van het bestaan van andere landen en
volken zeis geen flauw vermoeden. Be
grijpelijk is 't derhalve, dat ze dus on
verdraagzaam en zeer ruw zijn. En ein
delijk de hoofdreden De groote ont
wikkeling der Armeniërs, hun voortref
felijkheid, hun sterke geneigdheid tot
de Europeesche beschaving en vooral
hun standvastig vasthouden aan hun
Christelijke beginselen maken hen in
de oogen der Turken tot een gevaar
lijk element, daarom haat hij hem,
daarom sart hij hem op alle mogelijke
manieren.
Welke is nu de plicht der beschaafde
W. HEIMBERG.
Maar jawel
Van hem ontving ik wel degelijk ant
woord, en uitvoerig ook, veel \fitvoeriger
dan mij lief was, maar de gansche brief
was overvuld van „het spijt mij", omdat
„alle jonge taksjes al weggegeven waren".
Goddank
Ik had waarlijk niet geweten, wat ik met
zoo'n klein mormel had moeten beginnen
op mijn studentenkamer twee hoog.
Maar van Frida niet een enkel woord 1
Zuchtend schikte ik mij in het onver
mijdelijke.
Wacht maar eer 'n jaar verloopen is
Ik telde de maandeD, de weken, eindelijk
de uren en ja het jaar was inderdaad
verloopen.
Ik had het ternauwernood voor mogelijk
gehouden, dat aan dit jaar ooit een eind
zou komen, zoo verschrikkelijk lang was de
tijd mij toegeschenen.
Maar aan alles komt een einde, ook aan
de kwellingen van een verliefden student.
H.
Nu was ik dan bevorderd tot dokter in
de medicijnen, had verscheidene examens
„met den hoogsten lof' afgelegd, met het
gewichtige ambt van tweede assistent aan
de kliniek der Koninklijke Universiteit
bekleed, waardoor mij, behalve kost en
inwoning, een salaris was verzekerd, dat
precies voldoende was om bij mijn kleer-
volkeren tegenover deze gruweldaden?
Zij moeten in naam der humaniteit i
zulke schanddaden voorkomen en een
onderdrukt volk helpen en opheffen.
Zoowel katholieke als protestantsche
missionarissen worden vermoord en
hun huizen en kerken in brand gesto
ken, allen, allen moeten daarom mee
helpen. Negenhonderd jaar geleden, ten
tijde der kruistochten werden op de
tegenwoordige plaatsen der verschik
king de dappere zonen van Duitsch*
land door dezelfde ongeloevigen ver
volgd. Het Duitsche leger had toen
gebrek «-aan levensmiddelen. In dien
tijd genoten de Armeniërs volle vrij
heid en leefden in welstandhun roem
rijke vorst zetelde te Tarsus; zij open
den voor de Duitschers, die door den
Sultan van Ikonië waren ingesloten,
de poorten hunner stad, en verstrekten
hun het noodige levensonderhoud.
De Armeensche vorst en katholikos-
patriarch hebben alles gedaan voor het
welzijn der Duitschers. Tot dank daar
voor beloofde Keizer Barbarossa den
Armeenschen vorst, Leo, de konings
kroon te schenkener werden toen
innig, nauwe betrekkingen met hen
aangeknoopt. Toen deze edele Keizer
in den vloed Saleph al te vroeg zijn
dood vond, werd hij door het Armeen
sche volk niet minder beweend dan door
zijn eigen Duitsche onderdanen. Hen
drik VI zond daarop de koningskroon
en twee Duitsche bisschoppen, Rudolf
van Berden en kardinaal Konrad van
Mainz, een broeder van Hertog Otto
van Beieren voerden de kroningsplech
tigheden uit. Zoo was het toen. Eu thans
roept Armenië in doodsangst om Duitsch-
lands moreele en materieele hulp.
Het bloed van 20,000 onschuldige
slachtoffers schreit om gerechtigheid en
hulp voor hun overblijvende broeders.
Kan het Duitsche volk bij al deze smee
kingen en weeklachten nog stom en
ongevoelig blijven? De Europeesche
humaniteit sticht overal vereenigingen
tot dierenbescherming en iedere ruwe
koetsier wordt en met recht ge
straft. Maar het doodsgeschrei in het
verre Oosten dringt niet zoo ver door,
de stroomen bloeds doen in ons gemoed
geen heiligen toorn opbruisen? Armenië
is zoo ver, zoo ver. En is het dan vol
doende zich hier zoo toornig te maken?
Door zijn zwijgen bewijst Europa, dat
het van al deze moordpariijen kennis
draagt. Doch we moeten ook ver
melden, dat eenige schepen de zoo
noodzakelijke hulp verleend hebben,
toen zij de vluchtelingen opnamen, en
duizenden uitgehongerden en dakloozen
den eersten bijstand verleend hebben.
De correspondenten der groote bladen
kwamen, zagen, schreven en namen
maker niet in het krijt te blijven en niet-
gepofte sigaartjes te rooken, en was daarop
met volle zeilen naar de opperhoutvesterij
in het Thüringerwoud gestevend, om daar
het anker te laten vallen in de haven van
het geluk.
Maar o wee!
Mijn kleine, blonde nichtje en bruidje
in stilte kwam mij le gemoet met eeu
zekeren ernst, ja, laat ik het maar ronduit
zeggen met een koelheid, die op mij het
zelfde effect had als een koud stortbad.
Zij verloochende met de meeste onge
dwongenheid in haar doen ^n laten alle
teedere banden, die ons aan "elkaar ver-
knochten. X.
Frida speelde, en dat met een meesterlijk
geveinsde natuurlijkheid de nicht alleen
en uitsluitend de nicht alsof er geen
eeden en beloften en geen beukenprieeltje,
met alle ap- en dependenties van tranen
en verzuchtingen bestonden, zoodat mij niets
anders overbleef dan mijn gelaat met het
zelfde masker te bedekken.
Met alle mogelijke kalmte, terwijl het
inwendig bij mij kookte en bruiste, bleef
ik de neef, niets meer dan de neef.
En dat alles deed ik met zoo'n onver
schillige tronie, dat ik mijzelf een compli
ment zou hebben gemaakt over mijn on
miskenbare tooneelspelerstalenten als ik
niet zoo gebukt ging onder de vreeselijke
kwellingen, die voortspruiten uit de teleur
stellingen eener oprechte liefde.
In de jaren, die de grens vormen tusschen
het leven van den onervaren jongeling en
de rijpheid van den man, zijil dergelijke
teleurstellingen wel het grievencfat.
Immers, men is dan nog niet zoó»ervaren,
dat men de oplossing van het raa?l|el, dat
uw gemoed wordt voorgelegd, toeschrijft
aan de grillen van een meisjeshart en
meisjes als mijn Frida zijn nog grillfjer
photo's en thuis las men dan onder
zijn ontbijt die griezelige, verschrikke
lijke berichten en men dankte God, in
zulk een rustig vaderland te wonen.
Door deze onverschilligheid aangemoe
digd, is thans het Mohammedaansche
gepeupel weer aan het moorden en zoo
lang de rechtvaardige toorn der Euro
peesche volkeren de Mohammedanen
niet bestraft en den Armeniër niet be
vrijdt, zullen er nog verschrikkelijker
afschuwelijkheden dan de vorige ge
pleegd worden.
Wanneer zal daaraan een einde ge
maakt worden? Wanneer zullen de red
ders, de wrekers der verlossers opstaan P"
(Ned.)
S§$EsS£<fi6la-atl.
Ook in heel West-Duitschland is het
Maandag noodweer geweest. In het
dorp Emsdetten bij Munster zette een
wolkbreuk tweederde gedeelte van het
dorp blank. De straten stonden op som
mige plaatsen anderhalven meter on
der water. Op de weiden is veel vee
verdronken, wat niet bijtijds naar stal
kon gebracht worden.
In de buurt van Keulen telde men
in een uur tijds 250 donderslagen.Men
had geen heugenis van zulk zwaar
weer. Over een heele uitgestrektheid
zijn de gewassen, die te velde stonden,
vernield. De overheid bereist nu de
streken, die het meest geteisterd zijn,
om de schade op te nemen.
In Hilter bij Osnabrück zijn een
man, een vrouw en de twee paarden
voor hun wagen door den bliksem dood
geslagen.
De Pester Lloyd verneemt uit Anti vari
in Montenegro, dat daar Woensdag de
Russische stoomboot St. Petersburg is
aangekomen met 118 stukken geschut,
eenige duizenden geweren en een groote
hoeveelheid schietvoorraad aan boord.
Verder waren er een Russisch generaal
en 200 Russische drilmeesters aan boord.
In Anti vari zou de Montenegüjnsche
minister van oorlog een zeer oorlogs
zuchtige redevoering hebben gehouden,
waarin hij toespelingen maakte op een
oorlog met Oostenrijk-Hongarije, die
binnen een jaar zou moeten uitbreken.
Het bericht dient onder het noodige
voorbehoud te worden aanvaard.
lijk getroffen. Slechts een der roovers,
een Rus uit Odessa, is gepakt.
In Fiume is een brutale aanslag ge
pleegd. Een beambte der volksbank is
door drie roovers, die in het gebouw
waren binnengedrongen, overvallen en
van zijn tasch met vierduizend kronen
beroofd. De bank-directeur snelde op
het hulpgeroep van zijn bediende toe,
maar werd door revolverschoten dooae-
Een ambtelijk bericht uit Melilla, van
9 Augustus, des avonds om 10 uur 20
meldt: Vanavond is de ballon captif
weer opgestegenOpnieuw zij n twee kam
pen van Marokkanen ontdekt. Oogen-
blikkelijk werd het vuur op de aange
duide plaatsen geopend. De mannen in
den ballon zagen, hoe de Marokkanen
de dooden en gewonden opnamen en
naar alle kanten vluchtten.
Uit Taudzjer werd Donderdag ge-
j meld
Twee afgevaardigden van de bewo
ners van het Rif, komende van Me
lilla, hebben, naar men zegt, in op
dracht aan de Spaansche legatie te
vragen welke de vredesvoorwaarden zijn.
Naar verluidt, heeft «de Sultan van
Marokko in een nieuwe nota verzocht
de vijandelijkheden te staken, daar hij
met den meesten spoed een sterk leger
uitrust om de Rif bewoners te tuchtigen
en aan Spanje alle waarborgen voor de
orde te geven. Hij is met de beste be
doelingen bezield om de verplichtingen,
hem door de akte van Algeciras opge
legd, na te komen; hij vraagt daar-
voor alleen den noodigea tijd. De
Spaansche regeering moet echter ge
weigerd hebben de strafexpeditie uit
te stellen en verlangd hebben daden
te zien in plaats van woorden, om zich
van den goeden wil des Sultans te
overtuigen.
De Turksche regeering heeft tot Grie
kenland een nota gericht, waarin het
Grieksche antwoord op de voorafgaande
nota van Turkije onbevredigend wordt
genoemd, daar het niet de door Turkije
verlangde verzekeringen geeft. Verder
noodigt Turkije Griekenland in die nota
uit, in het belang der wederzijdsche
vriendschappelijke betrekkingen, zich
te voegen naar den wensch van Turkije.
De Turksche nota is in krachtiger
termen gesteld dan de vorige, maar
spreekt van een redelijk uitstel, zonder
een uitersten tijd voor het antwoord van
Griekenland vast te stellen.
Den Griekschen gezant, die een bezoek
bij den grootvizier bracht, werd op het
hart gedrukt zijn regeering den raad te
geven hare vriendschappelijke betui
gingen te bevestigen door de verlangde
verklaring af te leggen.
De Daily Telegraph verneemt d.d.
13 dezer uit Konstantinopel
Men zegt dat in den ministerraad
van gisteren de minister van oorlog,
die van marine en die van openbare
werken hebben aangedrongen op oor
dan een in alle opzichten volwassen vrouw
maar men zoekt het geval te verklaren
door persoonlijke redenen, zoodat men ge
troffen wordt in de gevoeligste snaar: de
eigenliefde.
En mijn eigenliefde werd inderdaad aan
de ergste beproevingen blootgesteld.
Niet dat zij onvriendelijk of bits tegen
mij was.
Volstrekt niet!
Geen nichtje ter wereld had beminne
lijker kunnen zijn dan mijn blonde Frida.
Doch zij vermeed alles, wat zelfs in de
verste verte herinneren kon aan het ver
leden, en het beukenprieeltje, dat tempeltje
onzer ontluikende liefde, scheen in het
geheel niet meer voor haar te bestaan.
Des te meer voor mij.
Ik zat, arme drommel die ik was, den
halven achtermiddag en den geheelen avond,
soms tot middernacht, in dat prieeltje.
Wat zouden mijn voormalige korpsbroe
ders mij uitgelachen hebben, als zij konden
zien hoe ik daar zat te suffen als de vleesch-
geworden „wereldsmart".
Soms klopte mij het hart tot berstens
toe, wanneer ik dicht in mijn nabijheid
een zacht ruischend wit kleedje door de
rozenknopjes zag schemeren en een frisch,
bekoorlijk stemmetje een liedje aanhief.
En toch, misschien was het wel verbeel
ding, mij ingegeven door mijn gekrenkte
ij delheid, het scheen mij toe dat dit zingen
niet van harte kwam.
Als een dolksteek trof 'tmij in het hart,
als de slanke gestalte, die ik reeds den weg
had zien inslaan naar het prieeltje, met
een korten draai rechtsomkeert maakte
om in een der beschaduwde paadjes te ver
dwijnen.
Oom en tante sloegen mij met de meeste
bezorgdheid gade, want dat de geschiedenis
mij diep gekwetst had, dal ik er onder
gebukt ging als onder een smartelijk onheil,
stond mij op het gelaat te lezen.
Maar ik maakte steeds vorderingen in
de tooneelspeelkunst, want mijn blonde
nichtje toonde ik dit gelaat niet en des
te meer pijn leed ik inwendig.
Totnutoe had het meisje met een han
digheid die ik bij het onervaren kind nooit
had verondersteld, telkens elke gelegenheid
om met mij alleen te zijn, weten te ont
wijken.
Men kan zich dus mijn verrassing voor
stellen. toen ik, wederom in gedachten
verzonken starende naar hetzelfde prieeltje
dat een jaar geleden de sprakelooze getuige
was geweest van onze toekomstdroomen,
hoorde dat zij mij bij den naam riep.
„Neef UlrichNeef Ulrich!"
Ik wendde heastig het hoofd om.
„Je bent van plan om naar het „Roode
Huis" te gaan, nietwaar?"
Ik knikte bevestigend, ofschoon ik op
dat oogenblik niet de flauwste gedachte
had, dat er een „Roode Huis" op de wereld
bestond.
Maar ik was te blijde om niet gevolg te
geven aan den wensch, die ik in haar vraag
vermoedde.
„Welnu, neef Ulrich,"' ging zij voort, een
bizonderen klemtoon leggend op dat akelige
woord „neef", „als je er niets tegen hebt,
dan ga ik met je mee."
Ik verklaarde met een voortvarendheid,
die bewees dat op dat oogenblik mijn
tooneelspelerstalenten mij in den steek
lieten, dat ik volstrekt niets tegen haar
gezelschap had, doch dat het mij integen
deel zeer veel genoegen verschafte.
„Ja", zei ze, volkomen kalm, als wilde
zij mij doen gevoelen, dat zij tot die wan
deling niet had besloten door de begeerte
log, als de eenig mogelijke oplossing.
Sjefket pasja moet verklaard hebben,
dat hij wil aftreden, als de tegenwoor
dige toestand aanhoudt, daar hij in
dit geval niet langer bij machte zal
zijn de gemoederen van officieren en
manschappen te kalmeeren. Men sprak
heden aan de Porte slechts over oorlog
en optreden der marine in de Kreten
zer wateren. De Turksche vloot ver
trekt vandaag naar het eiland Karpa-
thos op 40 mijlen van Kreta.
Te Monticello, het bekende herstel
lingsoord voor luchtbaden in den staat
New-York, heeft een geweldige brand
gewoed. Drie hotels, twee redactie bu
reaux van dagbladen, de nationale bank
en bijna alle haudelshuizen zijn in de
asch gelegdverscheiden duizenden
badgasten zijn zonder dak. De schade
wordt op 2 milioen dollars geraamd. De
brandweer moest eenige huizen met
dynamiet vernielen om de uitbreiding
van het vuur te kunnen tegengaan.
Uit verschillende nijverheidsgebieden
in Zweden wordt gemeld, dat de arbei
ders het werk hebben hervat of ver
zocht hebben dat te mogen doen. Een
buitengewoon nummer van het „Stok-
holmer Dagblad" schrijft, dat de stem
ming tegen de staking in de hoofdstad
voortdurend toeneemt. Waarschijnlijk
zullen alle dagbladen binnen twee da
gen weer verschijnen. Te Göteborg zijn
het automobiel- en rijtuigverkeer met
het oude personeel weer begonnen.
De te Belgrado verschijnende Poli-
tika heeft een bericht uit Sofia ontvan
gen, meldende dat de Bulgaarsche re
geering toebereidselen maakt om het
Bulgaarsche leger Macedonië te doen
binnenrukken, in geval het tot een
Turkscb-Griekschen oorlog mocht ko
men. Alle garnizoenen, zoo zegt de be
richtgever, vooral die in Oost-Roemelië,
hebben geheime orders ontvangen om
klaar te zijn voor den opmarsch. De
legerleveranciers hebben opdracht ge
kregen de bestellingen zoo spoedig mo
gelijk binnen een bepaalden termijn
uit te voeren. Duizenden geweren zijn
naar het Macedonische district Malasj
gezonden, terwijl groote hoeveelheden
schietvoorraden uit de tuighuizen naar
de grens gebracht zijn om onder de
christelijke bevolking van Macedonië
verdeeld te worden.
In hoeverre dit bericht waarheid be
vat, kunnen we natuurlijk moeilijk be-
oordeelen. Een Reuter-bericht uit Sofia
geeft de volgende tegenspraak
Met betrekking tot zekere geruchten,
die in omloop zijn, wordt hier verze
kerd dat Bulgarije nooit eenig plan tot
om no ij te vergezellen, „papa zeide mij
zooeven dat de vrouw van den ouden
Wendenburg ziek is geworden. Mama heeft
nog een drankje voor haar gegeven. Vrouw
Wendenburg heeft jarenlang bij ons in
huis gediend, moet je weten. Ik moet er
dus heen en ik ga niet gaarne alleen
door het bosch."
Bij deze woorden was zij uit het tuinhek
gekomen en stond nu naast mij in haar
eenvoudig zomerjaponnetje, dat haar niet
temin toch zoo snoezig stond. Zij had het
een weinig opgenomenopdat het vlekkelooz»
wit van de dunne stof niet in aanraking
zou komen met de vochtige boschpaden.
Om haar hoofd had zij een zwart kanten
fichu'tje geslagen, zoodat het bekoorlijk lief
gezichtje nog ééns zoo verlokkend uitkwam
onder de donkere omhulling.
Zij was meer dan lief en bekoorlijk, zooals
zij nu voor mij stond zij was in alle
opzichten een schoon meisje, en bovendien
zetelde op haar jeugdig gelaat zulk een
waas van reinheid en zachtaardigheid, dat
men wel een hart van steen zou moeten
hebben om zóó'n nichtje te bezitten, het
voorrecht te hebben dagelijks met zulk een
aanminnig schepseltje te mogen verkeeren
en er dan niet smoorlijk verliefd op te
worden.
Wanneer men mij dit echter in dezelfde
uitdrukkingen zou hebben toegevoegd zou
ik vol verontwaardiging hebben geantwoord,
dat ik door hoogere gevoelens werd bezield
dat ik maar niet zoo alledaags „smoorlijk
verliefd" was, maar dat ik haar oprecht
liefhad niet als een pas gepromoveerd
student, maar als een man, die doordrongen
is van de ernst des levens en zich bewust
is van de verplichtingen, die hij op zich
neemt wanneer hij het lot eener beminde
vrouw voor het leven aan het zijne wil
verbinden. Wordt vervolgd).
DOOR
(2