el Laud van lleusden en iltena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Een arm fietsje.
Pleidooi voor Sport.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2017. Woensdag O Februari.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1910.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7Ys ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Een frisch, opgewekt pleidooi voor
sport, en voor het recht van kinderen
en jonge menschen op open-luchtspelen
hebben wij onlangs gelezen. Het werd
gehouden door den eere-voorzitter van
den Nederlandschen Voetbalbond, den
heer Willem Muller, en was aantrekke
lijk alleen reeds door den vorm.
Ik voer het woord hier, aldus zeide
spreker, over spelen, kinderspelen, zoo
men wil. Ik weet het, en het beschaamt
mij niet. Ik ben er fier op. Wij hebben
recht op dat spel, wijl het spel zijn recht,
wijl de vrijheid in de natuur een beko
ring heeft van ontzaglijke waarde.
Het materialistische leven van onzen
tijd, steeds strevend naar afwisseling,
bezigheid, zoogenaamde lotsverbetering
en vooruitbetaling, maakt, dunkt mij,
den indruk alsof de mensch een verbijs-
terenden angst heeft voor rust en stilte,
die vanzelf ons voert tot overdenking
van het vele wat voor ons verborgen
bleef.
Onze negentiende eeuw schiep, door
dat afstand en tijd bijkans verdwenen,
een volkerenkamp van reusachtige ge
jaagdheid, welke nog door geen al
gemeen geldigen wetgevenden arbeid
op human itair-sociologischen grondslag
wordt beheerscht, (humanitair wat
zich bezig houdt met de belangen der
menschheid sociologie de kennis van
de maatschappelijke verschijnselen en
der wetten, welke die beheerschen). Zoo
snel heeft zich dit alles ontwikkeld, dat
het leerzaam voor ons is eens na te
rekenen hoe het toch nog slechts 20
eeuwen, circa 60 menschenlevens gele
den is, dat onze voorzaten met bronzen
en steenen wapenen in deze streken
rondtrokken, tegen mensch en dier zich
verwerend. Zjj zochten nieuwe weide
plaatsen voor hun vee, goede bronnen,
en primitieve holen tot woning, 't Bezit
van 'n gunstig stukje grond, 'n goede
schuilhoek, 'n voorraad vruchten en
spijs, wat spel en jachtvermaak, wat
vrede en eigen haard, daaruit bestonden
toen de levensgeneugten.
Dit alles leeft nog in onze heden-
daagsche musea, maar óók in ons I
Of zou men nu uit misplaatste hoo-
vaardigheid willen ontkennen, dat zeer
nauwe banden en een uiterst kleine tijd
ruimte ons aan dat tijdsgewricht ver
maagschappen? Dat voor de hand lig-
WILHELMINA HEIMBURG.
6)
„Maar dari blijft gij een weetniet, dan
wordt gij eenmaal zoo iets als vrouw
Siethmanen iemand die niets geleerd
heeft, wordt ook daarnaar behandeld."
„Maar waarom juist ik?" had zij uitge
roepen. „Al de andere meisjes behoeven
het toch ook niet!"
En de groote bruine oogen staarden in
het ernstige gelaat der statige dame, alsof
zij smeekten om de oplossing van een
ondoorgrondelijk raadsel.
„O, velen moeten dat, Elze, en ook gij.
Ik ben verplicht u zoo op te voeden, dat
gij eens een zelfstandige positie in de wereld
kuat innemen. Maar ga nu, gij weet, dat
gij gehoorzaam moet zijn, Elze, ook al
begrijpt gij nog niet, waarom."
Toen was zij bleek en geheel ontdaan
bij tante Lotte geko r en.
„Ik moet weg, tante I" Meer had zij toen
niet kunnen zeggenhare blikken waarden
troosteloos door tante's vertrek, dat haar
zoo lief geworden was en bleven ten slotte
gevestigd op tante's goedig, ouwelijk gezicht.
En zij bemerkte, hoe twee tranen over de
fijne rimpels en plooien van dat gelaat neer-
druppelden op de mutsbanden; maar zij
zelve was zoo bang te moede, dat zij geen
enkele traan storten kon.
Weg moest zij, weg voor oneindig langen
tijd; weg van de lievelingsplekjes harer
kindsheid, van den schaduwrijken tuin,
van Moritz, van allen! En gister had tante
Lotte weenend haar koffer gepakt en had
zij afscheid van haar genomen, en ook van
gende stukje atavisme zullen wij nu
maar niet meer trachten uit te wisschen.
Het is nog zoo kort, nog zoo onzinnig
kort geleden.
De jongeling en ook hij, die er als
instandhouder van 't gezin zijn geheele
leven in sleet, de man, wil naar buiten
in de vrge natuur, terug naar de velden,
weg uit 't klok- en raderwerk der machi-
natiën, waaruit wij onze zeer samenge
stelde beschavingsmaatschappij kunstig
hebben in elkander gesmeed. Zij willen
al is 't slechts voor korten tijd, de vrij
heid in, buiten het bereik van bevelen
en klokjes van gehoorzaamheid. Zij
snakken naar de grilligheid der natuur,
naar den prikkel van 't wisselvallig lot,
naar de animo van den alouden strijd.
Zij willen dien strijd en de vrijheid
tenminste nabootsen strijd spelen.
Komaan, laten wij wijs zijn, gunnen
wij onze jeugd dit surrogaat, en laten
wij dezen hoogstaanden natuurlijken
drang naar spel en strijd en vreugd
even ernstig beschouwen als geboorte,
huwelijk, ziekte of dood.
Zij zijn ons even heilig.
Toen Jules Simon eenige Engelsche
scholen had bezocht, trot hem, naar
hij schreef: „de kalme, rustige uitdruk
king van alle gezichtenmen zag er
geene voorhoofden die gerimpeld, geen
wangen die verbleekt waren véór den
tijd, zooals op de Fransche scholen
En zij die onder vele volkeren hebben
geleefd, kunnen het dan ook weten,
dat de natuur een harde, maar gezonde
leerschool biedt, wierstempel zich krach
tig drukt op de rasetgenaardigheden.
Men zegt wel eens dat sport, ook
onze sport, tot overdrijving leidt. Eu
dat deze voorkomt valt niet tegen te
spreken, maar pleit dit iets tegen het
algemeen nut der zaak. Mens sana in
corpore sano (een gezonde ziel slechts
in een gezond lichaam), de allerbesten
hebben het verkondigd. Want is niet
ook het leven van een der meest hoog
staande menschén, die op deze aarde
geleefd hebben, is niet ook het leven
van den Buddha ons als 'n richtsnoer
Zijn jeugd en de wijze, waarop hij die
besteedde, was mede gewijd aan de
meest natuurlijke uitingen van gezonde,
mannelijke lichaamsontspanning, aan
den strijd om den strijd zelf. Deze
licbaamsbenutting, steeds gebaseerd op
tante Ratenow en van den goeden, lieven
Moritz, want zij waren gisteren allen naar
Tiesveld gereden voor de bruiloft. Zelfs tante
Lotte had haar grijszijden japon voor den
dag gehaald en voor deze bijzonder plech
tige gelegenheid een vers gedicht. Elze
kende het vers van buiten. O, een bruiloft
bij te wonen, wat moest dat heerlijk zijn
hoe gaarne zou zij van de partij geweest
zijn, maar tante Ratenow had het anders
beslist; haar vertrek mocht ter wille van
Moritz' bruiloft niet uitgesteld worden.
„Wat zoudt gij daar ook doen, Elze?"
had zij gezegd„kinderen loopen bij zoo'n
gelegenheid maar in den weg."
Nu was zij reeds den geheelen dag alleen
geweest. Wat hielp het, of de juffrouw haar
des middags een glas wijn en een stuk
taart gebracht had? „Van mijnheer de
baron, Elze, hij heeft het mij uitdrukkelijk
bevolen," had de juffrouw er bij gezegd.
Voor het eerst gevoelde zij de kwellingen
der eenzaamheid, het vurige verlangen
naar een hart, dat haar geheel en al toe
behoorde, waarop zij een heilige aanspraak
kon doen gelden. En toen was zij naar
papa geloopen.
Nu sprong zij eensklaps op; zij kon het
niet langer uithouden in het benauwde,
ongezellige vertrek. Het rook er naar aan
gebrand eten, de vloer zat vol vetvlekken,
de kleeding der oude vrouw Siethman hing
zoo maar aan den muur, de eenvoudige
mahoniehouten meubelen waren van over
trekken voorzien, maar die overtrekken
zagen er onoogelijk uit en waren door de
motten geducht gehavend; nooit was er
iets aan gedaan.
Als gejaagd liep zij de trappen af, snelde
een paar straten door en stond toen snel
en diep ademhalend op het kerkhof voor
den met klimop begroeiden grafheuvel der
nimmer door haar gekende moeder.
De Septemberdag neigde ten eindedon-
kere wolken stapelden zich in het westen
op elkander; de avondwind verkoelde en
verfrischte het beschreide kindergezichtje.
„Mijne mamal" zeide zij half luid ener
klonk een onbeschrijfelijk weemoedigen
toon in deze twee woorden. Zij kaielde
neder en vlijde hare wangen tegen het ge
goten ijzeren kruis.
Zoo zat zij, totdat de doodgraversvrouw
toevallig voorbij kwam, en haar vriendelijk
toeriep, dat zij nu moest heengaan, want
het kerkhof werd aanstonds gesloten. Zij
plukte nog haastig eenige klimopbladen
voor zij het graf harer moeder verliet. En
daarna stond zij voor het venster in tante
Lotte's gezellige kamer, en lqisterde naar
het gejubel en gezang der knechten en
meiden, die in de dienstbodenkamer onder
een glas wijn de bruiloft van hun meester
vierden tot diep in den nacht.
III.
Toen den volgenden morgen de zon zich
met moeite door de dikke wolkenlaag ge
boord had, bescheen zij het bleeke gelaat van
een kind, dat met groote, vragende oogen
door het portier van een rijtuig, dat snel over
den straatweg voortrolde, naar buiten keek.
Op de achterbank zat een blozende, gezette
vrouw, in een langen, zwart zijden mantel
gehuld, en een zwaarlijvige kleine heer, en
tusschen beiden in zat hun strooblond,
stompneuzig dochtertje, dat door hen voor
een paar jaar gebracht werd naar het van
ouds beroemde instituut te D De
ouders hielden elk een der kleine handen
vast en aan de oogen der moeder was te
bespeuren, dat zij bitter geschreid had.
Elze zat alleen op de voorbank tusschen
de bagage en voor den geest van het kind
zweefde in een dichten nevel, duister van
omtrek, het verre, onbekende leven waarin
de kleine voetjes heden de eerste schreden
gedaan hadden.
Sedert dien tijd nu waren acht jaren
'n immer welbewuste overpeinzing van
daad-impul8ie8, begrijpt en aanvaardt
de consequenties van den zoo natuur
lijken drang tot sport en spel.
Immers, wat zeggen de geschied
schrijvers van den zoo verheven Buddha
Teerhartig was hij, maar van onver
schrokken bloed. Geen kloeker ruiter
jaagde in vlugge jacht met jonge mak-j
kers schuwe hinden nageen koener
menner dan hij.
Toch hield de knaap vaak plotseling
stil bij 't spel, en liet de herten onge
deerd uit meêlij.
„Soms gaf hij den halfgewonnen
kamp prys, als 't zwoegend ros beklemd
naar adem snoof, 't verlies zijn mak
kers griefde." Ook hij koos zich een
levensgezellinook hij volgde den weg
dien oog en hart hem aangaven, in
tegenstelling dus van het ascetisme
(ascetisme het zich onthouden van
zinsgenot). En toch was hij de Mada-
Buddha, de verhevene, die millioenen
heeft begeesterd voor zijne levensleer
Daar is niets slechts in dat verlan
gen naar buiten, in dat blijmoedig op
zien tot de eindeloos blauwe luchten,
de longen open, de borst breed uitgezet,
verheerlijkt-zich-gevoelen in de vrije
natuur, één in blijheid en schoonheid
zich geven aan 't vreugdevol spel.
Zie, dat lichaam en het jonge leven,
waarvan het de drager is, kennen nog
geen wreede wetten vol bedachtzame
berekeningen onzer maatschappij.
Daar in ons binnenste worden, in
strijd vaak met deze wetten te hunner
tijd ontvoeringen geboren, wier zachte
fluisteringen als in teedere raadseldich-
ten sprookjes murmelen.
De levenwekkende adem zij ons hei-
lig; begraven wij haar niet onder het
gepleisterd graf van een op nuttigheids-
gronden ontworpen levensprogram, doch
leiden wij haar met zachte hand naar
buiten, naar onze groene velden, naar
onze spelen, die door een gezonden
slaap gevolgd worden.
Dan blijve rein en frisch het leven
nog een wijle, liefst zoo lang slechts
mogelijk is.
Zoo loutere ons spel, beschermend
veler jeugd.
Opdat jonge menschen gevormd wor
den in ons vaderland, met helderen
oogopslag, trouw en simpel van hart,
groot van gemoed, beschikkend over
een krachtig lichaam, toegerust voor
verstandelijke ontwikkeling, moedig het
hen wachtende leven binnentredend.
Dat leere hen ons spel
Buitessland.
De spanning in het Oosten.
Er heerscht over 't geheel een aan
merkelijk hoopvoller stemming ten op
zichte van de op den Balkan dreigende
gevaren. De overtuiging wint veld dat
het niet tot oorlog zal komen. Voor
een gedeelte is dit zeker te danken
aan de krachtige houding die is aan
genomen door de Turksche regeering.
Zij heeft te Athene doen weten en het
ook ronduit tot de beschermende mo
gendheden gezegd, dat afvaardiging
van Kretenzer gedelegeerden naar de
nationale vergadering in Griekenland
(m. a. w. een daad van opstand tegen
het Turksche gezag, in overleg met
Griekenland) noodzakelijkerwijze tot een
oorlog zou leiden. Die krachtige en
besliste houding der Porte heeft tweeër
lei uitkomst gehad. In de eerste plaats
heeft zij de Grieksche regeering het
noodige ontzag ingeboezemd en in de
tweede plaats heeft zij de beschermende
mogendheden geprikkeld tot een krach
tiger optreden tegen de onwillige Kre
tenzers en daarmede tot een flinker
optreden in het belang van den vrede
op het Balkan-schiereiland. Wat de
Grieksche regeering aangaat, deze heeft
te Konstantinopel uitdrukkelijk laten
verklaren dat zij vrede en vriendschap
met Turkije wenscht. Ja, wat meer is,
de Grieksche minister-president moet
de verzekering hebben gegeven dat
deelneming van Kretenzers aan de na
tionale vergadering niet zal worden
geduld. Verder is die nationale verga
dering tot 1 December verschoven. En
dien tusschentijd zullen de beschermen
de mogendheden, naar 't zich laat aan
zien, wel benuttigen tot het oefenen
van den noodigen druk op de Kreten
zers. Er wordt reeds gesproken van een
nieuwe bezetting van het eiland door
de internationale troepen.
Men weet, dat dit vroeger ook het
geval is geweest en het was in strijd
met den wensch der Porte dat de in
ternationale troepen indertijd werden
verwijderd. De Porte heeft destijds ver
zocht de troepen op het eiland te doen
blijven. Maar de mogendheden hebben
hun zin doorgedreven, waarvan zij nog
weinig pleizier hebben beleefd. Want
na de ontruiming van het eiland heeft
't voortdurend in een toestand van po
verloopen, niet zonder diepe sporen na te
laten bij de menschen in het kleine stadje.
In zijn ongezellige woonkamer in de
Rozenstraat zat nog altijd de majoor van
Hegebach, rookende en lezende, en vrouw
Siethman deed nog altijd zijn huishouding
en liet zijn eten aanbranden. Maar de majoor
ging niet meer zoo geregeld naar de club
als vroeger, het loopen viel hem moeilijk;
die ellendige jicht had hem van zijn eenige
ontspanning grootendeels beroofd, waardoor
zijn hu reur er niet op verbeterd was. De
oude vrouw Siethman had nu nog zwaarder
taak dan vroeger, maar zij gevoelde het
niet zoo, want zij was vrijwel versuft en
en buiten haar koffiekan was er weinig
meer op de wereld dat haar belangstelling
vermocht op te wekken, uitgezonderd mis
schien Elze.
Geregeld elke vier weken had er op de
schrijftafel van den ouden majoor een briefje
gelegen, en het schrift was van een onbe
holpen kinderhand langzamerhand veran
derd in een fijne, elegante en vaste dameshand.
Eens slechts had de majoor die brieven be
antwoord, namelijk toen Élze bevestigd werd.
Dit schrijven van den majoor werd gelegd
in een kartonnen doos, met een eenvoudig
halssieraad van gloed-roode granaten, het
eenige wat hare moeder ooit bezeten had.
Daarop was een hartelijke, dankbare brief
gekomen met de kinderlijke belofte, steeds
voor haar lieve papa een gehoorzame dochter
te zullen zijn. En nu heden, lag er weder
een schrijven vóór hem.
Lieve, beste Papa!
Ge zijt de eerste, die het weten moet,
dat ik No. 1 op mijn examen heb gekregen.
De directrice liet mij roepen om mij deze
blijde tijding mede te deelen. Ik ben nu
zoo gelukkig en verheugd en alle zorg en
vermoeienis is nu vergeten. Ik kom nu
reeds over een paar dagen thuis en in ons
litieke gisting verkeerd, welke thans
ten slotte haar hoogtepunt bereikte in
de voorbereiding van een staatsgreep,
waarbij de Kretenzers zich eenvoudig
alsof er geen Turkije en geen be
schermende mogendheden bestonden
bij Griekenland zouden aansluiten. I)e
kansen op vereeniging met Grieken
land, die bij het uitbreken van de „cri
sis in het Oosten" niet kwaad stonden,
zijn allengs tot nul gedaald.
Ook in de gespannen verhouding
tusschen Turkije en Bulgarije neemt de
verbetering toe. Van de verandering
der over Bulgaren te Saloniki uitge
sproken doodstraffen in vrijheidsstraffen,
hetgeen veel bijgedragen heeft tot kal
meering der gemoederen te Sofia, maak
ten we reeds melding. Verder komen
berichten uit Sofia, waarin verzekerd
wordt dat Bulgarije, hoewel zijn leger
in zeer goeden staat is, geen aanvals
plannen heeft.
Volgens de jongste berichten ziet
men ook in ambtelijke kringen te Kon
stantinopel den toestand minder don
ker in. Al zijn de Turken bereid om
voor hun rechten te vechten, ze wen-
schen den vrede. Men hoopt te Kon
stantinopel dat thans de beschermende
mogendheden er eindelijk toe zullen
overgaan aan den wensch der Porte
gevolg te geven dat de staatsrechtelijke
status van Kreta onverwijld en defini
tief worde geregeld.
Te Weenen heeft zich een treurig
huiselijk drama afgespeeld. Een man,
die leed aan vlagen van waanzin, was
reeds lang zijn vrouw tot last. Dezer
dagen kwam hij 's nachts thuis en vloog
zijn vrouw naar de keel. De achttienja
rige zoon wierp zich toen op zijn vader,
waarop een verwoede worsteling ont
stond. De man trachtie zijn zoon te wor
gen. De jongen verweerde zich met een
mes en bracht zijn vader ten slotte daar
mee zooveel steken toe, dat deze ineen
zakte. Hij had tal van steekwonden aan
hals en gezicht; bovendien waren de
longen geraakt. In weerwil daarvan kost
te het eenige dagen later nog de grootste
moeite den krankzinnige uit het huis
te krijgen. Hij verweerde zich uit alle
macht, beet zelfs. Men werd hem echter
met vereende krachten meester en ge
bonden werd hij uit het huis gedragen.
Griparis, de Grieksche gezant, heeft
Zaterdag Rifaat pasja bezocht en hem
een gelijkluidende verzekering gegeven
als die der Grieksche regeering aan den
Turkschen gezant nopens de vredelie
vende staatkunde van het nieuwe Griek
sche kabinet. De verzekering van den
weerzien, lieve papa, verheugt zich van
harte
Uwe liefhebbende dochter
ELZE.
De majoor had den brief gelezen en her
lezen en zijn gezicht was nog een graadje
stuurscher geworden. Terwijl hij over deze
tijding peinsde, waren op het oude kasteel
twee oude vrouwenhanden ijverig bezigde
kamer voor de naar huis terugkeerende
lievelinge te versieren. Tante Lotte en tante
Ratenow hadden dezelfde blijde tijding een
post later ontvangen en eerstgenoemde was
onmiddellijk begonnen met de vroegere
kinderkamer in orde te brengen het sprak
immers vanzelf, dat deze haar kamer zou
worden.
Beneden in de buiskamer der oude me
vrouw van Ratenow was in den loop van
al die jaren zoo goed als niets veranderd;
alleen was zij zelve iets zwaarlijviger ge
worden, en misschien vertoonde baar gelaat
nog een weinig scherper de uitdrukking
van een onbuigzamen geest en van groote
beslistheid. En toch was er hier iets nieuws,
dat het gezellige vertrek met het teer ge
kleurde behang, de zware blauwe gordijnen
in de oude bronzen schoorsteenornamenten,
iets bijzonder vriendelijks en vertrouwelijks
gaf. Voor den haard namelijk, waarin een
knappend vuur brandde, speelden drie
kinderen, een jongen en twee meisjes; twee
blonde meisjes, frisch van wangen en met
blauwe oogen, sprekend gelijkend op haar
vader, en een bruine schrik van een jongen,
de jongste. Het was een gejoel en gelach,
dat alle andere menschen behalve juist
een grootmoeder, hooren en zien zou doen
vergaan. Mevrouw van Ratenow scheen
echter dat lawaai niemendal te hinderen;
zij was bezig een brief te lezen, liet hem
in den schoot vallen, peinsde eenige oogen-
blikken en las toen weder verder.
Naar het Duitsch
VAN
.(t
(Wordt vervolgd).