0 el Land van Heusden en 4llena, de Langstraal en de tamelerwaard. H. J. LOVINK. Bet Bloede Hieltje Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2881. W oensdag O October. 1909. FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7Vs Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Zooals onze lezers weten is de heer H. J. Lovink dezer dagen benoemd tot directeur van den landbouw in Ned.- Indië. Een der medewerkers van de N. R. Ct. schrijft, dat deze benoeming ont roering gebracht heeft in geheel Neder land, omdat men daarmede in ons land zal verliezen den buitengewoon bekwa men directeur-generaal van den land bouw, die tevens tijdelijk belast was met de leiding der afdeeling handel. Allen, die in deze beide qualiteiten met den heer Lovink in aanraking kwamen, moeten erkennen, dat een superieure persoonlijkheid hiermede den Neder- landschen dienst gaat verlaten, en dat zijn vertrek een leemte zal achterlaten, die, naar het zich laat aanzien, door niemand volledig kan worden aange vuld. Gedurende acht jaren heeft de heer Lovink zijn betrekking als direc teur-generaal vervuld, en in dien tijd is er onder zijn leiding zooveel verricht en tot stand gebracht, dat zells zij, die alles hebben gevolgd, nu men komt tot het werpen van een terugblik, verbaasd staan over zooveel vruchtbare werk zaamheid en een zoo uitnemend orga- niseeringstalent. Om de algemeene in drukken te motiveeren, hebben wij ons gewend tot de feiten, en zij wettigen ten volle de ontroering in den lande, die van alle zijden vraagt: wat nu?" Toen de heer Lovink in Nov. 1901 benoemd werd tot directeur-generaal van den landbouw, vroegen enkelen wat zal de directeur der Ned. Heide maatschappij in die nieuwe qualitait kunnen presenteeren Enkelen, die op pervlakkig zagen, twijfelden, waren ontevreden. Maar weldra bleek duidelijk, dat hij, die den heer Lovink had op gediept voor dit hooge ambt, een goe den blik had. De staatszorg voor den landbouw was destijds den heer Lovink bijna geheel vreemd, maar hij kende ons land en volk door en door, en met zijn scherpen blik, zijn helder oordeel en zijn krachtige, zich zelf bewuste voortvarendheid, wist hij spoedig te ontdekken, langs welke lijnen hij zich had te bewegen, om den landbouw voor uit te brengen. Zonder aanzien des persoons, maar ook met volle waardee ring van hetgeen goed werd verricht door anderen, wees hij verder eigen wegen aan, en wist hij bureaucratische kleinzieligheid, die niet naliet ook te W. HEIMBURG. „Ik keerde terug en begaf mij gen kamer, waar ik als een (17 naar mijn eigen Kamer, waar ïr ais een gevangen leeuw heen en weder liep. En telkens, wan neer mijn blik; zich vestigde op het geweer, dat in een hoek stond, dacht ik na, of ik niet verstandig deed, een einde te maken aan dit ellendig bestaan. „Doch ik vroeg mijzelf af of een trou- welooze vrouw zulk een prijs waard is. „Ten einde de verzoeking te ontvlieden, de buks te grqpen en mijzelf het doodelijk schot toe te brengen, verliet ik mijn kamer. Zonder er mij rekenschap van te geven begaf ik mij naar de hare. „Daar was nog alles in denzelfden toe stand, als was zij zooeven eerst de deur uitgegaan. „Op het tafeltje bij het venster lagen de boeken, die prins Christiaan haar had ge bracht; het kanten doekje, dat zij bij voor keur over haar blonde lokken droeg, en in een klein kristallen vaasje geurde een rui kertje woudbloemen. Het kleine spinnewiel met de ivoren versieringen was op zij ge schoven ik meende de smalle blanke handen te zien arbeiden aan de fijne dra den, het kleine voetje op de treeplank Frederike, Frederike I stamelde ik neen, het is niet waar, het kim niet ziin Het is slechts een droom geweest, een kwei- trachten tegen zijn besliste voortvarend heid een dam op te werpen, te onder drukken. Zoo wist hij weldra het fris- sche, actieve leven te doen bloeien aan de jeugdige afdeeling landbouw. Ë9n der eerste onderwerpen, die de heer Lovink in studie nam, was het Landbouwverslag, dat van het Land bouw-comité by de afdeeling werd ge bracht. Hij meende, dat een der eerste grondslagen van een goed bestuur moet zyn, het land en de toestanden te ken nen, niet alleen in 't algemeen maar ook voor de deelen des lands. Daarom wydde hy aan de landbouwstatistiek en de beschryving van den landbouw een byzondere zorg. Een commissie van advies werd bijeengeroepen, zoodat door besprekingen de gedachten en inzichten van den directeur-generaal verhelderd werden, en aldus werd het landbouw verslag geconcentreerd tot den vorm en inhoud, die het thans heeft, en waardoor het een model op dit gebied kan be schouwd worden. Daarmede vingen de economische stu diën bij de afdeeling landbouw aan. De heer Lovink gevoelde en doorzag 't, dat, wil men iets beteekenen op het gebied »aa nyverheid en handel, niet alleen het eigen land moet gekend worden, maar ook de landen, waarmede wy in betrekking staan. In onzen ty i is tech nische kennis alleen niet voldoende, maar is economisch-geographische ken nis noodig voor het juiste inzicht in de verhoudingen van productie- tot con- sumptiegebieden. Het Amerikaansche stelsel van onderzoek in verschillende landen werd door den heer Loviük reeds onmiddellyk toegepast op de studie over den kaashandel, waarover een hoogst belangryk werk van de afdee ling verscheen. Verder nog een geheele reeks van leerzame monographieën zag het licht over botercontröle en boter- productie, over den landbouw in Dene marken, over rundveefokkery in Neder land, over varkenshoudery, paarden- teelt en schapenhoudery, over den tuinbouw in Nederlaud, over griend- cultuur, over veeteelten zuivelbereiding in Zweden, over ontginning van woeste gronden, enz. enz Deze studiën hebben ons land en onze toestanden beter doen kennen dan ooit het geval was geweest. Aan al deze werkzaamheden nam de directeur-generaal praktisch deel en hij drukte zyn stempel van helder inzicht op die werken, moedigde daardoor anderen steeds aan. In denzelfden gedachtengang verder lende, beangstigende droom Frederike, je moet terugkomen. „Thans was het geen stamelen meer; ik schreeuwde met heesche stem, als worstelde ik tegen duizenden booze geesten, die mijn geluk in boeien wilden slaan: Frederike, het moet weer zoo worden als vroeger neen beter nog, nog heer lijker! Wat heb ik je gedaan, dat je mij in zulk een poel van ellende hebt ge dompeld? „Maar het bleef stil om mij heen, zoo stil als in het graf ik begreep maar al te goed, dat mijn levensgeluk was begraven voor eeuwig. XIX. „Zoo lag ik neergeknield voor haar stoel, uren achtereen, zonder eenig besef van den tijd, die voortspoedde en elk oogenblik het gevaar, dat ik haar voor altijd had verloren, grooter en onvermijdelyker maakte. Ik hield het kanten doekje tegen mijn bran dende oogen gedrukt, totdat de schemering neer daalde en het licht der zonne, in mijn hart voor goed, voor den naderenden nacht deed wijken. „Alleen het eentonig tikken der wand klok herinnerde mij, dat de tijd niet stil staat, bij vreugde noch bij smart, onmee- doogend, in geen enkele omstandigheid des levens. „Eensklaps drong een verward geluid van stemmen tot mij door, overstemd door het jammeren en weeklagen van vrouw Jobst. „Ik stormde het vertrek uit „Daar zag ik, in het onzekere licht van een toorts, dien een der drijvers in de hand hield mijn vrouw. „Prins Christiaan droeg haar in zijn armen en legde haar neder op een steenen bank, gaande, oordeelde de heer Lovink bet noodig, dat de aanstaande landbouw kundigen eveneens in deze richting tot denken <worden gebracht, en daardoor kwam hy tot het instellen van een cursus voor Economische Geographie aan de Ryds Hoogere Landbouwschool te Wageningen, het eerst dat deze we tenschap in Nederland als leervak werd opgenomen. De reorganisatie van de Ryks Hoo gere Landbouwschool te WageniDgen, welke inrichting leed door het zonder linge complex van scholen, welke men hier vereenigd had, was reeds spoedig ter hand genomen. Weder voorgelicht door een commissie van deskundigen wist de directeur-generaal binnen de grenzen der wet een reorganisatie tot stand te brengen, welke de Ryks Hoo gere Land-, Tuin- en Boschbouwschool te Wageningen feitelijk bracht op het niveau van Hooger Onderwijs, al laat de wet, om dit te bevestigen, zich nog wachten. Dat hier juist gezien was blijkt daaruit, dat sedert die reorgani satie de Hoogere zoowel als de Mid delbare Landbouwschool, welke sedert gescheiden waren, beide meer dan ooit in bloei toenamen. De Ryks-Hoogere Landbouwschool werd vervolgens uitgebreid met weten schappelijke instituten, alshet Instituut voor Landbouwwerktuigen en gebouwen in 1905, het Instituut voor phytopa- thologie in 1906, het Instituut voor plantenveredeling, dat in voorbereiding is. Verder kwamen in dien tijd tot stand de Rijkszuivelschool te Bolsward, de organisatie der Ryksproefstations, het Kon. Besl. tot regeling van het subsidieeren voor wintercursussen voor land- en tuinbouwonderwys en de re geling van den phytopathologischen dienst. Buitenland. Een dag of tien geleden maakten de Fransche kranten melding van het vinden van een kinderlijkje, bij Dinard aan het Kanaal. Onze lezers zullen zich mogelijk herinneren, dat deze vondst het vermoeden wekte van een gruwelijk misdrijf. Hier zou een kindermoord gepleegd zijn nog afgrijselijker dan die, waaronder Soleilland zijn naam berucht heeft gemaakt. Armen, beenen en hoofd waren van het lijkje afgesneden. Onder grooten toeloop van menschen werd de gevonden romp op het kerkhof van Dinar begraven. De dokter, door het die in de vestibule stond onder aan de trap. Daar lag het nu, het lichaam dat ik eens had aangebeden en waarin al mijn levensgeluk had gehuisd, zoo vreemd, zoo bleek, zoo star, en uit de lange blonde haren en de plooien van haar kleed sijpel den dunne, heldere straaltjes, en een lang, nat spoor ging van den stoep tot aan de trap. „De trouwelooze was omhelsd door de koele armen van den dood. „Ik voelde, dat het hart mij tot berstens toe in mijn binnenste klopte. Ik moest mij vastklemmen aan de leuning van de trap. „De stemmen waren verstomd ^doodelijke stilte heerschte om mij heen; niemand bewoog zich van allen, die de ruime vesti bule vuldenzelfs de minste ademtocht werd gesmoord. „Diepe smart en grenzelooze ontzetting stonden op aller gelaat te lezen, een droef heid zóó groot, dat niemand eraan dacht er uiting aan te geven. „Plotseling rukte ik mij los van de plek, waarop ik als vastgenageld stond, en met een woedende sprong als van een tijgerkat, die zich keert tegen den belager welke haar van haar welpen ontroofde, wilde ik tot haar. „Maar prins Christiaan versperde mij den weg en strekte afwerend de hand uit, en in zijn blik las ik duidelijk de dreigende vraag Wat wil jij nog bij haar? „Ik trad wankelend terug, als begreep ik dat aan die baar geen plaats meer was voor mij. „Als een gebroken man, met den slepen- den tred van een grijsaard die met het loven heeft afgerekend, begaf ik mij weder naar mijn kamer parket met het onderzoek van het lijkje belast, had sporen van vele messteken aangetroffen. Het blijkt nu, dat het parket zich noodeloos heeft verontrust. Het lijkje, aan het strand der zee gevonden, is niet dat van een kind, maar van een aap. Een rijk heer daar in de buurt had een chimpansee. Dit dier leed aan tu berculose. De eigenaar had om een eind aan het lijden te maken, zijn aapje doodgeschoten met een revolver. Daarna had hij met den bijl, de leden en den kop van den romp afgescheiden, voor het doen van onderzoekingen. Hij be groef den romp aan het strand. De zee heeft het lijk weer opgewoeld, en de zee heeft bovendien al het haar van de huid geschuurd. Op het kerkhof van Dinard is de doodgraver weer aan het graven gegaan. Hij heeft het verminkte apenlijkje op gegraven en weer in de zee gesmeten. Nabij de Fransche plaats le Puy is Zondag een goederentrein door eene grondafschuiving bedolven. De locomo tief en acht wagens werden vernield; de machinist, de stoker en de conducteur werden stervende gevonden. In een fabriek te Montreuil-sous-Bois, dicht bij Parijs, brak Zaterdag plotseling iets aan de machine, wat tengevolge had dat het vliegwiel op hol ging. Dat vliegwiel behoort 90 slagen in de mi nuut te maken. Het vloog al sneller rond, tot wel 250 wentelingen in de minuut. De werklieden bij de machine slaagden er niet in, het woeste rad tot staan te brengen. Toen het zoo'n vaart ging nemen werden zij echter bang en vluchtten de fabriek uit. Het was hoog tijd. Nauwelijks waren zij buiten of het vliegwiel vloog uiteen. Het was een wiel van drie en een halve meter middellijn, en een gewicht van 4000 kilogram. De stukken velg en spaak richten veel schade aan. Brokken van 30 en 40 kilogram vlogen het dak uit en dwars door de wanden van de machinekamer heen. Niemand is bij het ongeluk ge kwetst. Te Petersburg hebben zich weereenige gevallen van cholera met doodelijken afloop voorgedaan onder de bedienden van een voornaam restaurant en de onderwijzers eener openbare school. Beide inrichtingen zijn gesloten. Ook in sommige garde-regimenten zijn ge vallen van cholera met doodelij ken afloop voorgekomen. Zaterdag was men te Frankfort a. M. bezig met het afbreken van de gebouwen van de luchtvaarttentoonstelling, toen plotseling een hevige ontploffing volgde. „En toen het morgenrood het grauwe zwerk vaneenscheurde, toen, Johannes, was ik een geheel ander mensch geworden „Van mij werd steeds beweerd, dat ik een hart had van steen zij wisten niet, zelfs mijn vrienden niet, gij evenmin als prins Christiaan en zij nog minder, hoe teeder, hoe kinderlijk week het was „Maar den schijn van harteloosheid heb ik nooit weten te ontgaan, en dat heeft al het onheil gebracht over mij en twee anderen „Ik vroeg zelfs niet, waar men het om hulsel van het geliefde wezen had neergelegd. „Wat ging het mij trouwens ook aan? „Men behandelde mij, als ware ik een vreemde in dit huis. „De oude tantes kwamen uit het adellijk gesticht, maar zij vroegen niet naar mij. Ik was immers een harteloos mensch, gevoelloozer dan een steen. Ik had haar laten wegkwijnen aan mijn zijde ik had haar in den dood gejaagd. „Doch in den nacht vóór de begrafenis sloop ik door het huis tot ik het vertrek had bereikt, waar men haar de laatste rustplaats had gespreid onder het echtelijk dak. „Helderwit scheen de maan door het raam en toonde mij het bekoorlijke gelaat, dat ik meer had liefgehad dan mijn leven, en dat nu in den kouden, afgrijswekkenden doodslaap was versteend. „Ik wilde de kleine, marmerblanke han den, die gevouwen lagen over den bewe- gingloozen boezem, grijpen. Maar wederom werd ik tegengehouden thans niet door den dreigenden blik van den andere, doch door een siddering, een onverstaanbaar gevoel van afschuw. Een arbeider was te dicht bij de kruit kamer gekomen, bracht water bij de kalium-mijnen, die met een ontzettenden knal in de lucht vlogen, granaten, bom men en alle ontplofbare stoffen mede aanstekend. De arbeider was in een ommezien verscheurd en onherkenbaar verbrand, een ander liep ernstige brand wonden op. Een begin van brand was spoedig gebluscht en veroorzaakte weinig schade. De correspondent van de Matin meldt uit Fes, dat hij een zeer nauwgezet onderzoek heeft ingesteld naar wat er met den rogi gebeurd is en nu de gru welijke bijzonderheden van diens folte ringen haarfijn te weten gekomen is. De Fransche consul te Fes heeft er een verslag over aan den Franschen gezant gericht. Ziehier het relaas van de feitenDe Sultan kwam met twee gunstelingen uit zijn zomerpaleis te Dar-Debibeg terug en ging het gedeelte van bet paleis binnen waar zijn menagerie is ondergebracht. Hij liet den rogi Boe Hamara voor zich brengen en gaf bevel, hem met zijne naaste omgeving op den grooten binnenhof, waarvan alle toe gangen gesloten werden, alleen te laten. Met de hulp van twee gesnedenen, die nooit van zijne zijde wijken, grepen zij den rogi en duwden hem, zijn boeien aan handen en voeten latende, in een kooi waarin twee jonge leeuwen, die den vorigen winter uit Senegal waren aangebracht, zaten. De Sultan hielp zelf mede. Zijn woede klom nog, toen Boe Hamara hem uitschold en den vloek des hemels op zijn hoofd wenschte. De leeuwen wierpen zich op hun weer- looze geketende prooi, scheurden hem de borst stuk en rukten hem met tan den en klauwen een arm af. De pre tendent viel in zwijm voor dood neer. Toen lieten hem de leeuwen met rust, hoewel de Sultan en zijne trawanten al hun best deden, om ze op te hitsen. De Sultan gaf toen bevel, om den ongelukkige uit de kooi te halen. Met pieken en haken dreef men hem naar de deur. Men legde hem op den grond en overgoot hem met petroleum. Een kamerheer stak daarna zijn kleeren in brand. En terwijl het vuur den onge lukkige tot een levende flambouw maakte, wierpen zijne beulen nog met petroleum gedrenkte flarden in het vuur, om dit te onderhouden en hem er geheel door te laten verteren. Toen de vlammen gedoofd waren, zag men niets dan een zwarte vlek op het gras en ging de Sul tan met zijne twee trawanten voldaan het paleis binnen. De politie te Barcelona heeft een nieuwe bewaarplaats van wapenen ont- ,Want die hand was immers trouweloos geweest; de schoone gestalte der vrouw een bedriegelijk beeld; haar liefde logen en bedrog; logen en bedrog de vriendschap, logen en bedrog de gansche wereld „Een halfgesmoorde vloek kwam mij over de lippen en met forsche schreden verliet ik het doodsvertrek. Met luid geraas vloog de deur dicht zoodat het stille huis beefde op zijn grondvesten. „Daarop floot ik mijn honden, wierp het geweer over den schouder en verliet het huis in den stikdonkeren nacht, zonder rust of duur, mijn gelaat dwingend tot een hardvochtigen trek, maar innerlij k zoo angstig alsof al de duivelen der hel mij op de hielen zaten. „Ach, hoe dikwijls ben ik op dezelfde wijze gewandeld in lange nachten, bij vrien delijken maneschijn des zomers, in den winter bij gierende sneeuwvlagen. „Zoo moet Ahasverous, de Wandelende Jood, zijn eeuwigen tocht volbrengen, voort- gezweept door het „Voort 1 Voort 1" dat hij den Heiland hoonend had toegeroepen. Had ik ook niet het heilige verbannen, de heilige Liefde, het gewijde geluk van den echt, dat een ander mij had ontstolen naar ik meende. „Maar bij den rondgang in dien nac-M der verschrikking kwelden mij de teiste ringen der wroeging nog slechts als een onbestemd voorgevoel; nog verkeerde ik in den waan, dat het recht was aan mijn zijde, dat ik slachtoffer was en geen beul, dat aan mij verraad was gepleegd door de twee menschen, die mij het dierbaarst wa ren boven allen, door mijn besten vriend, door mijn aangebeden vrouw. LLJ l^LMIULM DOOR (Slot volgt.) (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1909 | | pagina 1