liet Land van ileosden en Altena, de Langstraat en de tioimneierivaard, Een ernstige levensles. Een arm Meisje, Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2946. Zaterdag 21 Hei. FEUILLETON. 191Q. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7Vi ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Wees ten alle tijd bereid, gereed om uw taak te vervullen! Als het er op aankomt te toonen, wie gij zijt, laat dan in u zooveel geestkracht zijn, dat gij waardig uwen plicht vervult. Gewoonlijk leven wij zoo kalm en rustig daarheen. Het werk, dat wij te doen hebben, ons deel aan 's levens lasten en lusten, 't is alles vrij wel afgepast. Men rekent er vaak op, dat het alzoo wel altijd blijven zal, zonder geweldige schokken en beroeringen het leven lijkt zoo'n kalm vlietend beekje, zonder een rimpeling. Aan onze lichaams- en geesteskracht worden niet al te hooge eischen gesteld. Dan komt een mensch er allicht toe om in te dutten, slechts zooveel geestelijk kapi taal te behouden als men voor de ge wone dageljjk8che uitgaven noodig heeft. Maar het kan gebeuren, dat, geheel zonder voorafgaande waarschuwing, door de omstandigheden, door de raenschen een wissel op ons wordt getrokken, op onze geestelijke kracht: wee ons, in dien wij dien niet betalen kunnen Dan heeft men recht met minachting op ons neer te zien. Die gebeurtenissen komen soms heel onverwacht, kondigen zich te voren niet aan en „wij hadden er niet op gerekend" is dan de treurige uitdruk king, die eigenlijk het bewijs geeft van onze armoede aan geestkracht, van het onwaardig dragen van eengrooten naam. Dat is velen overkomen en het vormde altijd de droefste bladzijde in eens menschen leven, want schande kwam over hem en die is zwaar te dragen. Er is geen grooter schande dan dat men niet kan volbrengen het werk, waartoe men krachtens zijn naam, zijn aanleg geroepen is. De menschen zullen dan recht hebben, ons den rug toe te keeren of, indien zij dat niet doen, met een medelijdend lachje ons aan te staren. Waartoe een mensch geroepen is? Ieder mensch? Waartoe meer dan dat hij groot zij van karakter, rijk in liefde, rein van handel en wandel, omdat hij den naam „mensch" op zoo hoogen prijs stelt? In het gewoon gareel van het dage- lijksch leven wordt die roeping zoo zel den op zware proef gesteld. WILHELMINA HEIMBURG. 35) Elze, wees niet boos op mij," fluisterde Lili eensklaps op vlijenden toon, terwijl zij Elze omhelsde. „Ik ben niet zoo slecht als ik schijn, en als gij mij belooft niet meer te zul len schreien, dan zal ik u iets vertellen, dat u zeer verheugen zal. „Mij verheugt niets meer, Lili," was het droevige antwoord, terwijl het meisje haar voorhoofd tegen de vensterruiten drukte. „Ik heb hem gezien, Elze," fluisterde zij nog zachter, „in levenden lijve!" „Wie mijn oom?" kreunde het beang ste meisje. Zij vond het vreeselijk, nu te moeten vernemen, hoe hij den slag in het aangezicht had opgenomen, dien zij hem toegebracht heeft. Zij zag hem duidelijk voor zich zooals hij stond aan haar vaders graf, toen hij haar zoo vriendelijk en vol mededoogen had beschouwd. Toen reeds had zij de hand opgeheven tot dien slag, maar ook weder laten zinken. „Den Bennewitzer? Dien armen afgedank- ten ridder Neen, dien meen ik niet", ver volgde de kleine en vlijde zich nog inniger tegen de sidderende meisjesgestalte aan. „Wij meisjes noemen hem alleen den eenen, den eenigenKom, Elze, stel u nu niet zoo kinderachtig aan, gij zijt immers negentien jaar en waart op de kostschool. Ja, 't is waar, lachte zij, aat vergeet ik altijd; hier op deze vrome kostschool leert men ons zoo iets niet, daar zijn meisjes tot hun achttien de jaar allen kleine, schoongewasschen, on- Toch, er kan plotseling een beroep op onze geestkracht worden gedaan en dan moet getoond worden, dat wij sterk zijn. De verleiding tot het kwaad komt soms zoo plotseling ods overvallen. Gij zijt opgevoed in een degelijk huisgezin, waar goede orde heerschte en het voorbeeld der ouders de kinde ren leidde. Lectuur, gelijk er in de wereld zooveel te koop is, die doet kennis maken met het booze, kwam niet over den drempeledele gedachten slechts werden ons toegevoerd, reine stemmingen ons ingeweven, zoodat wij van nature het booze begonnen te haten. Daar komt plotseling een jonge man of vrouw aan onze zijde, die met gloed van woorden ons schildert het genot, dat te verkrijgen is, wanneer wij ons stellen onder der zinnen macht, indien wi) aanvatten den beker van den lust, indien wij grijpen naar het goud, dat ginds ligt opgestapeld. Een koorts van begeeren komt over ons en, zonder diep nadenken, wordt de hand uitgestoken naar het zoo be koorlijke, de voet gezet op den schijn baar schoonen weg. Wij raken in den dut; goede, vrien delijke gedachten, reine voornemens worden niet meer gekoesterdwe leven als in een droom. Wij werden overvallen, plotseling, ongedacht; uit een of anderen schuil hoek kwam een gedaante, die ons vol komen hypnotiseerde. Dit hadden we van onszelven nooit kunnen denken De kracht van „Neen" te zeggen, scheen ons te hebben begeven; de ge- heele opvoeding scheen hare kracht te hebben verloren we hadden op zooiets, zoo plotseling ons overvallende, niet gerekend. Als „fatsoenlijke" menschen gaan wij onzen weg. Geregeld aan den arbeid, winnen we het brood, het is zoo kalm en rustig om ons heen. Ja, we hooren wel, dat er nooden zijn van allerlei aard, waardoor vele menschen gedrukt worden, waaronder zij gebogen gaan, nooden van stoffelijken en geestelij ken aard, die het leven van duizenden zoo moeilijk en akelig maken, maar het is alles zoo ver van ons en bovendien, waar in onze naaste omgeving er zoo weinig van te zien is, doen wij de vraag, of het wel zoo erg is als men het in woord en geschrift dikwerf voorstelt. Zoo droomen wij voort in de zoete schuldige engelen 1 Ik was te G. op kost school en uit een paar venstertjes konden wij juist op de binnenplaats van de kazerne zien en ieder van ons noemde een van die daar beneden „hem". Nu dan, hem heb ik gezien te Halle. Elze, begrijpt ge mij? Hij droeg zijn vioolkist in de handenwas in politiek nu Elze, wat zegt gij er van Elze bewoog zich niet. „En ik heb hem gesproken kijk nu Diet zoo verschrikt rond, Elze, tante heeft het niet gezien, zij was met den koet sier in onderhandeling aan de andere zijde van het perron. Ik zag hem onder de me nigtewat is hij knap, Elze, werkelijk. Ik kende hem te weinig om hem te durven aanspreken, ik had slechts eens met hem gedanst, maar ik wist er toch wel wat op te vinden. Poef! daar lag mijn parapluie in het voorbijgaan voor zijn voetennatuur lijk raapte hij haar op. O, ik dank u vrien delijk luitenant BernardiHij keek hoogst verbaasd op. „Ik heb groote haast" zeide ik en noemde mijn naam „Lili Tees- velde, ik ben op reis met tante Ratenow naar D. om Elze Hegebach weer op te van gen, zij wil volstrekt in een klooster gaan Gij had zijn gezicht eens moeten zien „Ja, ja, in het klooster" knikte ik. „Omdat zij niet met haar oom wilde trouwen! Vaar wel luitenant Bernardi!" Ik liet hem staan en drong met ware doodsverachting door het vreeselijk gedrang voor het plaatsbureau, maar juist toen ik in een damescoupé wilde stappen, zag ik hem in een coupé naast de onze stappen. Hoe gelukkig dat tante Ratenow aan het raampje juist aan den anderen kant zat. Aan de stations moe3t ik telkens even een luchtje scheppen en heel toevallig, hij tel kens ook. Nu, om kort te zijn, hij weet alles, alles, en „ik moest toch recht lief, hartelijk en goed voor u zijn!" dat zeide sluimering van onbewuste zelfzucht, zoo nu en dan ons zeiven in den droom ons wijs makende, dat wij o, zoo goede menschen zijn. Tot een gift voor deze of die vereeniging zijn wij nog wel te vindenwe willen ook iets doen om het duistere in de maatschappij te verdrijven. Maar overigens, het ligt ver buiten onze sfeer. Plotseling wordt het binnen onze sfeer gebracht, ligt het vlak voor onze voeten. Een onzer vrienden, met wie we ge zellige uren doorbrachten, ligt daar, uitziende naar hulp. Hoe nu? Zijn wij tot hulpbrengen bereid en gereed, wij, die in het bevallig tuintje, dat onze zelfzucht had aangelegd, ons koesteren in den zonneschijn en onder die koestering zoo wat in slaap zijn geraakt, althans onze rust zeer beminnen Plotseling komt tot ons de roepstem van offervaardigheid, zelfverloochening, toewijding aan anderen waarbij wij geheel onszelven moeten vergeten. Zijn we gereed? Hoe menigeen, die dan het bewijs gaf, dat de slaap der zelfzucht zeer vast was, dat dientengevolge de hand niet bereid was, de aangewezen taak te vervullen. De liefde, waarover zooveel werd gepraat, kon den haar aangewezen arbeid niet volbrengen. Zoo worden wij overvallen door aller lei dingen. Dan komen de zorgen, waarop niet was gerekend, die wij niet hadden zien aankomen. Ja, indien wij de komst er van zeker hadden geweten, dan hadden wij ons bereid, maar het naderde zoo snel en onverwacht. We zijn niet berekend voor den nieuwen last, ons opgelegd. Vandaar dat zoo menigeen niet slechts onder zijne zorgen gebogen gaat, maar er door gebroken wordt. Komt zoo ook de smart, de rouw niet vaak over ons als een dief in den nacht Zij slaat ons met felle slagen ons, die uit het zonnig huisje zoo alle smart meenden te hebben gebannen, althans niet dachten, dat deze over onze woning komen zou. Indien wij dan geen geestkracht bezit ten, gevoed door kennis van wat er omgaat in de meuschenwereld, indien wij dan niet engelen van geloof en hoop om ons hebben, die de ziel bewaren voor troosteloosheid, hoe droef zit menig een dan bij de somberheid, die de smart over hem bracht Bereidt u voor op het geval. Laat, te midden van het leven zonder wolken, zonder gevaar, het oog zich ook richten op hetgeen komen kan, het hart warm blijven om liefde te openbaren, opdat de moeilijke, ernstige dag u niet vinde ongeoefend, onbekwaam tot het dragen van het kruis. Het leven vraagt zooveel, het stelt zulke hooge eischen, soms, als wij die het minst verwachten. Als de kracht onzer ziel niet voort durend hoog blijft, zullen wij die niet kunnen volbrengen. Als er gehandeld, gestreden, op groot- sche wijze gedragen moet wordeD, zorgt dan, dat uw hand vaardig, uw hoofd helder, uw schouder sterk zij. Niemand meene, dat het van hem niet plotseling zal worden gevraagd, het hem niet plotseling zal worden opgelegd. Voor ieder is het leven vol verrassing Wel hem, die waakzaam, strijdvaardig ten allen tijde, zijn pad betreedt, dank baar genietende van den hem toege voerden zegen, maar ook bereid om des levens hooge eischen waardig te vervullen. ISultlecJaiMl. Nu weer wordt verzekerd dat eerst daags tusschen Rusland en Japan een overeenkomst zal worden geteekend, waarbij Rusland goedkeurt dat in het vervolg in de Japansche handelsverdra gen Korea eene Japansche provincie wordt genoemd. Daarmee zou het de in lijving dus erkennen. In de strafkolonie te Centerville, in Alabama, is brand uitgebroken, waar hij 35 veroordeelde negers in de vlam men zijn omgekomen, onder wie ook de persoon die den brand heeft gesticht om de anderen in de gelegenheid te stellen om te vluchten. Een gevangene, die trachtte te ontsnappen, werd door de schildwachten doodgeschoten. hij nog toen ik den trein verliet; hij ging verder. En wanneer ik u nog zeg, dat hij een prachtigen krans gezonden heeft voor het graf van uw papa en dat hij met verlof naar huis gaat, dan heb ik u zoowat alles verteld." Elze schreide niet meer. Het scheen alsof een groote rust op haar was neergedaald; zij rukte het venster open, boog zich naar buiten en daar de maan juist doorbrak door de zwarte wolken, geleek de bloeiende tuin als met zilver overgoten; een nachtegaal zong zijn smeltend lied in den lindeboom en haar hart klopte alsof het zou barsten. Hij dacht aan haar! Hij had over haar gesproken op den ongelukkigsten dag van haar leven. O, welk een groot, schier te groot geluk! Toen deinsde ze plotseling achteruit en trok kletterend het venster dicht; losbar stend in snikken sloeg zij de handen voor het gelaat. Wat hielp dat alles haar? Zij was immers toch maar een arm meisje. De kleine zuster Beate zat tegenover de groote, statige barones Van Ratenow in de eenvoudig gemeubileerde ontvangkamer van het klooster. Beider gelaat gloeidezij konden het met elkander maar niet eens worden. Mevrouw Van Ratenow had ge meend, in de kleine zuster een goede bond genoot te zullen vinden, en stiet nu zooal niet op tegenstand, dan toch op een macht, die vast besloten scheen, volkomen neutraal te willen blijven, en die, hoewel zij veel, wat de oude dame onverbloemd als haar meening te kennen gaf, voor waar erkende, toch zeer ten gunste van Elze pleitte. Het scheen mevrouw Van Ratenow toe, alsof zij Moritz Elze's partij hoorde opnemen, alleen op wat zachter toon. „Schei nu maar uit, beste zuster, wij worden het toch niet eens," zeide mevrouw Volgens een bericht uit Peking aan de „New-York Herald" hebben de con suls te Nanking aan de gezanten te Peking geseind dat er in het gebied der Yangtoe-Kiang een vijandige be- weging tegen de vreemdelingen en het keizerlijk huis heerscht, van denzelfden aard als die in 1900 aanleiding gaf tot het Boxersoproer. De Times publiceert een telegram uit Buenos Aires, verzonden via Mon tevideo, omdat de autoriteiten te Buenos Aires geen nieuws doorlaten. In de Ar- gcntijnsche hoofdstad wordt de staat Van Ratenow eindelijk wrevelig, „dat zie ik wel. Van uw standpunt gezien moogt gij misschien gelijk hebben, maar in den grond der zaak zijt ge onbevoegd tot oor- deelen over mijn toestand en dien van het kind. Gij draait hier eenvoudig ten allen tijde rondom uwe kleine belangen^ wij leven in de groote wereld en die eischt hare rechten en plichten, ook van Elze." „Maar ten koste van den vrede uwer ziel, die toch van grooter belang is dan alle wereldwijsheid," was het antwoord. Mevrouw Van Ratenow stond op. „Ik verlang nu naar bed," zeide zij, „en ik hoop dat gij tenminste u zult onthouden van mij tegen te werkenElze moet morgen mede naar huis, zij moet." „Waarlijk, mevrouw de barones, ik zal de beslissing geheel aan het meisje over laten." „Ik ben overtuigd, dat ik die stijfkop wel buigen zal," voegde de oude dame er nog aan toe. „Maar zeg mij eens, zuster Beate, hebt gij hier ook dokter en apotheker in de buurt?" „ZekerGevoelt gij u misschien niet wel, mevrouw?" Och, het zal wel weer overgaan; ik vraag het alleen uit voorzorg, maar nu en dan krijg ik een aanval van jicht, die mij elke beweging bezwaarlijk maakt en in de coupé tochtte het vreeselijk. Enfin, wij zullen het beste maar hopen." „Maar daa zal ik dadelijk een weinig zalf „Toch niet, zuster, alleen in geval van nood. Elze wil ik niet meer zien, ik heb vandaag al meer dan genoeg ontroering ondervonden. Zeg haar dat zij morgen vroeg op mijn kamer komt de andere kleine is zeker nog bij haar? Nu, goeden nacht, zuster." Zij trok zich in haar slaapkamer terug, van beleg met kracht gehandhaafd en de pers staat onder censuur. Zaterdag morgen werd een betooging gehouden door studenten, die het optreden der regeering goedkeuren. In den loop van den avond deden honderden een aan val op het gebouw van het anarchis tische blad La Protesta. Het gebouw werd door de betoogers in brand ge stoken. Ook de bureau's van het blad Vanguardia werden vernield. Zondag werden de betoogingen voort gezet; en bjj die gelegenheid werden twee studenten doodgeschoten en schade toegebracht aan de woningen van par ticulieren. Dezer dagen is er in Loughmoe in het Iersche graafschap Tipperay een zeldzame begrafenis gehouden. Meer dan tienduizend menschen en vijftig geestelijken namen er aan deel, 600 Iersche wagentjes reden er in mee en twintig muziekkorpsen lieten er zich bij hooren. In gewijde aarde begraven werd het stoffelijk overschot van Wil liam en Daniel McCormack, die den 11 en Mei 1858 wegens moord werden opgehangen, maar sedert onschuldig waren gebleken. De moord werd gepleegd op Ellis, een rentmeester die zich gehaat had gemaakt door de onbarmhartigheid, waarmede hij de menschen van hof en haard liet zetten. Den 22en October 1857 werd hij op den weg doodgescho ten. De McCormacks werden er om te rechtgesteld, maar later bekende een zekere Michael Gleeson, een der uit gezette pachters, dat hij het had ge daan. Een zoon van dezen nam nu aan de begrafenis deel. De rechter, die de onachuldigen had gevonnist, heeft zich opgehangen. Woensdagmiddag om vier uur is er te Barcelona met een geweldigen knal een dynamietbom ontplofd, die op de Paseo de Gracia onder een steenen bank was neergelegd, 's Avonds zou het plein ter viering van het Meifeest verlicht worden en dus een groote menigte trekken. Om vier uur waren er echter zeer weinig menschen, zoodat er niemand gekwetst is. In Frankrijk dreigt er aan de Staats- spoor een strijd te ontstaan om dezelfde reden als een paar jaren geleden in Engeland bijna tot een groote staking had geleid. Een afvaardiging uit het nationale vakverbond vervoegde zich bij den onderdirecteur om over een loonkwestie te spreken. Deze weigerde echter hen te ontvangen. Hij wilde wel woordvoerders van het personeel te woord staan, maar had met de af vaardiging van het vakverbond als en zuster Beate hoorde haar daar binnen kreunen, alsof zij ergens pijn gevoelde. Zij schudde het hoofd en ging een deur verder. Freule Lili had plaats genomen aan het tafeltje tusschen de beide vensters en ge bruikte met jeugdigen eetlust een boterham. Elze zat er met roodbekreten oogen bij. Lili's bekoorlijk figuurtje sprong vlug op toen zuster Beate binnentrad en het meisje maakte een beweging voor de eenvoudige, ernstige vrouw, alsof zij voor een regeerende vorstin stond. „Ik kom de dames goeden nacht zeggen," zeide zuster Beate. „Morgen vroeg wenscht uw tante met u te spreken, Elisabeth; zij hoopt, dat gij met haar naar huis terug keert. Laat ik u nogmaals op het hart drukken, uw besluit toch rijpelijk te over wegen. Goeden nacht, lieve kinderen, de Heere behoede u!" Lili keek haar verbaasd na, toen wendde zij zich tot Elze, die nog bedrukter zag dan te voren. Lili nam weer plaats en at vergenoegd verder en wel met zooveel smaak, dat Elze een glimlach niet onderdrukken kon. „Gij zijt onverbeterlijk, Lili," zeide zij. „O, Goddank," riep het meisje. „Gij kunt nog lachenAch Elze, Elze," en zij knielde voor haar neder, „gij zijt allen zulke vrome lieden, en gij hebt niet eens een weinig blijmoedig vertrouwen op God! En toch weet ik, dat alles zich nog ten goede zal keeren, dat weet ik zeker." „Ja!" „Waardoor dan?" „Dat kan ik niet zoo beslist zeggen; het zit in de lucht; de vogels zingen het en het lispelt uit het ruischen van de beekjes. Kom, arm hart, vergeet uw leed, het moet, 'alles kan nog verkeerenl" •^T lANB VAN ALTEN* Naar het Duitsch vaïï „Weet gij dat?" (Wordl vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1