el Land van fleusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard. De Doek de Meerhove. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2885. Woensdag 20 October. 1909. Sport en Gezondheid. FEUILLETON. LAUD VAN ALT^ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. In den oerouden tijd, toen het mensch dom nog niet bedorven was door de moderne beschaving, toen hij nog geen kunstlicht, geen electriciteit, geen stoom tot zijn beschikking had, was de mensch veel krachtiger en gezonder. Toen werd er geleefd, zoo als de natuur het wilde de kunst regeerde nog niet. Men leefde evenals de dieren in de open lucht, met een holte in den grond ter zijner beschutting. Wanneer de zon's morgens aan 's hemelstrans verrees, stond ook de natuurmensch op van een leger, dat hem een genotvollen, versterkenden slaap gaf, doch aan ons, „beschaafden", wel wat al te primitief zou geschenen hebbenging de zon onder, dan zocht hij weer zijn slaapplaats op. Hij droeg geen bewegingbelemmerende kleederen als boorden, nauwsluitende jassen etc., neen, hij was gekleed, zooals de natuur het eischte, d.w.z. met niet meer dan hoogst noodzakelijk was. Zijn huid was niet verweekt door het dragen van te dik en zwaar goed, maar verrichtte de functiën, die hij te verrichten had in de samenstelling van het menschelijk organisme, zoo volmaakt mogelijk. Hij reinigde zich niet aan een keurig ge heel Ihouwde toilettafel of in een mar meren badkuip, maar in de rivier of in het water, dat toevallig in zijne na bijheid was. Hij voedde zich niet met allerlei Mafjes, waarin zoo goed als geen voedsel zat, maar at degelijken, voedzamen kost, verkregen door jacht, vischvangst en landbouw. In overeen stemming met deze natuurlijke levens wijze was zijn gezondheid voortref felijk. Ook zijn spierkracht was heel wat meer ontwikkeld, dan de bescha ving ons, menschen van den tegen woor- digen tijd heeft overgelaten. Hij had geen gymnastiek of sport noodig, om zijn kracht en behendigheid te oefenen. De staat, waarin hij verkeerde, gaf hem gelegenheid genoeg daartoe. Langzamerhand echter, toen het na tuurleven begon plaats te maken voor een leven, dat zich voegen moest naar verschillende door de menschen inge stelde eischen, werden ook de verschil lende deelen van het lichaam meer en meer beperkt in hun uitingen, en ver loren daardoor steeds in hun sterkte en kracht. Toch ging de beschaving voort en eischte telkens en telkens meer van de krachten van het mensch- dom op. Voor dezen achteruitgang nu was men niet blind, wel degelijk werd ze gevoeld en al spoedig begon men dan ook te trachten door kunstmidde len de verloren eigenschappen te her- (2 „O, ik weet wel dat ge hem gaarne lijden moogt! „Anatool 1" „Ik weet wat ik zegDoch gisteren was de hoogst voorkomende baron" en hij drukte op de woorden dronken en daar bij onbetamelijk. Zijn gedrag was ge meen, o, zeer gemeen „Gemeen, gemeen?" herhaalde mevrouw, ongeloovig. „Oordeel zelf", vervolgde hij. „Toen ik hem, na het souper, de opmerking maakte dat hij me een groot gedeelte mijner jacht had ontnomen, begon hij plotseling met mij den spot te drijven. Hij ging zelfs zoo ver om te zeggen dat ik een valschen naam droeg en dat hij me bij 't gerecht zou gaan aanklagen De Bock wreef met de hand over het voorhoofd, als voelde hij daar pijn, en over de oogen die rood ontstoken waren. ,,'t Is ongehoord I" meende mevrouw, na een oogenblik, en ditmaal iets van hare koelheid verliezend. „Ongehoord? 't Is gemeen, zeer ge meen I" bevestigde De Bock, door de in stemming zijner vrouw nog meer opgewon den. „En verbeeld u dat die heer mij zeg gen dorst, dat de bedelaar Vandorpe van winnen. Zoowel de Grieken als Ro meinen leveren hiervoor goede voor beelden op, zelfs tegenwoordig spreekt men nog van „Spartaansche opvoeding", waarmee men dan bedoelt een systeem, streng en hard, alle zachtheid en ver wijfdheid ter zijde latende. Doch ook de kunstmiddelen ver mochten niet te voorkomen het verdere verval van het menschelijk lichaam, de beschaving eischte aldoor meer. Het leven keerde zich steeds verder van de natuur af, om ten slotte over te gaan in een kunstmatig leven, dat geheel in strijd was met de oorspronkelijke be stemming van het organisme. Door de uitvindingen der techniek, het kunst- lichr, de stoom, etc etc., werden de menschen in dergelijke bochten ge wrongen, dat er van natuur absoluut geen sprake meer was. Alles werd kunstmatig veranderd. Kleeding, voe ding, levenswijze, alles wijzigde zich naar de eischen van den tijd. Men be gon door de uitvinding van voortref felijk kunstlicht den nacht tot dag te maken en het spreekwoord„de mor genstond heeft goud in don mond", is op den buidigen dag zoozeer vergeten, dat de meeste menschen het al niet meer kennen. Het schoonste deel van den natuurlijken dag wordt tegenwoor dig slapend doorgebracht. Niet minder veranderde de kleedingallerlei belem meringen voor het lichaam werden in gevoerd. Zien we tegenwoordig eens rond, hoe belachelijk moet het dan ons eigenlijk niet voorkomen, dat een vrouw zoo gekleed is, dat, ze don arm nauwe lijks kan opheffen. Moet een man zich eigenlijk niet schamen, zich te tooien met een ongemakkelijk boord en met tot niets nut zijnde manchetten. Ver siering is goed, ja zelfs verheffend, dit zien we ook in de natuur, maar men moet oppassen, dat het niet bespotte lijk wordt. Toen dan de menschelijke kracht achteruitging, zon men op middelen om ze weer tot de normale hoogte terug te voeren, m.a.w. de sport werd in het leven geroepen. Men ging zich oefenin gen voorschrijven, die het Spierstelsel sterk maakten, of die de ademhaling verlengden. Met liet zich wrijven, maakte gebruik van krachtige baden, om de lichaamskrachten zooveel mogelijk op te voeren. Er kwamen wedstrijden, ren banen, worstelpartijen tusschen men schen onderling en met dieren. Zelfs edele dieren moesten zich vernederen om met den mensch in circussen te kampen. De grondgedachte bij dit alles was zelfverdediging. De beschaving was nog niet zoover gevorderd, dat de men- achter de kerk, van even edele afkomst ia als ik, ik, drager van een valschen naam„de Bock de Meerhove", grijnsde hij. „Maar 'k heb hem duidelijk bewezen dat hij, hij de Zager heet, kortaf, en ik de Bock de Meerhove, en dat Bij deze laatste woorden had de gek het hoofd opgericht, en, als werd zijn geest plotseling opgezweept uit die sufheid in welke hij, sinds jaren, gedompeld lag, begon hij, uit al zijne macht, op de knieën te slaan, terwijl eene geweldige akelige lach bui zijne borst deed schokken. De heer De Bock was opgestaan en wierp een grammen blik op hem; doch de lach bui nam toe, wilder en ruwer dan ooit. Hij was bleek geworden, zeer bleek, en, in eene theatrale beweging, de hand naar zijne broeder uitstrekkend, beet hij hem toe, op iedere lettergreep drukkend „Ja, Mijnheerde Bock de Meerho ve!" Doch de plechtige woorden misten hunne uitwerking: de gek gleed van zijnen zetel en rolde stuiptrekkend over het tapijt, ter wijl zijn gelach, grijnzender nog dan vroe ger, door de hooge, koude eetzaal klonk. Het ontbijt werd geschorst: dit tooneel had aan beiden allen verderen eetlust ont- nomen. De heer De Bock voelde dat hij zich niet langer meester blijven zou. Hij ging naar de deur en zich nogmaals naar zijnen broeder omwendend „O", zei hij, gesmoord, als bleven de woorden hem in de keel, „hij ook! Ware hij niet in dien toestand! En hij ging heen schen als broeders samenleefden, maar al te vaak volgden ze nog het voorbeeld van Kaïn. Zelfverdediging was dus hoofdzaak. En wie over genoeg li chaamskracht beschikte, was er het veiligst aan toe, hem kon men niet deeren. Vandaar dan ook, dat er wel eenige noodzakelijkheid was, om zich in de sport te begevendan was er kans, dat de ontbrekende kracht door oefening of behendigheid werd aange vuld. Wedstrijden waren noodig om de oefeningen aan te moedigen, en men kon er dan ook weinig tegen aanvoeren. Echter, de beschaving ging voort, en daarmee kwam de meerdere veilig heid onder de menschen onderling. Er werden wetten gemaakt, denkbeelden over de verhouding tusschen leden der maatschappij verspreid, die spoedig in gang vonden; men kon al gauw zonder spierkracht veilig rondwandelen. Ook werden uitvindingen gedaan, die groote spierkracht eigenlijk overbodig maakten. Denken we hierbij maar aan de gewe ren, revolvers, kanonnen. Een klein kind met een pistool kan meer uitrichten tegenwoordig, dan een reus met onge looflijke spierkracht, Een kind is in staat een machine van duizenden paar denkrachten aan den gang te brengen. We leven in een tijd, waarin het vrij wel onverschillig is, of men 1 of 200 K.G. kan wegduwen. Een kogel door een reus afgeschoten, treft niet beter dan die van een dwerg. Door deze voor beelden valt duidelijk in 't oog, dat we met onze sport een anderen weg in moeten slaan. De moderne tijd vraagt iets anders ter zelfverdediging dan zijn eigen kracht, n.l. opvoering van intel lect. Immers, wie de beste machine uitvindt, om zich zelf te verdedigen, is de sterkste. Men moet dus streven zijn intellect op hooger standpunt te brengen, om het beste verweermiddel uit te vinden. Lichaamskracht is tegen woordig bijzaak. Heeft dan de sport afgedaan Voor waar neen. Zij moet echter een andere richting uit. Wat is n.l. het geval? Het menschelijke lichaam heeft sterk geleden door den modernen tijd, is zeer verzwakt en heeft veel te veel van zijn natuurlijk weerstandsvermogen ingeboet. Om dit nu weer op een goede hoogte te brengen, kan men van sport gebruik maken. Dit is dus het hoofddoelDe sport moet zich aanpassen aan het individu. Ieder mensch moet ervan gebruiken in overeenstemming met den toestand van zijn eigen lichaam. Hieruit volgt van zelf, dat wedstrijden etc. princi- piëel af te keuren zijn, want daarbij gaat de oefening beslist verder, dan voor de individueele kracht noodig is. Dit kan niet nuttig, integendeel zeer schadelijk zijn; er dient daarom paal en perk gesteld te worden aan die sport, welke een onzinnige liefhebberij dreigt te worden. Buitenland. III. Sedert hij met den baron de Zager in ipenlijke vijandschap leefde, genoot De Bock geen oogenblik rust meer. De baron had werkelijk eene klacht bij het parket ingediend en de heer De Bock wist, door invloedrijke vrienden, dat hij welhaast zijn „de Bock de Meerhove" met officieele bewijzen zou moeten staven. Hij verkeerde daardoor in een ongewone, onbe schrijflijke gemoedsgesteldheid die zijne onrust nog deed toenemen. Zijn advocaat was reeds gekozen, en tel kens wanneer hij naar de stad kwam, ging hij hem een paar uren over de „belangrijke" zaak lastig vallen. Gelukkig bezat de rechts geleerde eene benijdenswaardige dosis ge duld. Al de familiestukken, welke op het dorp aangetroffen werden, vermeldden zijn naam als „De Bock". Dat was hem eene bittere ontgoocheling en bracht hem, eenigen tijd lang, in som bere stemming. Eene blijde verrassing gaf ïem nochtans, kort nadien, den mtfed terug; onder de menigvuldige akten uit parochie- register der stad Gent, waar zijne voor ouders, even als hij, geregeld den winter doorbrachten, waren er verscheidene behel zend „Dominé De Bock de Meerhove, etc. Hij had weer, bijna nog stijver dan vroeger, het hoofd opgeheven en zijne frtem donk weer met haar gewone kracht tegen over dienstboden en pachters. Doch die geestdrift werd gekoeld, toen ny vernam aat de Zager overal vertelde Zondagavond verdronken inde hout haven te Petersburg twee schepelingen van het te Rotterdam thuisbehoorende stoomschip Mizar, n.l. de Nederlandsche onderdanen J. A. Arbman en H. Rou- bos, onderscheidenlijk 22 en 23 jaren. Zij waren met nog een derde aan wal geweest om een zieken kameraad in het hospitaal te bezoeken. Een of au dere losse vletterman bood hun aan hen naar boord te roeien. Zij stapten in de boot die volkomen droog was, maar een eindje van den wal af begon de boot te lekken, en dit werd, verder op gekomen, zóó lievig, dat de boot zonk. De derde, een zekere W. Blauw, wist zich zwemmende te redden op het roer van een lichter, vanwaar hij later door de bemanning van het Rotterdamsclie stoomschip Alioth werd afgehaald. De twee eerstgenoemden echter verdwenen in de diepte, en hun lijken werden nog denzelfden avond opgehaald. De vletterman werd ook gered, maar deze is spoorloos verdwenen, waarschijnlijk uit angst voor eventueele kwade ge volgen van het geval. Beide omgeko menen, een stoker en een tremmer, waren oppassende jongens, en de ge redde Blauw, was niet weinig veront waardigd over het relaas van het on geluk in een Russische krant, waarin de zaak zoo werd voorgesteld, alsof zij aan het passagieren waren geweest. Door de liefderijke zorgen van ds. Pan- tekoek werden de beide lijken uit het stedelijk hospitaal, waarheen zij ver voerd waren, overgebracht naar de Hollandsche Kerk, vanwaar zij plechtig werden ter aarde besteld op de Hol landsche begraafplaats. Zeelieden van verschillende daar liggende Nederland sche schepen vormden den stoet achter de twee lijkwagens. Het consulaat had zijn vertegenwoordiger gezonden. Bij de open groeve sprak ds. Pantekoek een warm woord ter nagedachtenis van de jongelingen, die ver van het vader land de eeuwige rust ingingen. ZijDe woorden maakten op alle aanwezigen een diepen indruk. Vanwege het „Zeemans tehuis", on der bescherming van de Keizerin-we duwe, werden op't gemeenschappelijke graf, waarop een paar eenvoudige hou ten kruisjes met naam en datum van overlijden zijn geplant, twee metalen kransjes neergelegd. Naar verzekerd wordt, hebben de Italiaansche socialisten, in overeenstem dat zulks hoegenaamd niets te beteekenen had, dat het gerecht, voor die enkele akten, niet aarzelen zou „meer dan verwaand de Meerhove" een naam die niet gekend en daarbij nog gestolen was naar de papiermand te verwijzen. De heer De Bock was, van nature, zeer bevreesd, al bezat hij ook veel geld en veel goederen. Hij behoorde tot die lieden die enkel de minderen krachtig durven toespre ken doorgaans brutaal maar die buigen en flleemen wanneer het iemand geldt die „maatschappelijk" boven hen verheven staat. De minste hoop deed hem terstond in geestdrift ontsteken, in eene geestdrift die aan het naïf kinderachtige grensde, even als een ontmoedigend woord voldoende was hem in eene angBtige neer slachtigheid te doen vervallen. En dat veroorzaakte ook het stoute ge zegde van den baron bij hem. Doch, toen hij de zaak grondiger inzag, was het eene ming met het Alg. Werkliedenverbond alle noodige maatregelen genomen om de algemeene werkstaking uit te roepen, wanneer de Czaar den 22 dezer in Italië komt. De troepen der garnizoenen in de buurt van Turijn zijn alle te Racconigi samengetrokken. De spoorweg wordt streng bewaakt. In het geheel zijn 10,000 man troepen gemobiliseerd, ongerekend de groote menigte agenten en karabi- niers. Bij het station Sestri Le van te is Vrij dagavond een jongmensch aangehouden, dat in het bezit werd gevonden van een revolver, een degenstok, 8000 francs aan bankbiljetten, die in zijn schoenen waren verstopt, en een spoorwegkaartje naar Racconigi. Hij heeft verklaard Carlo Modena te heeten en Spaansch onderdaan te zijn, maar men trekt dat sterk in twijfel. Te San Remo zijn in de woning van een handelsreiziger, die om zijne anar chistische ideeën bekend staat, drie Russische jongelieden gearresteerd, die daar eenige dagen geleden waren aan gekomen, vermoedelijk in verband met het bezoek van den Czaar aan Italië. Te Molenbeek bij Brussel, heeft zich een ernstig geval van gasverstikking voorgedaan ten huize van den heer Essen. Deze werd Maandagmorgen op de étage, waar zijn 82-jarige schoon moeder, zijn beide dochters en 8-jarig zoontje sliepen, een hevige gaslucht gewaar. Toen hij hun vertrekken bin nenkwam vond hij de oude vrouw en de bedje meisjes reeds dood. Het acht jarig knaapje haalde nog adem. Zijn bedje stond dicht bij het raam. Men hoopt, dat dit nog gered zal worden. Waarschijnlijk is het ongeluk hieraan te wijten, dat een der meisjes verzuimd heeft des avonds de gaskraan dicht te draaien. Het over Wilhelmushaven teGeeste- münde ontvangen bericht, dat ook de op het wrak achtergebleven tien man van den stoomlogger Adolf gered waren blijkt op een vergissing bij het over seinen van een draadloos bericht te berusten. Het lijdt, helaas geen twijfel, of zij zijn verdronken. Te Rosario hebben twee Spanjaarden een bom bij het Spaansche consulaat gelegd. Ze barstte te vroeg en verwond de een hunner. Ook de andere viel de politie in handen. De voorgevel van het consulaat is ernstig beschadigd. De student Joseph Raché, uitMainz die in het begin van dit jaar in een vlaag van godsdienstwaanzin zijne ge- heele familie ombracht, is uit de ge vangenis voorgoed naar een krankzin nigengesticht overgebracht. W. H. Maire, een handelsreiziger to Cleveland, heeft het wereldrecord in het vasten gebroken, door het 517« dag woedende, machtelooze wanhoop welke zich van hem meester maakte. Weihoe I die praatzieke baron dorst beweren dat die naam gestolen was! Gestolen? Ha! indien hij hem maar eens ondeqpier oogen krijgen kon Weken kropen zoo voorbij, weken, als maanden zoo lang Naarmate de dag, bepaald voor de beplei ting zijner zaak, naderde, nam zijne ge jaagdheid toe. De slaap was hem ontvlucht en terzelfdertijd was hem eene zenuwachtige aandoening op den hals gevallen welke de zorgen van een geneesheer vereischte. De kunst bleek nochtans machteloos tegenover zijne kwaal: men had gezegd dat de man eene electrische veer in het lijf had, wier werkkracht slechts zelden een oogenblik verzwakte. Den dag vóór de behandeling van het geding had hij zijn advocaat ten zijnent ontboden. Hij had gaarne dat deze, den ganschen dag, op 't kasteel, in zijn bijzijn, aan zijn pleidooi werkte, opdat toch geen enkel punt, in zijn voordeel, onaangeroerd bleve. Reeds bij zijne aankomst had de rechts geleerde herhaald dat de zaak niet zonder moeite, zonder veel moeite, kon gewonnen worden; doch dat hij niet wanhoopte. De Bock viel haast op de knieën: „Och", smeekte hij, „doe toch uw beet; spaar u geene moeite, ik bid u! Ik moet het winnen 'tkost wat 't kost Duizend, tienduizend frank, ik zie niet op het geld, als 't maar luktIk wil hebben wat mij toekomt en dien snoeshaan eens voor goed den mond stoppen 1" Op het gelaat van den advocaat speelde er een fijn lachje een medelijdend lachje, wellicht en hij troostte hem met de woorden „Wees gerust, waarde heer; van mij zal het niet afhangen." Zijne onrust klom. Binnen werd het hem te benauwd. Hij ging buiten en liep door de velden in de hoop de gejaagdheid, die hem de keel toeneep, te kunnen ontvluchten, en in den kouden najaarswind het gloeien zijner slapen eenigszins te temperen. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1909 | | pagina 1