Moerende bij bet NieuwsM voor bet
Land m Hensden ei Altera
Tra Zaterdai 19 Febr. 1910, No. 2920.
BUITENLAND.
Het volgend schrikwekkend staaltje
van afschuwelijke ontaarding en den
verderfelijkeu invloed van sommige
kinema-stukken op kinderharten, wordt
uit Milaan gemeld
Drie jongens, twee van tien en een
van elf jaar, waren naar een kinema-
tograaf-voorstelling gaan kijken. Onder
de verheffende tafereelen als „De min
naar onder het bed" en „De moorde
naar", was er een, dat hen bijzonder
getroffen had: „Bij de kanibalen". Men
zag er een troep zwarte menscheneters
een blankgezicht gevangen nemen, vuur
maken, den blanke braden en veror
beren. De jongens begaven zich na
afloop buiten de stad, verzamelden
droog hout en gingen op de loer lig
gen om te zien of er geen kind voorbij
kwam, dat ze gevangen konden nemen.
Een klein jongetje kwam eindelijk aan.
De drie jonge kanibalen wierpen zich
op hem, bonden hem, legden hem op
het houtstapeltje en staken dit aan
Gelukkig werden de angstkreten van
het arme kind gehoord en kon men
het van een vreeselijken dood redden.
Prof. Lowell, de bekende waarnemer
van de planeet Mars, in de Vereen.
Staten, heeft nu weer een bericht over
een reusachtig nieuw „kanaal", dat
naar hij met zekerheid meent te mogen
verklaren in enkele maanden tijds
door de „Mars-bewoners" moet zijn
aangelegd voor irrigatie-doeleinden. Ja,
Lowell gaat nog verder en beweert dat
het bedoelde kanaal een uitgestrekte
woestijnvlakte heeft vruchtbaar gemaakt
en er een weelderigen plantengroei
heeft doen ontstaan. Lowell baseert zijn
conclusies op fotografieën.
Er zijn in de V. St. geleerden van
beteekenis, die deze verklaring voor
zekerheid aannemen. De meosten ech
ter houden den Mars-waarnemer voor
het slachtoffer van optische dwalingen.
De „kanalen" zijn er in werkelijk niet,
meenen die laatsten.
Een der directeuren van de Bristol
Tramweg Maatschappij zal zich voor
eigen rekening eenige vliegtuigen aan
schaffen. Binnen twee of drie weken
worden ze geleverd. Hij gelooft het ver
voer in de toekomst door de lucht te
kunnen leiden.
Nu de algemeene verkiezingen in
Engeland zijn afgeloopen blijkt, dat
het Lagerhuis thans bestaat uit 275
liberalen, 40 arbeiders, 82 nationalisten
(van wie 72 Redmondisten), tezamen
397, en 273 unionisten, van wie 48
liberale unionisten. Meerderheid voor
de regeering tegen het Hoogerhun 124.
In het vorige Lagerhuis telden de
liberalen 373, de arbeiders 46, de na
tionalisten 83, de unionisten 168.
De bekende sterrenkundige Sir David
Gill heeft Dinsdagmiddag in Westmin
ster een populaire lezing over sterren
kundige vraagstukken gehouden. Hij
had het ook over de komeet van Halley,
die in 1835 te zien is geweest en zich
nu weer zal vertoonen. Op den 21sten
Mei zal zij het mooist te zien zijn.
Bijgeloovige menschen zullen haar als
een politieke komeet beschouwen, om
dat de sterkste van de twee voornaam
ste partijen in het Lagerhuis in 1910
ongeveer dezelfde is als in 1835. In
1835 was er een ontbinding van het
parlement en in 1910 was er een ont
binding. In 1835 werden er 385 libe
ralen en in 1910 393 regeeringsaan-
hangers gekozen en de oppositie was
toen en nu precies gelijk: 273.
De bevolking van Turijn leeft in
schrik en angst voor een steker. Eer
gisterenavond liepen in een straat in
een buitenwijk twee meisjes. Plotseliug
naderde een man, die de meisjes rake
lings passeerde. Beide meisjes werden
door dien man met een scherp voor
werp in het onderlijf gestoken. De po
litie zoekt vergeefs naar den dader. Hij
was na zijn laffe misdaad in een war
net van stegen verdwenen. De toestand
der getroffen meisjes is bedenkelijk.
Men wanhoopt aan hun behoud. Er
heerscht in de stad een zenuwachtige
opwinding, welke door de machteloos
heid der politie verhoogd wordt.
De moordenaar van prins Ito is te
Port Arthur ter dood veroordeeld. Van
zijne twee medeplichtigen is de een
tot drie jaar, de ander tot achttien
maanden harden arbeid veroordeeld.
Het oproer te Kanton (China) breidt
zich uit. Zesduizend door Japanners ge
oefende soldaten zijn thans in opstand.
In een hevig gevecht dat Maandag bij
de oostelijke poort plaats had, werden
500 muiters gedood. Een aantal politie
posten werden vernield. De onderkoning
moet verklaard hebben, dat hij in de
wijken, welke door d6 muiters bezet
worden gehouden, niet langer voor de
veiligheid der vreemdelingen kon in
staan. De zendelingen met hun gezinnen
en de spoorwegbeambten hebben daarna
een schuilplaats gezocht in de Europee-
sche wijk.
De Engelsche bladen melden, dat de
Perzische regeering Rusland formeel
heeft gesommeerd om zijn troepen uit
Perzië terug te roepen. Anders is het
betoogt de Persische regeering on
mogelijk voor haar, om de rust en orde
in Perzië te herstellen en te handhaven.
Bij de kiesreehtopstootjes in Duitsch-
land heeft het er nergens zoo dreigend
uitgezien als te Neumünster in Sleeu-
wijk. Reeds Zondag had de politie daar
eenige betoogers in hechtenis genomen.
Dinsdag was er een nieuwe optocht.
Volgens berichten van verschillende
kanten, schoten de sociaal-democraten
of wie er dan anders aan de betooging
deelnamen, met revolvers op de politie.
Het scheelde maar een haar, of een van
de kogels had den commissaris van po
litie getroffen. Een sergeant van de poli
tie werd door een steen uit de derde
verdieping van een huis zwaar gekwetst.
Pas toen de politie de met wapens op
dringende menigte niet meer kon keeren,
werd een compagnie van het 163ste
regiment ontboden. De kapitein liet de
geweren laden en onder het roeren van
de trom de menigte aanmanen, de straat
te ontruimen. Toen pas ging de menigt6
er in wilde vlucht van door. De troepen
hebben gelukkig geen schot gelost.
Volgens een bericht uit Luik, heeft
er Woensdagnacht een instorting plaats
gehad in de kolenmijn Corbeau teGrace-
Berleur, waardoor alle mijnwerkers, die
in den mijn aan 't werk waren, bedolven
werden. Er zouden vier dooden en drie
gewonden zijn.
Het Fransche ministerie van kolo
niën maakt aangaande een overval in
Wadai bekend, dat een colonne Fran-
schen den 4en Januari in Abir Tawil
in een hinderlaag viel. In de engte,
waarin de Franschen zich bevonden,
maaide de vijand er velen neer. Een
kapitein, twee luitenants, twee sergean
ten en 101 tirailleurs alsmede een on
bekend aantal inlandsche volgelingen
sneuvelden.
Verschillende Fransche kranten schrij
ven over deze overrompeling en uitten
daarbij de vrees, dat zij ernstige gevol
gen zal hebben.
De Gaulois denkt, dat de inboorlingen
waarschijnlijk van het behaalde voordeel,
dat zij aan de onvoorzichtigheid van
de Fransche overheid te danken hebben,
partij willen trekken, en de heerschappij
van Frankrijk over het gebied dienten
gevolge misschien opnieuw in gevaar
gebracht zal worden.
De Eclair verlangt, dat het parlement
zich zal haasten, de noodige credieten
voor de oprichting van een corps van
20,000 Senegaleesche fuseliers toe te
staan. Anders zou Frankrijk in twintig
jaren tijds al zijne Afrikaansche bezit
tingen kwijt kunnen raken.
Boertsel, Russische rechter van in
structie voor bijzonder gewichtige aan
gelegenheden, om de verduisteringen
bij de intendance daar na te gaan, is
plotseling overleden. Een gerucht wil,
dat men hem vergeven heeft.
Koscinski, de achtvoudige moorde
naar van Boguslawice, (zie ons vorig
no.) heeft nu bekend.
Hij vertelt, dat hij den moord in
een half uur tijds alleen heeft gepleegd.
Daarna trok hij de kleeren van den
man aan en stopte zijne eigen met
bloed bevlekte uniform in een koren
schuur weg.
Volgens een bericht uit Parijs is daar,
op verzoek van de douane te H&vre,
de firmant van een groot exporthuis
gearresteerd. Ook te H&vre hadden twee
arrestaties plaats. De drie in hechtenis
genomen personen, onder wie zich ook
een douane-beambte bevindt, worden
beschuldigd 7an groote belastingont
duikingen. De ontduikingen moeten
reeds jaren lang hebben plaats gevon
den en bedragen, naar de geruchten
willen, verscheidene millioenen.
In de kringen van het Russische hof
is er, volgens den Peteisburgschen cor
respondent van de Daily Mail, groote
opschudding over het geheime huwelijk
van grootvorst Michael Alexandrowitsj,
den eenigen broer van den Tsaar, met
een vrouw, die een veelbewogen levens
loop achter den rug heeft en niet min
der dan drie malen gescheiden is.
De grootvorst, die chef van een ruiter-
regiment te Orel is, heeft zich met zijne
morganatische vrouw in verschillende
deftige eetgelegenheden te Moskou ver
toond. Te St. Petersburg wist men, dat
de grootvorst de vrouw zeer genegen
was, maar pas Maandag werd bekend,
dat hij metterdaad met haar getrouwd
is.
De Tsaar moet woedend zijn, en kei
zerin Marie heeft, toen zij onlangs uit
Kopenhagen terugkwam, haren zoon
niet willen ontmoeten.
De grootvorst is 32 jaar.
Voor Tatjana Leontiëf, de moorde
nares van Müller (dien zij voor een
Russisch bewindsman aanzag) in het
hotel Victoria te Interlaken, zal in
Augustus haar straftijd ran drie jaar
voorbij zijn. Men weet, dat zij sedert
lang in een krankzinnigengesticht ver
pleegd wordt. Hare geestvermogens
nemen snel af, zoodat zij voor niets
meer belangstelling toont en met kin
derlijk spel den tijd doorslaat. Tot wer
ken is zij niet bekwaam.
Onlangs is medegedeeld, dat Tatjana
na hare invrijheidstelling naar Rusland
gezonden zou worden. De Russische
revolutionairen hebben tegen dat plan
een levendige protestbeweging op touw
gezet. De ziel van deze beweging is de
schrijver Bernhard Taft. Deze heeft aan
Parijsche kranten een brief gestuurd,
waarin hij de bewering uitspreekt, dat
een Russische politie-spion Tatjana aan
gestookt heeft om den moord op Mul
ler te plegen, met het opzet, om voor
de revolutionairen hun veiligste wijk
plaats, Zwitserland te slditen. Het zou
daarom een barbaarschheid zijn, het
meisje aan Rusland uit te leveren.
Uit vertrouwbare bron verluidt echter,
dat Zwitserland niet aan een uitleve
ring denkt, indien Tatjana's te Bern
wonende ouders de zorg voor haar op
zich willen nemen, waaraan geen twij
fel schijnt te bestaan.
Men zal zich de berooving van het
wonderdadige Maria-beeld teCzentokau,
Polen, eenige maanden geleden, herin
neren. Op een goeden dag was het
beeld van de schatten ter waarde van
vele millioenen ontdaan, die er in den
loop der eeuwen bij opgestapeld waren.
De politie in de heele wereld is in
de weer geweest om de dieven te zoeken.
Nu heeft de Russische politie de schul
dige eindelijk gevat. Het is een non
uit Jekaterinoslaf, die door haren vro
men levenswandel tot nu toe boven
alle verdenking verheven leek.
De vrome vrouw stond aan het hoofd
van een bende kerkdieven, die op be
wonderenswaardige wijze georganiseerd
was. In hare kamer heeft men het
grootste gedeelte der geroofde kostbaar
heden gevonden.
Ook een medeplichtige van de dief
egge is in hechtenis genomsn.
In het Jildis-paleis zijn, naar uit Kon-
stantinopel gemeld wordt, zaken ge
vonden, waaruit onwederlegbaar blijkt
dat sultan Abdoel Azis indertijd zelf
moord heeft gepleegd door zich de pols
aderen te openen. O.a. zijn twee nagel-
scharen gevonden, waarmede de zelf
moord is gepleegd. Verder papieren,
die geen twijfel laten. In het onlangs
verbrande Tsjeragar-paleis heeft zich
den 4den Juni 1876 de bewuste trage
die afgespeeld. Abdoel Azis, die eenige
dagen te voren tot aftreden gedwongen
was, werd badend in zijn bloed gevon
den. Het heette, dat hij vermoord was
geworden op last der ministers en vijf
jaren later werd Midhat pasja, de groote
hervormer, wegens medeplichtigheid
aan den zoogenaamden moord ter dood
veroordeeld, welke straf veranderd werd
in levenslange verbanning naarTaifin
Arabië (waar hij later gewurgd is). Zijn
zoon Ali Haidar was reeds lang doende
met pogingen om de nagedachtenis zijns
vaders in eer te herstellen en hij trachtte
een herziening van het proces te be
werken. De thans op Jildis gedane
vondst heeft Midhat pasja bevrijd van
den smet, dien men hem had aange
wreven.
Een Amerikaansch gerechtshof heeft
zijdelings te verstaan gegeven, dat een
man verplicht is, een echtbreker te
dooden. Voor een hof te New-York
diende een zaak wegens echtscheiding,
waarin de man als eischer optrad. Zijn
eisch werd afgewezen, omdat hij den
echtbreker niet gedood had. De voor
zitter verklaarde bij de toelichting van
de afwijzing, dat de eischer een buiten
gewoon pootig man leek. Daarom scheen
zijne gemoedsrust tegenover een on
recht, dat de meeste mannen niet alleen
gelegenheid, maar ook het recht tot
doodslag zou geven, hoogst onverklaar
baar.
De echtgenoot had namelijk verklaard,
en die verklaring was door een getuige
gestaafd, dat hij toen hij zijne vrouw
verraste geen woord tegen haar of den
echtbreker gezegd had.
De uitspraak wekt te New-York groot
opzien.
Te Bormes, een klein plaatsje bij
Toulon, is groote opschudding veroor
zaakt door het volgende voorval. Een
man meldde er zich aan het gemeen
tehuis aan. Hij droeg een zak, die ta
melijk zwaar leek. Hij zette den zak op
den grond, maakte hem open en haalde
er een voorwerp uit in den vorm van
een bom. Het was inderdaad een bom,
waarvan de buitenzijde met ijzerdraad
omwonden was. De man nam de bom
in de hand en plaatste hem rustig op
een tafel. Zonder eenige overhaasting
haalde de man lucifers uit zijn zak,
streek een vlammetje en stak de lont
aan. Toen wilde hij kalmpjes weggaan,
maar juist kwamen de gemeente-secre
taris en den veldwachter binnen, die,
hevig verschrikt, op de bom aanvlogen
en de brandende lont doofden. Toen
haalde de onbekende een revolver te
voorschijn, mikte op den secretaris en
den veldwachter, trok af en miste. Daar
op het wapen op zichzelf richtende
loste hij twee schoten in zijn mond en
viel neer in een bad van bloed. Kort
daarna stierf hij, maar vóór de dood
intrad deelde hij nog mede, dat hij zich
had willen wreken over een vonnis, dat
de kantonrechter tegen hem had uit
gesproken.
De bom bleek na onderzoek een al
lergevaarlijkste helsche machine te zijn.
Een ontploffing zou zeker verschillende
huizen hebben doen instorten.
BINNENLAND.
Het Eerste Kamerlid baron Van
Heeckeren van Keil heeft Dinsdag den
volgenden brief gericht tot den voor
zitter der Eerste Kamer:
„HoogWelGeboren Heer!
Aan het einde van de zitting dezer
Kamer van 10 dezer heeft de minister
van buitenlandsche zaken gemeend te
moeten terugkomen op woorden door
mij bij de behandeling der begrooting
van zijn departement reeds vóór de
pauze den vorigen dag gesproken.
Niet aanwezig zijnde, ter onmiddel
lijke beantwoording van deze, blijkbaar
lang overdachte rede des ministers, heb
ik daarop in de laatste zitting dezer
Kamer, op 11 Februari, welke op dien
dag zou uiteengaan, over deze zaak een
nota aangekondigd, die ik mij voorstelde
aan de Kamer te zullen inzenden.
Ik nam mij voor in die nota nogmaals
uitvoerig mijn standpunt in deze zaak
uiteen te zetten en niet alleen te mijner
rechtvaardiging eene korte mededeeling
te doen betreffende de bronnen, waaruit
ik mijne wetenschap in deze heb geput,
maar ook te treden in eene uiteraard
meer uitvoerige en meer tijd vorderende
beantwoording van het door den mi
nister wiens goede trouw ik overi
gens nimmer in twijfel heb getrokken
bijgebrachte.
Ik wensch toch slechts aansprakelijk
te worden gesteld voor mijne eigen
woorden en meening en niet voor allerlei
gevolgtrekkingen, die de minister daaruit
gelieft te trekken.
Zoo zeide de minister o. a., dat de
heer Van Heeckeren eene beschuldiging
had geuit tegen eene bevriende natie
en tegen het hoofd van die bevriende
natie.
De Minister moge weten, hoe hij die
geheel onjuiste gevolgtrekking zal moti-
veeren, maar de ondergeteekende pro
testeert nu reeds met de meeste klem
tegen dergelijke onjuiste verdachtma-
kende conclusie.
Van bevriende zijde maakt men mij
echter opmerkzaam dat het groote belang
mijner nota alleen kan gelegen zijn in
het eerste der beide genoemde punten
het noemen nl. der bron, waaruit ik
mijne mededeeling put en de ontwik
keling van het tweede punt immers
op dit oogenblik slechts van zeer
secundair belang is.
Ik ben daarom te rade geworden om
de door mij toegezegde nota alleen te
doen loopen over het eerste der beide
genoemde punten, maar deze dan ook
terstond aan de Kamer in te zenden.
Nu merk ik dienaangaande op, dat
de minister het wil doen voorkomen
alsof ik mijn critiek op zijn beleid heb
gegrond op een los gerucht, en dit als
een feit zou hebben voorgesteld. Met
den meesten nadruk moet ik tegen deze
voorstelling opkomen. De gebeurtenis
waarop ik doelde, is mij destijds mede"-
gedeeld door den toenmaligen minister
president, met wien ik over den aard
en de beteekenis er van niet eens, maar
herhaaldelijk van gedachten heb gewis
seld en dat ik niet de eenige ben,
met wien er over gesproken is, maar
dat deze ook werd medegedeeld aan
andere hooggeplaatste personen, minis
ters, ministers van staat, Kamerleden,
is destijds, later en ook in de jongste
dagen gebleken. Daaruit meen ik deze
tweeledige condusie te mogen trekken
lo. dat het mij, in voege voormeld,
medegedeelde mocht en zelfs behoorde
te beschouwen als een vaststaand feit,
en 2o. dat dit feit niet in die mate
geheim was gebleven, dat het aan den
tegenwoordigen minister van buiten
landsche zaken kon onbekend zijn, zoo
min als het onbekend is aan andere
zijner collega's. Het is toch duidelijk,
dat dergelijke mededeelingen van mi
nisters betrekkelijk gestelde, positieve
feiten, geheel in afwijking van mede
deelingen omtrent negatieve feiten,
waarvan wordt gezegd, dat zij niet heb
ben plaats gehad, als voldoenden grond
moeten worden beschouwd om deze
voor waar aan te nemen.
Naar dien regel heb ik mij gedragen.
Intusschen geef ik toe de mogelijk
heid, dat ook mededeelingen of ver
klaringen zelfs van ministers soms on
waarheid zouden kunnen bevatten.
Indien het nu mijnerzijds lichtvaardig
is geweest van de mij gedane mede
deelingen onder de bestaande omstan
digheden als volkomen juist en gegrond
aan te nemen, dan wil ik wel erkennen
in deze lichtvaardig te hebben gehan
deld.
Ten slotte veroorloof ik mij de op
merking, dat wanneer de minister van
buitenlandsche zaken had kunnen goed
vinden om deze gewichtige zaak, die
mij zwaar op het hart weegt, en die
ik ten vorige jare als lid der Staten-
Generaal op geheel objectieve wijze heb
ter sprake gebracht, op even objectieve
en onpersoonlijke wijze te behandelen
in stee van dit te doen in den onheu-
schen vorm, toen daarvoor door hem
uitgekozen, of had kunnen goedvinden,
zelfs nog de vorige week, de zaak in
comité-generaal te doen bespreken, deze
niet den onverkwikkelijken loop zou
hebben genomen, welke zij tengevolge
van de agressieve houding des ministers
nu dreigt te nemen.
U H.W.Geb. gelieve inmiddels de
vernieuwde verzekering mijner meeste
hoogachting aan te nenen.
(w. g.) CAREL VAN HEECKEREN".
Tot zoover de brief van baron Van
Heeckeren. Het spreekt van zelf, dat
dr. Kuyper het antwoord hierop niet
schuldig zal blijven.
Het Hbl. maakt erop opmerkzaam,
dat Dr. Kuyper, door den heer Van
Heeckeren aangewezen als zijn bron
van kennis omtrent den vermeenden
brief van den Duitschen Keizer aan
Onze Koningin, reeds vroeger de juist
heid van het gerucht ontkend heeft.
Eerst in een interview in de Temps,
waarin hij het „de la fantaisie pure"
noemde, later in een verklaring in De
Standaard.
Volgens deze heeft dr. A. Kuyper,
„daartoe door H. M. de Koningin
gemachtigd, aan den Duitschen Chargé
d'Affaires, die inlichting verzocht, me
degedeeld, dat door de Koningin nim
mer met hem over een brief, die van
den Duitschen keizer ontvangen zou
zijn, ook maar met één woord gespro
ken is, en dat hem veel minder nog
van zulk een brief inzage is gegeven."
Nu de heer Van Heeckeren Dr. Kuy
per als zijn bron aangewezen heeft, is
het ook niet onaardig alsnog kennis te
nemen, wat de Standaard van eergis
terenavond vertelde omtrent de „on-
heuschheid", waarmee 's keizers naam
hier te lande in het geding was ge
bracht
„Al wat dienaangaande was rondge
bazuind, rustte op pure verzinning, en
ook van een tusschenpersoon, dien de
Duitsche Keizer gebruikt zou hebben,
is geen oogenblik sprake geweest. Het
was dan ook volkomen naar eisch van
internationale courtoisie, dat de minis
ter de onheuschheid, waarmee 's Keizers
naam hier te lande in het geding was
gebracht, poogde uit te wisschen door
een zeer bijzondere betuiging van hoog
achting en eerbied voor den machtigen
vorst."
In de vergadering der Tweede Kamer
van Dinsdagmiddag was ingekomen
een schrijven van dr. Kuyper, waarin
hij bericht, dat hij zich, zoolang het
enquête-voorstel aanhangig is, zal ont
trekken aan de werkzaamheden der
Kamer.
Volgens het Utr. Dbld. is sedert
Vrijdag /an de vorige week de 14-jarige
Jan van der Wiel, van den Dolder-
schenweg, onder Zeist, vermist. Het is
een allerzonderlingste geschiedenis. Jan
is gaan spelen op het z. g. „Zand, een
zandvlakte lings van de spoorbaanhij
is daar gezien met andere kinderen en
omstreeks 11 uur naar huis gegaan.
Hij heeft gezegd, dat dit zijn plan was;
z'n speelvriendjes zijn tot den overweg
van de halte met hem meegeloopen
en toen huns weegs gegaan. Jan was
vlak bij zijn huis, want zijn woning
staat langs den spoorbaan, nog geen
dertig pas van de halte „Doldersche
weg". De knaap is nadien nog even
gezien in tegenwoordigheid van een
mijnheer, ook al weer vlak bij de halte
en toen verdwenen. Men miste hem
bij het eten te 12 uur. Vast staat dus,
dat de jongen te 12 uur al zoek was.
Maar dat is dan ook het eenige, wat
men weet.
Natuurlijk loopen er vele geruchten.
Twee daarvan komen meer op den
voorgrond. Men beweert, dat de vreemde
mijnheer ook al den dag tevoren aan
den Dolderschenweg is geweest. Toen
sprak hij een schoolgaanden jongen
aan, en deze heeft aau de politie mede
gedeeld, dat de mijnheer hem vroeg
of hij meeging naar Amerika, dan zou
hij een gulden kunnen verdienen. Toen
de jongen doorliep en deed alsof hij
niets hoorde, ging de vreemdeling ver
der, hardop vloekende. De menschen,
die Jan van der Wiel het laatst hebben
gezien, houden vol, dat hij toen in
gezelschap was van dienzelfden heer.
Men houdt dat zeer pertinent vol.
Ook andeie personen hebben dien vreem
deling gezien; maar nu is het frappant
te hooren, hoezeer de verschillende
verklaringen van al die personen uit-
eenloopen. De een noemt dien mijnheer
een chique man, met een prettig uiter-