Hel Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Miparsgeiatbte, 1 Januari 1910.
STIJFKOPJE
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No2900Vrijdag 31 December.
FEUILLETON.
1909.
^ANO VAN
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regel» 50 ct. Elke regel
meer 7x/j ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Gelukkig Nieuwe jaar!
Als 't uur van middernacht den ouden jaarkring sluit,
En 'k op 't Verleden staar,
Dat hunkerend naar meer, belust naar nieuwen buit
De toekomst tegengaat met snelle schreên,
Dan vraag 'k mezelf soms af: „Waarheen?"
Gelukkig Nieuwe jaar!
Van 't wiegjen tot aan 't graf, door moeders beê gewijd,
Zien we allen met elkaar
In dioomen onzer jeugd den weg voor ons bereid
Maar dat de voet zou dolen in 't verschiet,
Dat wist bet moederhart*} niet
Gelukkig Nieuwe jaar!
Wordt niet voor allen ook het donkerst pad verlicht?
Kom, moede wandelaar
Die onder 't zoeken 't hoofd naar Boven houdt gericht,
U wijst, in zorg en strijd de Vaderhand
Den veil'gen weg naar 't Beter Land!
Gelukkig Nieuwe jaar
De tijd, die wonden slaat, maar ze ook te heelen weet,
Al zijn ze nog zoo zwaar,
Die ons berusting geeft, als balsem voor het leed,
Leert, als hij henenvaart op dorre pa&n,
Dat tusschen doornen bloemen staan
Gelukkig Nieuwe jaar!
Als er niet slechts Uw mond, maar ook uw hart in deelt,
En om u hier en daar
De zorgen lenigt en de levenssmarten heelt,
Dan zegent gij, waar Liefde 't u gebiedt;
Dan straalt Uw zon in 't Ver verschiet.
Gelukkig Nieuwe jaar!
Dat wenschen we ook aan Neerlands Moeder en haar kind
Het blijft toch altijd waar,
Dat slechts ons volk door trouw en eeniracht vrede vindt,
Blijf groot en kloek, mijn Vaderland!
Geleid door Wilhelmina's hand.
L. J. EIJDMAN.
Huitesilaiid.
Te Parijs is Dinsdag het laatste bedrijf
van een vreeslijk drama afgespeeld. Den
4en Oclober de lezers herinneren
zich het geval zeker nog wel vond
de politie te Petersburg in een commen-
salenhuis het afschuwelijk verminkte
lijk van een man. Men had het hoofd
zoo versneden, dat de doode niet meer
W. HEIMBURG.
(18
Zij barstte in snikken uit.
„Ach, als u alles wist, mijnheer Barten-
stein 1"
„Ik weet het ik begrijp uw toestand
volkomen'', antwoordde hij met iets plech
tigs in zijn volle, manlijke stem. „Elke
moeder, die haar kind moet afstaan aan
een vreemden jonkman, vraagt zich vol
bangheid af: Wat moet ik nu beginnen?
En die vraag is te natuurlijker en nog meer
gewettigd, wanneer zijzelf weduwe en dit
kind haar eenige is en zij moet bedenken,
dat zij voortaan alleen staat op de wereld
De eenzaamheid schrikt a^ik weet daarvan
mee te spreken, helaas Maar
moet u dan alleen en eenzaam blijven? Is
het noodig, dat het spook der eenzaamheid
u tegengrijnst, u, die nog zoo jong zijt,
wie nog zooveel jaren wachten, welke ge
lukkig kunnen, gelukkig moeten zijn
Wees uw kind vóór
Hij aarzelde even, eer hij voortging.
Toen vervolgde hij, op een toon waaruit
diepe ontroering, maar tevens de volkomen
oprechtheid van ten man van eer sprak:
„God is het bekend, mevrouw Wenden
burg, dat ik zonder dit kleine incident,
gelukkig misschien voor vier menschen-
levens en zonder twijfel door Hem beschikt,
misschien nog in langen tijd den moed
te herkennen was. Uit de kleeren en
andere omstandigheden maakte men op,
dat het een zekere Audries Goeïlewitsj
was.
Weldra bleek echter, dat de vermoorde
Podloetski heette en begreep men, hoe
het geval in elkaar zat. Andries Goeï
lewitsj verzekerde zijn leven voor
100,000 roebel. Toen adverteerde hij
om een particulieren secretaris. Een
niet had gevonden om u datgene te zeggen,
wat ik thans op het punt sta u toe te
voegen. Kom tot mij, verban de eenzaam
heid om mij heen en die ook u tegengrijnst
Kom tot mij Kom weder hierheen
Niet alleen ik, ook Hilgendorf heeft u
noodig het smacht naar u
Eén oogenblik was het mevrouw Wen
denburg, die binnen enkele oogenblikken
zulk een dubbele ontroering het hoofd had
te bieden, te moede alsof een duizeling
haar had bevangen, alsof zij den vasten
grond onder haar voeten had verloren en
zij als een veer in de lucht rondvladderde
Haar kind had zij verloren, dat was een
onherroepelijk feit maar Hilgendorf,
Hilgendorf!
Alsof zij, onbewust naar een steunpunt
zocht, drukte zij haar handen steviger in
die van den rentmeester.
„Hilgendorf!" lispelde zij als in een zucht.
Voor het tuinpoortje stond eenige oogen
blikken daarna een jong paartje. Thans
was aan hen de beurt gekomen om als
aan den grond vastgeworteld te blijven
staan.
„Neen, maar zóó iets
Daar, aan gene zijde van de schutting,
onder den breeden kruin van den kastan
jeboom, stonden mama, de strenge mama,
en de rentmeester, de altijd correcte rent
meester en ze kusten elkaar, nog eens,
en nóg eens
Geen van beide jongelieden, het over
moedige Stijfkopje evenmin als „de licht
zinnige windbuil," dacht er aan door een
spotlach of een oneerbiedigen uitroep dit
zekere Lebedef, een student, werd in
dienst genomen. Deze bemerkte na
eenige weken, dat Goeïlewitsj hem
trachtte te vergiftigen. Lebedef ging
weg en in September werd de ongeluk
kige Podloetski als secretaris aangeno
men. Toen deze vermoord was vluchtte
Goeïlewitsj naar Parijs, en zijn broer
ging nu de levensverzekering van zijn
zoogenaamd overleden broeder ;opei- j
schen. Hij werd echter gevangen ge-
nomen en in de cel hing hij zich op.
De moordenaar wist zich onder aller- j
lei namen te Parijs schuil te houden.
Het ontbrak hem niet aan geld, maar
Dinsdagmiddag werd hij in hechtenis
genomen, toen hij de Banque Interna
tionale in de rue Lafitte binnenging.
Hij wrong zich los en trachtte een re
volver te gebruiken, maar werd over
mand en voor den rechter van onder-
derzoek gebracht. Goeïlewitsj beweerde,
dat het een politieke moord was, dien
hij had bedreven, 's Avonds in de ge
vangenis verzocht hij zijn handen te
mogen wasschen. Met twee agenten ging
hij naar de waschgelegenheid. Daar za
gen die hem iets in den mond steken
zij wisten het er nog uit te halen, een
half afgebeten witte bol, zoo groot als
een noot. Voor mijn tanden, .zei Goeï
lewitsj, maar dadelijk daarop viel hij
neer en stierf. Het is gebleken, dat hij
cyankali had ingenomen.
Omtrent de oorzaken van den dood
van mevrouw Gouin, wier lijk de vo
rige week in Frankrijk langs een spoor
lijn werd gevonden, vernemen we, dat
men aan een misdaad blijft gelooven.
Bij haar vertrek van Fontainebleau was
mevrouw Gouin alleen in den coupé
en onderweg moeten de boosdoeners
bij haar binnengedrongen zijn. Ze heb
ben, daar ze waarschijnlijk derde klas
reisden, de wagon van mevrouw Gouin
niet anders kunnen bereiken dan van
buiten af over de treeplank loopende.
Dit is niét bijzonder lastig. Zoo zou te
meer de aandacht vallen op de twee
soldaten, die in de gang van den eerste
klasse-wagon gezien zijn en die voort
durend hun handen op hun rug hiel
den. Men meent zeker te weten, dat
ze niet uit het garnizoen van Montar-
gis kwamen.
Een der reizigers met den trein, waar
mede ook Mevrouw Gouin reisde, de
heer de Ségur, merkte kort voor het
station Brunoy op, dat de wagon even
schudde alsof het wiel over iets heen
reed en daarna weer op het spoor kwam.
„We zijn over iets zachts gereden",
zeide de heer de Ségur tegen zijn se
cretaris. Dadelijk daarop volgde een
schok en een ruit vloog aan scherven.
De heer de S. en zijn secretaris gingen
in de gang kijken wat er gebeurd was
en zagen daar twee soldaten staan, die
blijkbaar hevig ontsteld waren en hard
nekkig hun handen op hun rug hiel
den. „Wat gebeurt er" vroeg de heer
de S. „Ik weet 't niet" stotterde een
der soldaten. „Ze hebben zeker een
steen door de ruit gegooid". Van deze
beide soldaten is niets meer gemerkt,
hoezeer er ook naar hun gezocht is.
Zoo zij niet den misdaad gepleegd heb
ben, dan zou allicht hun getuigenis
van veel gewicht kunnen zijn, daar er
tusschen het oogenblik, waarop de heer
de S. opmerkte dat de trein over iets
zachts reed en zijn ontmoeting in de gang
van den wagon met de ontdane sol
daten, geen twee minuten verloopen
kunnen zijn.
Volgens een later bericht is er nog
een nieuwe getuige bijgekomen, de heer
Poiret, burgemeester van ChAtelet-en-
Brie, die ook met denzelfden trein ge
reisd heeft als mevrouw Gouin, ook in
een compartiment eerste klasse. Toen
de trein Melun voorbij was, zag de heer
Poiret in de gang van den wagon twee
soldaten en het trof hem, dat zij bei
den een das om den hals droegen, de
een een roode, de ander een donker
blauwe, die het onderscheidingsteeken
op hun jaskragen bedekte. Bij aankomst
van den trein te Parijs zijn de twee
soldaten door den coupé van den heer
Poiret uitgestapt. De een zei toen tegen
den ander: Gauw wat, anders mis ik
mijn trein. Tot dusver is er van deze
twee militairen geen spoor te vinden.
Ook een onderzoek te Montargis inge
steld bij het 82ste regiment infanterie
heeft niets opgeleverd.
tooneel te verstoren. Integendeel, het was
een ernstige, bijna plechtige aanblik, te zien
hoe die statige man zich nu zoo teeder
boog over de hand der slanke, schoone
vrouw.
In een wip waren de schelmen weer achter
de hooge schutting verdwenen. Nu hielden
ze elkaar kruiselings bij de handen en,
het bovenlijf achterover gebogen, dansten
zij in de ronde als kleine kinderen, die dit
spelletje „molendraaien" noemen.
Zij waren zóó uitgelaten, dat een boeren
knecht, die in den omtrek op het land
bezig was, het hoofd schudde en meesmuilde
over „die malle rijke lui, die van louter
weelde net doen of ze gek benne."
Maar die twee zij konden niet an
ders, zij waren anders gestikt in hun eigen
geluk; zij moesten het uitschreeuwen en
uitdartelen.
Eindelijk zaten zij, afgemat, dood-op,
naast elkaar, maar de jongeman trappelde
nog steeds met de beenen en sloeg met de
armen om zich heen en kronkelde zich in
de onmogelijkste bochten, alsof hij deont-
zettendste smarten leed, maar alles zonder
een kik te geven en met het lachendste
gezicht van de wereld.
„Nou, wat heb ik je gezegd?" fluisterde
hg eindelijk, dicht haar aan oor, terwijl
hij Roosje aanzag, die van het onderdrukte
giegelen zoo rood zag als een kreeft.
„Nou, wat heb ik je gezegd? Wie heeft
gelijk?" herhaalde hijditmaal met een kus
bezegeld.
En zij bracht nu eveneens haar mondje
aan zijn oor.
„Je moet vandaag nog met mama spreken,
Frits. Vandaag nog Nu kan zij geen
„neen" zeggen zij heeft immers haar
De „Roode Wolk" is dood. Bij zijn
sterven was hij een hulpelooze, blinde
en bijna verlamde 90-jarige; maar voor
heen was hij een machtig Indiaansch
opperhoofd en geducht krijgsman ge
weest. Hij is gestorven in een huis te
Pine Ridge, in Noord Dakota, dat de
Amerikaansche regeering voor hem had
laten zetten. En tóch is er onder de
roodhuiden van Noord-Amerika bijna
geen geweest, die den blanke hardnek
kiger, langduriger en wreeder heeft
bestreden dan juist deze „Roode Wolk",
het hoofd van de Sioux-Indianen en
daarmee verbonden stammen in Kansas,
Nebraska, de beide Dakota's en gedeel
ten van Iowa, Minnesota, Wyoming en
Montana. Deze Indiaan, die de laatste
30 jaar het genadebrood der regeering
heeft gegeten en in armoede is gestor
ven, was van lage geboorte. Maar door
kracht van wil wist hij zich naar boven
te werken en ten slotte werd hij de
voornaamste aanvoerder van de Sioux.
Dertig jaar lang heeft hij de blanken
beoorloogd. Als zijn eerste belangrijke
wapenfeit wordt genoemd de historisch
geworden uitmoording van de grenspost
Fort Phil Kearney, bij welke gelegen
heid alle blanken in de toenmalige
grensvestiging werden omgebracht. Toen
Hilgendorf terug! En in nadenken
verzonken voegde zij er bij
„Maar dan blijf ik bij tante Lotje, tot jij
me komt halen. Want mama mag mij nu
niet langer bij zich houden Je weet
wel, het testament
„Tot ik je kom halen? En hoelang denk
je dan wel, dat dit zal duren, hè wijsneus?
Meen je bijgeval, dat ik den heelen winter
in de eenzame opperhoutvesterij wil be
graven liggen? Je weet immers, dat ik
onmiddellijk na de vacantie mijn ambt
moet aanvaarden".
„Ja, maar ik dacht 't toch, meneer de op
perhoutvester", plaagde Stijfkopje.
„Maar daar kom ik op 'n kollosaal idee.
Wij stellen mama voor, dat zij op den
zelfden dag als wij bruiloft viert. Dan kan
zij jou bij zich houden, tot wij alle vier
in één bak naar de kerk rijden. Zoo ont
gaat zij de fatale bepalingen van het testa
ment, die haar zooveel verdriet en kommer
bezorgden, en" ditmaal was zijn toon
ieta ernstiger zoo onrechtvaardig deed
zijn tegenover mijn moeder
„Wat ben je toch bijdehand!" prees zij
hem „En je goede, lieve moeder komt
natuurlijk bij ons inwonen."
Thans parelde zoowaar een traan in de
helderblauwe oogen yan den „lichtzinnige
windbuil".
„Mijn zoete, lieve schat. Mijn engel!"
fluisterde hij diep geroerd.
Toen regende het weei kussen.
Op den avond van dezelfden dag zat tante
Lotje alleen in haar voorkamertje. Zij ver
wonderde zich, dat haar jongen, die bijna
in hetzelfde oogenblik dat hg was thuis
Roode Wolk", door de bittere ervaring
geleerd, had ingezien dat de blanken
met hunne moderne vuurwapenen den
Indianen de baas waren, gaf hij den
strijd op, sloot vrede en heeft dien
nooit verbroken.
De invloed van „Roode Wolk" onder
zijn stamganooten was enorm. Op ver
gaderingen van de hoofden wist hij
altijd zijn zin door te zetten. Hij ge
bruikte daartoe een allermodernst mid
del. „Roode Wolk" huurde n.l. voor
vergaderingen steeds een uitmuntend
spreker, die de roode broeders kon omver
praten. Vooraf werd deze koperkleurige
brugman" dan door „Roode Wolk"
uiterst nauwkeurig geïnstrueerd.
Turpin, aan wian het vaderschap van
het meliniet toegeschreven wordt, heeft
aan den Franschen minister van marine
kennis gegeven, dat hij een nieuwe uit
vinding gedaan had om drijvende mij
nen en in zee neergelaten torpedo's
onschadelijk te maken. De uitvinding
zou vooral toegepast kunnen wordeu
om koopvaardijschepen in den eersten
tijd na een grooten zee-oorlog voor de
gevaren van het in aanraking komen
met ontplofbare stoffen te beschermen.
De Parijsche Apachen hebben weer
eens een stout stukje uitgehaald. Een
paar dagen geleden hebben zij de voor
stad Nauterre „afgestroopt". Het begon
met een controleur der omnibussen, die
na afloop van zijn werkzaamheden naar
huis wandelde, om zijn avondeten te
nuttigen. Eensklaps zag hij in de sche
mering een verdacht individu achter
een boom te voorschijn komen en hem
volgen. Hij liep bedaard door maar na
eenige passen sprong de kerel op hem
toe en greep hem bij de keel, hem te
vens een mes op de borst zettend, ter
wijl hij een schril gefluit deed hooren.
Een stuk of vijf, zes schimmen doken
uit de duisternis op, en plunderden
den ongelukkige uit, waarop zij ver
dwenen. Eenigen tijd later onderging
een werkman hetzelfde lot; deze werd
zelfs halfdood geslagen, omdat hij zich
durfde verzetten. Op het hulpgeroep
van den man kwamen menschen toe
schieten, en een klopjacht begon. Wel
dra scheen het of het anders zoo rustige
Nauterre belegerd werd. De revolver
schoten knalden lustig in de straten.
In den laten avond gelukte het der
politie, die verstrekt was door een ijlings
ontboden detachement uit de hoofdstad
drie Apachen te grijpen, die zich na
een verwoed gevecht in een herberg,
waar zij zich verschanst hadden, over
gaven. Het resultaat van den slag was
zeven gewonden, waarvan één kindje,
dat in de armen der moeder door een
revolverschot doodelijk getroffen werd.
gekomen, naar Hilgendorf was gereden,
nog niet was teruggekeerd, evenmin als
Rosa en haar dochter.
Het was toch al bijna elf uur.
De goede oude vrouw was vermoeid
zij had even een dutje gedaan en daar was
zij een weinig loom van.
Op eens werd bijna onhoorbaar de deur
geopend en zweefde een slanke vrouwen
gestalte de kamer binnen.
„Lotje", klonk nu do stem van mevrouw
Wendenburg door de duisternis heen. „Lotje,
ben je hier?"
„Ja, ja! Ik zit aan het venster!" klonk
het terug.
Lotje was een weinig verwonderd over
het bezoek van haar schoonzuster, zoo laat
in den avond.
Toen naderde de schoone vrouw de
leuningstoel voor het venster, vatte Lotje
bij de hand en sprak, op gedempten toon
„Je krijgt haar nu toch zij wordt
nu tóch jou dochter Lotje, h?b haar
lief Frits en haar lief beide in
één liefde, zooals ook ik
„Dus je geeft je toestemming?"
Bijna klonk het als een juichkreet.
„Ja, Lotje!"
„Maar wat is er dan in 's hemelsnaam
gebeurd, dat je zoo eensklaps van meening
veranderd bent?"
Haar schoonzuster drukte haar tot eenig
antwoord zwijgend de hand en schreed
naar de deur. Daar bleef zij staan en
fluisterde iets, half onverstaanbaar, maar
het klonk als „Hilgendorf"
Toen verliet zij het vertrek.
Maar tante Lotje had het toch verstaan
„Zoo, zoo! Hilgendorf!!"
fluisterde zij. (Slot.)
11EIIIKBIID
DOOR