Hel Land van (leasden en Altena, de Langstraat en de Bomraeierwaard.
STIJFKOPJE
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2904. Vrijdag 24 December. 1909
KER|TMIS.
FEUILLETON.
UNB VAN ALTEN/-
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Adrertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Die zieh op het NIEUWSBLAD
abonneert, 75 cent per 3 maanden,
ontvangt de nummers tot Nieuwjaar
GRATIS en, evenals alle geabon-
neerden, met Nieuwjaar een present
Maand-Kalender, zeer practisch
voor het gebruik.
Kerstmis wordt ingeleid door korte,
sombere, mistige of stormachtige dagen
en dan komt het lichtende, verwarmen
de, nieuw leven wekkende feest.
Door duisternis tot het licht!
Kerstmis wordt ingeleid door de
thuiskomst van kinderen, door de ont
vangst van bloedverwanten, 't Feest
van gezelligheid, van hartelijkheid, van
verzoening, van het versterken en weer
nauwer toehalen van banden
Kerstmis kondigt zich aan door het
maken van toebereidselen voor den
Kerstboom, welke in kerkgebouwen en
zalen jeugd en ouderdom om zich heen
verzameld ziet. Van dien gaat een
vriendelijk licht uit, dat schijnt in dui
zenden harten. De herinnering aan
Kerstfeestvieringen is een zegenende
en weldoende, heel het leven door.
Geen Kerstmis ook of het roept
ern8tig-ontroerendgedenkt in daden
van practische naastenliefde hunner,
wien het ontbreekt aan zooveel en op
wier gelaat zorg en kommer en ellende
te lezen staan
Op allerlei wijze wordt Kerstfeest
ontvangen. Er zijn onverschilligen,
harteloozen die nauwelijks weten wat
het feest beteekent en straks niet ge
voelen dat het gekomen is.
Zoo zijn er ook ouders en door de
zen kinderen.
Er zijn er, voor wie de Kerstdagen
slechts dagen zijn van eten en drinken,
van genieten en feestvieren, van ver
gaderen zelfs!
Er zijn er overigens denkende,
ernstige menschen voor wie ook op
Kerstmis geen kerkgebouwen bestaan,
wier lied en orgeltoon in één woord
niets meer schenen te zeggen te heb
ben. In hen is iets gestorven, wat nooit
had mogen sterven.
Maar er zijn gelukkig nog velen
eenvoudigen zoo goed als hoog-ont-
W. HEIMBURG.
(16
In het briefje stond trouwens niet veel
maar dat was meer dan voldoende om
Roosje's opwinding te verklaren, toen zij las:
Mijn lieveling I
„Ik kom vandaag, onverwacht, in den
vroegen morgen. Ik heb niemand buiten
jou van mijn komst in kennis gesteld,
uit angst, dat je mama weer in allerijl
haar koffers zou gaan pakken en voor
mij op de vlucht zou gaan, hetgeen op
zichzelf beschouwd wel geen onoverko
melijke ramp zou zijn, als zij jou zou
willen thuislaten.
„Er daar is natuurlijk geen denken
aan, dus mondje dicht 1
„Zeg ook mijn moeder niets.
Gekust
je Frits."
Neen, wat die Frits toch 'n bijdehandje
was!
Als zij vanavond weer thuiskwam, dan
wist zij dat hij boven zat in het voorka
mertje bij zijn moeder.
Mevrouw Wendenburg begreep niet, wat
zij met haar kind vóór had.
Gisteren nog had zij een neusje getrok
ken toen er sprake was van dit bezoek aan
wikkelden, onkundigen en mannen van
wetenschap voor wie Kerstmis is
een dag van vromen ernst, van dan
ken en buigen, van opnieuw gedenken
het optreden van het Christendom in
de wereld, van dien godsdienst aan
welken de menschheid het hoogste en
beste te danken heeft.
Er is een kern, een schare welke
samenkomt in cathedraal en eenvoudig
kerkgebouw of in zalen, om wijding
te geven aan gedachten en stemmingen.
Tot hen spreekt dit woord
Nog ruischt ons uit den nacht der oude
[herinneringen
Der englenlofgezang plechtstatig in het oor,
En 't schijnt opnieuw het lied van eeuwgen
[vree te zingen,
Door heel het Christendom herhaald al
[d'eeuwen door.
Nog ruischt het: Eer zij GodV als in die
[oude dagen,
Nog klinkt het: Vrede op aardV' als bede,
[teer en zacht,
Nog spreekt het heerlijk woord: „In men
schen welbehagen\
Daar in dien nacht gehoord, van Liefde's
[heiige nacht.
Ruisch, Kerstlied, ruisch maar voort en
[wek in onze harten
Geloof en liefde en hoop en vromen
[Christenzin;
Blijf, reine poëzie, de nacht der eeuwen
[tarten
En dring met Uwen gloed 't gemoed der
[menschen in.
Vrede op aarde!"
Het feest van licht en vrede is weer
daar.
Allerwege zullen Kerstklok en -liede
ren weer doen hooren hun blijde bood
schap
„Daar is uit 's werelds duistere wolken
Een licht der lichten opgegaan".
En alg we aan 't Kerstfeest denken,
dan komt ons voor den geest onze
gezellige huiselijke kring, ouden en
jongen geschaard rond de tafel.
Daarbuiten gure kou en duisternis
doch in de huizen licht, warmte en
vrede.
Helaas niet overal alzoo, een schaduw
valt over ons Kerstfeest als we bedenken
hoeveel wreed en ruw in volle dishar
monie is met de blijde tijding die het
Kerstfeest ons brengt.
Er wordt bittter geleden, wat brandt
bij velen het Kerstlic'nt droevig flauw
in valen nevelO, als we daaraan den
ken hoe duizenden, zelfs het hoognoo-
digste ontberen, dan vergaat ons de lust
bij onzen warmen haard te blijven
zitten en als vanzelf dringt zich de
Hilgendorf en vandaag huppelden de kleine
voetjes van ongeduld; blijkbaar kon het
meisje den tijd niet afwachten om er zoo
spoedig mogelijk te komen.
Met een bijna ongepaste kinderlijke naïeve
vertrouwelijkheid glimlachte zij den we
duwnaar toe, toen hij de dames aan den
voet van het breede bordes ontving; het
scheelde zoowaar maar 'n haartje, of zij
had hem, terwijl zij haar handje in de zijne
legde, familijaar toegeknikt, als ware hij
een oud, vertroeteld oompje.
Daarop nam het drietal op de veranda
onder een tent van gestreept linnen, rond
de koffietafel plaats, en zag naar omlaag
in den goed onderhouden tuin.
Op mevrouw Wenden burg bracht het
wederzien van zooveel lieve, van ouds be
kende plekjes een diepen indruk teweeg;
vroolijke en droeve herinneringen streden
om den voorrang en in elk van haar mooie
donkerbruine oogen parelde een traan.
Roosje scheen dit te begrijpen; zij zag
haar moeder met een zonderling vragenden
blik aan.
„Vindt u niet, mama, dat het lijkt alsof
wij hier nooit vandaan zijn geweest?"
Moeder knikte toestemmend.
Zij kon zelfs geen ,ja" uitbrengen, zoo
vol was haar gemoed.
Toen kwam de rentmeester op een uit
stekenden inval.
„Mag ik de dames een voorstel doen?"
vroeg hij beleefd, als had hij zijn gasten
de samenstelling van het programma voor
behouden.
„Maar natuurlijk, u bent immers onze
gastheer!" flapte Roosje er brutaal weg uit,
zonder op het bestraffend blikje van haar
moeder te letten.
„Dan stel ik voor, dat wij straks een
wandeling maken door huis en hof. Ik
vraag aan ons op: wat kunnen we voor
die armen doen.
Als ge eens van uit uw gezellig
woonvertrek zien kondt in die woningen
der armen. Ge zoudt ontwaren meer
dan één ongezellig woonvertrek, waar
uit geen lach u tegenklinkt en geen
Kerstlied uit op3teeg, terwijl een traan
in 't oog der bewoners verried dat hier
geen Kerstvreugde werd gekend
dat terwijl bij u wellicht van alles
volop is, hier zelfs 't noodigste ontbreekt.
Daar zijn armen, heusche armen,
wier armoede geen eigen schuld is,
misschien kent gij wel één of meer
hunuer, en anders de liefde is vinding
rijk, zij zal u wel weten te brengen
waar ge wezen moet, nu vooral, al is
't ook niet zoo koud als dikwijls 't
geval is in dezen tijd mag toch
niet koud zijn Uw hart!
Ge hebt wellicht wel eens gehoord
het verhaal van dien bisschop die, toen
hij een schoenmaker ontmoette, die
neerslachtig met de handen in het
schootsvel zat, en klaagde dat hij te
arm was om leer te koopen, ongemerkt
een geldstuk liet glijden in een half
afgewerkte schoen, om dan zijn weg te
vervolgen, opdat de gelukkige zijn wel
doener niet zou kennen en vooral niet
kunnen bedanken
Ik weet niet wie van die twee dien
dag het gelukkigst zal zijn geweest, de
bisschop of de schoenmaker; geven is
minstens even zalig als ontvangen en
door te geven, ontvangen wij veel aan
vrede en geluk.
Dan eerst zullen we in onzen fami
liekring werkelijk Kerstfeest kunnen
vieren als we weten tegen over die
maatschappelijk misdeelden onzen plicht
te hebben gedaan.
„'t Vrede op aarde!" zal u dan niet
meer zoo wreed toeklinken, neen zelf
kunt ge dan iets van dien vrede ge
voelen. De wetenschap dat ge een
straaltje van het heerlijke Kerstlicht
hebt doen schijnen in der armen wo
ningen zal in uw gemoed een stemming
brengen van „licht en vrede".
lluiteiBlaml.
De gevallen beslissing van het Ober-
landes-gericht te Posen in de zaak van
Cecilie Meijer tegen graaf Kwilecki (zie
ons vorig no.) heeft den half vergeten
strijd om het majoraat Wroblewo weer
in herinnering gebracht. Gravin Kwi
lecki zelve, die driemaal met den erf
genaam van het majoraat op den arm
zou u gaarne mijn nieuwe inrichtingen too-
nen Dat ik een forellenkweekeiij heb
aangelegd
Mevrouw Wendenburg, die thans een
weinig tot bedaren was gebracht, sloeg van
bewondering de handen ineen.
„Een forrellenkweekerij viel zij hem
in de rede. Ziet u, mijnheer Bartenstein,
dat was nu mijn droom! Ik heb het
ook altijd mijn man zaliger voorgehouden,
daar het kostelijke bergwater en de vijver
er als toe geëigend voor waren."
Zij was nu hoogrood van vreugde en
klapte nogmaals in de handen als een kind
voor een kerstboom.
En zij levert reeds buitengewone resulta
ten op, mevrouw!"
„Dat doet mij genoegen; heusch, dat
doet mij veel genoegen!"
De mooie vrouw was in de wolken over
dezen nieuwen aanleg en praatte levendig
door.
Op eens ving zij aan:
„Maar waarom hebt u ons eigenlijk met
wijlen mevrouw Bartenstein nooit meteen
bezoek vereerd? O mijnheer, u hebt er geen
flauw vermoeden van, hoe ik daarop heb
gewacht. Ik werd bijna ziek van verlangen
naar een wederzien van dit Hilgendorf
Maar u hebt van de gezelschappen in heel
Neustadt niets willen weten en zoo bleef
mijn verloren paradijs mij onverbiddelijk
gesloten."
Langzaam en treurig antwoordde hij
„Ach, mevrouw, de omstandigheden,
waarin ik verkeerde, waren niet geschikt
tot het afleggen van bezoeken, al begreep
ik ook, dat ik mij aan een schromelijk
verzuim schuldig maakte tegenover de we
duwe van mijn voorganger, aan wie ik het
zonder twijfel in niet mindere mate dan aan
den overledene zelf, te danken heb dat ik
of aan de baud zegevierend uit de
rechtzaal was getreden, is de teleur
stelling van die beslissing, welke het
kind zijn adelijken titel ontneemt en
en het aan de vrouw van een armen
spoorwegwachter toewijst, bespaard ge
bleven, Zij is in Februari van dit jaar
te Breslau gestorven.
Bijna tien jaar lang heeft de strijd
Om het majoraat gewoed. De echt van
het grafelijke paar was, zooals men zich
zal herinneren, met drie dochters ge
zegend, maar het vurig begeerde man
nelijke oir, dat alleen gerechtigd zou
zijn om het majoraat te erven, liet op
zich wachten. De gravin werd aldoor
ouder en de toekomst steeds duisterder
Zij had haren bruidsschat aan hare
pronk- en spilzucht ten offer gebracht
en de bezitting Wroblewo kwam onder
het financieele wanbeheer der Kwilecki's
in hoe langer hoe slechteren toestand.
De deurwaarder ging in de adellijke
huiziug in en uit. Kwam de oudere
graaf voor haar te sterven, dan zou, bij
ontstentenis van een opvolger, de gravin
de bezitting moeten verlaten en een
neef op Wroblewo zijn intocht houden.
Toen de gravin al 51 jaar was, leken
de kansen van dien neef plotseling ver
keken; zij schonk op 27 Januari 1897
te Berlijn het leven aan een gezonden
jongen. Graaf Miecislaus Kwilecki, de
vertegenwoordiger van de zijlijn, wei
gerde echter aan het wonder te gelooven.
Hij vond het al dadelijk een verdachte
omstandigheid, dat de verlossing in een
kort te voren gehuurde woning te Berlijn
had plaats gehad, op een oogenblik
dat de 57-jarige vader in het Zuiden
vertoefde en alleen eenige vertrouwde
Pöolsche dienstboden en een oude
Poolsche vroedvrouw aanwezig waren.
Graaf Miecislaus liet niets onbeproefd,
om bewijzen voor de door hem vermoede
onderschuiving te vinden en de politie
hielp hem ijverig. In Januari 1903
werd gravin Isabella in hechtenis ge
nomen en eenige maanden later ook
haar man. De politie was tot de over
tuiging gekomen, dat de graaf met het
plan tot onderschuiving van een kind
van het mannelijke geslacht bekend was
geweest en bij de uitvoering ervan hulp
had geboden. Reeds twee jaren vroeger,
in Maart 1901, moest het Landgericht
te Posen over de wettigheid van het
kind uitspraak doen. Het kwam voor
het hof tot een zeer dramatisch tooneel,
toen de gravin haren vier-jarigen zoon
op den arm binnenbracht en de rechters
door de vermeende gelijkenis van het
knaapje met haar zelve trachtte te over
tuigen, dat zij de moeder was. Inder
daad bereikte zij de erkenning van de
wettigheid van het kind, doordat de
zaak van de rol geschrapt werd. Daar
echter Me politie steeds ernstiger aan
dit domein in zulk een onberispelijk en toe
stand aantrof, dat mij hier bijna niets te
doen overbleef. Maar mijn vrouw was zeer
ziek, zoodat het mij onmogelijk was een
gezellig verkeer met de notabelen van Neu
stadt te onderhouden
„Duid mij het opwekken dezer herinne
ring niet ten kwade, mijnheer Bartenstein
Wij wisten trouwens eerst in den laatsten
tijd, dat wijlen uw echtgenoote aan een
ongeneeslijke ziekte leed."
„Zij leed feitelijk meer naar de ziel dan
naar het lichaam; haar toestand veroor
deelde ons beiden tot volstrekte afzonde
ring."
„O vergeef het mij, mijnheer Deze
tragische bizonderheid was ons inderdaad
onbekend."
„Niemand wist het, mevrouw Wenden
burg."
„En hebt u nooit kinderen gehad?"
Hij zweeg een poosje en antwoordde
daarop, terwijl hij zijn stem bijna tot een
fluisteren deed dalen:
Ik had drie kinderen Alle drie
zij dood gestorven in hetzelfde
oogenblik verongelukt, verdronken
En van dat oogenblik af was mijn arme
vrouw
Hij zeide niets meer, maar wees met den
vinger naar het voorhoofd.
Vol ontzetting staarde mevrouw Wenden
burg den rentmeester aan.
De krachtige, statige gestalte scheen bij
de laatste mededeeling betreffende een toe
stand, dien hij totnutoe, naar hijzelf zoo
even had verklaard, voor de buitenwereld
angstvallig had weten verborgen te houden,
te zijn ineengezonken. Hij stond daar met
gebogen rug en gerimpeld voorhoofd, en
een scherpe trek groefde de wangen om
zich in den vollen ringbaard te verliezen.
zijn
wijzingen voor de onderschuiving van
het kind in handen kreeg, volgde in
het najaar van 1903 voor het hof der
gezworenen van het eerste Berlijnsche
Landgericht het straf-proces, waarin het
grafelijke paar onder bovengenoemde
beschuldiging terechtstond en de als
moeder opgespoorde Cecilie Meyer tegen
haar getuigde. Het werd een opzien
barend proces. Behalve de graaf en
de gravin, waren drie Poolsche dienst
boden beklaagd. Gravin Kwilecki ver
dedigde zich met ongewone handigheid
en wist de meerderheid van de gezwo
renen voor zich te winnen, zoodat zij
en hare medebeklaagden vrij werden
gesproken.
De zijlijn gaf de zaak nog niet op
en hielp Cecilie Meyer een civiel proces
tot overgave van het graafje aan haar
als de wettige moeder voeren. In eer
sten aanleg zegevierde gravin Kwilecki
opnieuw, maar de eischende partij bracht
de zaak hooger op voor het Oberlandes-
gericht te Posen, dat thans gelijk ge
meld is, hare aanspraken erkend en den
jongen graaf Jozef aan haar toegewezen
heeft. Het hof verklaart in het vonnis
de overtuiging verkregen te hebben,
dat de jonge Jozef Kwilecki niet de
zoon van graaf Kwilecki, maar de zoon
van de eischeres Cecilie Meyer is en
door gravin Kwilecki met behulp van
tusschenpersoneD ontvoerd is. Graaf
Tbignief Kwilecki is mitsdien tot over
gave van den knaap aan juffrouw Meyer
en het dragen van de kosten van het
proces veroordeeld.
Het lijdt wel gten twijfel, dat hij nog
een laatste poging tot behoud van zijn
erfgenaam zal doen, door van dit vonnis
bij het rijksgerecht cassatie aan te tee
kenen. Eerst dan is er kans dat het
laatste woord in den strijd om het ma
joraat zal gesproken worden.
Er is sprake van dat het jonge graafje,
wanneer het vonnis, dat hem als zoon
aan Cecilie Meyer toewijst rechtskracht
mocht krijgen, door familie van wijlen
de gravin als kind zal aangenomen
worden, om te verhinderen dat hij van
zijn kasteel naar de spoorwegwachters-
woning zal moeten verhuizen. Men ge
looft, dat zijne moeder tegen een behoor
lijke schadevergoeding daartoe hare toe
stemming zal geven.
De Daily Cronicle verneemt uit Chi
cago, dat daar is aan het licht gekomen,
dat gedurende vele jaren zwendelarijen
zijn gepleegd ten nadeele van den staat
Ohio, doordien verscheiden staatsambte
naren belangrijke bedragen hebben
ontvreemd door de boeken, waarin do
ontvangen belastingposten moesten
worden ingeschreven, te vervalschen.
De fraudes loopen over een tijdperk
van vijf jaar. De tengevolge daarvan
Hij stond daar als gebroken, bijna als een
oud man
XVI.
Als een oud man, herhaalde mevrouw
Wendenburg in haar gedachten als
een oud man!
En van hem wendden haar blikken zich
naar Roosje, uit wier bloeiend gezichtje het
medelijden het rooskleurig blosje verdreven
had bij de woorden van dien zoo zwaar
door het noodlot beproefden man en vader.
En dezen man, wiens hart door de wreed
ste beproevingen vaneen gereten moest zijn,
op wien de volle zwaarte van een leven
van lijden rustte, dien had zij tot levens
gezel willen geven aan het kleine, zonnige
vlinderzieltje van haar jong dartel doch
tertje
Zij kwam zich thans plotseling voor als
een barbaarsche, ontaarde moederzij walg
de schier van zichzelf.
Zij wendde zich tot haar dochter met de
vraag
„Zeg eens, Roosje, voel je geen lust om
je oude speelplaatsjes weer eens op te zoe
ken?"
Het meisje zag haar moeder met een
dankbaren blik aan. Als verlost van een
centenaarslast sprong zij het steenen bordes
bij twee treden tegelijk af om in de groene
paden van den tuin achter de rozenboompjes
te verdwijnen.
De rentmeester zag haar glimlachend na.
„Gelukkige jeugd!" prevelde hij.
Toen zocht hij de oogen van de vrouw
aan zijn zijde, met een warmen, vragenden
blik.
IUUWSBLA1
door
5)
(Wordt vervolgd).