et Laid van flensden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
EERSTE BLAD.
J. LOVIN
Het BlonJe Nicbtje
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2882Zaterdag 9 October1909.
FEUILLETON.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7Vs ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Onder den heer Lovink werd ook de
directie van den landbouw tot een gehee
georganiseerd en de inspecteur van he
M O., belast met toezicht op het land
bouwonderwijs, nam sedert zijn plaats
bij bet Departement in als chef van
een afdeeling, wat nog met geen der
andere inspecteurs M. O. het geval is.
De boterhandel van Nederland was
trots de wel van 1889, nog altijd nie
voldoende geregeld, en knoeierij deec
den naam van de Nederlandsche boter
in den vreemde veel nadeel. De bepa
lingen der wèt werden in 1901 uitge
breid, welke wet in 1901 werd in wer
king gesteld. Onder den heer Lovink
werd met kracht tegen de boterverval-
scbing opgetreden en in 1905 de wet
op het Rijkscontróle ingevoerd, waardoor
de Nederlandsche boter weder haar
goeden naam heeft herwonnen. Het was
een zware strijd, die hier gevoerd moest
worden, maar die schoon met de over
winning werd bekroond, en voor onzen
boterhandel van veel belang is.
Eveneens was hat een moeilijke taak
voor den directeur-generaal, om de be
teekenis der Nederlandsche veeteelt in
den vreemde staande te houden, toen
economische of veterinaire bepalingen
van Groot-Brittannië en Duitschland
den invoer van slachtvee uit Nederland
in die rijken belemmerden. Toen moest
de aandacht er aan gewijd worden om
voor het geslachte vee den uitvoer te
big ven verzekeren en de keuring van
het vleesch moest een onderwerp van
staatszorg worden. In 1902 werd be
gonnen die keuring laugs geleidelijken
weg, zonder maatregelen van dwingen-
den aard, tot stand te brengen, doch
de noodzakelijkheid toonde uitbreiding
der beginselen aan, en in 1907 werd
de uitvoerkeuring van vleesch door de
wet gebiedend vastgesteld.
Ook op veterinair gebied werd gear
beid. In 1901 werd de Rijksserumin-
richting te Rotterdam geopend, welke
door net initiatief van den heer Lovink
tot stand kwam, een inrichting, die hoe
langer hoe meer het middelpunt wordt
voor de bestrijding van veeziekten.
Wanneer een besmettelijke ziekte uit
barstte, was de directeur-generaal steeds
in actie, en trok hij zelfs bij nacht en
ontijd, op zon- en feestdagen er op uit
om nu in Limburg, dan in Friesland
W. HEIMBURG.
(18
XX.
„Op den ochtend, dat zij ter eeuwige rust
werd besteld, woedde zulk een hevige storm,
dat de knechten en drijvers, die de lijkbaar
droegen, ternauwernood op de been konden
blijven en de voor het grootste deel van
hun bladeren beroofde boomen zich steu
nend bogen onder het geweld van den or
kaan. In de lucht dwarrelde de eerste
sneeuw van den komenden winter in groote
vlokken neder en strooide de lichtende
sterretjes als witte bloemen op het donkere
groen der dennekransen, waarmede vrouw
Jobst de kist had versierd.
„Ik stond met het voorhoofd tegen de
vensterruiten gedrukt en staarde den kleinen
stoet na, zooals hij nu door het ontzettende
weer heen zijn weg vervolgde, maar mijn
hart kon niet meer jammeren en weenen.
„Dat arme, geteisterde hart, dat zich be
drogen wist, neen, waande, was gestorven,
Johannes, zoo koud en dood als datgene,
hetwelk werd gedragen naar zijn laatste
rustplaats voor mijn oogen.
De hond kwispelstaartte aan mijn voeten
het redelooze dier voelde misschien, wat
bet had verloren, en uit de vestibule
enz. persoonlijk de maatregelen ter
beteugeling te leiden of te onderzoeken
Niet alleen de verbetering van land
bouw, tuinbouw en veeteelt op zich
zelve, ook den handel in de produkten
heeft de heer Lovink ten zeerste be
vorderd. Als hoogere invoerrechten den
uitvoer van tuinbouwprodukten in
Duitschland of elder bedreigden, zont
hij bekwame personen, om te onder
zoeken wat er nog was te doen, waar
heen men nog het voordeeligst kon
exporteeren. Als er geschillen waren
in den vreemde, als de particuliere be
richten of een mededeeling van een der
buitenlandsche groote bladen hem deden
zien, dat onze belangen bedreigd werden
dan zat na een korte overweging de
heer Lovink in den trein, om in Berlijn,
Brussel, Parijs, Londen enz. zelf de
zaken te regelen en veelal door aan
geboren diplomatiek beleicj^tot een be
vredigend einde te brengen. Daardoor
werd de heer Lovink in den vreemde
bekend en is hij bij vreemde regeeringen
gezien, daardoor was hij aangewezen
om Nederland te Rome bij het Inter
nationaal Landbouw Instituut te ver
tegenwoordigen, waar hem het secre
tariaat werd aangeboden.
Toen onder den minister Yeegens
besloten werd tot de oprichting van de
Afdeeling Handel, werd aan den heer
Lovink opgedragen de organisatie tot
stand te brengen en sedert is deze
tijdelijk met de leiding dier afdeeling
belast, terwijl mr. J. A. C. Everwijn
hoof! der afdeeling is. De oprichting
der Economische Bibliotheek, de uitgave
van de Handelsberichten en van de
Economische Verslagen, (in vereeniging
met Buitenlandsche Zaken), de instelling
van een informatiebureau, de uitgave
van een jaarverslag van Handel en
Nijverheid, dat waren alle nieuwe zaken,
welke öf door het initiatief öf door de
krachtige medewerking van den heer
Lovink tot stand kwamen.
Daarbij moet nog genoemd worden
de oprichting der Koninkl. Ned. Land-
bouwvereeniging, van denTuinbouwraad
metdeOnderlingeTuinbouwverzekering,
een raad, die spoedig succes had, de
instelling der Staatscommissie voor den
landbouw in 1906, welke haar verslag
betreffende den economischen toestand
dor arbeiders reeds heeft ingediend, de
organisatie van Nederland om deel te
nemen aan buitenlandsche tentoonstel-
ingen op land- en tuinbouwgebied,
enz. enz.
Dit alles, en ons overzicht is geenszins
volledig, is onder den heer Lovink in
acht jaren tijd tot stand gekomen,
weerklonk het weeklagen en jammeren der
vrouwen.
„Toen de achterste rijen van den lijkstoet
achter de boomen verdwenen waren, sprong
ik op als een waanzinnige, gaf bevel mijn
baard te zadelen en reed naar het hertogelijk
slot.
De portier liet mij, in de veronderstelling
dat ik een dienstorder had in ontvangst
te nemen van den opperjachtmeester, zonder
eenige moeite door, maar toen ik den in
tendant van prins Christiaan naar diens
meester vroeg en het verlangen te kennen
gaf Zijne Doorluchtigheid te spreken, toen
ireeg ik ten antwoord, dat hij reeds in den
vroegen morgen was vertrokken, zonder dat
iemand wist waarheen, zelfs de hertog was
er niet van onderricht.
„Echter was een briefje door Zijne Door-
uchtigheid voor mij achtergelaten, dat de
akei juist naar mijn woning bezorgd had.
„Toen wendde ik mij om en verliet het
slot, en een spottende glimlach speelde om
mijn lippen.
Zoo is 't goed, fluisterde ik, even laf
al trouweloos en hij is nog wel van
vorstelijke bloede
„De lieden die ik ontmoette, ontweken
mij en staarden mij bijna met ontzetting en
afschuw aan.
„Ik hoorde, hoe een jong meisje tot haar
moeder zeide:
„Nu ziet men hoe men op de mannen
tan vertrouwen. Nog geen kwartier geleden
is zijn vrouw begraven en nu rijdt hij daar
goedsmoeds op zijn paard, alsof er niets
gebeurd is Moeder, ik neem nooit 'n
man.
Waarop de vrouw naast haar met
grootendeels door zijn initiatief, of in
elk geval door zijn krachtigen persoon
lijken steun.
Niets op landbouwgebied ging buiten
hem om hij verloor zich echter geens
zins in het kleine, maar hield het oog
op de groote lijnen, zonder de kleine
zaken te veronachtzamen. Dat hij zoovee"
tot stand kon brengen, had hij mede
te danken aan zijn menschenkennis
waardoor hij ambtenaren wist te kiezen
die onvermoeid en met denzellden prak
tischen blik met hem medewerkten en
zijn ideeën belichaamden. De voort
varendheid van den chef en het ver
trouwen in hem bezielden allen. En de
heer Lovink had ook het geluk ook
het vertrouwen der opvolgende regee
ringen te winnen, waardoor zijn denk
beelden niet in de archieven van het
departement bleven rusten. Een wet
op het hooger landbouwonderwijs moet
daar reeds bijna gereed liggenmoge
die door het vertrek van den directeur
generaal niet blijven rusten aan het
bureau.
Door die werkzaamheid was de di
rectie van den landbouw de vraagbaak
geworden, zelfs op velerlei gebiedin
Nederland was zij in het buitonland
hoog gezien, zoodat bij besluiten niet
zelden rekening werd gehouden met
de adviezen, die direct of indirect van
hier werden gegeven. Ook uit Indië
werden wel agrarische vraagpunten en
advies aan den heer Lovink voorgelegd.
Voor Nederland is dit heengaan diis
een groot en moeilijk te herstellen ver
lies, en het is te hopen dat de hoofd
ambtenaren door de wijze, waarop het
vraagstuk zal worden opgelost, niet
belemmerd worden om in de richting
door te gaan, tot dusver gevolgd.
„De Nieuwe Courant" wil alsnog
een poging zien gewaagd, om deu heer
Lovink voor onzen landbouw te be
houden.
Daarmede zal stellig ieder instem
men, wien de bloei van onzen land
bouw ter harte gaat. Maar de kans
van slagen, zoo schrijft „Land en Volk",
schijnt ons gering. Immers, zijn wij
wel ingelicht, dan ziet de minister
Talma den chef van Landbouw met
welgevallen vertrekken. De verhouding
moet verre van rooskleurig zijn.
Het Haag8che correspondentie-bureau
schrijft daarentegen
Nadat wij van bevoegde zijde tegen
spraak hadden ontvangen, dat er een
minder goede verstandhouding tusschen
den minister van landbouw, nijverheid
en handel en den direteur-generaal van
een naar den hemel gewenden blik ant
woordde
God moge je behoeden voor zulk een
ellendeling I
„Onmiddellijk nadat ik was thuisgekomen
vroeg ik vrouw Jobst of er van het slot
geen brief voor mij was gekomen. Zij over
handigde mij dien, ik scheurde hem bevende
open en las:
„Het is 't beste, dat elke nadere ver-
daring tusschen ons achterwege blijft, want
nu zoudt ge 't niet kunnen verdragen de
waarheid te moeten hooren. Want die waar-
ïeid is verpletterend voor jezelf. Ik ga
ïeen, omdat ik niet met je wil vechten
want ook thans ben ik je oprechte vriend."
„Dat te gelooven was meer, dan men
redelijkerwijs van mij kon verlangen.
„Eerst vele jaren later voerde mij het
oeval naar Frederike's graf een dag,
volkomen gelijk aan dengene, waarop zij
een schuilplaats had gezocht in „het Roode
luis".
„Maar ik was nu aan erger vertwijfeling
.er prooi dan toenmaals. Ik doolde rond
als een verdoemde; ik was een door allen
verlatene, sombere man, die door de men-
schen werd geschuwd en ontweken als een
bestlijder, wat booze tongen hadden den
ïemel weet welke sprookjes van mij ver
spreid ik werd afgeschilderd als een mon
ster, een vrouwendooder.
Onder een eeuwenouden eik was haar
aatste rustplaats gespreid. Overal rondom
ïeerschte de plechtige stilte des wouds, de
majestueuze vrede der natuur, slechts afge
broken door het kraken der takken van
landbouw, den heer Lovink, zou bestaan,
heeft bovendien *de directeur-generaal
zelf ons deze tegenspraak bevestigd
Buitenland.
De Engelsche kiesrecht vrouw, die
uit de gevangenis te Birmingham is
ontslagen een juffrouw Laura Ains-
worth heeft aan een verslaggever
verteld, hoe zij, na drie dagen gevast
te hebben, gedwongen werd voedsel in
zich op te nemen. Eerst goot men haar
melk in de keel, terwijl men haar den
mond met een instrument open hield
en den neus dichtkneep. Toen zij die
behandeling wist te beletten, trachtte
men haar een buis door een neusgat
te leiden, maar dat ging niet. Daarop
is zij eenige malen gevoed door een
gummislang, die haar door het keelgat
werd gestoken. Zij voelde er zich zeer
onplezierig onder.
De aldus gevoede kiesrechtvrouwen
zijn doende, de mannen die er aanspra
kelijk voor zijn, wegens aanranding
voor den rechter te dagen.
Zij slagen er inderdaad in, de regeering
in 'tnauw te drijven. Van lieverlede
begaan zij geweldplegingen, waarop niet
anders dan gevangenisstraf kan volgen,
in tegenstelling met vroeger toen zij
voor ordeverstoring werden beboet of
hun alleen de verbintenis werd opgelegd,
zich een tijd rustig te houden. Het was
dan alleen, omdat zij de boete weiger
den te betalen of de verlangde gelofte
niet wilden afleggen, dat zij achter slot
werden gezet.
Sedert eenigen tijd pasten de veroor
deelden een middel toe, dat die ge
vangenisstraf tot een wassen neus maakte.
Zij weigerden in de gevangenis te eten,
werden dientengevolge spoedig uitgeput
en ziek en dan uit de gevangenisschap
ontslagen. Zoo verkregen zij toch straffe
loosheid of kwamen althans na enkele
dagen vrij. Inmiddels traden de vrouwen
heftiger op. Men herinnert zich, hoe
er een paar minister Asquith te lijf
gingen en hoe anderen te Birmingham,
toen Asquith daar sprak, wezenlijk ge
vaar voor menschenle vens veroorzaakten.
Daarvoor werden er eenigen tot ge
vangenisstraf veroordeeld, en aanstonds
pasten zij het nieuwe lijdelijke verzet
toezij weigerden alle voedsel. Men is
ze toen kunstmatig gaan voeden, gelijk
wel meer in gevangenissen en krank
zinnigengestichten gebeurt, en bij ziek
ten herhaaldelijk geschiedt.
Maar nu moet de regeering wat hooren
over haar onmenschelijklieidl In het
Lagerhuis wordt zij er dag aan dag
over aangevallen, schoon de groote
meerderheid van de vergadering, van
beide partijen, haar zijde kiest, en in
den lande steekt een storm op. Een
adres van 117 dokters is aan den eersten
minister verzonden, waarin zij zeggen,
den eerbiedwaardigen boschreus, die als
de wind hem bewoog, zachtkens een klage-
zang fluisterde over het te vroeg gedolven
graf.
„Eenvoudig en zonder eenige versiering
was de uit steenen opgerichte grafheuvel,
doch tegenover het graf was tusschen het
rreupelhout een open ruimte weggehakt
en, omlijst door de groene takken verscheen
van uit de verte het hertogelijk slot, waar
van de vensters glinsterden, als brachten
zij een groet aan het eenzame graf en wil
den zij zorgvuldig waken over de plechtige
vrede, die er rondom heerschte.
„Zoo beschermden de tinnen van des
brineen stamslot het graf der vrouw, die
lij
„Ik balde de vuist en wendde mij af
met een bitteren glimlach op de saamge-
nepen lippen.
Ook nog in den doodl fluisterde ik.
„Toen ging ik heen,
„In het vervolg vermeed ik bij mijn da
gelij ksche dwaaltochten zooveel ik kon deze
verdoemde plek. Nooit bekommerde ik mij
om het graf, waarin het gebeente rustte
van de vrouw, die eens al mijn aardsche
geluk had uitgemaakt, totdat, na zeer kor-
len tijd, het ruwe Noodlot het vaneen reet
en ook mijn zaligheid verwoestte.
„En de jaren vervlogen, steeds somber
der werd ik; de kluizenaar van vroeger
werd een menschenhater, geschuwd door
allen, met de vingers nagewezen, zoodat de
onderen verschrikt wegliepen als ik na
derde maar mijn grootste vijand bleef
ikzelf, de hevigste kwellingen waren die
der herinneringen.
„Maar nog grooter kwellingen zouden
dat de gewelddadige voeding der vrou
welijke gevangenen met groot gevaar
gepaard gaat, dat zij bovendien onver
standig en onmenschelijk is, en hem
verzoeken zijn invloed aan te wenden
om er een eind aan te maken.
Nu kan de regeeriDg zich wel op
andere dokters beroepen, die de be
handeling ongevaarlijk noemen ook
op dit punt schijnt de faculteit verdeeld
te zijn en heeft zij ook reeds een
dergelijk getuigenis van de gevangenis-
boktoren aan het Lagerhuis overgelegd,
maar het adres der 117 zal zeker de
menschen sterken, die het ministerie
van onmenschelijkheid tegenover vrou
wen beschuldigen.
Het is een lastig parket voor de re
geering, en in de eerste plaats voor
Gladstone, den minister van binnen-
landsche zaken, onder wien de gevan
genissen staan. Er is geen reden om
aan te nemen, dat hun een dergelijke
geweldpleging aan vrouwen minder
tegen de borst stuit dan eenig ander
rechtgeaard man, maar wat zouden zij
moeten hooren, als er vrouwen in de
gevangenis van honger bezweken. Of
zou men moeten voortgaan deze vrou
welijke gevangenen, als zij weigeren te
eten, na een paar dagen op vrije voeten
te stellen en ze dus straffeloosheid bij
hun toch onduldbare vergrijpen tegen
de openbare orde voorhouden?
Volgens opgave van minister Glad
stone waren er tot in Augustus 351
kiesrechtv rouwen wegens verschillende
misdrijven tegen de openbare orde in
dé gevangenis gezet, voor de overgroote
meerderheid omdat zij weigerden de
gelofte af te leggen of de boete te be
talen.
Uit naam van juffr. Ainsworth, de
kunstmatig gevoede kiesrechtvrouw, is
den bevoegden magistraat te Birming
ham verzocht, den minister van bin-
nenlandsche zaken en directeur en dok
ter van de gevangenis te dagvaarden
wegens aanranding, met die kunstbe
werking, op haar gepleegd. De magi
straat weigerde echter.
Te Holte, in de provincie Hannover,
heeft een politie-hond een merkwaar
dige redding verricht. Men vermiste
daar een kind van twee jaar, dat on
danks ijverige nasporingen niet te vin
den was. De burgemeester ontbood daar
op telegrafisch uit Witten den politie
hond Rex en zijn leidsman. Nadat deze
den hond aan kleeren van het kind
had laten ruiken, ging men er op uit.
Rex vond na veel moeite op een weg
getje, dat woorweekt van regen was,
een spoor. Het leidde vijf kilometers
ver tusschen korenvelden door. Plotse
ling vloog Rex een korenveld rechts
van den weg in en sloeg aan. Daar lag
het kind op den rug, al zeer verzwakt,
maar toch nog levend. Twee dagen en
twee nachten had het hulpeloos gele
mijn deel worden: de knaging der wroeging,
oen ik de waarheid leerde kennen.
XXI.
Prins Christiaan keerde eerst na vele ja
ren weder in het vaderland terug.
„Naar het lichaam was ik nog jong ge
bleven, maar in mijn ziel was ik een grijs
aard geworden, want een verdriet als mij
getroffen had verteert en maakt oud vóór
den tijd.
„De prins stelde alle mogelijke pogingen
in het werk om mij te spreken, maar ik
wees hem af. Ik bewees hem al den eerbied,
dien ik den telg van het hertogelijk huis
schuldig was, maar verder ging ik niet.
Echter niet éénmaal, doch wel honderden
malen herhaalde hij zijn pogingen, niette
min gelukte het mij hem steeds te ontwijken.
„En weder na lange jaren een men
schenle ven was voorbijgegaan sinds de nood
lottige gebeurtenis, die ons gescheiden had
werd hij door een ongeneeslijke kwaal
op het ziekbed geworpen.
„Men zeide mij, dat zijn dagen geteld
waren en dat hij zijn verplegers gebeden
had, mij tot hem te roepen.
„Toen ging ik heen en stond aan zijn
bed niet liefdevol en met een woord
van vergiffenis op de lippen, maar als een
streng rechter.
„En ik hoorde de bekentenis aan van
zijn stervende lippen. Hij stamelde, terwijl
reeds het klamme doodszweet parelde op
zijn voorhoofd, dat hij haar in stilte reeds
had liefgehad vóórdat ik haar had gekend,
maar dat zij nooit een woord daarvan had
vernomen.
Slot volgt.)
DOOR