el Land van Hensden en Allena, de Langstraat en de Bommeierwaard. Onoverwinnelijk. Het Blonde Nichtje Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2877. W oensdag 22 Sept. 19Q9. FEUILLETON. f Uw3 VAN ALT^> VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Als een gevolg van de voort durende uitbreiding van mentental en het daarn^H||pprd gaan van de ontvangst van meezere advertentiën, hebben wij besloten daarvan ook onze abonné's te doen profiteeren en zullen, te beginnen met 1 OCTOBER a,s., het abonne mentsgeld per kwartaal van één gulden verminderen tot 75 cent, terwijl nieuwe abonnés het blad van heden tol 1 October GRATIS zullen ontvangen. Administratie en Uitgever. De verjaardag van de overwinning der zoogenaamde onoverwinnelijke vloot, van de Spaansche Armada, wordt gewoonlijk gerekend op 1 September te vallen. Dkt was de groote ongeluks dag voor de drijvende stad. Ontbrak het ons niet aan ruimte, gaarne zouden wij de groote gebeur tenissen dier dagen nog eens uit een zuiver historisch oogpunt voor onze le zers schetsen. Sinds lang had de toen nog zoo machtige koning van Spanje aan de koningin van Engeland den oorlog wil len verklaren. Allerlei staatkundige en godsdienstige overwegingen hadden er toe geleid. In Spanje lag in de lente van 1588 de voor dien tijd ontzaglijke vloot van 160 schepen met meer dan 2600 kanonnen en 28000 man. In de Zuidelyke Nederlanden lagen 43000 man, gereed om aan die landing deel te nemen. Men kan er zich inderdaad nauwlijks over verbazen, dat men reeds bq voorbaat in Spanje zich van de overwinning zeker waande. Ook in de oogen des konings was de vloot onover- winnelpk. Helaas, het was slechts zelf verblinding en zelden heeft de macht van den mensch een meer smadelijke W. HEIMBURG. (13 „Hij wendde zijn hoofd naar de verweerde grijze muren van het verlaten huis, waarvan de kleine vensters van den gevel als gloeien de oogen in de avondzon glansden. Zeer gaarne, Christiaan. Maar dat is onbegrijpelijk. Mijn vrouw heeft mij liefverder valt er niets te begrijpen. Hm! kuchte hij. Daarop liep hij langzaam naast mij voort, tot wij door het ■denneboschje het huis hadden bereikt. Zoo jong, zoo schoon, en zoo alleen fluisterde hij, alsof hij het woord tot zichzelf richtte. „Toen keek hij mij aan en vervolgde, niet zonder een lichte zweem van ironie: Of veronderstel je, Heinz, datje edel- valk op den duur een voldoend tijdverdrijf is voor haar? „Op eenigzins bai schen toon antwoordde ik Zij is niet als de anderen. Haar ern stig karakter past goed bij deze eenzaamheid. „Zoo traden wij zwijgend het huis binnen en gedurende een ondenkbaar oogenblik vloog mij de gedachte door het brein, als ware mij de teruggekeerde boezemvriend minder lief, dan voorheen. „Maar ik bedacht, dat ik steeds had ge hoord als zou de liefde eener vrouw de gevoelens voor de vrienden onzer jeugd allengs doen verzwakken, zoodat ik geen aandacht meer schonk aan dit verschijnsel. XV. „Toen wij rond den disch, waarop het nederlaag geleden, zelden is zij door zwaarder rampen getroffen, dan in die ongelukkige Septemberdagen. De oorzaken van die vreeselijk ramp, die Spanje trof en waarvan het mach tige rijk zich nooit weer geheel heeft kunnen herstellen, ondanks het trotsche woord van den even trotschen als eigen- zinnigen koning, zijn niet onbekend. De koning wilde aan geen enkel voor stel zijner ten deele wel hoogst onbe kwame, maar ten deele toch ook zeer bekwame bevelhebbers het oor leenen. Yan uit zijn paleis werd de geheele onderneming bestuurd met de in zijne oogen inderdaad onoverwinnelijke Ar mada. Krachtig door de Nederlanders ge steund, kwam Engeland het groote ge vaar schitterend te boven. De landing in Engeland mislukte volkomen en de trotsche vloot ging voor twee derde, met een ontzettend verlies aan menschen- levens, jammerlijk te gronde. Het is eigenlijk de geheele geschie denis, die ons leert dat geen macht ter wereld onoverwinnelijk is. Niet in dien zin, dat elke macht, hoe groot en ge ducht ook, door eene andere en min dere, in de gewone beteekenisdes woords zou kunnen worden overwonnen maar in deze beteekenis, dat elke macht eigen lijk nooit vrij van fouten en gebreken is, en steeds rekening te houden heeft met verschillende, soms zelfs met de schijnbaar nietigste en onbeduidenste omstandigheden. Trotschheid en eigenzinnigheid waren waarlijk niet alleen de ondeugden van koning Filips van Spanje en het waren niet alleen legers en vloten, die den roep hadden van onoverwinnelijk te wezen, en die toch overwonnen werden of althans het beoogde doel niet konden bereiken. Onoverwinnelykdat wil toch eigen lijk zeggen: „het doel dat ik nastreef moet en zal ik bereiken; het lean niet anders; mijne macht is te groot, mijne middelen te onuitputtelijkmijn doel is ook te goed en te schoon." „IJdelheid der ijdelheden" zouden wij kunnen zeggenmet andere woor den: het toppunt van ydelheid en, laat ons er by voegen, van zelfverblinding! Wel zeker, wy gelooven ons oog merk goed, ons doel schoon en het zou niet goed wezen indien het anders ware. Maar toch, vrienden, is het ook waar dat eenvoudige avondmaal gedekt was, zaten en wij elkander weder, als in de dagen onzer jeugd, in de oogen staarden, hief ik mijn bokaal op, stiet dien tegen den zijne, en sprak op hartelijken toon de eenvoudige woorden „Welkom ten mijnent, ChristiaanMoge „het Roode Huis" je ook in het vervolg zoo dikwijls binnen zijn muren zien als gaarne geziene gast zooals voorheen. Steeds zal je ons welkom zijn; de oude vriendschap zal je ons thans omringen. „Mijn vrouw zat zwijgend aan mijn zijde Haar zilveren lach was verstomd. Zij zag er bijna trotscher en hoovaardiger uit dan ooit te voren. Slechts het lichte blosje was op haar bleek gelaat achtergebleven. „Op het oogenblik, dat onze bokalen elkaar met volle klank aanraakten, wendde zij mij haar blik toe en staarde mij aan, zoodat ik vergat den wijn aan de lippen te brengen en te drinken. „Ik weet niet, en kan nog niet zeggen, wat in dien blik te lezen stond, angst, ver wijtingen, een onuitgesproken smeekbede. „Toen ik den mond wilde openen om haar te vragen, waarom zij zoo raadselach tig deed, legde zij mij zacht de hand op den schouder, stond op en nam afscheid van den prins „daar de heeren, zooals zij zich uitdrukte, waarschijnlijk nog veel met elkander te bespreken hadden uit den tijd, dat zij vaa elkander gescheiden waren ge weest, en zij bovendien nog huisvrouwelij ke plichten had te vervullen." Blijf toch, Frederike, verzocht ik haar. Het zal je zonder twijfel belang inboezemen te hooren, wat er in het buitenland omgaat, en hoe de dames uit de Parijsche groote wereld thans haar hoeden dragen. Ook van het tooneel en het hofleven heeft de prins veel te vertellen." „Bijna onvriendelijk klonk haar toon, waarmede zij dit verzoek van de hand wees. Sta mij toe, dat ik heenga! Wat geef ieder zyn uil een valk gelooft. Als we begonnen, met aan dat goede en schoone te gelooven, behoudens de mogelijkheid van dwaling en verkeerd inzicht, be houdens de waarde van anderer ge voelen, voorwaar dan zou het vry wat beter zyn. Dan zouden wy al da delijk moeten komen tot de erkentenis, dat er toch misschien wel reden zou kunnen bestaan, om zich niet van een volledig slagen verzekerd te houden en daarop te voren allerlei plannen en be rekeningen te bouwen. Dat verkoopen van de huid, eer de beer goed en wel geschoten is, heeft al menigeen in 't nauw gebracht. En, eens gekomen tot de oefening althans van een heel klein beetje ne derigheid, zal 't ons misschien zoo moei lijk niet meer vallen om tevens te erkennen, dat macht en kracht en ruimte van middelen, al vry beperkte begrippen zyn. Wij menschen zyn nu eenmaal gewoon, ons schuldig te maken aan de onvergeeflijke fout van steeds buiten het een of het andere te reke nenterwijl een goed rekenaar met alle factoren rekening houdt, indien ze hem namelijk bekend zyn. Maar een mensch, die zich niet al te zeer in de strikken van ydelheid en zelfverblin ding heeft laten vangen, weet maar al te goed, of liever gezegd, erkent het gaarne, dat niet alle omstandigheden hem bekend zyn, en dat hij in ieder geval niet te beschikken heeft over de toekomst, over dat onbekende duister, waarvan niemaud de wetenschap bezit en die uitsluitend ligt in de hand Gods. Wy wanen niet alleen ons zelf vaak onoverwinnelijk; wy gelooven ook al te dikwyls in de onoverwinnelijkheid van anderen. Wanneer het Elisabeth van Engeland en hare staatslieden aan geestkracht en vastberadenheid outbro ken had, wanneer zij niet door het volk trouw en krachtig was bijgestaan wanneer de Nederlandsche staatslieden niet hadden begrepen dat het hier om groote en gewichtige belangen en ook om eigen belangen ging en geaarzeld hadden om den steun te verleenen, door Engeland ingeroepen, dan ja dan zou het misschien zyn gebleken dat de onoverwinnelijke vloot althans wel onoverwinnelyk was voor de Engel- schen ik om het buitenland, het tooneel, het hofleven en de Parijsche modes? „En met een diepe buiging voor den prins verliet zij het vertrek. „Ik wierp een triomfeerenden blik op mijn vorstelijken gast en herhaalde: Zij is niet zooals de anderen, Christiaan. 5* „Nog duidelijk zie ik zijn gelaat voor mij, zooals hij in dat oogenblik zijn blikken vestigde op de deur, waarachter de rijzige gestalte verdwenen was. Een purperblos trok over zijn manlijk scboon gelaat, zoodat ik meende dat hij verlegen was geworden. „Ik barstte in een spottenden schaterlach uit en hield hem den bokaal voor. En toen hij mij bescheid deed, zag zijn aangezicht zoo bleek als het laken, dat de tafel dekte. „Weldra echter was hij zich weder vol komen meester zooals alle aristocraten was ook bij zeer ervaren in de voor ons burgerlieden zoo moeilijke kunst, de inner lijke gevoelens te verbergen en bij heftige gemoedsbewegingen een ijskoud gelaat te toonen en begon hij te vertellen van zijn reizen door Duitschland en in den vreemde. „Vooral over Parijs raakte hij niet uit gepraat en uitbundig was de lof, die hij den schoonen Parisiennes toezwaaide. Menig gewaagd avontuur werd mij opgedischt. Fransche zeden, bandelooze gezellen tot in de hoogste kringen, vrouwen die de gelofte, voor het echtaltaar afgelegd, met voeten treden bijna deed het mij leed derge lijke verhalen te moeten hooren uit dien mond. „Maar wanneer ik hem in de trouwhar tige oogen staarde, schitterden mij niette min de nagenoeg ongerepte oudduitsche zedelijkheidsbegrippen tegen en besefte ik dat, mocht hij zich al voor korten tijd in dien bedwelmenden bruischenden stroom van wellust gestort hebben, hij nooit daarin zou zijn ondergegaan. Wanneer wy het gevaar zien dat ons boven het hoofd hangt, in 't alge meen wanneer de omstandigheden zich tegen ons keeren, bergen van bezwaren te overwinnen zyn, de tegenspoed ons deel geworden is, dan moeten wy in die omstandigheden geen onoverwinne lyke vloot zien, maar een vloot die in ieder geval, door gepaste middelen ba- hoort bestreden te worden. De trotsche mensch laat in moeilijke omstandigheden dikwyls zijn geheele bagage van trots en zelfverblinding varen, voelt al zijn moed zinken en geeft zich al over vóór dat de overgaaf gevraagd wordt óf bereidt die zelf voor. Moeten wi) strijden, laat ons dan strijden, met gepast zelfvertrouwen, met al den ijver die in ons is, met onverzwakte hoop in den uitslag. Dbn zullen wij nooit staan tegenover een volkomen onoverwinnelijke macht en be hoeven wij nooit te wanhopen aan de bereiking van eenig succes, zij dit dan ook in de toekomst. Geen schooner voorbeeld daarvan in de jongste geschiedenis dan de strijd onzer broederen in Afnka's zuiden Dat volk, zoo wreed bekampt, door overmacht overvallen, dat volk, tegen over hetwelk een verdelgingsoorlog weid gevoerd en geen middel werd ontzien om het ten onder te brengen, dat volk staat nu aan de spits van een Statenbond, bestemd waarschijnlijk om een schoone rol te vervullen in de nieu were geschiedenis van staatkunde en beschaving iluilenland. Tusschen de Fransche stations Oha- ville en Viroflay, langs de lijn Parijs Versailles, is een griezelige vondst ge daan, die schijnt te wijzen op een ge heimzinnige misdaad. In den nacht van Donderdag zag de machinist van een trein vlak bij (Jha- ville een donker voorwerp naast de rails liggen. Dadelijk na aankomst te Versailles deed de man mededeeling van zijn ontdekking; er werd naar Chaville getelefoneerd en bij het onder zoek van den spoordijk vond men 800 meter van het station verwijderd, het lijk van een elegant gekleed heer, die een diepe wond aan het voorhoofd had en wiens linkerarm was afgereden. Eerst werd aangenomen, dat de doode het slachtoffer van eigen onvoorzichtig heid was geworden. De wond aan het „En ik dacht aan de hertogin-weduwe, zijn moeder, het voorbeeld voor alle edele vrouwen en vorstinnen en was overtuigd, dat haar reine ziel hem gepantserd had tegen de verleiding en de aandrift, iets te begaan hetgeen hij haar niet zou durven bekennen. „Toen hij, laat in den nacht, huiswaarts wilde rijden, sloop hij. op zijn teenendoor de gangen en de vestibule. „Ik echter riep luidkeels om de knechten en gelastte, dat zij licht moesten brengen. „Op verwijtenden toon voegde de jonge prins mij toe: Maar ben je dan vergeten, dat je vrouw slaapt? „Onwillekeurig schrikte ik op. „Wederom werd het mij duidelijk, welk een ongebolsterde gezel ik was. „Ik wilde dit echter niet bekennen en lachend riep ik uit: Men kan wel merken, Christiaan, dat jij te Parijs en te Versailles die fijne zeden van het Hof nog beter hebt aange leerd. En je blonkt hier reeds uit als galant kavalier. „Toen hij in den zadel sprong, doolden zijn blikken nog geruime poos langs de donkere vensters. „Reeds had hij de teugels aangetrokken toen hij mij, nadat wij van ouds elkander de handen had gedrukt, vroeg op een toon, die, naar ik mij later vluchtig herinnerde, niet zoo zeker klonk als anders: Mag ik terugkomen, Heinz? Zoo vaak je wilt, Christiaan. Steeds zal het ons tot eer en vreugde zijn, je bij ons te zien. En mocht ik afwezig zijn, dan tref je toch zeker Frederike thuis. „Ên lachend voegde ik erbij: Haar echter moet je die Parijsche verhalen niet opdischen. Je weet nu, hoe zij daarover denkt. „Toen ik mij naar de slaapkamer wilde voorhoofd kon afkomstig zijn van een stoot van de locomotief. De arm was in ieder geval ongetwijfeld afgereden. Maar spoedig daarna deed men ont dekkingen, die wezen op een misdaad. De doode werd berkend als de Parij sche bankier Jules Speck, die zijn bu reau te Parijs bad, maar sedert 15 jaar in Chaville een villa bewoonde. De bankier was gelukkig getrouwd, heeft twee kinderen en volstrekt geen materiëele zorgen, zoodat tot zelfmoord geen aanleiding bestond. Zooals iederen dag, was hij ook op den morgen van den ongeluksdag naar Parijs gegaan. Op den terugreis vond hij den dood. Daar hij goed bekend was met alle spoorwegbeambten, viel bet op, dat de gouden horlogeketting, die Speek meest al droeg, ontbrak. Wel werd de porte- monnaie met een paar honderd francs in zijn broekzak gevonden, maar de portemonnaie benevens deabonnements- kaart waren ingescheurd en verfrom meld, als ware er heftig om gestreden. Zestig meter van de plaats, waar het lijk gevonden werd lag een bebloede zakdoek met de initialen van den ban kier. Deze was ineengerold en vochtig en schijnt als prop te zijn gebruikt. Later op den dag werd zijn hoed en een hem toebehoorende rol papieren gevonden. Doz6 voorwerpen kon hij echter zelf niet verloren hebben, daar ze vierhonderd meter van de onheils- plek lagen, in een boschje. Zij moeten uit het coupéraam zijn geworpen, na dat de bankier den dood had gevonden, en uit de coupé op de rails was ge worpen. De politie spant alle krachten in om het geheim van dit sombere voorval te ontsluieren, een geheim, nog romanti scher getint door het feit, dat het voor viel in een klein dal, dat reeds vroe ger de plaats is geweest waar een ge heimzinnige misdaad bedreven werd, en sinds dien den naam „Kruisweg van de vrouw zonder hoofd", draagt. Blijkens de gerechtelijke lijkschou wing is de dood veroorzaakt door een val. Behalve de verwondingen aan het hoofd en den nek bleek de wervelko lom op twee plaatsen en ook het bek ken gebroken te zijn, terwijl het por tier niet automatisch kan gesloten zijn. Ook hebben de machinisten der trei nen, welke in den bewusten nacht de plaatsen waar het lijk, de hoed en de papjeren van het slachtoffer gevonden werden, zijn gepasseerd, verklaard dat daar niet langzamer gereden is. De Stampa verneemt uit Napels, dat de Vesuvius in volle werking is. Uit begeven, zag ik dat Frederike zich nog niet te rusten had begeven. Zij zat op de sofa en las in een gebedenboek. De stralen der maan omkransten haar blonde lokken als het aureool eener heilige. „Ik naderde haar en vroeg, bijna smee- kend Frederike, waarom liet je ons alleen? „Geen antwoord volgde. Bevalt prins Christiaan je niet? vroeg ik verder. Neen, sprak zij kortaf. Maar ik zal nooit uit het oog verliezen, dat hij je vriend is. „Ik zette mij aan haar zijde op de sofa neder. Zou je voortaan niet wat vriendelijker jegens hem willen zijn? Je zoudt mij er zulk een groot genoegen mee doen. En bovendien ben ik overtuigd, dat hij bij nadere kennismaking wel beter in je smaak zal vallen. Hij is een vorstenzoon, dat geef ik toe, en de afstand tusschen hem en ons is groot, doch de wijze waarop hij met mij, die toch in dienst sta van zijn broeder, omgaat, kan tot bewijs strekken, dat hij de eerste is, die geneigd is de klove te overbruggen. Hij wilde nooit, dat wij, onze vriend de student Johannes 'Schafer, die thans in den Harz het heilig predikambt vervult en met wien je, naar ik hoop, spoedig zult kennis maken, hij is waarlijk niet de minst waardige van ons drietal (het is niet mijn schuld, Christiaan, dat deze hoop nooit verwezenlijkt werd) hij wilde nooit, Frederike, dat wij, die vriend en ik, hem bij onze vrienden-samenkomsten aan zijn hooge geboorte herinnerden. Geloof mij, vrouw, dat hij in alle opzichten je vriend schap waardig is. Zij boog toestemmend het hoofd, maar bleef in haar stilzwijgen volharden en haar oogen bleven naar den grond gericht. DOOK (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1909 | | pagina 1