Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Een weldadig doel.
lien arm Heitje.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2030. Woensdag 27 April.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77i ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Een bekei d schrijver schreef onlangs
„Hoe langer ik geleefd heb, hoe meer
eerbied ik heb gekregen voor de men-
schen, die al hun krachten inspannen
voor de bevordering van een weldadig
doel."
Wij herinneren ons nog zeer goed
den tijd, toen die eerbied lang niet al
gemeen gedeeld werd, en zeer terecht.
De bevordering van weldadige doelein
den geschiedde voorheen op zoo geheel
andere wijze en stond maar al te vaak
in verband met de menschelijke ijdel-
heid en met eer- en heersch- of be
moeizucht.
Sinds het streven naar eenig zooge
naamd pbilantropisch doel een meer
openbaar en meer algemeen karakter
heeft aangenomen, is het zeer veredeld,
is het doel zelf meer op den voorgrond
en zijn de personen, die weldaden be
oefenen, meer op den achtergrond ge
treden, omdat zij in de menigte opgaan.
Sindsdien is het ook veel meer ver
heffend en veel meer aantrekkelijk ge
worden,'"om een deel van den tijd,die
overigens aan eigen zaken en belangen
behoort, te wijden aan eenig werk, tot
nut van 't algemeen en in 't belang
der verwezenlijking van de eene of
andere Bcboone gedachte.
Zeker is dat niet gemakkelijk. Iets
te doen in eigen klein kringetje, valt
meestal licht; maar zoodra men zicb
gaat bewegen op bet meer publieke
terrein, waar het doel ruimer is, het
arbeidsveld grootert doch waar men
aan den anderen kant niet zoo dadelijk
resultaten ziet, wordt het anders, 't Valt
niet zoo licht, er de energie in te hou
den en te waken tegen oogen blikken
van zwakheid, die we allen kennen en
waarin we ons in eene moedelooze
stemming afvragen: „Wat baat het toch
eigenlijk? We komen er niet verder
mee." En daarbij komt nog dat de
philantroop niet alleen bij zich zelf den
moed er in behoort te houden, maar
ook voortdurend de belangstelling van
anderen moet opwekken, eene belang
stelling die ook alweer dadelijk vraagt
naar resultaten, naar hetgeen tastbaar
en zichtbaar is en, aangenomen dat ze
wel eens warm wordt, toch o zoo gauw
weer bekoelt. Er zijn immers zoovele
andere dingen, die de aandacht der
menschen vergen en meer rechtstreeksch
verband houden met hunne eigene be
langen en hunne eigene positie in de
WILHELMINA HEIMBURG.
28)
„Lili", snikte zij in haar boudoir en viel
hare zuster om den hals, „het is toch vreese-
lijk, als men bij al het ongeluk nog zulk
een schoonmoeder heeft; hoe groot en oud
Moritz ook is, hij hangt nog altijd als een
klein kind aan haar voorschoot en trekt
niet eens mijn partij, wanneer zij mij als
een schoolkind behandelt. Maar hoe zou hij
ook, hij heeft mij immers niet meer lief.''
Het was een ellendige dag, waarop nog
een ellendiger avond volgde. Frieda had
zich in hare kamer opgesloten en wilde
Moritz niet zien, Lili zeide hem dit en
haar oogen keken haar zwager met 6chuwe
blikken aan, als ware hij een misdadiger
van de ergste soort. De kinderen schreiden
in hun kamer en toen hij hen tot bedaren
wilde brengen, werden zij bang voor zijn
somber gezicht. Hij ging naar buiten, het
was in huis om te stikken, meende hij
eindelijk ging hij het plein over en de
allée door. Zonder bepaald doel slenterde
bij wat rond in den geurigen lenteavond.
„Hollo! Waarde Ratenowriep een stem
en iemand klopte hem op den schouder,
„wat doet gij hier? Zoekt gij vrienden, ga
dan mede naar de sociëteitRost geeft een
bowl om zijn verloving te vieren met Annie
Cramm."
De man die hem aansprak was de ritmees
ter Van P. Maar Moritz was waarlijk niet in
maatschappij Bi) de meesteD onzer
komt de belangstelling in philantropi
sche aangelegenheden niet van binnen
voort, maar moet er van buiten in ge
bracht worden.
Alle philantropen oudervinden dat;
zij vooral ook, die zich aan de bestrij
ding der tuberculose hebben gewijd.
Het publiek houdt er niet van, altijd
met hetzelfde denkbeeld te worden be
zig gehouden. Het maakt op de men
schen den indruk van overdrijving.
„Alsof er geen andere ellende in de
wereld was!" zegt men. Maar hoe zal
men in een omvangrijk kwaad iets
bereiken, als men het een poosje be
vecht en dan weer aan zich zelf over
laat? Men wil zoo gaarne over drie
maanden beschaduwd worden door het
boompje, dat men vandaag geplant
heeft. Men wil heel spoedig groote
resultaten zien. Gedurende enkele jaren
werkt de vereeuiging tot bestrijding der
tuberculose en nu zou men willen dat
er honderden waren, die als genezen
teringlijders konden worden aangeduid.
Wat beteekent b.v. voor het publiek
een handjevol menschen in eenlighal?
En toch, van de tuberculosebestrijding
kan gezegd worden wat men van vele
andere goede dingen kan zeggen men
ziet er wel iets van, maar het meeste
ziet men toch niet.
Het herstel van eenmaal aangetasten
is zeker van zeer groot belang, maar
het voorkomen der ziekte is van vrij
wat grooter beteekenis en van de maat
regelen, welke tot bevordering daarvan
reeds genomen worden, wordt aan het
leekenpubliek weinig of niets bekend.
Voortdurende, onophoudelijke strijd
is het eenig mogelijke. Denken wij aan
een andere, minstens even vreeselijke
ziekte, die vroeger Europa teisterde:
de melaatschheid. Was het voorgeslacht
niet altijd en immer bezig geweest om
die te onderdrukken, dan zouden wij,
die thans leven, van die plaag niet be
vrijd zijn gewordeu. En zoo zal het
ook met de tuberculose gaan. Hare
verdwijning zullen wij niet beleven;
maar later, veel later misschien, zal het
dan levend geslacht dankbaar terug
zien op den strijd dien wij hebben ge
voerd, gesteund en voortgezet, en zon
der die voortzetting vooral, zou de
overwinning nimmer bereikt zijn.
We zijn lang niet altijd voldoende
doordrongen van de zedelijke verplich
ting die tegenover het nageslacht op
ons rust, ja handelen dikwijls alsof er
van geen nageslacht sprake was. Van
daar dat wij altijd moeten worden op
een feeststemming; hij begon met zich te
verontschuldigen wegens zijn kleeding, maar
de ritmeester bleef aandringen en ten slotte
ging hij toch mede.
In de sociëteit was het zeer levendig toen
de heeren binnentradende gelukkige brui
degom scheen de bedaardste van allen,
uitgezonderd de baron Van Hegebach Van
Bennewitz, die blijkbaar lusteloos zijn sigaar
rookte.
„Wel verbazend", zeide Moritz, moeite
doende om te schertsen, „gij hier, mijnheer
Van Hegebach?"
„Men heeft mij opgevangen, waarschijn
lijk evenals u, Ratenow", antwoordde hij
en schoof voor Moritz een stoel bij. „Ik kon
nog niet naar huis rijden gij weet het
er zijn van die dagen, dat men nergens
rust heeft."
Moritz zweeg; hij begreep wel, wat dit
beteekende, hij zelf had hem immers heden
verzocht, tot morgen geduld te hebben
Elze was zoo verrast, zijn aanzoek om haar
hand was zoo plotseling gekomen en wat
men nog meer gewoon is te zeggen, wanneer
men zich genoopt ziet uitstel te vragen.
Men was reeds tot de champagne over
gegaan. Rost betoonde zich heden bijzonder
royaalhij kreeg immers ook zoo'n kolossaal
aardige schoonpapa, die hem vóór de bruiloft
nog helpen wilde zijn zaken te regelen,
zooals hij hem beloofd had. Het kwam dus
op een paar flesschen champagne niet aan.
„Hebt gij Bernardi een kennisgeving ge
zonden, Rost riep de dikke assessor Dolling.
„Natuurlijk!" antwoordde Rost, „ik hoop
dat hij per telegraaf feliciteert, want zijn
brieven zijn bepaald onuitstaanbaar. Wat
hij in zijn toestand al bedenkt, het is on
gelooflijk
„Zijn brieven zijn altyd nog beter dan
gewekt en de philantropen altijd nieuwe
vormen moeten bedenken om de belang
stelling gaande te houden.
De nieuwste en misschien wel de
aardigste vorm, in elk geval een zeer
aantrekkelijke vorm, is het Juliana-
bloempje, dat op 30 April in den lande
voor een dubbeltje zal worden verkocht.
Dat bloempje in den handel te bren
gen, was een bijzonder poëtische gedach
te. Het jonge, opgroeiende leven wordt
als bet ware gesteld in den dienst der
bestrijding van den ontijdigen dood. "Wie
herinnert zich niet de eigenaardige, niet
te omschrijven bekoring, die nu bijna
een jaar geleden zich van het land
meester maakte, toen de lang verwachte
dag gekomen was, en de mare door het
land weerklonk, dat het koningskind
geboren was? Een feestuiting als die
van toen krijgen we niet meer terug.
Zulke oogenblikken doorleeft een men-
schengeslacht slechts éénmaal; maar
toch was het een schoone en gelukkige
gedachte, om den eersten verjaardag
van het prinsesje te wijden aan een
daad van algemeene menschenliefde: de
bestrijding der tuberculose. Dan zal
alom in Nederland, in openbare gebou
wen, in koffiehuizen, aan de stations en
overal ongeveer waar menschen zyn,
het kleine Juliana bloempje te koop
worden geboden. En het zijn vooral
jonge dames en jonge meisjes, die er
toe medewerken en dat is heel goed
want liefdewerk behoort vooral bij de
vrouwook omdat hier sprake is van
een bloem en van een prinses, en om
dat de vrouw meer poëtisch is aange
legd dan de man. 't Heeft zoo iets van
een sprookjemaar dan een sprookje
dat schoone werkelijkheid wordt en
waarvan het resultaat de zegenrijkste
gevolgen hebben kan.
Van harte hopen wij daarom, dat
men alom iu den lande het werk van
deze jonge dames en meisjes op den
rechten prijs zal stellen en loonend
maken. Er wordt zoo menig dubbeltje
uitgegeven voor min of meer noode-
looze of nuttelooze behoeften, zelfs
zonder dat er een bepaalde aanleiding
toe bestaat. En zelfs indien het anders
ware, wie zou dan toch niet gaarne
zich een kleine opoffering getroosten
voor zoo schoon een doel en zich, ne
vens het Oranje, tooien met deze kleine
bloem der liefde?
Ongetwijfeld zal 30 April een echt
nationale feestdag worden. Laat die
schoone dag dan tevens door het Ne-
derlandsche volk gewijd zijn aan een
werk van menschenliefde, nu, maar ook
in elk volgend jaar, tot in lengte van
dagen
Buitenland.
Het onderzoek van de deskundigen
heeft nu uitgewezen, dat het ongeluk
met den luchtbol Delitzsch bij Reichen-
sachsen werkelijk het gevolg is geweest
van een electrische ontlading, die het
schuitje van onderen heeft getroffen.
Waarschijnlijk is de bliksem in het
uitgestrooide zand geslagen. Men heeft
sporen van den bliksem aan de mand,
den ring van den mand en de vulin-
richting gevonden. De bliksem is daarna
door het hulsel geslagen en heeft brand
veroorzaakt.
De dief, die de juweelen uit de Oes-
penski-kathedraal te Moskou had gesto
len, is in hechtenis genomen. Het is
een jonge boer, met name Femin. De
geroofde kostbaarheden zijn op de door
den dief aangewezen plaats terugge
vonden.
Hij werd in hechtenis genomen in
de kathedraal zelf. Een waker en een
politie-agent hoorden Zaterdag een
vreemd gedruisch bij een heiligenbeeld
en zij ontdekten Femin, in een nis
weggedoken. De agent dreigde hem neer
te zullen schieten als hij zich verroerde
en loste vervolgens eenige schoten om
hulp te vragen. Twee kogels troffen een
paar beelden. Men kan zich nog niet
verklaren, hoe de dief gedurende zes-
en-dertig uren aan de aandacht heeft
weten te ontsnappen van de wakers en
agenten, die de kathedraal zoo ijverig
hadden doorzocht.
hij zelf!" riep een der jongste officieren;
hij doet zoowat niets meer dan werken en
viool spelen. Toen ik onlangs met verlof
was heb ik een paar malen getracht hem
tot een uitstapje over te halen; waartoe is
men anders in zulk een aardig stadje? Maar
uit de hoogte antwoordde hij mij, dat mijn
aandiingen hem verveelde, en dat ik, wat
hem betrof, het geheele café-chantant cadeau
kon krijgen."
De meeste heeren lachten.
„Ik ben hem toen maar niet meer lastig
gevallen", eindigde de officieren vulde zijn
glas.
„Ik geloof zeker dat hij zijn ontslag neemt",
merkte een ander op; „ik ben er toevallig
achter gekomen 5 hij had mijn oom gevraagd,
die ook zoo'n dito muzikale gek is, of
hij dacht, dat zijn talent groot genoeg was
om als virtuoos, als kunstenaar opgang te
maken."
„En toen heeft", aldus Yiel de assessor
den spreker in de rede, „uw oom zeker
beleefd geantwoord: „Neen, mijn beste
Bernardi, daartoe zijt gij niet berekend,
gij krast nu juist wel niet slecht op de
viool, maar toch, om een virtuoos te wor
den behoort tegenwoordig veel meer".
Luitenant Rost, die niet licht zijn be
daardheid verliest, verschoot nu toch van
kleur. „Wat een kerel", zeide hij zacht tot
zijn buurman, „pas heeft men hem met
veel moeite voor een groote dwaasheid
behoed en nu wil een nog grooter stom
miteit uithalen. „Hij is gek!"
Na een poos stond Moritz plotseling op.
Hij kon onmogelijk langer het rumoer
verdragen, dat langzamerhand ontstond.
„Wilt gij heengaan?" vroeg de Benne-
witzer. „Dan ga ik met u mede, als gij
het goedvindt".
De Russische bladen bevatten uit
treksels uit het verslag van senator
Pahlen over zijn inspectie van het
beheer in Turkestan. Het onderzoek
van Pahlen heeft aan 't. licht gebracht
dat in Turkestan een wanbeheer zonder
weerga heerscht. De ambtenaren storen
zich niet aan de bevelen der regeering
en gaan hun eigen gang. De bevolking
wordt op de meest schaamtelooze wijze
onderdrukt en uitgezogen. Het wanbe
heer is zelfs voor Russische toestanden
iets buitengewoons. Er heerscht een
stelsel van volstrekte willekeur der
overheden bij volkomen rechteloosheid
der bevolking. Naast bijna ongelooflijke
gevallen van omkooperij en wetsover
treding zijn allerlei verduisteringen van
staatsgelden aan 't licht gekomen.
De vorige week is in de haven van
Koeré een Japanschen onderzeeboot
gezonken, waarbij alle opvarenden het
leven hebben verloren. De heldhaftige
gezagvoerder, luitenant TsoetomaSakoe-
ma, heeft in den tijd, die den ongeluk-
kigen na het zinken der boot nog vóór
„Logeert gij hier in dit hotel?" vroeg
Moritz in de gang, terwijl al luider rumoer
uit de groote zaal tot hen doordrong.
„Ja, maar ik vergezel u toch, Ratenow."
Zwijgend liepen zij naast elkander; geen
van beiden kon het rechte woord vinden
om een gesprek te beginnen.
„Mijn beste Ratenow", begon eindelijk
de oudste van het tweetal, „ik zou niet
gaarne zien, dat gij, juist gij mij verkeerd
beoordeelt. Gij keekt mij straks zoo vreemd
aan. Ik ben niet zoo ijdel te gelooven, dat
een jong meisje als Elze van Hegebach vol
verrukking mij in de armen zal snellen;
ook ben ik den leeftijd reeds te boven
waarop de hoop op het beslissend „ja" van
een paar roode lippen iemand rusteloos
voortjaagt, en wanneer het „neen" luidt,
in wanhoop aan zelfmoord denkt. Daartoe
heb ik te veel van het leven ondervonden
de redenen die mij noopten aanzoek om
om de hand mijner nicht te doen, zijn
slechts ten deele van egoïstischen aard.
Ik werd hoofdzakelijk gedreven door het
verlangen, om mijn neef en zijn dochter
te doen deelen in de nalatenschap van
onzen oom en dit is de eenige manier,
waarop dit wettig geschieden kan. Maar"
hij bleef staan en legde de hand op
den schouder van zijn vriend, „ik voeg er
bij, dat ik dit voornemen niet zou hebben
opgevat, zoo niet het jonge meisje in de
hoogste mate mijn sympathie had gewekt,
ik zeg, mijn sympathie, beste Ratenow;
op mijn leeftijd spreekt men niet meer
yan hartstocht."
Zij liepen verder. Moritz bewaarde het
stilzwijgenhij wist zeer goed, dat die man de
zuivere waarheid sprakhij wist, dat Benne
witz uit velen kon kiezenhij was immers
nog altijd een knap man, die een edel
den dood overbleef, een rapport opge
steld, waarin hij mededeelingen doet
omtrent het ongeluk.
In den brief, welke op zijn lijk werd
gevonden, stond: „Met innige smart
schrijf ik dit verslag om den door mijn
schuld veroorzaakten ondergang te mel
den van dit schip, van mijn kameraden,
de officieren en van de verdere beman
ning. Ik wensch er voor alles met na
druk op te wijzen, dat alle maatregelen
genomen zijn om het schip weer naar
de oppervlakte te doen stijgen; mijn
kameraden en de bemanning hebben
tot het einde toe ernstig en kalm ge
werkt.
Ik had bevel gegeven om het vaar
tuig in zijn vaart te laten duiken en
toen ik had opgemerkt, dat dit te snel
geschiedde, trachtte ik de schotten te
sluiten, waardoor het water bij de duik-
beweging binnenstroomt. Ongelukkiger
wijze is de ketting, die de beweging
dezer schotten regelt, plotseling gebro
ken, zoodat het mij onmogelijk is geweest
de vaart van de boot vast te stellen.
Middelerwijl waren de reservoirs geheel
volgeloopen en het vaartuig begon te
zinken onder een hoek van ongeveer
25 graden. Toen wij den bodem raak
ten begon het water rond ons te stij
gen. Het electrische licht ging uit, er
begonnen zich giftige gassen te ver
spreiden en de ademhaling werd moei
lijk. Niettegenstaande deze hachelijke
omstandigheden hebben we gedaan wat
we konden om het grootste reservoir
leeg te maken. Ik denk wel dat we er
in geslaagd zijn, hoewel we den water
stand niet meer konden aflezen. Daar
de electrische stroom geheel verbroken
was, was onze eenige en laatste hoop
om naar de oppervlakte te kunnen
stijgen op het leegmaken van al de
reservoirs. Ik schrijf in halfduister, daar
het licht uit de lantaarn komt. Elf
uur 45 minuten 's ochtends. Ik ver
zoek Zijne Majesteit met aandrang mij
te willen vergeven en de gezinnen van
mijn kameraden en van al de mannen,
die in dit vaartuig, dat volloopt, om
komen, te willen steunen. Dit is mijn
eenige wensch. Twaalf uur 30 minuten.
Slechts met de grootste moeite kan ik
adem halen, hoewel ik zeker weet, dat
we al de gazoline uit de reservoirs
verwijderd hebben Ik kan niet
voortgaan. Twaalf uur 40 minuten.
Zondag werd uit Berlijn gemeld: Het
bestuurbare luchtschip „Zeppelin II",
dat van morgen om acht uur in Hom
burg vor der Höhe was opgestegen, is,
na hevig met een storm uit het Zuid
westen te kampen gehad te hebben, bij
Limburg aan de Lahn geland en gean
kerd.
De Z II is, volgens een bericht van
de Nassauer Bote, Maandagmiddag om
een uur, nadat zij bijgevuld was, van
hart bezat, die nog aanspraak kon maken
op geluk, en toch
„Ik heb mij de laatste weken voortdu
rend voor den geest geroepen, hoe het zijn
zou, Ratenow; ik zag in mijn verbeelding
Elze's gestalte door mijn eenzame vertrek
ken zweven, ik hoorde haar melodieuse
stem in mijn ooren klinken; ik ging naar
boven, naar de vertrekken die ik voor mijn
neef bestemd had, om met hem een praatje
te maken en ik maakte reeds de reisroute
op om haar verbaasde kinderoogen de we
reld aan gene zijde der Alpen te toonen.
Het zou mij een onuitsprekelijke vreugde
zijn, deze jeugdige ziel in te wijden in de
duizenderlei schoonheden, waarmede natuur
en menschenhanden de wereld getooid
hebben, en
Hij aarzelde.
„Ik ben eens met mijn oudsten jongen
door het Scharzwald naar Zwitserland ge
reisd, en nimmer zal ik de vreugde vergeten,
die mij de oprechte verrukking, de naieve
verbazing van dat jeugdig gemoed schonk.
Zoo iets zou ik nog wel eens willen be
leven
Ratenow", vroeg hij plotseling, „komt
daar niet iemand aan?"
Zy stonden nu aan den ingang der linden
alée en achter hen lag de stad helder door
het maanlicht beschenen.
„Het is een vrouw," zeide Moritz, „het
is Elze!" voegdé hij er na een oogenblik
aan toe. „Elze, om Godswil, Elze, waar
wilt ge heen? Wat ziet gij er uitOpeens
hing zij hem om den halshij voelde haar
geheele lichaam zenuwachtig beven.
„Moritz, naar mijn vader, breng mij naar
mijn vader!"
ÏOIO.
Naar het Duitsch
VAN
Wordt vervolgd).