el Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommeleraard. Geestelijke Gezondheid. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 29Q8, Zaterdag 8 Januari. FEUILLETON. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.75, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 191Ü. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77j ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Id een gezond lichaam zal slechts een gezonde geest to vinden zijn, is een bewering welke reeds voor eeuwen door kundige heelmeesters te borde is gebracht. Ooze geestelijke persoonlijkheid is ge zond wanneer onze gevoelens, onze ge dachten, ons willen, onze voorstellingen, onze verlangens dit zijn. Hoe groot de schat ook is der gezondheid van het lichaam, toch staat onze geestelijke ge zondheid verre daar boven in waarde. Het zoo bekende woord der ouden „het is beter te voorkomen dan te gene zen," wordt op 't gebied der gezondheid allengs meer en meer in toepassing ge bracht, zoodat als hoofdleefregels gelden Ademt steeds frissche lucht in, houdt 't lichaam rein, draagt zorg voor goede voeding, arbeid geregeld, kleedt u doel matig en neemt voldoende rust. Neemt de men8ch deze regels getrouw in acht, dan eerst heeft hij zijn best gedaan om gezond te blijven van lichaam. Doch nu ons innerlijk geestelijk leven; wie eenige levenservaring heeft opge daan, weet maar al te goed, dat het beter is een gezonde geest te „bewaren" dan een zieke ziel te genezen. Dit laat ste is een bitter en moeilijk werk. Wan neer toch het kwaad al te diep is in gevreten kunnen we lang er tegen strijden voor dat we het overwonnen hebben 't kwaad is de wil zoo dik wijls te machtig. Is het niet recht eigenaardig dat voor onze geestelijke gezondheid bijna de zelfde leefregels geldende zijn als voor het bewaren onzer lichamelijke gezond heid Door het inademen toch van slechte lucht wordt het bloed bedorven als onze geest vertoeft in een omgeving die zedelijk bedorven is, dan vraagt het spreekwoord„kwade samenspraken bederven goede zeden" om bewaarheid te worden. Het verkeeren in bedorven kringen heeft ontzettende gevolgen, daar doodt men alle liefde voor wat groot, goed en waarachtig is. Gelukkig hij die den mond der zelfkennis bezit en zulk ge zelschap vermijdt 't ontwijken van van het kwaad is geenszins lafheid die dat doet is zelfs zeer dapper, hij overwint zichzelven. Zoek de frissche lucht, dat wil zeggen, zoek den omgang met ernstige mensehen, want goed voorgaan doet goed volgen. Wij moeten zorgen dat de atmospheer in het huisgezin rein is, opdat onze kinderen later de volle kracht bezitten „de wereld", welke vol verleiding is, (1 Voor de deur van den grooten juwe lierswinkel hield een elegant rijtuig met gummibanden stil. „Vlug jongens!" riep de chef, en het goed afgerichte personeel spreidde onmiddellijk een koortsachtigen ijver ten toon. De chef van het magazijn overzag zijn koninkrijk met den scherpen blik van een generaal die aan overwinningen gewend is. Hij was tevreden. Een schoone, jonge vrouw trad den win kel binnen; zacht ruischten de zijden on derrokken, en zij verspreiden een fijnen nauwelijks merkbaren geur. De chef keek haar met den onderzoe kenden blik van een kenner aan. Onge twijfeld, die dame was er een uit de beste kringen en was in staat zonder uitstel te betalen. De dame beantwoordde zijn diepe buiging met een lichten hoofdknik en zeide tot den chef, die met zijn beminnelijksten glimlach achter de toonbank ging staan: „Ik wil een modern garnituur hebben." „Wees u zoo goed, mij te zeggen, hoe het garnituur er moet uitzien." „Een compleet stel: armband, broche, horlogeketting, kortom alles niet over laden, maar zonder namaak. Ik wil een twintigduizend kronen besteden." te weerstaan. Yerban alle onoprechtheid en liefdeloosheid, opdat het goede vóór alles worde opgewekt in de jeugdige kinderziel. Betracht de reinheidschuw den onreinen geest, welke hedendaagsche geschrifteb somtijds ademen. Zie daarom toe op de lectuur, en neem slechts die, waaruit iets te leeren valt, of waardoor we zelf in de hoogte getrokken worden. Het geestesvoedsel bij uitnemendheid is „de arbeid". Arbeid is een zegen voor hem, die ni<4 steeds en geheel opgaat in zijn werk en alleen oog heeft voor zijn „zaken" en zijn kringetje waarin hij belang stelt, doch wiens streven het is door eerlijken arbeid zichzelven en anderen ten zegen te zijn De dokter zegt nog: kleedt uw lichaam goed en beschermt het tegen de koudeOok moeten wij waken tegen de zelfzucht, het denken aan eigen ik alleen. Wat houdt ons geestelijk leven warm, dat is de liefde, uit haar is 't bloeiende leven, dat belang stelt in alles wat onzen naasten aangaat. Neemt rust op tijdEigenaardig is het, dat juist de rust voor den geest de allerhoogste inspanning is die ze kent. Die rust vindt ze in de eenzaam heid. Wie kent ze niet die stille uren van zelfinkeer en teruggetrokkenheid, waarin onze geestelijke kracht te voor schijn treed en versterkt wordt. „Ik wil"Dat woord is krachtig, Spreekt men het ernstig, stil Sterren rukt 't van den hemel Dat enkle wooid „Ik wil!" Sluitc liSand. Maurice Barrès, nationalistisch Ka merlid en lid van de Académie fran<paise, die in ons land bekend is als schrijver van romans, heeft een brief aan den president van den ministerraad gericht, naar aanleiding van de toebereidselen, die de burgemeester van. Grisy-Suisnes maakt, om er de kerk voor afbraak te ver- koopen. Dit is het begin, schrijft Barrès. Van jaar tot jaar zullen we nu over heel Frankrijk kerken te niet zien gaan. Bairès schrijft verder aan Briand: Zult U werkloos toezien, dat het uiterlijk van ons land zóó verandert? Ik begrijp het. U antwoordt, dat het alles de schuld van den paus is. Ik zal daar niet over redetwisten. U heeft de machl alle rijk dommen en alle belangen in Frankrijk te beschermen. De kerken behooren tot de voornaamste schatten onzer bescha ving, wij hebben ze van onze voorou ders ontvangen en moeten ze overgeven aan onze zonen. Wij mogen ons niet laten overbluffen door heü, die ze verder En toen de chef, nog wat verbluft, een oogenblik aarzelde, voegde zij er ter ophel dering aan toe: „Wij gaan morgen op reis naar een bad plaats, en ik wil daarheen een nieuw gar nituur meenemen. U begrijpthet moet eenvoudig, maar mooi afgewerkt en smaak vol zijn „Zeker, zeker," zeide de chef, die zijn eigen scherpen blik in stilte bewonderde. Dat was werkelijk een dame uit de hoogste kringen: zij drukte zich zoo goed uit, en wat had zij een goeden smaak! De chef en twee zijner bedienden brach ten verschillende laden, vol garnituren, om uit te kiezen. En de dame bewees, dat zij werkelijk een fijnen smaak had! Zij zocht onder de haar voorgelegde garnituren de mooiste uit; de sierlijke motieven kwamen op het lichtblauwe zijden pluche van het étui uit als een mooi afgewerkte teekening van een groot kunstenaar. De prijs was slechts iets hooger dan twintigduizend kro nen. De dame knoopte haar grijzen handschoen weer over haar zachte, slanke hand dicht. „Wilt u mij iemand van uw personeel meegeven?" vroeg zij. „Ik wil dat garni tuur eerst aan mijn man laten zien.; hij heeft er verstand van. U kunt uw bediende meteen de kwitantie meegeven." „Zeker, zeker, mevrouwMeneer Rei chenberg!" riep de chef. „Tot uw orders!" antwoordde de heer Reichenberg. En terwijl de boekhouder de rekening schreef en quitteerde, zocht de heer Rei chenberg zijn hoed. Hij was zoo zenuw voor nutteloos verklaren. Alle menschen van beschaving in Frankrijk en daar buiten zullen weigeren te gelooven, dat er een zoo barbaarscbe regeering be staat, dat ze deze bronnen van geestelijk leven gaat vernietigen. Zeg mij niet, dat U de kostbaarste kerken zult redden. Wie toch zal haar waarde bepalen en kan de nederigste kerk niet de waarde volste zijn? Wat kan het mij schelen of U te Toulouse een zeer schoone kerk spaart als de kerk in mijn dorp tegen den grond geworpen wordt! Ik kan niet aannemen, dat U onver schillig zult blijven bij het intreden van een tijdperk van vandalisme. Het is niet mogelijk dat iets zoo groots, iets dat de historie en de ziel van Frankrijk belang inboezemt, op zoo onedele wijze opgeofferd wordt aan de gevolgen van een politieken strijd. Barrès deelt dan ten slotte mede, dat hij bij de terugkeer der Kamers vragen zal wat de regeering in deze denkt te doen. Gisteren werd uit Brussel gemeld Uit de gevangenis van St. Gilles is zekere Jaak Peellaert, door het wegvijlen van de ijzeren tralies zijner cel, ont vlucht. De vlucht van dezen beruchten deug niet, door de Brusselaars den koning der oplichters genoemd, heeft in de hoofdstad niet weinig opschudding ver oorzaakt. Immers hij was hier zoo wat door iedereen bekend, omdat hij niemand spaarde en hij ook verschillige manieren van stelen bezat. Peellaert was een soort van romanheld, die even zeer bewonderd als gevreesd werd. Men berekent dat hij vroeger reeds, slechts 25 jaar oud zijnde, voor meer dan 500,000 fr. oplichterijen pleegde. Hij werd de eerste maal aangehouden voor eene menigte bedriegerijen. Hij had namelijk onder den naam van Chatterton eene bank geopend en bezorgde aan eene bierhuishoudster geld om dit tegen woekerintrest uit te leenen aan jonge lieden uit de hooge wereld. Zoo bereikte hij het half millioen dat hem in handen van het gerecht bracht, waar uit hij wist te ontsnappen, terwijl hij in eene cel van het Brus- selsche justitiepaleis het verhoor van den rechter afwachtte. Eenmaal vrij, ging hij naar een zijner talrijke min naressen, en, haar eene som van 80 fr. afgedwongen hebbende, zeggende dat hij vrijgelaten was, ging hij naar Parijs, waar hij opnieuw eene bank stichtte en opnieuw aangehouden werd. Daarna bracht men hem naar België terug. Na zijne straf uitgezeten te hebben, begon hij zijne oude praktijken in ge zelschap van baron de Blin. Zij werden veroordeeldPeellaert tot 15 jaar en 5 maanden; baron de Blin tot 4 jaar gevangenisstraf. Op 13 November ver scheen hij in hooger beroep, wat zijne straf met 2 jaar verminderde. achtig, dat hij driemaal een verkeerden hoed opzette, naar de deur liep en zijn vergissing eerst bemerkte, toen hij in den spiegel keek. Toen hij in het rijtuig tegenover de jonge vrouw zat, klopte zijn hart tot aan den groolen knoop van zijn roode das. Hij klemde het kistje met kostbaarheden zóó vast in zijn arm, dat hij er spierpijn van kreeg en staarde voortdurend naar buiten. Maar hij voelde toch haar nabijheid en zijn zinnen werden beneveld door den zachten geur, die van haar uitging: „Is u reeds lang bij Wechsler en Co?" De heer Reichenberg sidderde. „Vijfjaar, mevrouw!" Hij waagde het, haar aan te zien. Haar blik rustte glimlachend, bijna scheen het hem spottend lachend, op zijn gelaat. Snel wendde hij zijn oogen af en staarde opnieuw naar buiten. Het rijtuig hield stil. Reichenberg zag een marmeren stoep en een vestibule, be legd met tapijten. De schoone vrouw belde. De jonge man las als in een droom op het porceleinen bord den naamDr. Rudolf Landsteiner". Landsteiner was dat niet de beroemde krankzinnigendokter Dat was dus haar man De schoone vrouw ging hem vóór naar een kamer en verzocht hem plaats te nemen. „Wilt u mij nu het etui geven? Ik zal dadelijk mijn man roepen, en hij zal u te woord staan." De heer Reichenberg reikte haar het étui met een diepe buiging over. Nog één blik en toen was de godin, de toovenares, de verschijning verdwenen; nog even hoorde hij het zachte ruischen van de zijden onder Opnieuw opgesloten was bij echter nog niet aan 't einde zijner heldendaden. Een ziekelijken toestand voorwendend, wist hij zekere toegevingen te bekomen maar hoe hij er toe geraakt is zich het noodige gereedschap te verschaffen om de ijzeren staven door te vijlen en over een muur van zes meters hoogte te klimmen is nog onverklaarbaar. In zijne cel werd een brief van hem ge vonden, gericht aan het bestuur der gevangenis, zeggende dat hij vernomen had dat hij naar Leuven overgebracht zou worden en dit hem zeer pijnigde. Anderzijds verklaarde hij zonder iemands hulp zijn ontvluchtingsplan te hebben uitgevoerd. Ziehier op welke manier hij, volgens een Brusselsch blad, zijne ontvluchting voorbereidde: Peellaert lag steeds in zijn bed met de knieën omhoog, zoo dat do bewaker op zijne ronde zijn aangezicht niet zien kon. Den dag van zijne vlucht plaatste hij een stoel en een Larousse (woordenboek) die hij voor zijn schrijfwerk noodig had, in zijn bed, een soort van lichaam vor mend, waarop hij dekens legde. Zoo moest de waker, door het kijkgat loe rend, meenen dat hij in zijn bed lag en zoo kon Peellaert op zijn gemak, de plaat poetsen. De buren van Peel laert, in de andere cellen, hebben hoe genaamd niets gehoord. Het staat even wel vast dat hij een medeplichtige heeft gehad, die hem een koord toewierp, waarmee hij over den muur klom. Den kelijk stond buiten een auto tp wachten waarmee de vluchteling spoedig kon ontkomen. Darius Ogden Mills, de groote Ameri- kaansche financier, is Maandag op 84- jarigen leeftijd in Californië aan een hartkwaal bezweken. Het fortuin, dat hij nalaat, wordt op 60 millioen dollars geschat. Hij begon als winkeljongen te New- York en behoorde onder hen, die in 1849, aangetast door de goudkoorts, naar Californië trokken. Hij deed echter niet mee aan goud delven, maar richtte met zijn broer te Sacramento een bank op. Later maakte hij voordeelige zaken met zilvermijnen en hielp de Bank van Californië oprichten. Mettertijd werd hij in vele financieels en industri eels ondernemingen betrokken. Te New-York, waar hij op later leef tijd terugkeerde, stichtte hij kosthuizen voor de armen, de zoogenaamde Mills Hotels, en aan de hoogeschool van Californië bekostigde hij een stoel voor wijsbegeerte. Over heel het midden en een aan merkelijk deel van het zuiden van Zweden heeft er in den nacht van Maandag op Dinsdag een geweldige orkaan gewoed, vergezeld van zwaar onweder. Er is veel verwoest en men vreest voor rampen op de kust. Bij rokken en rook hij den fijnen geur, welken zij met zich meevoerde. De heer Reichenberg waagde het, de kamer rond te zien. Het was een luxueus ingericht vertrek, met veel stoelen en schil derijen aan de muren. Blijkbaar de spreek kamer. Terwijl hij zijn oogen over de muren liet glijden, meende hij plotseling dicht bij de gouden lijst van een schilderij een ope ning te zien, waardoor een oog hem aan staarde. Hij keek nog eens, maar hij had zich zeker vergist, want nu was naast de schilderij niets dan de muur te zien. Dadelijk daarna trad de heer des huizes binnen; het was een nog krachtige oude heer, veel te oud voor zoo'n mooie, jonge vrouw. Van achter de brilleglazen trof den jongen man een vaste onderzoekende blik. Hij stak den verbluften bediende hartelijk de hand toe, en zeide „Het is mij hoogst aangenaam, dat*u mij eindelijk eens opzoekt. Wilt u niet plaatsnemen?" De heer Reichenberg was heelemaal 'ver legen door zooveel vriendelijkheid. „Dank u, dank u," stamelde hij. „Gaat u maar zitten en vertrouw mij volkomen." De jonge man ging verwonderd zitten Wat beteekende die aanmaning, om hem te vertrouwen Hij herhaalde slechts stotterend: „Ja vertrouwen .1" „Kom het zal wel terecht komen. En vertel mij nu eens, wanneer die hoofdpijnen begonnen en wanneer u voor 't eerst dien druk in de maag bespeurde." „Druk in de maag?" „Ja zeker. Dat zullen wij welverhelpen. Stockholm zijn nieuwe tramstallen omgewaaid. Juffrouw Bourette blijft alles ontken nen. Juffrouw Bourette, zooals onze lezers weten, wordt er van verdacht vergiftige antipyrine, vergiftigde mossel» en chocolade naar de familie Doudieux te Vésinet gezonden te hebben en door de antipyrine, we hebben het uitvoerig gemeld, is de dood van den jongen Parijschen zanger Godard veroorzaakt. De overeenkomst in het schrift van de adressen op de pakjes met de vergiftigde waren, die aan de Doudieux gezonden zijn, met dat op brokstukken van brie ven, in juffrouw Bourettes's kamer ge vonden, brengt haar volstrekt niet van haar stuk. Zij heeft ze niet geschreven, zegt ze, maar de in haar kamer gevon den brieven zijn daar zeker neergelegd door iemand, die haar wilde schaden. Door wie, zegt ze niet, maar ze geeft te verstaan, dat het wel meisjes kunnen zijn, met wie ze gelijk in den winkel gewerkt heeft. Ze ontkent ook ooit arsenicum gekocht te hebben en de arsenicum, die men in haar kamer ont dekt heeft, zou er dan ook wel door iemand, dien ze zegt niet te kennen, neergelegd zijn. De stemming in Bulgarije wordt er ten opzichte van Turkije niet beter op. Iteeds vroeger wezen we op de ontevre denheid in Bulgarije over het strenge optreden der Turksche overheid tegen de Bulgaarsche bevolking in Macedonië. De talrijke arrestaties in Macedonië van verdachten hebben in Bulgarije kwaad bloed gezet. Voor de Bulgaarsche regee ring is deze gisting onder de bevolking zeer onaangenaam, daar ze wellicht door de openbare meening gedwongen zal woiden tot stappen bij de Porte, welke aanleiding kunnen geven tot een periode van een gespannen verhouding zooals we dat vroeger tusschen Turkije en Bulgarije gewend waren. De toeuadering tusschen beide landen, die zich aanvan kelijk, feitelijk onverwachts, na de ge boorte van het Bulgaarsche Koninkrijk had ontwikkeld, loopt door de Macedo nische kwestie groot gevaar plaats te maken voor een aanmerkelijke verkoe ling. Op aanstichting der leidende Ma cedonische kringen te Sofia zijn daar, in verband met den toestand in Mace donië, verschillende vergaderingen ge houden, waaraan is deelgenomen door invloedrijke politici van alle partijen alsmede door een aantal hoogleeraren. Oij die vergaderingen zijn moties aan genomen waarin de regeering aange- gespoord wordt om den stambroeders in Macedonië te hulp te komen en bij de Porte vertoogen in te dienen. Naar verluidt, wordt er in regeeringskringen al beraadslaagd over het zenden van een nota naar Konstantinopel om te protesteeren tegen de strenge bejegening der Bulgaarsche bevolking. Ik beloof u stellig, dat ik u van uw ziekte zal afhelpen." Het schemerde den jeugdigen zakenman voor de oogen. Die arme oude heer was blijkbaar zelf krankzinnig. Waarom had men hem daar niet op voorbereid? De grijze oude heer keek hem nog steeds aan en ging voort: „Ik begrijp, dat u niet graag over uw ziekte spreekt; niemand spreekt graag over onaangename dingen. Maar mij kunt u ge rust alles vertellen." Reichenberg voelde thans werkelijk een druk op zijn maag. „Als ik nog lang naar hem luister," dacht hij, „dan kan ik dadelijk naar het ziekenhuis gaan." Eindelijk ver zamelde hij al zijn moed, om te protesteeren. „Neem mij niet kwalijk, ik ben heelemaal niet ziek. Ik heb alleen de kostbaarheden voor mevrouw gebracht." De oude heer glimlachte vriendelijk: „Ik weet het, ik weet het. Maar bij dtze gele genheid zullen wij toch over uw ziekte spreken." Reichenberg verbleekte. „Mijn naam is Reichenberg van de firma Wechsler Co. De bekende juweliersfirma." „Ja, ja De oude heer keek hem strak aan en knikte. Toen bromde hij iets tusschen de tanden. Reichenberg meende het te verstaan. Het klonk als: „Ernstig, zeer ernstig!" Wat dan toch? Wie? Hij Waarom ernstig? (S?o< volgt.) Naar het Duitsch.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1