el Land van lleusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
De welsprekende stotteraar.
Eeii arm Meisje.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2943. Woensdag 11 Mei
191Q.
FEUILLETON.
Una VAN ALT#'5
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77* ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Brullend van 't lachen kwamen de
jongen3 tehuis en vlogen de kamer in,
zoodat vader en moeder er van schrok
ken. Zij waren echter wel zoo verstan
dig te begrijpen, dat er niets verkeerds
in de vroolijke opgewondenheid was,
en wachtten dus zonder verstoordheid,
tot de lachbui over zou wezen en de
jongens van hun vreugde uitleg zouden
kunnen geven.
Nu, eindelijk bleek dan, dat zij zoo
vreesehjk hadden moeten lachen om een
man uit de buurt die meestal ongeluk
kig stotterde en dien morgen zich op
straat bemoeid had met iets baldadigs,
dat eenige jongens hadden uitgehaald.
Met krachtige gebaren was hij de straat
opgevlogen, was wel tienmaal begonnen
iets te zeggen, maar was telkens in
zijn woorden big ven steken, totdat hij
eindelijk haast gillend, in één adem
had uitgeroepen:
„Ik kan 't niet zeggen, hoe gemeen
't van jelui is." En toen waren al de
omstanders in een uitbundigen schater
lach uitgebarsten. En 't was zeiden
de jongens ook zoo gek, dat de
man niet anders had kunnen zeggen
en toen maar weer zijn huis was in
gegaan.
„Maar intusschen", zeide vader,
„was de stotteraar dan toch de eenige
in heel dien kring van menschen, die
iets goeds deed, althans een goede be
doeling had en zich inspande om aan
de straatjongens te leeren, hoe verkeerd
ze deden. En dus vind ik, dat die stot
teraar nog al tamelijk welsprekend is
geweest, want al de omstanders zullen
in hun hart wel erkend hebben, dat
de man gelijk had en dat zij zelf ver
beneden hem stonden omdat zij hem
wel uit konden lachen, maar zelf niets
deden, om straatschenderij te keer te
gaan.
„En ik verwacht, voegde hij er met
ernstigen nadruk aan toe, dat mijn
jongens dit in hun hart ook wel zullen
hebben erkend." De jongens keken el
kander toen aan, nu evenwel zonder
lachen, maar ze zeiden niets.
„Ik wil je nog iets meer van
dien stotteraar zeggen," vervolgde hun
vader. „Je moet weten, dat ik in heel
mijn leven nooit zoo'n welsprekend
man ontmoet heb, als juist hem, die
zoo weinig kan".
Nu was de beurt aan de jongens, om
verbaasd te kijken, en hun wijd geopen-
WILHELMINA HEIMBURG.
32)
Haastig stond de oude dame van haar
stoel op; zij moest met Elze spreken. Zij
liep naar boven en opende de deur van
Elze's kamer. Het vertrek was helder ver
licht, de vensters stonden wijd open en de
zoete geur der buiten op het grasperk
bloeiende viooltjes vervulde het vertrek.
Het was stil, niets bewoog zich.
„Elze?" riep zij zacht en keek onder
zoekend de kamer rond.
Daar lag het meisje op het bedde oude
dame boog zich over haar heen. Waarlijk
zij sliep, zij sliep gerust. In de hand hield
zij een ruiker verdorde viooltjes en drukte
die vast tegen haar nart. Aan het voeten
einde van het bed stond een lade van een
kast open en half eruit hing een verkreu
keld wit kleedje met roze-strikken. Mevrouw
van Ratenow kende dat kleed, zij kende
die viooltjes en zij zag het meisje in haar
verbeelding voor zich, zooals zij het dien
avond gezien had met zulke van geluk
stralende oogen. Roerloos stond zij voor
het bed; het werd haar plotseling zoo
wonderlijk te moede. Kwam het van
den geur der viooltjes en van den nachte
gaal, die daar buiten zoo zong met lang
gerekte, zoete toonen?
Zacht sloop zij naar buiten, de trap af.
In haar eigen kamer gekomen stond zij
langen tijd in het duister, de hand peinzend
tegen het voorhoofd.
de oogen vroegen dan ook met aan
drang om nadere uitleg.
„"Wel", zei hun vader, „de woorden,
die dezen man in zijn leven er zonder
horten en stooten heeft uitgebracht, zijn
misschien te tellen; maar de daden,
waardoor hij de grootheid van zijn
ziel en de degelijkheid van zijn karak
ter heeft laten kijken, zijn ontelbaar.
't Is gebeurd, jongens! dat die man
die vroeger een groote dronkaard was,
maar zich zoo lang beheerst heeft, tot
dat hij naar den borrel niet meer taalde
meer dan een van zijn kameraden ge
dwongen heeft de kroeg uit en hun huis
in te gaan, en dit alleen, omdat hij voor
hen zoo'n diep voorbeeld was.
En dat woord, dat hij ook vanmid
dag heeft uitgeschreeuwd, jadat woord
„Ik kan 't niet zeggen", dat is hem
al een soort van lijfspreuk, een lieve
lings woord geworden. En weetje wel,
hoe en waarom Nu, je moet dan weten
dat het een jaar of wat geleden is, dat
er eens op een groote volksvergadering
gesproken werd over allerlei volkszon
den en dus ook natuurlijk over drank
misbruik.
Daar was iemand opgestaan, die met
allerlei groote woorden in werkelijk
mooie taal had staan te betoogen, dat,
als iemand werkelijk eenmaal door zijn
bloedsmenging of tengevolge van zijn
afstamming uit onzedelijke ouders aan
een of andere slechte hebbelijkheid on
derhevig was, 't voor hem niet moge
lijk zou zijn, aan de macht van dien
hartstocht te ontkomen.
Toen was onze vriend de stotteraar,
die daar ook tegenwoordig was, ineens
opgestaan en met die heftige gebaren,
die hem eigen zijn, had hij zich vlak
voor de vergaderden geplaatst en had
toen met wijd geopenden mond eenige
klanken uitgestooten, maar niets kun
nen uitten. Eindelijk kwam echter het
woord over zijn lippen, weer geen an
der dan: „Tk kan 't niet zeggen", en
heel deftig had hij toen met zijn hoofd
sterk van „neen" geschud.
Een oogenblik werd gelachen, maar
opeens rees in 't midden van de zaal
een forsche man op die met een krach
tige stem uitriep: „'t Is ook niet noo-
dig, ouwe heer, dat je het zegt met
woorden; want je leven en je voorbeeld
hebben zoo duidelijk mogelijk gezegd,
dat de vorige spreker ongelijk heeft".
Nog nooit heb ik in mijn leven zoo'n
donderend applaus gehoord, als op deze
woorden volgde. En nu jongens", zoo
eindigde de vader, laten we allemaal
„Onzin!" mompelde zij eindelijk, terwijl
zij naar het tafeltje ging, waarop de lucifers
stonden. „Onzinherhaalde zij luide, morgen
vroeg zal ik het haar zeggen, maar heel
bedaard.
In den vroegen morgen had het geregend
en de zon was achter dichte wolken ver
borgen, maar door dien regen was alles zoo
groen geworden, o zoo groen!
De meiden in de bijgebouwen waren reeds
aan den arbeid, de knechts voederden het
vee, maar in het kasteel heerschte nog een
doodelijke stilte; een lichte, zwevende tred
kwam de gang langs en ging de trappen
af, door het benedenhuis, de keuken en
de dienstbodenkamer, naar buiten.
Het was zeer koel. Elze van Hegebach
trok de voile voor haar gelaat en ging
over het voorplein, de poort uit.
De huishoudster, die juist naar de melk
kelder wilde gaan keek haar hoofdschud
dend na.
„Ik geloof, dat zij al weer naar het kerk
hof wil," zeide zij tot de keukenmeid.
„Zij had een reistaschje in de hand,"
antwoordde deze.
In de deur van den paardestal stond een
groote, blonde man en keek haar na met
zijn eerlijke, blauwe oogen en zijn ernstig
gelaat. Hij wist wat zij wilde doen en
verzette geen voet om haar na te snellen
en haar van haar voornemen terug te houden.
„Maar waarheen?" vroeg hij halfluid en
bleef haar onbeweeglijk staan nakijken, tot
de slanke gestalte van het meisje aan het
einde der allée verdween. Toen hij een
half uur later langzaam naar huis wandelde
hoorde hij de schelle fluit eener locomotief
aan de andere zijde der stad.
„Vaarwel, Elze, mijn beste meid", zeide
hij zacht. „Of gij wel verstandig gedaan
maar ons best doen, om zoo welspre
kend te worden in ons leven, als die
stotteraar zich al meermalen getoond
heeft.
Buitenland.
candidaten, met name Perez Galdos,
met groote meerderheid gekozen ver
kregen, wat een diepen indruk maakt,
ook omdat nu voor het eerst een so
cialist, de leider Iglesias, in het parle
ment is gekomen.
De directeur-generaal van de Hon-
gaarsche filiaal-afdeeling der Scott's
Emulsion-maatschappij, Tyrnauer, is
sinds eenige dagen spoorloos verdwenen.
Tyrnauer moet het grootste deel VAn
zijn op een millioen kronen geschatte
vermogen verloien hebben met het
baccaratspel, waaraan in eenige clubs
in de Hongaarsche hoofdstad veel wordt
gedaan. Men denkt, dat de vluchteling
ergens in Duitscbland zit. Een gedele
geerde der Londensche centrale afdee-
ling van de betrokken maatschappij is
naar Boedapest gekomen, om orde op
de zaken te stellen.
Het besluit van den hoogen militai
ren raad in Griekenland, om 73 offi
cieren van de lijst te schrappen heeft
groote opschudding gewekt. Er is een
telegram aan den Koninggezonden, om
het besluit niet goed te keuren. Verder
is een telegram aan Theotokia gezon
den, om tegen het plan te protesteeren.
Twaalf betrokken officieren zijn met
geweld binnengedrongen in het bureau
van Zorbas, den minister van oorlog,
en dreigden met wraakneming. Drie
andere officieren hebben zich met een
vertoog gewend tot minister-president
Dragoemis. Laatstgenoemde beloofde de
kwestie in nauwgezette overweging te
nemen.
Men vreest voor verwikkelingen, daar
de vijanden van het vroegere militaire
verbond de beweging steunden om Zor
bas ten val te brengen.
Op de Göta is aan boord van de
vrachtboot Jonas Alstrom de stoom
ketel gesprongen. Van de bemanning
werden er twee gedood en verscheiden
levensgevaarlijk gewond; anderen wor
den er vermist. Volgens ooggetuigen
zijn er mensclien met stukken van de
lading her- en derwaarts geslingerd.
De Madrileensche correspondent van
de Köln. Zeitung zegt van den uitslag
van de verkiezing in Spanje, dat men
aanneemt, dat de regeering wel niet
over een bijzonder groote, maar toch
over een voldoende meerderheid zal
beschikken, mits de verschillende groe
pen, waaruit zij bestaat, bijeen blijven,
wat echter nog niet zeker is.
In Madrid stonden de verbonden
conservatieven en liberalen tegenover
de vereenigde republikeinen en socia
listen. De laatsten hebben hunne zes
hebt? Ik weet het niet maar dat gij
goed handelt, dat weet ik."
Het was ongeveer negen uur, toen me
vrouw Van Ratenow de dienstbode naar
boven zond en freule Van Hegebach ver
zoeken liet, bij haar te komen. Zij had
een slechten nacht doorgebracht; bange
droomen en akelige vermoedens hadden
haar gekweld het noodlottige witte
kleed, de verdorde ruiker en het zonder
ling gedrag van het meisje hadden daarbij
een groote rol gespeeld. De oude dame
was hedenmorgen zeer boos op zichzelve
geworden zij had het meisje gisteravond
moeten wekken om haar ernstig te bestraf
fen. Mocht zij als verloofde aan een ander
denken
En wie was die ander? Een jongmensch
gelijk er bij dozijnen rondloopen, door niets
uitmuntende dan door een weinig muzi
kaal talent. Er moest in alle goedheid maar
ook in allen ernst een eind aan gemaakt
worden.
„De freule is niet op haar kamer",
meldde het meisje.
„Zoek haar dan in den tuin", klonk het
bevel.
Het meisje bleef staan.
„Ik geloof niet de freule daar te zullen
vinden, genadige vrouw. De huishoudster
zegt, dat freule Van Hegebach voor dag
en dauw al naar het kerkhof is gegaan."
De oude dame stond op.
„Hoe Iaat was dat?"
„Ongeveer vier uur van morgen, mevrouw."
„En nu is het al negen! Zoek in den
tuin, op het kerkhof, overal!" Het meisje
ging heen en mevrouw Van Ratenow ging
bedaard weder zitten en keek over het plein
naar buiten. Zij wilde zich niet angstig
maken. Waar Elze ook wezen mocht, zij
zou wel komen.
Te New-York is bericht ontvangen
uit Peking, naar luid waarvan te Lhassa
(Tibet) duizend Chineezen, die tot het
garnizoen behoorden, zouden zijn over
rompeld en over de kling gejaagd.
Er is echter van dit bericht nog geen
bevestiging ontvangen.
De nadere berichten over de aard
beving in midden-Amerika luiden, dat
er in Cartago duizend personen gedood
en duizend gekwetst zijn. De eenige
huizen, die overeind zijn gebleven, zijn
er twee, die van hout zijn gebouwd.
De Frankf. Ztg. meldt, dat de aard
bevingen in Costa Rica aanhouden. De
bevolking verkeert in duizend vreezen.
Behalve Cartago zijn ook Paraisa, Or-
homogo en verscheidene kleine plaat
sen verwoest. Het aantal dooden wordt
in het geheel op 2500 geschat; er zijn
evenvele gekwetsten, van wie er velen
elk uur bezwijken. Ten gevolge van de
groote hitte gaan de lijken snel in ont
binding over. Men is bang voor het
uitbreken van ziekten. Duizenden men-
schen zonder dak boven het hoofd
kampeeren in liet veld. Dr. Bocanetera,
een lid van het Middenamerikaansche
hof van arbitrage, heeft met drie kin
deren San José bereikt. Zijne vrouw
en zijn jongste kind zijn omgekomen.
Koning Eduard van Engeland is
Vrijdagavond 11.45 zeer kalm overleden
De Koningin stond metal haar kinderen,
behalve Koningin Maud van Noorwegen,
aan het sterfbed.
Volgens de Times wilde de koning
Vrijdagochtend niet in bed blijven. Hij
deed met zijn secretaris zelfs zaken af.
Hij was onder zijn ziekte moedig en
vastberaden en praatte als gewoonlijk,
behalve bij hoestbuien en aanvallen van
benauwdheid. In den voormiddag had
hij een krampachtige hoestbui. In den
namiddag herhaalde zich die. In den
avond namen de aanvallen den vorm
aan van gebrek aan adem, en verviel
de Koning in een toestand van sluimering.
Al dien tijd bleef de koning buiten bed.
Volgens de Daily Express was de
ziekte van den Koning een asthmatische
aandoening van het hart. Het eerste
geneeskundige onderzoek scheen op een
complicatie in de keel te duiden en
men vreesde, dat een operatie noodig
zou wezen. Maar prof. Thomson, de
keel-specialist, die er bij werd geroepen,
zei dat een operatie onnoodig was. Twee
flauwten deden Vrijdag, die hem ver-
„Ik kan de freule nergens vinden," be
richtte de dienstbode na een half uur.
„Doortje zegt ook, dat zij een reistaschje
in de hand droeg."
„Het is goedde freule zal wel komen."
De meid ging opnieuw heen en de oude
dame bleef nog een poos stil aan het ven
ster zitten, maar toen Elze maar niet ver
scheen, ging zij eindelijk de trap op naar
's meisjes kamer. Alles was daar precies
als gewoonlijk niets ontbrak er dan de
schrijfmap, het ivoren kruisje boven haar
bed en haar gebedenboek, maar dat be
merkte de oude dame nog niet terstond.
De commode was zorgvuldig gesloten en
toen zij de lade opende, lag het verkreu
kelde witte kleedje er in, netjes opgevouwen.
„Zij komt wel terug maar de hemel
mag weten waar zij hedenmorgen zit."
Nogmaals keek zij de kamer rond, bleef
staan bij het tafeltje onder den boekenhan
ger; daar lag een brief! „Een brief nog
wel verzegeld!"
„Aan mevrouw Van Ratenow," las zij,
na haar bril opgezet te hebben. Langzaam
verbrak zij het zegel, maar zij was doods
bleek geworden.
„Lieve, beste Tante!
Houd mij niet voor een al te groote
ondankbare, omdat ik stil uw huis ver
laat, waarin mij in mijn leven zoo tal-
looze weldaden zijn ten deel gevallen,
maar mij bleef geen andere keuze. Afgemat
en machteloos stond ik alleen tegenover
u allen; wat mij restte, was slechts de
kracht om heen te gaan. Ik kan niet
leven met een leugen in mijn hart. Monde
ling de waarheid zeggen, ging mijn kracht
te boven; ik wilde het doen, toen ik
gisteren met mijnheer van Hegebach bij
papa's graf stond maar ik kon geen
1 pleegden, alles vreezen. 's-Avonds bleek,
dat het voortdurend hoesten en de
moeite met ademhalen het hart hadden
aangedaan. De linker hartkamer werkte
niet meer. Zuurstof gaf geen verlichting.
Volgens bericht, heeft de Koning
Vrijdagavond bijna voortdurend gedom
meld. Tusschen negenen en tienen had
hij een helder oogenblik. Daarna is hij
bewusteloos gebleven.
De troonopvolger, George Frederik
Ernst Albert, is in Juni 1865 geboren.
Hij was niet de oudste zoon. Albert
Victor, de oudste, in 1864 geboren, is
in Januari 1892 overleden. Deze was
toen verloofd met zijn nicht prinses
Marie van Teek. Tot voldoening van
het Engelsche volk nam de tegenwoor
dige prins van Wales in Juli 1893 de
zelfde tot zijn vrouw. De nieuwe ko
ningin wordt den 26en dezer 43 jaar.
Zaterdagmiddag hield de Geheime
Raad eene vergadering tot opstelling
van eene proclamatie, waarin de uit
roeping van den nieuwen koning, als
George V, aan het volk werd bekend
gemaakt.
Na de gebruikelijke ceremoniën tee-
kende Z. M. de proclamatie en hield
daarna de volgende toespraak.
Mijne lords en heerenMijn hart is
te vol dan dat ik heden u kan toespre
ken met meer dan enkele woorden. Het
is mijn smartelijke plicht, u kennis te
geven van den dood van den koning,
mijn dier beminden vader. In dit on
herstelbare verlies, dat zoo plotseling
mij en het heele rijk heeft getroffen,
word ik getroost door het gevoel, dat
ik de deelneming heb van mijn toe
komstige onderdanen, die met mij zul
len treuren over den geliefden vorst,
wiens eigen geluk gegrond was op deel
neming in en bevordering van het
hunne.
Ik heb niet alleen de liefde van een
vader verloren, maar den hartelijkeu
en innigen omgang van een dierbaren
vriend en raadsman.
Niet minder vertrouwen heb ik in de
algemeene liefderijke deelneming die
mijn liefste moeder verzekerd is in haar
overstelpende smart.
Hier iets meer dan negen jaar geleden
staande verklaarde onze beminde koning
dat hij, zoolang er adem in zijn lichaam
was, werken zou voor het welzijn en
den vooruitgang van zijn volk. Ik weet
zeker, dat het het oordeel van de ge-
heele natie is, dat die verklaring ten
volle is bewaarheid.
Te trachten zijn voetstappen te vol
gen en tegelijkertijd de grondwettelijke
regeering van dit rijk te handhaven,
zal het ernstigste doel van mijn leven
wezen.
Ik ben mij diep bewust van de zeer
zware verantwoordelijkheid, die op mij
woord over mijn lippen brengen. Ik weet
niet tante, of «ij mij begrijpt. Ik smeek
er den goeden God om en in dit geval
zult gij mij zachter beoordeelen! Van S.
waarheen ik mij begeef zal ik aan den
heer van Hegebach schrijven. Ik weet, dat
hij te edel denkt, om mij niet gaarne
van een belofte te onslaan, die mij in
een oogenblik van willoosheid bij het sterf
bed van mijn vader werd afgedwongen.
Vaarwel, lieve tante, ik ben en blijf
met altijddurende toegenegendheid,
Uwe u toegenegen nicht
ELISABETH VAN HEGEBACH.
P. S. Ik kan te D. ten allen tijd een
betrekking als onderwijzeres aanvaarden
maak u dus over mijn toekomst niet
bezorgd."
Het papier ontglipte hare sidderende
handen.
„Hoe was het mogelijk!"
Nogmaals nam zij het schrijven op en
herlas het, als had zij de eerste maal niet
goed gelezentoen keek zij op haar horloge
en ging als onder een zware last gebukt
naar hare kamer.
Zij schelde en beval het meisje haar zoon
te roepen.
„Mijnheer de baron is uitgereden," luidde
het antwoord.
Zij ging naar hare slaapkamer en zocht
daar de benoodigdheden voor een reis bijeen,
en greep telkens het verkeerde. Haar hoofd
liep om. Om elf uur ging de trein naar
Halle. Zij schelde nogmaals, bestelde het
rijtuig, en beval dat Johan terstond een
boodschap naar Bennewitz moest brengen.
Naar het Duitsch
VAlf
(Wordt vervolgd.)