cl Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de iSomraelerwaard.
EERSTE BLA
Bet Blonde Nichtje
CAN DIA..
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2872. Zaterdag 4 Sept. 1909.
FEUILLETON.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00,
franco per post zender prijsverbooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Als een gevolg van de voort
durende uitbreiding van het abonne
mentental en het daarmede gepaard
gaan van de ontvangst van meerdere
advertentiën, hebben wij besloten
daarvan ook onze abonnees te doen
profiteeren en zullen, te beginnen
met 1 OCTOBER a s., het abonne
mentsgeld per kwartaal van één
gulden verminderen tot 75 cent,
terwijl nieuwe abonnés het blad van
heden tol 1 October GRATIS zullen
ontvangen.
Administratie en Uitgever.
Het eiland in de Middellandsche
Zee, oudtgds Creta en ook tegenwoordig
weer meestal Creta genaamd, maar
langen tijd geleden als Candia bekend
geweest, heeft wel geen groote rol in
de wereldgeschiedenis gespeeld, maar
toch tal van belangrijke lotswisselingen
ondergaan, en de naam ervan zweeft
tegenwoordig weer op aller lippen. Toch
is het betrekkelijk zeer weinig bekend
hoewel velen onzer reeds in hun jeugd
er iets van gelezen hebben.
Dit was echter niet veel goeds. Toen
de apostel Paulus ei zijn medearbeider
Titus achterliet, om er verder de Chris
telijke kerk te organiseeren, schreef de
groote man in zijn bekenden brief heel
weinig goeds van de ook destijds groo-
tendeels Grieksche bevolking van het
toen reeds Romeinsche eiland. Zes en
zestig jaar vóór de geboorte van Christus
waren de afzonderlijke Grieksche staatjes
reeds door de wereldveroverende Romei
nen onderworpen. Later werd het land
een deel van het Oost-Romeinsche rijk
was eenigen tijd in het bezit der Sara-
cenen, werd nog later weer voor het
Byzantijnsche of Oost-Romeinsche rijk
gewonnen, viel bij de stichting van het
W. HEIMBURG.
(8
IX.
„Hoe het zich heeft toegedragen!"
„Ach, Johannes, ik weet immers beter
dan wie ter wereld ook, in welke omstan
digheden wij drieën, jij, prins Christiaan
en ik, voor het laatst bij elkaar waren.
„Jij waart reeds tot predikant beroepen
en zoudt weldra je intrede doen als herdei
van een welgestelde gemeente, in een keurig
onderhouden pastorie en in het vooruitzicht
op een winstgevend en eervol ambt.
„Ikzelf droeg nog niet lang de groene
jagerskleedij als ruim gesalarieerde opper
houtvester van de jachtterreinen, die tot
het hertogelijk domein behoorden.
„Inderdaad, onze vorstelijke vriend had
voor ons als een echt vriend gezorgd en
ons ten voorspraak geweest bij zijn vader,
den hertog. En zonder moeite was dat niet
gegaan. Hij had moeten spreken als Brug
man, want wij waren nog te jong van jaren
voor onze veelbegeerde betrekkingen.
Je zult je herinneren, dat hij zich den
volgenden morgen op reis wilde begeven
om verschillende hoven, zoowel in Duitsch-
land als in den vreemde te bezoeken.
„Evenzeer zul je waarschijnlijk nog zeer
goed weten, dat hij den bokaal, waaruit
wij den afscheidsdronk hadden gedronken,
met een breed gebaar in het water slin
Latijnsche keizerrijk, in 1204, aan het
hertogdom Montlerrat ten deel en werd
door den hertog van Montferrat aan de
Yenetianen verkocht.
Deze hebben er veel goeds gedaan,
maar in Juni 1645 werd het eiland ten
deelo door de Turken veroverd, die het
langzamerhand in de macht kregen en
de Venetianen verdreven. Yanafl669
waren de Turken er meester. Dat in
latere tijden het streven der bevolking
zich steeds bewoog in de richting eener
vereenigiüg met Griekenland, is uit de
jongste geschiedenis bekend. De Sphaki-
oten, een afgezonderd en afzonderlijk
levend ras vooral, zijn herhaaldelijk tegen
de Turken in opstand geweest. Maar ook
overigens waren de sympathiën der
bevolking in hoofdzaak aan de zijde van
Griekenland, hetgeen licht verklaarbaar
is, als men weet dat het aantal Maham-
medanen nog geen dei de der bevolking
uitmaakt en daaronder vele afstamme
lingen van voorheen tot den Islam
overgegane Grieken behoorenterwijl
de Turken hier, evenmin als elders,
iets gedaan hebben om de bevolking door
een wijs en rechtvaardig bestuur voor
zich te winnen.
Het klimaat van Candia moet heerlijk
zijn. Geen wonder dat reeds in overoude
tijden vele landverhuizers er zich ves
tigden naast de oorspronkelijke bewo
ners en, naar de wijze van dien tijd
kolonies vormden maar nooit heeft het
land zich tot eenigen wezenlijken trap
van welvaart en beschaving kunnen
ontwikkelen. Zooals gezegd, waren de
Yenetianen de eenige die er iets voor
gedaan hebben.
Wij hebben niet eens zekerheid om
trent de bevolking en haar aantalwant
registers van den burgerlijken stand
zijn er niet. Opstanden en pest hebben
dikwijls opruiming gehouden. Naar de
meest betrouwbare schatting gaat de
bevolking niet boven de drie honderd
duizend, dat is maar 34 op eiken vier
kanten kilometer!
Eens toch was het eiland bekend als
de korenschuur van Griekenland en
waarschijnlijk zal het er toen met de
bevolking wel anders uitgezien hebben
maar tegenwoordig is wel een derde
gedeelte van den bo lem woest, terwijl
men een ander derde gedeelte niet
bebouwen kan. Rest een derde gedeelte
dat zeer slecht bebouwd wordt en waar
de dorpen en bouwhoeven er tamelijk
ellendig uit moeten zien.
De zeer vruchtbare landen aan de
zee zijn des zomers ongezond, omdat
gerde en daarbij met schitterende oogen
en op plechtigen toon de veelbeteekenende
woorden uitte:
„Niemands lippen zullen het weder beroe
ren dit ware een ontwijding onzer heilige
vriendschap
Daarop omhelsde hij ons en zwoeren wij
opnieuw vriendschap en trouw, legden den
plechtigen eed af dat niets ons zou scheiden
op deze wereld.
„En herinnert gij u nog hoe hij er uitzag
op dat oogenblik, onze vorstelijke vriend,
met zijn fleren blik en echt prinselijk
voorkomen, wien het „adel legt plichten
op" geen ijdele klank was, maar tegenover
ons, eenvoudige burgerjongens, geen trots
kende.
„Ik althans meen nog steeds zijn jeugdig,
van geestdrift schitterend gelaat voor mij
te zien. Want zooals op dat oogenblik was
het mij nooit tot klaarheid gekomen, welk
een beeldschoon jongeling hij was.
„Wat stak jij bij hem af, arme kerel!
Als een weldoorvoed ezeltje naast een edel
volbloed paard.
„En ik?
„Spaar mij een vergelijking. Mannelijk
schoon is nimmer mijn erfdeel geweest, dat
weet ge.
„Doch genoeg hiervan.
„Op den bewusten avond hebben wij
elkander immers vcor het laatst in oude,
trouwe vriendschap de hand gedrukt.
„Verloren is die vriendschap vermoord 1
„En door wie?
„Door een vrouw!
„Een vrouw
„Jij bent een geleerde, Johannes
Welnu, onderzoek de geschiedenis der
wereld, van Adam af tot heden, bestudeer
alsdan, tengevolge van het uitdrogen
der rivieren, moerassen ontstaan. Deze
zoo gunstig gelegen vlakten door de
noodige werken te herscheppen in ge
zonde, bebouwbare oorden, zou zeker
een hoogst omvangrijk werk zijn, waar
van echter de zegenrijke gevolgen zich
zeer spoedig zouden doen gevoelen. Het
behoeft nauwelijks gezegd te worden
dat de landbouw zeer achterlijk is.
Alles gaat even gebrekkig toe, en dat
in een van de heerlijkste landen der
wereld. Men legt zich voornamelijk toe
op het kweeken van olijven, die door
de gebrekkige behandeling slechts om
de twee jaren een goeden oogst geven.
In dit slecht bevolkte land, waar de
grond om zoo te zeggen maar voor
het grijpen js, en dat eens de koren
schuur der Grieken was, moet jaarlijks
koren worden ingevoerd. Stallen voor
het vee bestaan er niet; men beschut
het maar voor de hevige regens in de
bergholen en verzorgt ook overigens de
dieren zóó slecht, dat het vee slechts
door gestadigen invoer voor algeheelen
ondergang kan worden behoed.
In den tijd der eerste Grieken noemde
men Candia het eiland der honderd
steden. Waarschijnlijk is het een fabel.
Er zijn maar vier stadjes, waarvan
het grootste, Candia zelf, 12000 inwo
ners heeft en verder een achthonderdtal
dorpen, veelal namelijk, met zeer weinig
bewoonbare huizen.
Met de ontwikkeling der bevolking
is het ook zeer treurig gesteld en de
staatkundige toestand zal daarvan wel
voor een groot deel het gevolg wezen.
Dht is dan het land, waarvan een der
grootste Grieksche geschiedschrijvers
gezegd heeft, dat het bestemd was om
de beheerscher te worden van al de
Grieksche volksplantingen, welke zich
overal in den omtrek gevestigd hadden
Het eiland is zoo groot als Zuid
en Noord-Holland, Zeeland en Utrecht
te zamen en is zoo lang als ons land
aan de Oostzijde, maar smalhier en
daar niet meer dan 12 kilometers.
Aan de Zuidzijde zija verschillende
berggroepen, met uitloopers naar het
Noorden. Het hooggebergte is woest
en bood in den strijd herhaaldelijk
veilige wijkplaatsen aan vervolgde
stammen aan. Er zijn dorpen, die door
de ligging rotsvestingen zijn, waarin
men slechts door rotskloven zou kunnen
doordringen, wat de Turken meermalen
tevergeefs hebben beproefd. Zij leiden,
bij het smelten der sneeuw, het water
van het hooggebergte naar beneden en,
daar ze soms niet meer dan tien meters
breed zijn, met steile wanden van 200
tot 500 meters hoog, kunnen zij bui
tengewoon gevaarlijk wezen; maar de
rijkdom van planten moet juist aan
die rotswanden bijzonder merkwaardig
zijn. Ook is het land rijk aan water
bronnen, door de zachte, kalkhoudende
gesteenten der bergen veroorzaakt, en
het zijn vooral deze bronnen, die oorzaak
zijn van den buitengewoon scboonen
en weelderigen plantengroei.
Zoo is het land, ondanks de ontzet
tende verwaarloozing door den mensch,
toch een parel der natuur en men kan
het zich begrijpen, dat de Turken deze
parel, die een paradijs voor den mensch
zou kunnen zijn, gaarne weder in wer
kelijkheid zouden willen bezittenof
liever, men zou het zich kunnen
begrijpen, wanneer de schoonheid an
rijkdom van het land de oorzaken waren
van de Turksche begeerte. Dat is echter
helaas niet het geval. Een voortduren
van den tegenwoordigen toestand, een
voortduren dus van de tegenwoordige
zelfstandigheid met schatplichtigheid aan
den Grooten Heer, beteekent eenvoudig
het voortduren van den ellendigen toe
stand, waarin het land gedompeld is.
Ziedaar dan het land, dat den roep
heeft van het gezondste en lieflijkste
klimaat der wereld te bezittenhet
schoone eiland waar de oude Grieken
reeds een sanatorium van maakten.
Maar toen was het nog bedekt met
dichte wouden, die de Yenetianen en
Turken hebben uitgeroeid, hetgeen waar
schijnlijk op de gesteldheid der lucht
niet volkomen zonder invloed zal ge
bleven zijn.
Moge eenmaal de vereeniging met
Griekenland, die toch slechts eenequaes-
tie van tijd kan wezen eindelijk dezen
gezegenden hoek der wereld eens tot
volle recht doen komenMaar wat
zoovele eeuwen lang verwaarloosd en
bedorven is, zal zeker met den besten
wil, en ondanks alle aangewende pogin
gen, niet in een korte spanne tijds uit
de diepte zijn op te heffen.
StnUeiiland.
De Noordpool bereikt
Ritzau's Agentschap seint uit Kopen-
i hagen, dat het Deeneche schip Hans
Egede, een schip van het bestuur der
Deensche nederzettingeu op Groenland,
1 Woensdagmiddag Lerwick is gepasseerd,
i De inspecteur voor Groenland, die zich
!aan boord bevindt van de Hans Egede,
de historie van alle volken en je zult
tot de ervaring komen, dat de oorzaak van
alle kwaad in de wereld de vrouw is.
„Vrouwenschoonheid is als een sterk
werkend vergif, dat de zinnen bedwelmt
en het hart ellendig maakt.
„Wanneer vrienden tot vijanden worden,
het geluk eener vreedzame familie wordt
vernietigd, do huwelijksband wordt ver
scheurd, de furie van den oorlog woedt
over welvarende landen zoek de vrouw
„En dan zult ge haar steeds vinden.
Schuldig of onschuldig het booze in de
wereld is de vrouw.
„En behalve geleerde zij t gij ook theoloog
en vóór alles overtuigd christen. Welnu,
wanneer het waar is waaraan gij rotsvast
gelooft, dat er, evenals goede engelen, een
duivel bestaat, die de wereld rondkruist
en naar slachtoffers zoekt om ze in zijn
netten te verstrikken, dan vertoont hij zich
in de gedaante van een schoone vrouw.
Den paardenvoet en de horens, waarmede
het volksgeloof hem heeft toegerust, kunt
ge gevoeglijk wegdenken, Johannes.
„Ik blijf erbij, Satan is een vrouw!
„Het Heilige Kerstfeest was in
aantocht, toen ik haar zag voor het eerst
mijns levens.
„Het was ook echt Kerstmis-weder, dat
woedde over de bergen, zoodat het wel
scheen alsof de wilde jacht nog nimmer
zoo ontzettend over het Thüringerwoud was
getrokken. De wind floot en gierde om mijn
oud uilennest, als zongen alle booze geesten
een triomflied.
„Daarbij sloeg een. doordringende regen,
met sneeuwvlokken vermengd tegen de met
luiken afgesloten vensters van mijn vertrek.
„Juist had ik mijn nat jachtcostuum
uitgetrokken, want ik was juist met mijn
buks en de honden thuisgekomen en ver
keerde in een afgrijselijken luim, want ik
had verscheidene kogels verschoten zonder
doel te treffen.
„En onwillekeurig begonnen mijn gedach
ten af te dwalen naar mijn jeugd, naar de
Kerstochtenden zooals ik ze gekend had in
het huis mijner ouders, in de kleine resi
dentie-stad daarginds.
„Ik droomde
„Van den toren der oude kerk, die naast
het slot, hoog boven op de steile rots,
midden in de stad staat, slaat het vijf uur
in den morgen en nu zonden de klokken
haar diepe, ernstige tonen over de stad heen
naar buiten op het stille veld, tot over de
besneeuwde kruinen van 't Thüringerwoud.
„Het is heden immers Kerstmis, de heilige,
heerlijke blijde Kerstdag.
„Door de vensters der oude Gothische
Kathedraal, waarin een Duitsch keizer rust,
schemert een gouden glans, en nu dalen
van den slotberg vrouwen mannen en kin
deren; de sneeuw kraakt onder hun voeten
en de adem bevriest in de koude lucht.
„Een jubelend kerstlied ontvangt hen
bij hun intrede in het verlichte oude be
dehuis.
„Halleluja, hallelujal" zingen de kinderen
in het koor, en de gemeente valt in:
„Looft God! gij Christ'nen al-te-zaüm,
Op Zijnen hoogsten troon,
Die heden ons Zijn rijk ontsluit,
Door 't zenden van Zijn Zoon."
„Op aller gelaat leest men de vreugde
van het Kerstfeest, een feestelijke stemming.
Wat blinken de oogen der kinderen in
vrome aandacht van vroolijke verwachting!
„Want als zij te huis teruggekeerd zullen
zjjn, heeft het Christuskindje de lichtjes
van den Kerstboom ontstoken in de warme
seinde aan de regeering te Kopenhagen,
dat zich aan boord bevindt de Ameri-
kaansche ontdekkingsreiziger dr. Cook,
die zegt, op zijn noordpoolexpeditie den
22en April 1908 'de pool te hebben be
reikt. De Eskimo's van Kaap York be
vestigden de juisheid van Cook's me-
dedeeling.
De New York Herald (Parijsche edi
tie) publiceert een lang reisverhaal van
Cook over zijn expeditie. Na een langen
strijd tegen honger en koude was Cook
er in geslaagd, de Noordpool te berei
ken, waarbij bij nieuwe wegen vond en
gebieden aantrof die zeer rijk waren
aan groot wild. Einde Augustus 1907
bereikte het jacht Bradley het punt
waar de route niet verder bevaarbaar
was. Men bevond zich toen op 709 Eng.
mijl van de Pool. Cook besloot door
Grinell-land te trekken naar de West
kust en die in noordelijke richting te
volgen tot aan het Poolbekken. Den
19en Februari 1908 werd een aanvang
gemaakt met den grooten tocht naar
de Pool. Daaraan werd deelgenomen
door 11 mannen met 11 sleden. De
temperatuur daalde soms tot 83 graden
onder nul. De deelnemers hadden veel
van de koude te lijden; van de honden
zijn er verscheidene doodgevroren. De
reizigers volgden de Nansenstraat en
bij Heiberg-land begaven zij zich op
het zeeijs; daar keerden 4 deelnemers
terug.
Te Kiel zijn, volgens een Duitsch
blad, in drie gezinnen negen menschen
na bet eten van rauw paardevleesch
ziek geworden. Twee kinderen zijn er
aan gestorven. De overigen schijnen
het te boven te zullen komen.
Niet ver van Lewiston in Pennsyl-
vanië is een brutale treinaanslag ge
pleegd. Gewapende bandieten plaatsten
een versperring op de lijn, even voor
de sneltrein moest langskomen. En toen
de machinist nog bijtijds zijn trein liet
stoppen, en de conducteur den trein
verliet om de versperring weg te rui
men, werd er op dezen laatste gescho
ten. Hij werd aan de band gekwetst.
De voovers doorsnuffelden den trein,
maakten zich meester van ca. 1000
dollars en wisten toen te ontkomen.
Gelukkig hebben zij er niet in kunnen
slagen een brandkast met geldswaarden
in een der spoorwegwagens open te
krijgen.
De vijf mannen, die wegens inbraak
in een goudsmidswinkel in de Londen-
sche City voor den politierechter wer
den gebracht, zijn naar den strafrech
ter verwezen; ook de eene,die verdacht
wordt met een ander de wacht te hebben
gehouden, terwijl hun kornuiten den
huiskamer. En wat mag er wel liggen op
het helder gedekte tafeltje daaronder?
„Dat was zoo de gewoonte in onze oude
Thüringer stad; dan bezocht het Christus
kind op den eersten dag de huizen, als de
duisternis nog de aarde bedekte; de slaap
ontvlood in den gezegenden nacht het leger
der groote en kleine menschen, want men
mocht immers de Kerstpreek niet verzuimen.
„Alle plaatsen in de kerk zijn bezet; hier
boven in de bergen heerscht noggrooten-
deels het oude Christelijk geloof; de over
grootmoeders der tegenwoordige bewoners
zijn in den heiligen nacht hier gekomen
om te bidden en lofzangen te zingen, en
het tegenwoordige geslacht wil den Kerstdag
niet aanvangen zonder het oude, heilige
gebruik
„Nu leest de geestelijke uit het Evangelie
voor, terwijl de gemeente zich van haar
zitplaatsen verheft:
„Er waren herders op het veld, die de
nachtwake hielden over hunne kudden
„En bij hen was een menigte der be-
melsche heirscharen, die God loofden en
zeiden
„Eere zij God in de hoogste hemelen,
vrede op aarde, in de menschen een wel
behagen I"
„Vrede op aard el"
„Eensklaps werd ik uit mijn droomen
opgeschrikt.
„Buiten werd aan de deur geklopt, en
daar ik des avonds nooit bezoek ontving
in mijn eenzaam huis, en het minst bij
zulk een ellendig weder, legde ik mijn
honden, die heftig en verwoed begonnen
te blaffen, met een bestraffend woord het
zwijgen op, ging naar buiten en opende
de deur, waarbij mij door den hevigen storm
dadelijk de klink uit de hand werd gerukt
DOOR
(Wordt vervolgd).